I Bram's Uitvinding. Even Lachen. Ware woorden. VOOR DE KINDEREN. Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat RL. D, bekende schrijver C. J. van Lennep las op zijn (rde j^ö-r al vr^ ^oed' Toen v,jf 8n een balf nr oud was, bad hij aan zijn moeder reeds het ge- j(,|e oude en nieuwe testament voorgelezen. /M. GOED GEVRAAGD. 0e meester was voor de klas aan het uitleggen jeteekenis van wif. Waarom draagt een vrouw op haar huwelijks- Ij bij voorkeur een wit kleed?" Toen er geen antwoord kwam op zijn vraag, ver- t jjjrde de meester: „Omdat wit de vreugde ver- |t, en de huwelijksdag voor een vrouw de ge- ite dag haars levons is", vroeg oen kleine jonden: faarom dragen de mannen dan juist dien dag 1?" GOED GEZEGD. „Wie is toch die vent, die ons aldoor zoo onbe schaamd. zit aan te kijken?" vroeg oom aan zijn neef, den student. „Die wil zeker geld van je hebben?" lachte oom. „Neen, van mij niet, oom; maar ik denk van tt." DE WARE REDEN. „U moet des avonds niet te laat thuis komen", ad viseerde de dokter. „Meent u, dat de avondlucht slecht voor mij is?" „Neon, dat niet, maar wel de opwinding, als u laat thuis komt." ZENUWACHTIG. Eerste visscher: „Waarom ga jij ergens anders zitten, Jan?" Tweede visscher: „Omdat m'n maat daar de hik heeft z'n dobber als maar op en neer gaat, net of ie heet heeft. Daar kennen mijn zenuwen niet tegen." EN WER KEETJE EN ZIN. „Sara, Jij drukt den koers!" „Hoezoo, lieve schat?" „Je zit heel den middag al hoven op mijn Beurs- blad." I HOE OP DAT KWAM. Eerste artiest: „Mijn schilderij valt in den smaak van de dames, niet? Zij staan er allemaal voor stil." Tweede dito: „Feliciteer jezelf maar niet, ouwe jongen. Het is het eenige schilderij met glas ervoor aan den wand". DAT GING NIET. Moeder (ontdekkende dat haar dochtertje het poesje met zeepsop wascht): „O, Betty, schat, ik geloof niet dat Poesjes moeder het graag heeft dat haar kind op zoo'n manier ge- wasschen wordt." Betty: (heel ernstig): „Ja, maar ik kan het toch niet heelemaal aflikken Moeder!" In dezelfde mate ais gij wenscht te ontvangen, moet gij géven. Kinderen moeten bescheiden zijn; zij mogen niet trachten zich op den voorgrond te plaatsen. Men róag niet toestaan, dat zij zich laten voorstaan op hun voorrechten, noch er zich van bewust worden. Door goed te doen, verkrijgen wij, 'het goede, gelijk een man, die bloemen zaait haar liefelijke kleuren geniet. Ook het kleinste wordt groot, ook de nederigste taak wordt verheven, voor hem, die haar volbrengt met liefdevolle toewijding. i Wie veel luchtkasteelen bouwt, is later vaak dak loos in# n 1 i 1 f CES>*«3£>- C-1 -wsf Nu 't buiten guur en koud wordt, moe-i ten we in huis ons vermaak zoeken. Nu, dat gaat best. We zijn begonnen een poppenkast te maken. Kijk, Hans snijdt de poppenkoppen uit aardappelen. 306. Mimi mag moeder's naaimachine ter leen en daarop maakt ze keurig pakjes voor de marionetten. Echt gezellig, denkt ze, zoo'n knutselpartijtje in huis. 307. Billy en Bobbie, inmiddels timmeren de poppenkast in elkaar uit een oude kist. Ze hebben ook verf om 't theater straks prachtig te schilderen en moeder Poezekat heeft ons een gordijn beloofd. Als het klaar is ziet ons poppenthea ter er zoo uit, leuk, hè. We gaan er nu fijn mee spelen en als het goed: gaat mo- gen we een keer de kinderen uit de klas erbij vragen. H We/sjp QRoore. VOOR5T£LUN< NET POPPE.H theater. En nu 't, poppentheater klaar is, gaan we er natuurlijk fijn mee spelen. Kijk, daar heb je 't biljet, dat we teekenden en Bobbie, in een clownspak, zwaait een grooten bal. 810. In de poppenkast liggen de poppen netjes op 'n rijtje te wa'chten. Hans en Billy zullen strakjes aan de touwtjes trekken, maar eerst moeten alle geiioo- digden er zijn. 311. Intusschen speelt Bobbie fijn op de harmonica. In de kamer zijn de stoelen op 'n rijtje gezet en daar gaan de be zoekers deftig zitten en wachten. Het licht gaat uit en in de poppenkast »wor- den de kaarsen aangestoken. 312. „O, ik ben toch zoo nieuwsgierig!" zegt Mimi tegen moeder Teddybeer, „de jongens hebben mij. niet verteld, wat er gespeeld zal worden!" Ja, geduld rn*t,.r Mimi, als allen zitten begint het! Een ongeloofelijke historie door L. Roggeveen. Vervolg. I I 'sNachts, in de witte schijn van de maan, sloop ihnson voorzichtig de reiswagen binnen, waar hij n Directeur had zien binnengaan, pratende met ia, dat er niet was. Een kwartier later kwam hij weer naar buiten, eek, wankelend... „Wel?" vroeg de oude clown, die nog op was Jk zag een hoop rommel touwen, zakken, zeilen, niets. Ik wou er overheen stappen, en toen We ik opeens in iets zachts en warms, dat be- w? en kreunde....- Ik greep er in met mijn hand, leek op 'p dier, maarikzag.... niets...." Johnson verborg zijn gezicht in z'n handen. „Nooit kom ik daar weermompelde hij. oude clown keek hem zwijgend aan. .Waarom moest je je eigen daar mee bemoeien?" „Ieder mensch heeft genoeg aan zich zelf.. anderen af!!" ^zaam gingen ze naar bed. even opgeschrikt, sliep na een oogenblik N verder XIV. In den Haag. H Notaris Vingerling en de 'Commissaris ian polï- znton ernstig tegonover olkaar. eH tv 7'l,'n de ïaa,8t'° berichten?" vroeg vader. begrijp 't niot", antwoordde de Commissaris heb overal in de buurt van Sferzin biljetten aan Plakken, die uw zoon moet gelezen hebben. lnplaats daarvan komt er een telegram uit iet" tiiid 'orkx, een plaatsje in Polen, waar ik nooit eerder heb gehoord. Sferzin en Sforkx liggen een heel Van olkaar." 9 Commissaris spreidde een kaart uit op de tar T9n wees de plaatsen aan. een zeer korten tijd, waarschijnlijk in enkele hin in Z"00*. dien afstand hebben afgelegd. Hij flat niet te voet hebben, gedaan. Ook niet per U££en niet, aan een spoor- "ióhbi niets ander® óver dan de vlieg-i ll^1' PaShukoffvroeg vader. zei de Commissaris. „Tk heb berich- Sferzin, dat Pashukoff en zijn kornuit nog steeds buiten bewustzijn verkeeren. De bestuurder, Jack Brown, is geheel hersteld'; hij is thans bezig, de vliegmachine uit de moerassen te halen. Als hij daarmee klaar is, vertrekt hij weer naar Engeland. De twee Russen wórden voorloopig vastgehouden." „Wat denkt u nu te doen?" „Ik voor mij", vervolgde de Commissaris, „geloof, dat het 't beste is, om maar rustig af te wachten. Ik heb heel lang over alles nagedacht en ben werke lijk van oordeel: afwachten, Uw zoon heeft zich doen kennen als een kalme en intelligente jongen. Ik twij- fel er geen oogenblik aan, of op den een of anderen dag staat hij flink en gezond voor U. Er zijn in deze j zaak een paar moeilijkheden, die ik nog niet kan verklaren. Nog steeds begrijp ik niet, hoe 't mogelijk is, dat uw zoon ongedeerd is gebleven, toen dé Vlieg- I machine in de moerassen terecht kwam, zoodat drie menschen buiten kennis geraakten. Hij bleef zonder J letsel!! En nu is hij in 'n ommezien van Sferzin naar i Sforkx gereisd! Met de snelheid van een vogel! Zou den deze gebeurtenissen verband hebben gehouden met zijn onzichtbaarheid?" ,,'t Is heel vreemd", zei vader. „In zijn telegram zegt hij! Brief volgt", ging de Commissaris verder. „Wellicht schrijft hij u over al deze vreemde dingen. Wilt U zoo goed zijn, mij da delijk op te bellen, als u den brief ontvangt?" „Natuurlijk", antwoordde vader, „ik was niet an ders van plan." Toen ging de Commissaris weg. I Een paar dagen later kwam de brief! 11 H Was een vuile groezelige envelop, met vreemde postzegels beplakt, geschreven met potlood, kennelijk in haast. Bram schreef: i Lieve Vader en Moeder, Wees over mij niet ongerust! Tk heb u lange da gen niets kunnen schrijven, hoewel ik alles gedaan heb om U iets van me te laten hooren. Ik ben gezond en onzichtbaar! Ik kan u niet alles schrijven, wat ik heb meegemaakt, maar als ik over oen poosje weer bij u terug ben, zal ik u alles tot in de fijnste punt jes vertellen, en dan,zult U verwonderd staan over alles, wat ik heb beleefd! Op 't oogenblik zit ik in. een kermiswagen ergens in Polen. De wagen botst, en hotst erg, zoodat ik heel onduidelijk kan schrijven. Daarbij komt, dat ik van wege mijn onzichtbaarheid, zelf niet kan zien, wat ik schrijf. De kermiswagen is van Mr. Ludovicini. Hij is Directeur van een reizend' circus; gisteravond hebben we in Sforkx een voorstelling gegeven, waar in ik ook geholpen heb. 't Was erg aardig. Ik heb Mr. Ludovicini alles van mijn onzichtbaar heid verteld. Hij. is de eenige die niet hard is weg- geloopen. Hij heeft me ook aangeraden, om niet naar Holland terug te keeren, vóór ik weer zichtbaar ben geworden. Zoo lang blijf ik in zijn circus. Groet U alle bekenden van mij! Als ik kan, schrijf ik U nog wel eventjes! Dag vader, dag moeder, tot spoedig weerziens! Bram. Dadelijk ging vader met den brief naar den Gom- missaria „We weten nu véél en weinig", zei deze. „Tk ver heug me met u over de goede berichten. Maar nu weten we nog niet, hoe 'Bram zoo gauw uit 'Sferzin is weggekomen. Enfin, dat zal hij pns wel vertellen. Voorloopig feliciteer ik U met dit levensteeken." En natuurlijk wisten des avonds de kranten ook alles. „Voor kranten kun je nu eenmaal niets ver borgen houden!" dacht vader, toen hij onder 't voor naamste nieuws zag staan: Nieuws van onzen stad genoot A. J. Vingerling. En op de tweede bladzij stond met groote chocolaletters gedrukt: I VINGERLING DE ONZICHTBARE. Uit betrouwbaren bron vernemen wij, dat onze jeugdige uitvinder, de jongeheer A, J. Vingerling! zich bevindt in een Poolsch plaatsje, met name Sforkx. Hij schijnt daar met succes op te treden, als goochelaar in een circus. Als onze berichten juist zijn, ligt het in zijn voornemen, zoo spoe dig mogelijk na zijn zichtbaarwording per vlieg machine naar ons land terug te keeren. Voorwaar een gewaagde onderneming. Wij houden onze lezers trouw op de hoogte van alles wat wij nog zullen vernemen. Wordt vervolgd' Bernard schrijft: ONZE NIEUWE LAMP Al lang had mo.eder tegen vader gezegd: „O, o, wat is onze lamp toch leelijk. We mpeten eens heel gauw een nieuwe hebben." Vader zei: „Goed, als ik eens veel geld heb, zal ik er een koopen." En op een Dinsdagmorgen werd er een groot, pak gebracht. •Het regende "hard', de kachel brandde en we zaten gezellig hlj elkaar. „Wat zou het zijn?" zei moeder. „Ik weet het, ik weet hetl* juichte ik. Moeder deed' het papier en de touwen weg en wat zat er in? E'en mooie nieuwe lampl Ze was oranje en zwart Vader hing haar 's avonds op en ze gaf een mooi licht. „O, o, wat is ze mooi", zei moeder. Ein dat vonden we allemaal, ONS RAADSELHOEKJE: Oplossingen van de vóórlaatste raadsels ontving ik van Truus en Gre de Waard, Hazepolder, Petten, Tona en Aagje Rijs, Petten, Aafje Nieuweboer, Win kel, Gezusters Z. te N1. N. Dus nog niet veel, hè? 't Was ook pas weer voor de eerste maal. Nu? hoop ik in 't vervolg op meer oplossingen. De oplossing van 't laatste raadsel plaats ik de volgende week. Tk wacht eerst de brieven, af, die vandaag (Maandag), morgen en Woensdag nog kun nen komen. NIEUWE RAADSELS. 1. Vul in: X X X X X X 1. Een plaats op de Veluwe. X 2. Een bewoner van Urk. X 3. Een plaats in de Betuwe. X 4. Een deel van een boom. X 5, Een landbouwwerktuig.. X 6. Een medeklinker. De beginletters, moeten weer het eerste woord vor men. 2. Plaats achter elkaar: 1. Een jong schaap (3 letters). 2. Tets dat kleeft en zwart is (3 letters). 3. Een verkorte aanduiding voor den waterstand (8 letters). Hot geheel vormt een versiering, die Je in bijna elke huiskamer kunt vinden. 8. Vul in: 1. Alpha. 2. Deel van een mast. 3. Rond kinderspeelgoed'. 4. Voedsel opnemen. 5. Olmen. 8, Zit op een bus. 7. Herfstbloem. 8. Sluiting. 9. Boom of meisjesnaatii of schoenma kerswerktuig. X .10! Bergplaats in een tafel. X 11. Medeklinker. De beginletters vormen een bekend spreekwoord. Oplossingen zoo spoedig mogelijk zèhden haar L. ROGGEVEEN, SPUI 97, DEN HAAG.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 17