Bram s Uitvinding. Ware woorden. Even Lachen. VOOR DE KINDEREN. Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat i I fo Zuid-Ataerika wordt, een wijnsoort gedronken, ruen verkrijgt door uitpersing van mieren. tb het jaar 1924 heeft Rockefeller Jr. een bedrag dollar aan inkomstenbelasting betaald1. po groote pedagoog Comenius heeft in zijn „Di- ictica Magna", in 1632 voltooid, reeds aangedron- iq op de splitsing van het etmaal in drie gelijke u; 8 uren voor produceerenden arbeid, 8 uren tor slaap en 8 uren voor voeding, kunst en ont- M. Bewonderd te worden door haar kinderen is een geluk, dat een moeder alleen kan verkrijgen door vele deugden en vele opofferingen. Werken is goed, veel werken is nog beter; maar eerste eisch is, dat de geest frisch blijft, anders kan geen geestelijk voedsel ons sterken. Een verstandig mensch trekt leering uit de missla gen, die hij heeft begaan. Geloot niet alles, wat ge hoort, opdat gij uzelve en ■aderenbiet bedriegt. Efrijn lieden, die slechts dèör hun deelneming" Ljjo, waar iels te deel en en te nemen is. DE OPLOSSING. Huisheer (tegen tandarts zonder geld): „Maar kunt u dan heelemaal niets doen om de huur, die u schul dig bent, te betalen?" Tandarts: „Nouhmik zou u eiken dag een kies kunnen trekken, ziet u, tot het afbetaald is." OOK EEN XfiEMAN. Man in een boot: „Wat moet die bal daar aan die paal?" Vuurtorenwachter: „Dat is een stormbalals hij gehoschen is, komt er storm". Man in een boot: „Zou Je 'm dan misschien niet kunnen laten zakken, tot ik weer aan den wal ben?" ALS ALTIJD. Rechter: Beklaagde hebt u ook een verdediger, en wie zal voor u het woord voeren? Beklaagde: „Mijn vrouw, natuurlijk, als altijd.* HIJ WIST HET. „Let nu eens goed op", zei de onderwijzer. „Als je vader een werk kan afdoen in één uur, en je moeder datzelfde werk ook binnen één uur, hoelang zouden zij er dan samen over doen?" „Drie uur meester", antwoordden die jongens, „ge rekend den tijd dat zij er eerst samen over zouden kibbelen". TE GKVAARUflL „Waarom leer Jij toch niet zwemmen?" „Te gevaarlijk 1 Het eerste wat ik zou doen zou zijn het een of ander meisje redden en haar trouwep". JONGENSLOGICA. De onderwijzer: „Veronderstel, dat ik de school ver laat, een man mij' tegen komt, die mij neerslaat op den grond, zoodat-.ik voor dood blijf liggen. Wat zou daari het gevolg van zijn?" Algemeene stilte. Eindelijk gaat er een vinger om hoog. „iElen vrije dag, meester!" DAT ZEI GENOEG. „Nu zijn we al zes maanden getrouwd, en nog heb je mij niet verraden, waar jij 't meest van houdt of wat je 't liefste eet", vroeg het jonge vrouwtje. „Sardientjes!" antwoordde hij kort. nla udi- Natuurlijk is Mimi dadelijk gehaald om kennis te maken. Billy trekt zijn pet eens diep in zijn oogen, neemt haar duchtig op en ja, 't valt wel mee. Hij schudt haar hartelijk de poot. 266. Maar als ze Bobbie ziet, die vroolijk komt aangestapt, deinst ze vol schrik te rug. „O, Hans", roept ze, „je hadt me niet verteld, dat er een zwartkop bij was!" Maar gelukkig worden ze toch gauw goo- do maatjes. 267. „Mag ik even op je autoped rijden?" vraagt Billy. Ja hoor, ga jo gang maar! wat kan hij 't fijn hè? En toch had hij er thuis geen. 1 268. „Ik wil ookl" roept Bobbie jaloersch, maar och hemeltje, die ziet niet, dat er een steen op straat ligt en duikelt hals over kop! Em Mimi, Billy en ik aan *t lachen, Billy gaat zijn groote koffer uitpak ken en daarin zitten allerlei schatten. Hij heeft een echte Amerikaansche hoed met een breeden rand en een geknoopte das, net als je op de bioscoop wel 'ns ziet 270. En dan heeft hij ook een lasso! Kijk, daar hangt bij om z'n poot: een lang touw met 'n lus „Nu zal ik je eens laten zien hoe wij daarmee spelen., Hans!" zegt hij. 271. Bobbie moet nu een eindje hard weg- loopen, maar och hemeltje, ver komt hij niet. Want Bill zwaait zijn lasso, de groote lus vliegt suisend door de lucht... 272. En hup! Daar zit Bobbie gevangen. „Wat knap!" roepen Mimi en Hans, „wat kunnen we daar leuke dingen mee bele ven." Een ongelooflijke geschiedenis door L. Roggeveen. Vervolg. xrn. CircusaiÜst Bram ontwaakte op ongeveer twintig meter hoog- toen hij met een kalm vaartje over het dak van n boerenhuis heenvloog; nog steeds zwieberde het witje hem achterna. ,Wel nou nog mooier"", dacht Bram. „Nou heb ik Wzelf voor alle securiteit nog wel aan een koeien- Witje vastgelegd, en nou is me dat paaltje ook (wgegaan. Enfin,'ik ga lekker en als 't nou maar Ihk warm blijft, heb ik nog kans, dat mijn lucht je een poosje duurt Vreemd, 't is net of ik loop! voeten hangen naar beneden, en mijn hoofd is Laat ik eens probeeren, of ik mijn hoofd on- <tokan krijgen." f Hij probeerde een saltomortale te maken, en 't ge- M'f Aem gedeeltelijk. Eén oogenblikje scheen het •'*5/ zijn hoofd onder zou blijven, maar eventjes la- begon hij als de naald van een bascule heen en «ei *eer tg schommel era, totdat op 't laatst zijn hoofd adi e»r boven was. herzin lag nu achter hem1. de zon te zien, drijf ik naar 't Oosten", zei «ft verder „Kijk. daar in de verte ligt Sferzin en ginds komt alweer een ander dorpje voor den ft zal probeeren den haan van den toren vast Pakken en dan ga ik eens op mijn gemak een |>je rondkijken. Eerst mijn paaltje even naar bo balen, want dat zou me prachtig kunnen, verra- Natuurlijk hebben di'e lui daar in 'Sferzin me al "gnaleerd, en als er iemand dat paaltje ziet, zou ®r bost aan' kunnen gaan trekken en dan is Nwtje gevangen. En daar pas ik voor, want tot- We zijn ze nog niet erg vriendelijk voor me ge- W, Alleen die eerste menschen, waar ik geslapen j waren wel aardigHoe zouden ze het thuis Waken? Zou de politie al bezig zijn om me op fyni'en? Wat zal dat een groot feest zijn als ik erug kom! Wat zal ik een heeleboel kunnen en, als ik terug ben, net als heer Jurriaan Als iemand verre reizen doet, Dan kan hij wat verhalen, Daarom dronk ik mijn Abrov/ Én ging terstond aan 't dwalen Zoo zong Brafli, terwijl hij1 het paaltje naar boven wurmde en 't vervolgens naar beneden gooide, waar 't terecht kwam rfi de waschtobbe van. een boeren vrouw, De vrouw gaf een gil en holde naar binnen, Bram echter zweefde verderrecht op den toren van 't nabijliggende dorpje aanboven een schoolplein, waar kinderen onder toezicht van een juffrouw speelden...... boven een breede sloot, die 't dorpje doorsneed.... fip een binnenplaats speelden een paar meisjes, /met een diabolode diabolo vloog hoog in de lucht, vlak bij Bram. Bram pakte het rondtollende ding, dat natuurlijk tegelijk on zichtbaar werd„O", gilden de meisjesBram zweefde verder, lachend om de verbazing van de meisjes; eventjes verder gooide hij de diabolo weer naar beneden; de meisjes raapten hem op, en liepen haastig in huis. Bram vloog over 't marktplein, waar een man een groot biljet aan een muur plakte. Met zwarte letters las Bram: Belohnung für. Do rest kon hij niet lezen, „Wat zou Ik nou fijne opsporingsdiensten Ikuninen verrichten''1, dacht hij. „Ik denk, dat er iemand weggeloopen is en dat ze nou een belooning uitloven voor dengene, die hem terugbrengt. Wie zou er weg zijn? Enfin, 't kan me niet schelen ook. Ik vind hem vast niet terug! Maar wacht ereis eventjes! Zou 't misschien voor mij zijn? Zouden ze hier in Duitschland naar mij zoeken? 't, Zou kunnen! Als mijn briefje in Berlijn gevonden is. en als ze hier in Sferzin gelezen hebben, wat ik geschreven heb, dan zou 't kunnen, dat ze naar me zochten! Maar als ik met zoo'n vaartje door blijf zweven zooals nu. vinden ze me nooit! „Au!" riep Bram' plotseling. Hij was met zijn on- zichtbare knie tegen' een schoorsteen aangekomen, zóó hard, dat de schoorsteen, die er nog al vervallen uitzag, naar beneden tuimelde, tot grooten schrik van de bewoner^ die niet begrepen, waar op eens die wind vandaan kwam. BVam wreef met een onzichtbaar pijnlijk gezicht over de onzichtbare pijnlijke plek, al ver-der en ver der zwevend. 't Ging over weiden en huizen, over slooten, over allerlei vreemde dorpenDe wind was heet, groo te wolken kwamen in het Oosten aan den horizon voor den dag Bram voelde de aarde onder zich wegzinken, al kleiner en kleiner werden de huizen, de menschen, de torens... „Ik stijg", dacht hij, en tegelijkertijd voelde hij weer een brandende gloed in zijn lichaam, zoodat hij bijna weer het bewustzijn verloor. „Volhouden", dacht hij, „volhouden! Mijn hersens bij elkaar houden! Als ik later in den Haag terug ben, moet ik van alles kunnen vertellen! Natuurlijk komt 't mannetje van de Express" weer een praatje maken. Misschien komt hij wel eiken dag thuis hoo- reh hoe de toestand is! En vader en moedernee, niet verder denken...." Bram probeerde z'n gedachten in een andere rich ting te brengen, want als hij aan z'n ouders dacht, kwamen de tranen weer. En 't lukte hem heel ge makkelijk! Want hij begon nieuwe avonturen te be leven! Plotseling, terwijl hij nog met een tamelijk vaartje door de lucht zweefde* botste hij opeens te gen de spits van een toren aan „Vasthouden", dacht Bram, maar dat was gemak kelijker gezegd, dan gedaan. Zijn snelheid was te groot. Toch greep hij met zijn rechterhand den to renhaan vast, die snel in 't rond begon te draaien. Ook Bram raakte in een draaiende beweging, zoo dat. het hem toescheen, alsof de heele aarde om hem draaide. Tegelijk begon d'e wind, die al tamelijk sterk was, nog meer op te steken, en draaiend als een tol voelde Bram zich opgenomen en naar bene den gesmakt „Au!" riep hij, „schei uit!" Waar hij terecht kwam op iets zachts, dat meegaf! Wat was het? Het gespannen zeil van een circustent! Bram lag onzichtbaar boven op een circustent! 't Was namiddag, er was geen voorstelling. De artisten en acrobaten! deden een mididagdutje. Bram zag een viertal kermiswagens staan, waarbij vrou wen en mannen heen een weeT liepen. Uit hun gesprekken begreep Bram, dat er dien avond een voorstelling zou zijn, maar dat er een artist niet op kon treden. „Slchweinekerl", mompelde een man, die er uitzag als de Directeur van het zaakje, „waarom1 moest hij er juist vandaag vandoor gaan?" „Aha", dacht Bram, „die is 'm zeker gesmeerd". „Juist, riu we hief onze openingsvoorstelling moe ten geven. Daarvoor hebben we den Burgemeester en de Wethouders en» weet-ik-veel, wie nog meer, uit- genoodigd! Om' door zoo'n kerel de boel in 't hon derd te laten loopen. M^n eerste artist, een eigenwij ze kerel, maar een puike artist! Een koppige vent, maar een artist van het zuiverste water! Een kruidje roeT me niet. maar een goddelijk artist! Juist van daag gaat ie er van door, juist vandaag, vandaag, vandaag!!!" Bram4uisterde gespannen toe. „Hij maakte zoowat het halve program", klaagde de Directeur, „en geen van de anderen kan hem vervangen. Ja, Anacka is een beste danseres, maar ik kan haar toch geen twaalf nummers achter el kaar laten maken? Eta Simson kan toch niet den halven avond worstelen? En jij, vrouw, heb jij er zin in, om zevenentwintig degens te slikken? Nee, na tuurlijk!" „Natürlich nicht", bromde een dikke slordige vrouw. „Nou, wat beginnen we dan? Weten jullie er wat op? Ik nietl" Een langdurig gesprek ontstond. Iedereen wilde den hopeloozen Directeur goeden raad geven. Alle maal wilden ze hun eigen nummer grooter maken, om zoodoende den avond te vullen. Maar de Directeur wilde daar niets van weten. ,,Nein, nichts davon, nein, keine Red' von", zei hij. „Wat ik noodig heb, is iets bijzonders, iets bui tengewoons, iet9 nie-dagewesens, zooals Big Brossny dat kon leveren. Nee praat me niet verder er over..." Bram, die alles gehoord had, kroop voorzichtig bij een der touwen van de tent naar beneden. Hij voelde zich nog bijzonder licht, zóó licht, dat hij meer zweefde dan liep. ,,'t Is zoowat nèt nog tachtig graden", dacht hij Hij liep naar 't troepje menschen. „Ga nou maar", zei de Directeur, „ga nou maar. Ik zal er nog wel wat op vinden De artisten gingen de wagens binnen. De Direc teur bleef alleen Bram, onzichtbaar, ging vlak voor hem staan, opende z'n mond en zei: 1 „Mijnheer, u zult heel vreemd opkijken, als u een stem hoort, en geen mensch zit!" Maar tot z'n verwondering schrok de Directeur heelemaal niet! „In mijn lange vreemde leven ben ik gewoon ge raakt aan de vreemdiste gebeurtenissen", zei hij. „En alle verschijnselen, hoe vreemd ook zijn per slot van rekening uitingen, van een gróót leven! En Is het leven alléén, niet een groot wonder? Juist dit wonder, dit levenswonder, bevreemdt ons niet, zou den we dan hang moeten zijn voor de uitingen van dit wonder? Neen1 natuurlijk! En gij, wie zijt gij, wat wenscht gij?" Wordt vervolgd. I Correspondentie richten aan L. ROGGEVEEN, SPUI 97. DEN HA1AG.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 17