VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT ET PAARLENCOLLIER n Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 21 November 1925. No. 7746. PANTOMIME m nh de bit rma zond o reekl ld ier srng d uh Die in niet geringe mate beam t gela het g meier ba on. v Het, Ldmiri Grx ds T<d oom])» del vliegt erleve is ove toningj iing, lochtet i. ware herto 'mi hl hai ■ngeko de Bri te La is. Toe werft j klieft prins de land genht steri kon! bew vóór harlo d V Ma| toe verd de 1 zus! ik ITSC1 e sclu zijn in e rond ÏARNI Br Luthe ing vai ien we| l(] regel iet wi" 0 hal aig» DE CHAUFFEUSE, Het merkwaardigste verschijnsel [Van deez' mannelijken tijd, Aan de man-vereering lijdt, Zie de page- en and're kopjes^ Bobbed, shingled en zoo meer, Is voor mijl wel de cbauffeuse, Beet ze zóó niet ongeveer T! Als een heftig hollend nieuwtje, Sneller dan een auto rijdt, Heeft zich „de chauffeu-se-itis" Over 't vaderland verspreid Ziet ze achter 't stuurrad zitten, Onvervaard, rechtop en klaar Als een, dan, modern mevrouwtje Kenau Si-monsz Hasselaar! Waarom zou' ze 't óók niet kunnen^ 't Is toch gauw genoeg 'geleerd, 0, die zalige voldoening, Als je een vriendin passeertl Even' forschi met 't handje wulven, Opgewekt en nonchalant, *t And're knuistje op het stuurrad, Zelfbewust en licht pedant! Evon dolletjes te huiv'ren, Als je haast geen uitweg ziofy Of 'n breedvoerig autobusje R8ak1ings langs je spatbord schiet, Dat is heerlijk, dat is leven, Dat is echt genieten, hal! En je. voelb je wat gelukkig, Want de wereld kijkt je na! Eerst je mooie autodroomen, Die j'als smachtend vrouwtje had En dan eind'lijk zelf chauffeer en, Zóó maar, midden door de stad! Hier mag weer eens duid'lijk blijken, Wat een durvend vrouwtje kan, Alleen 't financieel gedeelte, Dat is dan nog voor den manl! 'Dappere chauffeuse-vrouwt.je, 'Met of zonder bobbed haar, Snoep bonbons en kilometer», Overwin de wereld maar! E5n al loopt, het soms luidruchtig Met je levenstaak verkeerd, Schrap de rest van j'idealen, Want je wagen loopt gesmeerd 111 VI Kovember 1925. Tsas rectlt°n voorbehouden! KROES. (M. S. JR^WSON.) (Nadruk Verboden.) )e jonge Lord Flamborough zat alleen in een ka- van zijn geweldig groot huis, met gefronst voor een h°0P papieren voor zich. Flamborough en <j .beter bekendi in het Indische leger als Kapitein nbin Bulford was juist thuisgekomen, he hij was (je <jerde zoon van Lord Bulford, de eerste rd Flamborough, de Petroleumkonlng, zooals mén het ~g$m noemde. Hij Robin had eigenlijk geen recht zijn tegenwoordige staat, maar het pure toeval hem dat recht gegeven, want hij had het nooit zijn vader kunnen vinden en hij had een diepe :eaïschuw ..voor den titel en alles wat er aan vast ikora? verg Als de bezoekers weg zijn, wie moet beginnen? Nadruk verbodem. Jaren geleden hiadi hijl getwist met het hoofd der lilie. Deze twist was niet ontstaan door het ge- der lï°ne geval van schulden die een jonge man wel tkte. De zaak was deze: De derde zoon van den Petroleumkoning had de Mèscbaamdheid te protesteeren tegen de methode, deeli! ^6ns welke zijn vader zijn ontzettende rijkdom op loopt had. Natuurlijk waren er heel wat menschen van Flamborough's rijkdom profiteerden. Be- ve één man Jin Gosselin. Eh hij was dood. aarom, zei de wereld, wat doet het er verder toe? an was niet bekend; hij was nooit het middelpunt Vol» an het wereldje geweest, zooals zijn vriend B'ulford. reeï was eenvoudig ten onder gegaan. Jarenlang doeivii adc*en zijn naaste vrienden niet van hem gehoord. zijn_ 11 toen was er een armzalige zelfmoord gepleegd in klein stadje ergens buiten. De menscben herinnerden zich Gossolin's1 naam en iden: Lieve Deugd! als wij het maar geweten had- i, dan was er misschien wel wat aan te doen' ge- eest. En hij laat een vrouw en dochter na. 't Is toch at te zeggen! Maar, ze zullen wel familie hebben die en helpen zal. Iets zal er wel gedaan worden. Maar lamborough moest het eigenlijk doen. Jaren geleden tond hij met Gosselinj in betrekking. Wat heb je geschiedenis nooit gehoord? Nou, het was erg "timer, eigenlijk schandelijk, maar weet je, Gosse- Bn was een dwaas. Hij had orde moeien stellen op die laken. Bulford wist natuurlijk hoe alles in elkaar (at. HUI drfng het Gosselin eigenlijk op en liet Item toen in den steek. De oude geschiedenis. IToch had Gosselin zijn oogen beter'open moeten ftouden, weet je. Iemand uit het leger, natuurlijk; e zijn altijd slap als het zakendoen betreft. Mak- telijk spel! „Maar toch Flamborough!" Robin Bulford kon die drie woorden nooit vergeten: „Maar toch FlamboroughT" Als een piek stak het naar boven in zijn geheugen, hij had een intern. schaamtegevoel toen hij dat ge sprek afgeluisterd had op de club, juist toen in de kranten het bericht, van Gosselin's zelfmoord stond. Daarom had Robin Bulford zijn vader aangevallen, hij had de zaak bepleit, hem beschuldigd en ver loren. Maar hij nam zijn nederlaag kalm op, beanU woordde de -beleedigingen en bedreigingen van zijn vader met vrijwillig afstand te doen van zijn rech ten als zoon en trok zich geheel' vam- zijn'familie te rug behalve van zijn moeder wisselde van re giment en had een leven van toenemende armoede in ïndië voor zich. Toen, na eenige jaren, het nieuws van zijn plotse linge erfenis hem bereikte, was er groote opgewom- denheid in hem om wat hij nu zou kunnen doen. Nog geen veertien dagen geleden was hij aan 't eind van al 'zijn pogingen gekomen. Hij had in ver scheidene dagbladen geadverteerd om de Gosselins te vinden, ook in het provinciale blad dat verscheen in de plaats waar de moeder en dochter tijdens de familietragedie hadden gewoond. Maar er was geen antwoord gekomen. Zijn hart was zwaar. Want hij kon 't idee niet van zich afzet ten, dat deze vrouwen niet langer bestonden, dat ook zij waren ondergegaan, verloren; of misschien waren zij er wel erger aan toe dan dood ongeneeslijk ziek, met schande beladen of zoo. Deze benauwen de akelige dag was. haast ten einde. Alleen één af spraak had hij nog, en daar zag hij. vreeselijk tegen op, nog meer dan tegen de dagelijksche besprekin gen met' zijn zaakwaarnemer of tegen huishoudelijke aangelegenheden. .Hij moest nog ergens heen.'Geluk kig was het iets waarvan hij weer 'vroeg weg kon gaan een bruiloftspartij aan huis. Hij had een .vroolijk, vriendelijk lief briefje gekre gen van de bruid zelf Alie Beaumont. Hij had haar nog met korte kleertjes gekend. Zij. was altijd een aardige speelkameraad voor hemi geweest, ©en vroolijk, pittig meisje, een van de weinige menschen die hij graag mocht lijden, zonder achterdocht om haar beweegredenen of om haar aanhankelijkheid. Hij had haar ook een rijk cad'eau gegeven een prachtig paarlencollier. Nu zat hij in zijn auto en wachtte in de lange dubbele file die zich langs twee zijden van het groote deftige plein uitstrekte, zelfs nog tdt Jn een zij straat. Zijn limouse was tot aan het einde der eerste rij gereden en stond vooraan aan de tweed'e rij. Een andere zijstraat kwam juist op dit gedeelte van het plein uit, daar stond een politieagent die oplette dat deze weg voor. 't verdere verkeer niet afgesloten werd, Flamborough' had te doen met de arme drommels in taxi's, die hun vrachtprijs gedurende dit opont houd zagen stijgen. Hij wilde dat hij er een paar in zijn afschuwelijk hixieuze limousine kon vragen, die net zoo gelaten was als zijn vadef* en moeder hem altijd gebruikt hadden; toegerust met iedere denk bare luxe, van een zilveren klokje, sigarettenkoker, kaartjesétui, lucifersdoosje, spiegel, telegramétui af tot een met iö zilver beleffi adresboek toe ja, een poederdoos en flesch odeur ontbraken niet. Hij had nog niet eerder die ontdekking van de poederdoos gedaan, en hij moest er cm lachen. Juist toen hij de doos weer in de loeren houder deed, hoorde bij een gekraak. Een taxi die uit de zij straat kwam, had geprobeerd voor zijn wagen te rij den, juist toen er beweging begon te komen in de lange rij aan den anderen kant. Ziijn chauffeur die i een botsing bad zien aankomen, wilde nog achter uit rijden, maar de taxi was met de limousine in aanraking gekomen en de eerste had het moeten ont gelden. De deur was eruit geslingerd, een lamp en een ruit gebroken en door de "bevelen van den agent en de vloeken van de twee chauffeur» riep een vrouwe- stem om hulp. In een oogenblik was Flamborough uit zijn wagen, niettegenstaande zijn lakschoenen en de modder. De kl«ina_afneembare electrische lamp had hij uit zijn wagen meegenomen. Deze liet hem zien wat er ge beurd was. Er hing een gebroken deur, een massa versplinterd hout, en in' de opening, door de schok en de angst geheel ontdaan stond een dame, óp wier grijs fluweelen mantel' glassplinters glinster den.. „De vloer van de taxi is gebroken!"' riep Zij. Ik ,zit vol glas, mijn haar ook. Ik wil er uit. O, wat een modder!" „Wacht u even". Flamborough nam een mat uit zijn wagen ien wierp dien opi den weg. „Stapt u nu hierop". „Dank u, dank u maar ik kom vol spatten ik kan op dit eilandje niet blijven staan. Ik moet naar binnen gaan." „Gaat u naar de Beaumonts?" „Ja." „Gebruikt u dan alstublieft mijn wagen". Zij stapte angstig uit de taxi, terwijl .zij Jiarfr japon voorzich tig samenhield. Zijn- electrische lantaren scheen, op een paar mooie voetjes en enkels en hij zag het ge- glinster van gitten kralen op een zwarte gazige stof. i>e hand 'die in de zijne lag, trilde nog van de schrik. Zij viel haast toen zij in de limousine stapte, en hij droeg er haar als 't ware in. Toen ging hij zitten. Net toen de motor van de limousine aansloeg, kwam de taxibestuurder aanhollen, die de dame met een harde stem beleedigende woorden toeriep. „O!" riep ze beschaamd uit. „Ja, ja ik vergat hem te betalen. Het was nog geen twee shilling, dus twee shilling is, genoeg." Haar hand dook weg in haar tasch. De man buiten brandde opnieuw los. \jVat dacht ze wel, zou hij' een nieuwe deur en lamp en een nieuwe ruit van haar armzalige twee shilling kunnen betalen? Flamborough leunde uit het raampje en snauwde hem toe. „Hier is drie shilling. Wat doe jij mijn chauffeur dwars te zitten en een dame" te beleedigen. Je eigen schuld deze botsing. Ik heb den agent mijn kaartje gegeven en heb het hart eens mij voor de schade aan te spreken." Hij sloot met een smak het venster en keerde zich naar de dame. „Het spijt mij zoo", zei hij, „maar u zult er geen last meej van hebben, U noch ik hebben er séhuld aan, en als deze zaak voor mocht komen, zal ik wel zorgen dat U er geen gezeur mee hebt. Gaat het U al beter9" „Eén beetje wel", zei ze zwak. „Ik heb glas in mijn handschoen een kleine snee, geloof ik. Ik hen bang dat het glasscherven regent op uw kussens en uw matten". „Dat is niets. Ik heb hier wat Eau de Cologne. Neemt u wat. Wij zijn nu dicht bij het huis. Hij nam een Eau de Cologneflesch en gaf ze haaf Zij nam de flesch en vroeg hem <de stop vast te 'houden en liet gelijk dat ze hem de stop gaf, iets in zijn hand vallen. „Ik hoop dat het zoo goed Ltf\ mompelde ze ver legen. „De vracht was heusch twee shilling eigen lijk minder. Ik kwam het laatste deel maar met de taxi, weet LP'. „O, maar ik kan niet Hij vond het vreeselijk, dat muntstuk in zijn band. „U moet het behouden, alstu blieft nét of u een man was en U me ergens ontmoet had." „Wel! Zooals u wilt". Hij liet dat nare geldstuk in zijn zak glijden, waar het tegen het andere aanrin- kelde meest goud. s „Dank U dit is verrukkelijke. Eau de Cologne zoo goed heb ik ze nooit geroken", zei ze met een lachje. v Nog een ruk' en ze waren voor de entrée van1 num mer 80. Zij stapte vlug uit den wagen met een bui ging en vriendelijke dank voor zijn hulp en zij ging de schitterende hall finnen. Nadat hij zijn jas en hoed afgelegd had bleef hij even in de hall staan; hij hoopte dat hij haar nog zou zien, maar vijf minuten gingen voorbij en zij bleef onzichtbaar. Het leek hem niet erg beleefd toe zoo op haar te blijven wachtenj maar opeens ver scheen de zoon des huizes, die uit een kamer kwam, waar ververschi-ngen geserveerd werden, die hem uit bundig begroette en hem mee naar boven nam. Flam borough bevond zich direct temidden varteen heele zwerm familieleden en werd gedreven naar een groote groep menschen] die in de eerste van die drie kamera stonde^ te praten. De tweede kamer had net als de eerste een verbin ding naar de trap. Hij kwam de kamer binnen en werd weer weggedreven door het gezang van een groote dikke douairière met haar debutante. /Nu zag hij eindelijk de damo van de kapotte taxi weer. Het volle licht van oen Venetiaanschon luchter viel op haar toen ze de trap opkwam. Zij' was nu zonder mantel en haar mooie blanke schouders kwamen prachtig uit haar goed zittende eenvoudige zwarte japon; zij overtrof die opgedirkte massa menschen niet alleen door haar eenvoud, maar ook door haar schoonheid. Zij. hadi een zeer gedistingeerd' gezicht een koninklijk voorkomen. Ze droeg geen ver^erse- len, alleen de weelde van haar smaakvol opgemaakt haar was het schoonste sieraad dat men zich denken kon. Zij kwam boven. Hij' spande zich in om haar naam te hooren. Maar 't gelukte hem niet. Nu werd zij door Mts. Beaumont ontvangen vriendelijk, maar zonder eenig enthousiasme. Hij zag dat de jon ge dame zij' was toch zeker geen getrouwde vrouw op zij ging staan en de gezichten van de menschen om haar heen belangstellend onderzocht en toen werd ze net als hij naar Kamer No. 1 gedre ven. Hij wachtte. Vroeger of later imoest zij ook ko men waar hij was. Hij amuseerde zich door zachtjes met een» heer te praten, dien hfli nauwelijks kende, een schilder en hield' zijln blik gericht op de deur, tusschen die eerste en de tweede kamer. „Wal is er in nummer 3 te zien?" vroeg hij. „Die", zei zijn kennis, „is gewijd aan de gezegende brui- loftsgeschenken. Een misselijke vertooning, ik weet ei geen anderen naam1 voor; erger dan 'n vertooni-ng van de Royal Academy. Alles ligt dicht opgehoopt bij elkaar. Een- UefdadigheicLsbazar is er niets bij. De Beaumonts hadden er wel een warenhuis voor kun nen huren." Hij ging een® een. kijkje nemen in die ba.7,ar. Het meisje, in 't zwart was de muziekkamer binnengekomeft. Een oogemblik maar keken ze el kaar. aan. 'Zij h.erkonde -hem en glimlachte even. Hij' liet haar voorgaan en toen ging hij ook naar kamer nummer 3. Behalve hij> en het meisje waren er maar een paar menschen. Zoo nu en dan keek hij naar haar. Zij keek naar het leerwerk, einde- looze tasschen, vloeiboeken, 'juweelendoosjes. Even bleef zijn blik iets te lang op haar rusten. Dat zag zij 'Hij had! 't land! aan ziqhizelf en draaide zich vlug om, om zich in een boek te verdiepen^Nu keek ze naar hem. Zij ging hem voorMj en boög zich over de juwee- len. Hij had- zijn kans om haar aan te spreken voor bij laten gaan. Tot zijn verbazing riep zij plotseling uit: „O kijk eens, wat prachtig!" Dat was een uitnoodiging aan zijn adres. Niemand anders was in de buurt. De andere dames stonden bij elkaar aan den anderen kant van de deur over, het souper te pratdta. Een man stond afgezonderd in een hoek, verdiept dm de beschouwing! van een' nieuw soort barometer, die gecombineerd was met een weer tabel. Flamborough kwam voor de tweede maal bui gend dichterbij- en keek naar het voorwerp, waar zij naar wees. Gedurende een oogenblik herkende hij de collier niet eens, zoo heel anders zag deze er uit tusschep al dié snuisterijen en zoo vlug was hij met zijn keuze in de juwelierswinkel klaar geweest ook al doordat het kaartje, dat er bij lag, omgeval len was met den naamkant naar beneden. Maar nu herkende hij. de steenen weer rose tourmalijnen, paarlen met diamanten. Het was werkelijk het mooi ste, wat er in de kamer lag. „Vindt U het mooi?" vroeg hij de onbekende." Het is het mooiste en het kostbaarste in de heele kamer." „Ik geloof dat het mooi ontworpen is", antwoordde hij bescheiden. Zij keerde zich eensklaps van hem af en haar oogeni werden aangetrokken door de kettingen, bro ches, gespen en ringen in al die fluweelen étuis: De man, die zoo afgezonderd' stond had zeker genoeg" van den barometer en kwam iets nadeibij. Het meisje keek plotseling Flamborough recht in de oogen mét een uitdagenden) blik. Ze l'aöhte toen minachtendi Haar stem was diep en intens bitter. „Is het geen schande voor Engeland, dit alle maal?" „Hoe zoo?" vroeg Flamborough, vqor een oogen blik van zijn stuk gebracht. Al deze overdaad van dure dingen dozijnen en dozijnen dezelfde cadeajix voor één man en één vrouw. Hoopen zilver en andere dingen. Ze kunnen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 15