VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT
DAMRUBRIEK.
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 14 November 1925. No. 7742.
PANTOMIME
ROMMELKRUID.
De Vrouw is een Sonneblom.
ui t licüt van cie avondzon,
l^zauui zonk naai den horizon,
ouue uames in uellig zwart,
,ei.ige vrede m hun hartl
;uiei hen tripte door 't vochtige gras
luaje, dat wist hoe belangrijk het was,
eigenwijs hondje, rozetjes van lint,
verstand, en de ziel van een troetelkind!
iden hun leven goed- en bedaard,
vonaeii hun zorgjes de zorg nog wel waard,
miouen nooit honger of armoe gekend
«aren 't alleen zijn wat knusjes gewend!
ugeluje was o zoo soliede be\egd,
Staatspapiertjes, die stonden niet slecht,
I0ö106 en een kwart,
was een belegginkje naar je hart,
ir kreeg je op tijd maar je rente van,
ioo vast als een huis, want je kon er op an!
wisten niet veel Van gebrek of van nood,
«aren verzorgd tot het uur van hun doodl
armoe, och ja, die had altijd bestaan,
ider-dat kon het leven niet verder gaan!
was eens voor altijd zoo ingesteld,
een die had niets en de and$r had geld
tVas goed zoo het was had notaris gezeid,
appeltjes lagen op zolder gespreid,
kacheltje brandde als de winter kwam
ze hadden een dubbele boterham l
waren ze toch zoo erg dankbaar voor, -
kwamen'zoo knusjes den winter door,
i't hondje niet hoestte, (och, het dier had
verstand!)
kreeg ie een kruikje mee in z'n mandl
schooier bleef schooier, al gaf je soms wat,
hadden het ook niet zoo gemakk'lijk gehad,
o pa werkt heel vaak tot 's avonds laat
zoo hoort het ook in 'n geordenaen Staat,
wisten toch zeli wel<k een zegen dat gaf,
hadden ze 'n eigen familiegraf lil
en, ue wereld was siecht en daar hieven z« bij,
Ideden niet mee aan de maatschappijn
liepen in 't licht van de avondzon,
(langzaam zonk naar den horizon,
inouüe dames in deftig zwart,
deltige vrede in hun hart;-
geen honger, er was geen nood,
;en geen kindjes van armoe dood,
ns geen wereld van haat en nijd,
scherpgevoerde belangenstrijd,
waien er enkel, zij alleen
rest van de aarde gleed Langs hen heen
Xovember 1925.
Alle rechten voorbehouden 11
KROES.
Dc man die de meeste praatjes had over het lange wachten,
vergeet meestal het eerst zijn pakje.
Nadruk verbodem.
ELN OORDEEL OVER DEN SCHOENMAKER.
De beroemde Roomsch-Keizerlijke hofprediker
Abraham a Sancta 'Ciara, een geleerd man en
30t redenaar in de 17e eeuw, heeft in een vijftal
a zijn oordeel gegeven over den schoenma-
r, uat aldus luidde:
De schoenmakers zijn zeer nuttigp lieden,
aarom? Omdat zij schoenen maken; want hoe
Jizakehjk deze den mensch zijn, blijkt uit de
>ige 'Schrift, Act. XII 8, De engel, die den H.
Rtus uit de gevangenis verlossen kwam, beval
uitdrukkelijk eer hij hem liet uitgaan, zijn schoe-
aan te trekken. De engel wilde niet, dat «Petrus
len weg zijn voeten bezeereru zou-, want dan had
H. Apostel niet meer kunnen reizen en 't pre-
umbt waarnemen.
De schoenmakers zijn zeer achtbare lieden. Dit
bewijzen met de pauzen Urbanu-s IV en Joan.
VXII. die schoenmakerszonen waren, waardoor
r«ruig?nd blijkt, dat hun vaders achtbare man-
sjeweesf zijn.
I De schoenmakers zijn zeer eerwaardige lieden,
zijn onder hen zelfs heiligen geweest Te
■**is een schoone kerk aan de H.H. Cri9pinus
"fispinianus gewijd twee broers, die beiden
fcnmakers geweest zijn, en -zoo heilig waren, dat
fc schoenen a^n de armen om niet gaven.
schoenmakers zijn zeer vrome lieden; of-
niet allei). In 't leven van den H, Joannes
Aalmoezenier leest men van *n vromen schoen
er. die een huis vol kinderen had en weinig
II k kunst vergeten was. omdat hij er nooit veel
gewe-en had, en nogtans veel] geld verdiende.
D frildebroeder. die veel harder werkte en 't lang
goed niet had. zei eeps tot hem: „Meester! hoe
MMnel kom jij toch zoo gelukkig? Ik werk' dag
nacht, ja op Zondag en heiligendag zelfs, en kan
a! mijn wurmen, mijn kinderen nauwelijks
>g brood geven." „Dat komt", antwoordde de
*e schoenmaker, „omdat ik een plaats weet.
ir ik alle da*gen een -schat vind. Ga mee, dan zal
•Np met je deeien." De ander was daar graag toe.
waar bracht ziin vrdend hem? Tn de kerk. En toen
schoenmaker nu ook vroom werd en alle
'^ons-de mis ging hooren, en de heiligedagen
kwam de zegen in ziin huls. en hij kon
kinderen lekker te eten geven.
Ho schoenmakers ziin als de scharen en lam-
|)ri>n vnT1 den patriarch Jnkob. die niet, allen wit
t sommigen gevlekt, waren. Want daar de
oei1rnakers met pik omgaan, worden zij er mee
besmet, en daar zij met de leest omgaan, "worden ve
len over één leest geslagen met bedriegers, die ver
brand leerf gebruiken, zoodat een nieuwe schoen in
't. eerstg water schiubreuk lijdt. Maar ik raad hun,
hunne evennaasten, niet op deze en andere manier
te bedriegfen, want anders zal de duivel hen te zij
ner tijd wel vinden, en hun met den klopschinkel
braaf op den pokkei komen. Amen."
Aldus pater Abraham, zooaljs we opgeteekend von
den in een beschouwing van J ter Gouw, die aan
stelling 3 de 'opmerking toevoegt: „Ja wel, maar de
pater vergat er bij te zeggen, dat. zij 't leer niet be
taalden. Hoe ze er aan kwamen, weten wij niet met
volle zekerheid, want de legenden, die anders altijd
zoo zeker gaan. zijn hier met elkaar in strijd: vol
gens de eene bracht de engelen hun 'tleer: maar vol
gens de andere stal Crispinus het, en dit laatste
durfde een schoenmaker zelfs op zijn luifel schrij
ven:
Hier maakt men schoenen en muilen,
na ieders begeer,
Sint Crispinus gaf de schoenen om
Godswjl, maar hij stal het leer".
Dit deed de bewuste schoenmaker niet, wilde hij
Ageren, en daarom kon hij de schoenen ook niet
voor niemendal geven. M.
i
PTGORNE FN SCHERMINCKFL. GFSCHOREN OF
GEKNIPT. VROUWETONGEN. KAKELWATER.
De positie vain de vrouw is in vroegere eeuwen
niet van de aangenaamste geweest. Voleens kerkelijk
en burgerlijk recht moest zij in alles haar heer ge-
maal onderdanig zijn. en mocht deze haar straffen, als
zij zich in eenig opzicht misdroeg. Dit tuchtigings-
recht was slechts bepertct door bepalingen der stede
lijke -keurboeken. Maar zoo goed als de schoolmeester
zijn leerlingen met plak en roede tot goede en brave
menschen opvoedde, mocht ook de man al9 opvoe
der van de vrouw haar lichamelijk tuchtigen. In een*
oud keurboek van AaTdenburg bijv. was dit aldus
omschreven: „Een man mach zijn wijf slaen ende
steken, upsniden, splitsen van beneden tot hoven ende
waermen zijn voeten in haer bloet en de naey se we
der toe zonder verbeurte jeghen den .heer opdat se
levende blijft". Meer niet! Gelukkig, dat krachtens
de laatste bepaling haar leven .niet in gevaar ge
bracht mocht worden en het dus niet zoo'n vaart ge-
loopen zal hebben met dat opensnijden en voeten
warmen in haar bloed. Maar teekenend is zoo'n be
paling toch wel. In elk geval waren zware lichame
lijke mishandelingen geoorloofd, als er maar geen
bloed vloeide. In 't midden der 17de eeuw nog werd
de man doorgaans minder strafbaar geacht dan de
vrouw, al leefden zij ook doorloopend als kat en
hond. Het Leidsche keurboek van 1658 schreef voor
dat de man de vrouw niet mocht slaan, op straffe
van ..een goede ham van 15 pond". Maar voor de
vrouw was de strafmaat, als zij haar man sloeg, 't
dubbele: „twee goede hammen van 15 pond". Een
keurboek van Beverwijk uit het jaar 1700 beschouwde
mishandeline van de vrouw als strafbaar. maar
maakte uitdrukkelijk uitzondering hierop, wanneer
de wouwen ..tot het 'slaan, stooten, trappen, de deur
uit te jagen ofte haar anderszints te mishandelen ge-
tergt, gevergt of oorzaak gegeven hebben". Nog'in 't
begin der 19de eeuw preekte Bilderdijk in zijn ge
dicht ;,Echtgeluk":
Leer uw eigen wil vernederen
Voor uws Egaas grilligheên!
Stel zijn luimen U tot wetten.
Beter aan zijn voet slavinne,
Dan verheven Koninginne -
Op des aardrijks hoogsten throon,
Hou uw meening nimmer staande
Tegen dien van uw gemaal.
En ook vader Cats gaf in zijn „Houwelick" "Men
raad:
Staet niet op eygen breyn, keert uwe sinnen om
En weest aen uwen man een rechte Sonneblom.
Toch was die „Sonneblom", ondanks de welwillen
de en goedmoedige preeken, niet'altijd een doetje, en
heel wat vrouwen in,die dagen waren niet zoo ge
makkelijk. In huis voerden zij vaak den schepter
n hadden, zooals men nog dikwijls zegt, de broek
•aan; op een Delftsch tafelbord werd ,aan de mannen
dan ook den raad gegeven:
Gij mannen fijn,
Die tuys wil sijn
In rust en vree,
Zo geevd u wijf
De broek aan 't lijf
En 't wammes mee.
Dit opschrift, door Van Lennep en Ter Gouw mee
gedeeld, wijst er op, dat er onder de vrouwen heel
vvat Xantippes waren, tegen wie de mannen het ver
standigst deden maar zoete broodjes te bakken. Dit
geeft wel geen hoogen dunk van die vrouwen, maar
wijst evenmin op de meerwaardigheid der mannen.
Er is nog een voorstelling uit de 16de eeuw, die er
op wijst, hoe goed de mannen en hoe slecht de vrou
wen waren. Op een prent uit die dagen worden twee
monsters afgebeeld: Bigome en Scherminckel. Bi-
gornc is een dik en vet beest tengevolge van het feit,
dat het zich voedt met mannen, die goed voor hun
vrouwen zijn. Gebrek aan voedsel heeft het nooit.
Maar Scherminckel moet zich voeden met vrouwen,
die goed voor haar mannen zijn. Die zijn er evenwel
zoo weinig, dat het beest honger moet lijden en zoo
mager is als een talhout.
Verzoeke alles betreffende deze rubriek te zen
den aan C. AMELS Wz., WINKEL.
OPLOSSING PROBLEEM No. 9.
Wit: 25-20, 32-28, 42—37, 29-23, 35-30, 39-33,
34 5, 44-40, 43-49, 49 9, 5 41, en wint
OPLOSSING PROBLEEM No. 10.
Wit: 21—17, 40—34, 49—44 ,33—29, 43—39 38:18,
28-23, 312, 2 20.
PROBLEEM Nb. 13. -
ZWART.
WIT.
Stand Zwart, 9 schijven, op: 2 8 9 12 14 15 16
23 36, dam op 49.
Stand Wit, 12 schijven, op: 17. 21 22 24 25 27 33
35 40 46 47 48.
PROBLEEM No. 14.
ZWART.
WIT.
Stand Zwart, 9 schijven op7 8-9 13 14 16 1/7
19 29, dam op 26.
Stand Wit, 12 schijven, op: 24 25 27 30 31 33
35 37 40 42 43 47.
Wit speelt en wint.
maakten-over de vraag, of een heg geknipt of gescho
ren wordt. Geschoren, zei de man. Neen geknipt, zei
de vrouw. De twist liep. zoo.hoog, dat zij handgemeen
raakten en in een diepe vaart terecht kwahnen. Ook
in 't water bleven zij de ruzie voortzetten: geschoren-
geknipt... geschoren... En zelfs, toen de vrouw in de
diepte weg zonk, gaf zij het nog niet op, maar stak
haar hand boven water en bewoog de voorste twee
vingers van elkaar en weer naar elkaar toe als "de
bladen van een schaar, hiermede te kennen gevende,
dat een heg geknipt wordt. De bladeren van een por
pulier zijn altijd in beweging en heeten ook ratelaars
of vrouwetongen. Een kopje koffie noemt men nog
wel kakelwater, in de achttiende eeuw noemde men
een kop thee ook wel vrouwtjestabak. Onder 't ge
not van vrouwtjestabak of een kopje kakelwater ver
telden de vrouwen elkaar allérlei schandaaltjes van
de afwezigen <jn werd er heel wat kwaad gesproken.
De verhouding tusschen man en vrouw werd na
tuurlijk bemoeilijkt, doordat men vroeger maar zeer
weinig zorg besteedde aan de opvoeding van de
meisjes en zij vaak reeds op jeugdigen leeftijd huw
den. Gedurende de Middeleeuwen mochten zij op
twaalfjarigen leeftijd reeds in het huwelijk treden. De
omst van het leven kenden zij natuurlijk nog niet
en tochwerden de onontwikkelde kind-vrouwtjes voor!
moeilijke problemen gesteld. In dit licht bezien ver-,
wondert het dus geenszins, dat men de vrouw veel i
slechte eigenschappen kon toeschrijven. Vrouwen wa
ren in 't bijzonder kijfachtig, zei men. Reeds in den
Bijbel werd er op gewezen: Het is beter te wonen op
een hoek van het dak dan met eétt kijfachtige huis
vrouw. staat er in Spreuken XXV:24. Vrouwen waren
babbelziek en wilden altijd het laatste woord hebben.
Dergelijke beschuldigingen werden .c'ikwijls geuit en
brachten menig vrouwtje voor de fchepenen. Hoe
sterk* de overtuiging geleefd heeft, dat de vrouw al
tijd het laatste woord moet hebben, bïjjkt nog uit
menig gezegde en sommige anecdotes. Wie kent niet
het verhaaltje van een man en èen vrouw, die ruzie
Met de'huwelijkstrouw was het ook niet altijd
bijster goed gesteld. Overspel kwam nog al eens voor.
En alweer legde men hierbij de vrouw een anderen
maatstaf aan dan den man. Ontrouw van den man
kon aanleiding geven tot echtscheiding, maar echt
breuk van de vrouw gold als veel erger vergrijp. De
man mocht haar dan de haren afsnijden,'geeselen en
daarna zonder kleeren de woning uitjagen. Oude
Friesche wetten gaven den man het recht zijn over
spelige vrouw te hangen, onthoofden, verdrinken of
verbranden. Tot in 't begin van de 17de eeuw bestond
in Friesland de gewoonte dat bij de huwelijksplech
tigheid de jonge' 'vrouw voor het binnentreden van
haar nieuwe woning onder het ontbloote zwaard van
haar man moest doorgaan, nog een overblijfsel van
die oude Friesche wetten. Door zware bedreigingen
moest de vrouvg (lus "op het rechte pad gehouden wor
den, wat hee] vaak maar matigjes gelukte. Echt
scheidingen of verstooting kwam meermalen'voor,
ook wel zonder dat de mnn behoorlijke redenen kon
opgeven. Maar dit werd hem dan niet al te erg aan
gerekend. met een boete kwam hij er doorgaans af.
of hij werd alleen maar gedwongen den bruidschat
terug te geven.