VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT DAMRUBRIEK. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 29 Augustus 1925. No. 7698. PANTOMIME tf De Held van „De Houten Brug 0 0^. m 9 m m m Wk m. •3 Wk Si m mm m 41 fj wk. 46 v m WW WW/ m m m m 9 Sm m TM 0 9 Wm 9 m m m HOLLAND HELPT! Het ergste leed is nu geleden In het geteisterde Borculo, Daar krijgt de flinke burgemeester Van ons een nieuwe stad cadeau, Ons Holland gaat weer prachtig helpen En al die stakkers krijgen moed, Al zijn we koude noorderlingen, We loopen warm en helpen goed. We liepen huiv'rend door d'ellende, We wezen het elkander aan: ,.Hier is dat kindje toen gestorven, „Daar heeft de oude kerk gestaan 1" En als we de verhalen hoorden Van hen, die 't hadden meegemaakt, Be angst nog in hun droeve oogen, Dan werd in 't hart iets teers geraakt It O. al die kaal gereten daken, Die open kamers naakt en bloot, Die dofheid in de eerste dagen, Toen alles sprak van leed en dood, Dat is om nimmer te vergeten, Dat maakt je diep ontroerd en stil, Wat is het heerlijk dan te weten, Dat iedereen iets geven will Houd dus maar moed berooide stakkers, De opbouw zingt een krachtig lied, De beste architecten komen, Want Nederland vergeet je nietl We willen jullie lasten dragen En je weer blij gelukkig zien, We voeren je naar beter dagen Ein naar een nieuw geluk misschien! Klein Holland met je groote daden Je bindt ons allen nauw te saam, Zoo krijg jé door de wijde wereld Een groote, mooie liefdenaaml We willen jou dan innig danken Voor heel je sterke broedergeest, Voor alles wat je voor die stakkers In hun ellende bent geweest! Augustus 1925. Alle rechten voorbehouden! KROES. Door E. P. BELL. (Nadruk verboden.) Slot.' Toen ze de lamp omlaag gedraaid had, ging Juf frouw Byers de kamer door naar de open deux-, ze ging naar huiten en stond bloothoofds en zonder iets omgeslagen te hebben in de lieflijke koelte van den zomernacht. Boven op den kleinen heuvel, vlak bij KINDEREN MAKEN GELUKKIG. Maar toen kwam het weer, telkens weer, en was hei niet meer zoo onzeker. Ze dacht aan illuminatie. Waren daar arbeiders, die met lantaarns werkten? De donkere vorm van den molen werd verlicht door heldere strooken. Aan den anderen kant van het wa ter scheen recht in Jennie's oógen een reeks vlam men. Door de ramen was duidelijk het ruwe ge timmerte waar te nemen Het gesprankel van het water van den waterval, dat opspatte en zich ver spreidde, leek wel een gewaad van juweelen. Twee verschillende geluiden nu dat van het vallende water, en dat van een nieuwe geweldige kracht, die zich baan brak als een opkomenden storm. z Wild, verbijsterd staarde Juffrouw Byers in het roodl Alles had een spookachtigen en schitterenden aan blik. Boomen, heuvelen, water, zelfs de lucht was roadl Een oogenblik was het op die eenzame heuveltop doodstil. Toen, een onderdrukten snik, een hartverscheu- renden schreeuw, en aan den voet van den dikken beuk lag een bewegingslooze gestalte. Dick Byers had het geweldige vuur van „No. 6" gevoed, smeet de dikke stalen deur dicht, en stond in -het midden van den oven. de schop in de hand. alleen de brandende brug poaar rechts érvan het nog brandende geraamte van den mofen en groote zwart gebrande grasvlakten, ervoor uitgestrekt. Van stoppen wa9 bij deze vaart geen sprake meer. Ze werden ais door helsche machten het vuur inge dreven. „Spring er af", sohreeuwde de machinist. Wat hij zag kwam den jongen man als een betoo- vering voor, waaruit hij zich niet kon losmaken. Spring", herhaalde de schorre angststem van den machinist, Geen spier bewoc^ hij. De oudere man keek naar zijn kameraad, verbaasd ®n medelijdend. „Dick, spring je er niet af?" Geen woord, geen beweging De machinist sprong naar voren, greep den stoker bij zijn schouders, en probeerde hem van zijn plaats te trekken. De lange groote gestalte stond onbe weeglijk. Dick" de stem van den machinist sidderde van geweldigen angst "wij hebben alles gedaan wat menschen mogelijk is, Spring!" Wellicht sprak tot den jongen man een stem uit een zeker moment, van het verleden. Wellicht wer den in dit noodlotzware oogenblik zijnverstand zijn wil vastgehouden door een onbewuste herinne ring aan den ramp-nacht bij den Pijnboombocht, <oen een andere man van de Houten Brug niet had Verzoeke alle9 betreffende deze rubriek te zenden aan C. AAI ELS Wz., WINKEL. PROBLEEM No. L Auteur K. Warmerdam, Heemstede. ZWART. 6 tl 11 16 21 Hl iH 26 m 31 36 m ww j§ ii WIT. Stand Zwart, 13 schijven, op: 1 4 tot 8 10 12 14 19 23 24 27. Stand iWt, 14 schijven, op: 15 16 17 21 28 32 33 34 38 39 40 42 45 48. Wit 28—22, Zwart 27 18, Wit 32—28, Zwart 23 43, Wit 16—11, Zwart 7: 17, Wit 42-37, Zwart 12: 21, Wit 37-32, Zwart 27 29, Wit 34 3, Zwart 43 34, Wit 40 9, Zwart 4 10, Zwart 15 4 Eindstand gewonnen. PARTIJSTAND No. 2, ZWART. stond een heele dikke beuk. De vrouw ging er on- der staan, liet gras, waaiop ze stond, was droog en j Omdat de nacht-express door een goederentrein peweton vvat het beteekent zijn posi te verlaten. Door hard De bladei'en van de dikke beuk en van alle opgehouden was, vloog deze nu met een dolle vaart raam recht vóór hem, zag hij alleen de vlammen op zijn maximum snelheid. de ijjnen. Hij week niet af van de richting die zijn Ren gloed, een gesis, een gehijg. „No. 6" schoot pUcht hem gebood te gaan omdat plichtsbesef en door de tunnels -heen en door zwarte ravijnen als een veptrouwen, diep vastgeklonken in zijn karakter, de verschietende ster. uitingen waren van een vast geloof, van de princi- .Dick", schreeuwde plotseling de machinist, ter- pes der eeuwigheid in de gebeurtenissen en bedrei- wijl hij over de baan staarde „Zie je daar geen gjngen van het'aardsch "bestaan, vreemd licht, daarginds boven de boomen uit, voor-^spring". bij de kromming?" -[Jet. was de laatste, wanhopige roep. Terwijl Dick een oogenblik zoekend keek, draaide Ren voorbijvliegende schaduw en hij was weg. Dick zich om, gooide de schop van zich af en sprong Toen en toen eerst bewoog Dick Byers zich. Met boven op de hoog opgeladen kolen in den -kolenwa- een diepen schok realiseerde -hij zich dat hij alleen gen. Boven het dak van de locomotief uit, de handen was dat alles van hem1 afhing. Het verantwoor- boven zijn oogen, terwijl hij stevig stond in den hui- delijkheidsgevoel maakte hem duizelig. De gedachte lenden wind, die 'over de locomotief heen streek. 8an die lange rij wagens, vol met menschelijk leven „Ik ben een boon als ik weet wat dat is", zei hij, was a]9 een verpletterend gewicht Een seconde lang terwijl hij weer omlaag sprong naast de machine. greep hij zijn hoofd wanhopend vast tusschen zijn „Het ziet er uit als de lichten boven een stad", handen. Toen schoot hij uit als een bezetene, als een meende de machinist. die spoken afwendt. Die poging scheon hem opnieuw „Ja; maar dat kan niet. We zijn de Houten Brug kracht te geven. Zijn oogen verloren hun pijnlijke nog niet gepasseerd." uitdrukking werden- groot-open door het vaste Een minuut later reed de No. 6 den bocht door en doel dat hij nu zag. De vuurpoel ontgaan konden had het lange rechte eind naar de rivier voor zich. 2ij niet meer; en 'doorgaan was de eenige, minima- Op hetzelfde oogenblik, met een soort zenuwschok, ie kans op redding. Eten electrische vonk werkte vielen de handen van den machinist zwaar op de haast niet vlugger dan Dick Byers toen hij het ge- hefboomen. De locomotief donderde vooruit. De trein voel van zwakte en wanhoop verloren had. Eén scheen zijn vaart te verdubbelen. Oorverdoovend sprongen hij was aan het andere eind van de cabine spektakel rees op uit de krakende wielen en de pn had de hefboomen van den machinist te pakken, knarsende koppelingen. Stangen en paneelen kraak- De luc-htremmen werden losgemaakt, de stoomklep ten of ze uit elkander vlogen. De kolen vloog ach- wijd open gezet en met een geweldig gedonder schoot ter uit den kolenwagen als een moorddadige fusllla- de „No. 6" in den vurigen muil, die de Houten Brug de. Het stof, dat van alle kanten opgezweept werd, nu geworden was. drong door tot in de cabine De lucht werd zoo dik j De kans van den dobbelaar. dik van stof van de kolen en stof van de aarde j Voor Dick Byers was dit niet zoo; in hem; was een dat de twee mannen er ter nauwernood doorheen gehoorzaamheid, die eerst dan een nederlaag kon konden zien en als rampspoedige reizigers met pijn- aannemen als alles gedaan was om! die te voorko- lijke oogeri als dooT een sneeuwstorm in de bergen men. voor zich uit staarden. Opgezweepte angstgeluiden Hij zat vast op zijn bankje, oogen en lippen met drongen tot hun door. Was het een aardbeving, een krachtige uitdrukking, de handen op de hefboomen; tornado? moedig wachtte hij op den afloop. Vlammen sloegen Bliksemsnel ontdekten zij, wat ze nog nimmer voortegon de ruiten voor hom en op zij. Het lokkende mogelijk gehouden zouden hebben, dat de Houten \uur krulde zich in de cabine, schroeide zijn wenk- molen keek en naar het spattende water van den Brug van begin tot eind één laaiende vlammenmas. brauwen en zijn haar, zijn handen en zijn gezicht, waterval, werd haar aandacht getrokken door een sa was. i deed zijn buis gloeien Alles scheen te duizelen en grappig flikkerend lichtje. E'erst zag ze het telkens j Dick Byers sprong naar het raampje. te zwaaien. verdwijnen; ze dacht dat het een vuurvlieg was.Toen hij zoover hij kon eruit leunde, zag hij niet De spanning, die hij voelde, was toen hij het ge- hoomen in den omtrek waren bruin en omgekruld door de zon. Beneden haar lag de rivier, die hij den molen dieper en breeder werd en die de majestueuze sterrenhemel weerspiegelde. Als een groote schaduw lag daarover,, somber, duister en romantisch de Hou ten Brug uitgestrekt, een stevig en schilderachtig overblijfsel van vóór het stalen tijdperk. Aan de an dere zijde ervan stond vaag en groot de grijze mo len; het geweldige waterrad was in rust, de waterval ruischte sonore muziek in de stilte van den wijden zomernacht. Onzegbaar lieflijk was dit alles voor Jennie Byers. Het gras, de bladeren, de rimpeltjes en sterrelichten in de rivier, -het melodieuze gemurmel van den wa terval. De gelukkigste jaren van haar even kwamen haar voor den geest.. Hier had ze een moedig man liefgehad. Hier had ze den kunstenaar in haar jon gen ontdekt. Weer zag zij haar wakkeren jongen naast zich zitten, die de lucht en het water gade sloeg, het vliegen van de vogels en haar telkens op merkzaam maakte op schoonheid, die zij tevoren nooit ontdekt -had. Wat een vreemde, wilde Jongen was hij toch! Als hij vermoeid was van kijken en praten kon hij in het bosch vliegen en voorthollen als een ver-> schrikte ree. en tenslotte weer te voorschijn komen, warm en lachend, met gebroken takken in zijn han den en groote krabben over zijn gezicht. Dan gooide hij zijn kleêren uit en dook in het diepe water Haar hart klopte dan in haar keel, maar later verander, de haar angst in verrukking als de jongen dreef of zwom, op zijn rug of op zijn huik, zich omdraaide, dook of sprong en zij zijn vlugheid en kracht bewon derde. Plotseling werd Juffrouw Byers uit haar droomen opgeschrikt door de gedachte dat het al lang over tle^ nen moest zijn. Wat was er met Dick's trein gebeurd? „Niets", zei ze tot zichzelf. Hij is wel eens eerder laat geweest," Terwijl ze rustig naar de vage omtrekken van den m ®r •y if ut -h m §n w 11 tm HP WIT. Sta.nd Zwart, 14 schijven, op: 1 3 5 6 7 10 12 13 15 tot 19 23. Stand Wit, 15 schijven, op: 25 tot 28 32 33 35 37 38 39 42 43 46 48 49. Wh 25—20, Zwart 1524, Wit 35-30, Zwart 24 35, Wit 33—29, Zwart 2334, Wit 39 30, Zwart 3524, Wit 27-22. Zwart 18 r 27. Wit 32 21, Zwart 16 27, Wit 28—23, Zwart 19 28, Wit 37-32, Zwart 28 37, Wit 42 2, Een schitterende slagzet. Door 2429, 1217 en 6 17 te spelen behoudt Zwart echter nog een heele goede remise kans. knetter van al dat brandende hout om zich heen hoorde, op zijn hoogtepunt. Door de spleten van zijn oogleden zag hij telefoonpalen afbreken en vallen door de rookkolommen heen. De beuketoppen op de heuvelen leken -ontoegankelijke torens. Blauwe en zwarte rook steeg op, verblindde zijn oogen, stak in zijn neusgaten en keel, drukten hem op de longen- Er ging een uur, een eeuw voorbij Waarom nog niet de groote plons in het water? En toen kwam de groote plons niet in het wa ter, maar in een wonderlijke wereld van stilte en koelte. Het vreeselijke gedaver was verdwenen met de snelheid, waarmede schaduwen voor de zon ver dwijnen. Het vuur lekte niet langer langs de ruiten, krulde zich niet langer om den wand van de cabine heen, stelde Dicks uithoudingsvermogen niet langer op de proef. De jonge man, die nu zijn hefboomen even verliet, keek vluchtig naast zich, aan zijn lin kerkant ruischte het sombere bosch, aan zijn rech terzijde sliep het door sterren beschenen dal. Dick Byers keek achter zich. Hij knipperde met zijn ver schroeide oogepleden en keek weer. Alle wagens waren ongedeerd door het vuux ge komen. De trein was veilig! Zonneschijn -op hoornen en bloemen. .Heerlijk om, te zien dat het U zoo goed gaat!" riep de oude Curly uit, terwijl zijn gezicht van vriende lijkheid straalde. Hij keek naar Jennie Byers, aan wier gezicht nog de pijnlijke sporen van den angst nacht droeg. „Ik blijf maar een oogenhlikje, hoor. Ben alleen maar gekomen om u te zien U en de blonde jongen van U, die de wereld verstomd deed staan hij de Houten Brug. Ein hebt U van het Dick Byersfonds gehoord? Het loopt in de duizenden; het lijkt wel of or geen eind aan komt. Maar hoe groot het ook wordt, ik zal het verdubbelen hoor. Mijn jongen, die kunstenaar was, juffrouw Byers. is gestorven. Goweldig groot zal mijn vreugde zijn als

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 13