VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT HET PAARLENCOLLIER DAMRUBRIEK. Bijvoegsel der Schager Courant vdn Zaterdag 5 December 1925. No. 7754. PANTOMIME p LJ ii.ii J El bi m n Hf 8§ Hf n Hl üt W flt 'i? m ----- ff 0 w M B £5 11 s§ 1 W. Hf 9 8 Ut Ut Hf m w ÉI 8ËP Hl 8 np É8P Wrn Hf ii ÉI s jgj£ ÜPI Hf m si fÜ fü 'Êl s 0- m fH IS fll Éi n m H B m 9 Hl m SINT NICO LAAS I [Nu juicht woer heel de blijde kinderschare, |Haar feestlied voor den grooten kindervrind, Die telken jaar uit 't verre, zoele Zuiden 1 Zijn vasten weg naar 't koude Holland vindt, |Naar 't koude Holland, waar de levenswarmte "zich baanbreekt vol van zegenrijke kracht lis de gezinnen, waar een kleine gave [Toch zooveel groote, groote liefde bracht!! I o, al die kleuters in hun blij verwachten ■Van 't geen ze koest'ren in hun kleine hart, Die simpl'e wenschjes, altijd weer begrepen, [Die oude wijsjes van den „koek en gard"? [Die lieve schoentjes grappig volgeladen [Voor Sinterklaas met zijn oud gelaat En al die zorgzaam toegewijde moeders, I Als door het avondhuis do stilte gaat! [Dan komt de liefde door den schoorsteen binnen, j Dat is wel de bekoring-van dit feest, Dat ieder jaar in gulle overgave I Zijn schatten aandraagt voor den kindergeest. I Want met een glimlach schikt de goede moeder [Haar schoone gaven, zorgzaam toebereid, I F,n maakt door 't wonder van haar groote liefde [Van kinderdroomen gouden werkelijkheidII En o, dat lichten in die kinderoogen j Bij 't zien der schatten aan hen toebedacht, j De streeling van die lieve kinderhandjes [Langs moeders handen, koesterend en zacht! Dit is de rijkdom van het kinderleven, Dit is het kostb're van zijn mooi bestaan, I Dat zijn bezit op wie het mag doorvoelen, IZ'n louterende kracht doet overgaan!! 0 Sinterklaasfeest, vol herinneringen I Aan lieve vaders met oen zonnelach, i Aan lieve moeders, o zoo lang geleden, Aan lichte morgens ,van 'een blijden dagl Herinneringen, die we nooit vergeten. I Door 't innig mooie in hun kleur en lijn, Omdat ze voor ons moeilijk daag'Iijksch leven Te rijk aan kracht, te lief en kostbaar zijn!!!! December 1925. AHe rechten voorbehouden! KROES'. (M. S. R'AWSON.) (Nadruk Verboden.) (Vervolg.) De taxi hield stil voor een restaurant in een zij straat bij Piccadilly. 1 Weer trad die slanke gestalte in de grijze mantel een. hel verlichte vestibule binnen. Weer was zij even uit het gezicht verdwenen in een garderobe. Maar ditmaal kwam zij vlugger te voor schijn. Zij had de zwarte kanten sjaal omgehouden. Deze bedekte discreet haar mooie schouders, verborg ze voor de blikken van bezoekers en kellners. Hij; geleidde haar naar een rustig hoekje aan een tafeltje voor twee personen. Hij' bestudeerde de wijnkaart, bestelde een goede moezelwijn en wilde haar glas vullen. „Ik liever niet", zei ze haastig. „Ik zou met een paar seconden bedwelmd zijn." Zij leunde achterover in haar stoel., bleek en zwak zag zij er uit. „Neem twee slokjes met*wat brood.", drong hij aan, „en als U zoo wat gegeten hebt, bent U veel beter." Toen liet hij haar met rust. Hij! voerde het gesprek, praatte alleen over onbeduidende dingen. De mu- .ziek van een goed en niet- te luid spelend strijkje dat in de vestibule zat, vulde dei gapingen in het gesprek prachtig aan. Hij» liet haar haar geschiedenis vertel len. Zij zou vertellen van haar leven, waarin hij nu plotseling een rol was gaan spelen. Eh, ze deed het, maar ze stelde er één voorwaarde bij. „Ik zal al Uw vragen beantwoorden. Maar ik kan U niet alles vertellen als U mij niet belooft dat U mij geloovcn zult.*1 „Ik ben zoo verlangend U te gelooven, aJs om te hooren wat U zegt", zei hij' met een glimlach van goed vertrouwen. „Gelooft U dat zoo iets als dit als vanavond ge beurde nog nooit eerder gebeurd is?" „Dat weet ik". „Waarom?" „O*, in de eerste plaats omdat U dan slimme;* zou zijn geweest. Vergeef mij de uitdrukking. U zoudt bet heel anders gedaan hebben. U zou geweten heb ben wie hij1 was die man in denho ek met die bril op. En dan Uw gezicht! Van dat soortN bent U niet. Daarom ben ik er zoo van geschrokken." „Dank u." Zij keek neer, speelde met de kruimels brood op tafel, keek weer op en ging verder. „Toen U dat boek van Ruskin opnami en dien zin hardop las had ik kunnen schreeuwen. Ik had dat boek aan flarden kunnen scheuren en 'het in Uw ge zicht kunnen gooien. Ik kon- mij' ternauwernood be- hoerachen. Maar iets scheen dm mijn 'hoofd te barsten en oon stem fluisterde mij in, telkens weer. „Ga terug naar dè juweelen; ga terug en bekijk ze. Er is iets waar je naar moet kijken. De steenen, vooral de rose, -zeiden mijl vreeselijke dingen. Ik wilde ze wel uit Stadsgezicht. De Radio-reclame. Nadruk verboden. hun kassen rukken. Toen zag ik iets anders een kaartje bij het étui het étui met het met de collier die ik U weergaf. Ik zag er een naam op staan." „Ja?" zei hij, met schaamte in zijn gezicht. Iedere ader op zijn hoofd scheen te zullen barsten. ,Het is een naam die nooit had moeten bestaan. Toen ik in' den hoek van het kaartje ecu deftig adres in Mayfair zag dat was het verschrikkelijkste van alles. Het is de naam van een die geen reciht heeft op het geld en den titel. Als- U eens wist!'* ,Ik zal het weten. U zult het mij vertellen, niet waar", zei hij vlug. Hij wist niet hoe stroef hij keek en daar dien blik niet veroorzaakt was door iets w^t zij gezegd of gedaan had, schrok zij er van. „O zie mij niet zoo aan", stootte zij uit. ,^\ls U. wist wat er gebeurd was zou U mij' alles wat' ik gedaan en gezegd had, vergeven." „Vergeven?" zei hij ellendig, „Ik heb niets te ver geven. Ga door. Wat heeft die man gedaan?" „Hij slaat het geld stuk dat zijn vader verkregen heeft. Zijn vader was zoo goed als een moordenaar Een anderen naam weet ik er niet voor. Men de wei eld' noemde het zelfmoord het geval van mijn vader. Maar het was eigenlijk zijn vriend die hem doodgeschoten heeft die hem geruïneerd heeft en hem als een bedelaar heèft laten rondloopen, en mijn moeder en mij heeft laten verhongeren. Hij duwde ons naar heneden, naar beneden. Door hem deed ik wat ik vanavond gedaan heb." ,Hij leeft zeker niet meer?" vroeg Robin, wit tot aan zijn lippen. „Neen; maar zoo'n familie sterft nooit uit. Laurier- 1 boomenZijn zoem leeft. Eh nu gaat hij door om ons naar beneden te drukken." „Hbudi op!" zei Robin. „Een oogenblik. Ik moet U iets vertellen. Dat vreeselijke collier was mijn ca deau aan Alie Reaumont." Een oogenblik dacht xhij, dat zij in zwijm' zou val len. Zij zonk terug in haar stoel met een zwakken kreet en bedekte haar gezicht met haar handen. Maar slechts voor één seconde. Zij probeerde op te staan en hield zich aan het tafeltje vast. „Ik wil mijn mantel", fluisterde zij. „Laat mij gaan." Zij deed een'paar stappen naar voren. Hij kwam bij haar en trok haar hand door zijn arm. „Kom maar Wij zullen de rest van deze onver kwikkelijke zaak maa$ bepraten als ik U thuis breng", zei hij vriendelijk. Hij1 wenkte den kellner, toen hij voorbijging. „Breng de rekening in de vesti bule." Hij bracht het meisje naar de garderobe, betaalde, wachtte tot zij terugkwam en riep een taxi. „Ér valt niets meer te zeggen", stotterde zijl, na dat- de taxi zich in beweging had gezet. „Neen, nu is het mijn beurtom te praten. Hierop heb ik jaren gewacht.. Waarom antwoordde U niet op mijn advertentie, Miss Gossolin'" „Advertentie, Lord Flamborough?" „In de Daily Telegraph, 'de Times, en kleinere kranten." „U vergeet, dat we geen kranten konden betalen." „Was er niemand die het U kon Vertellen?" •„Wiji zijn nog maar een paar dagen in Londen. Wij moesten onze laatste woning verlaten een pension-op het vaste lancL plotseling; kunt U niet raden waarom?"' „Maar de Beaumonts? Zij hadden U toch iets kun nen vertellen?" „Vijf jaar hebben we onder een anderen naam ge leefd. En ongeveer twee jaar geleden ontmoette ik de Beaumonts. Mijn moeder stond op die naamveran dering .De zelfmoord ziet U zij: Icon het niet verdragen daardoor steeds achtervolgd te worden en da^ waren er nog de schuldei sefters van mijn vader. Waar wij ook heengingen, de oude naam bracht ons steeds in moeilijkheden en zorgen. Daarom sneden wij de touwen door wij verdwenen uit het maat schappelijk leven. En ik moest werk vinden als kinderjuffrouw' of voor gezelschap, werk in winkels, wat het ook was. Toen mijn moeder nog flink was, ging het wel. Ik kon van haar weg en betrekkelijk' goed werk vinden. Toen werd zij ziek werd ge deeltelijk verlamd en ik moest haar helpen. We hiel den een klein pension in Zwitserland tot verleden week. Maar wij hadden een slecht seizoen. Alles scheen tegen te loopen. De rechtbank kwam er bij te pas. Wij moesten alles achter laten al de meu bels, waarvoor ik het geld bij elkaar gespaard 'had, alles. Ik ben toen hierheen gekomen, naar Lon den, om haar in een ziekenhuis te krijgen en werk te vinden. Ik hoopte dat de Beaumonts helpen wilden ik deed wat secretaresse-werk in Sussex voor hen, verleden zomer. Daarom was ik er vanavond. Hun uitnoodi^mg voor deze partij: kwam een dag of veer tien geleden. Ik kon het niet aannemen. Ik antwoord de zelfs niet. Vanmorgen besloot ik om te gaan ik maakte een excuus, legde uit, dat we plotseling in Londen waren gekomen. Mijn moeder stond er op dat ik" ging. Ik vond het afschuwelijk. Ik moest mijn laatste goudstuk er voor aanspreken. Het was aan den anderen kant ook wel verleidelijk. Na wat ik meegemaakt had de laatste jaren, speciaal de laatste veertien dagen, kunt U zich niet indenken hoe ik er naar verlangde'al die verschrikkelijke armoede oen paar uur te vergeten en die verschrikkelijke angst en dan naar oen partij te gaan waar men- schen, samenkomen, die niet hongerig zijn en niet dag en nacht angstig. En dan, weet U, was er kans, dat, als ik mij liet zién, de Beaumonts mij misschien na het huwelijk zouden willen helpen. Maar nu zie ik in, dat ik het idiootste, onbehoorlijks!.® gedaan heb, wat ik in deze omstandigheden had kunnen doen." „Het was het eenigste wat U kon doen. Het was een ingeving. Als ik U de opluchting kon laten .voe len, die De taxi hield stil. Hij moest haar achterlaten in die nauwe rij huizen met hun morsige kleine voor tuintjes, en hun imitatie laurierboomen. Maar hij wachtte tot zij do sleutel gevonden had en het sleu telgat door de hulp van lucifers die hij afstreek. Zij gaf hem een hand. „Goeden nacht. Ik voel mij alsof ik door den mod der geloopen heb vannacht en U meegetrokken heb. Ik heb een gevoel of er geen duistere schuilplaats meer is waar ik .mij meer kan verbergen en of de heele wereld naar mij wijst en lacht hu„ 't zou mij niet kunnen schelen, 't zou miji niet kunnen schelen. als mijn klein moedertjeI" Een traan viel op zijn hand toen hij de hare in de duisternis wilde nemen. Hij: verlangde er naar haar in zijn armen te sluiten. Maar, daar hij een gentle- m«c was, en het donker was en heel laat, deed' hij wat anders. Hij maakte weer licht. Hij streek twee lucifers af tegelijk en bukte zich of hij: wat verloren had. „Wat is er?" vroeg ze luisterend, angstig dat de aandacht getrokken ,zou worden van kletsende bu ren of verlate voorbijgangers, „Er is geen spoortje modder op Uw voet", zei hij vroolijk. „U hebt de mooiste Voetjes die ik ooit ge zien heb. Dat hebt U gedroomd. Wat de rest be trefthij hield het vlammetje op de hoogte van haar gezicht „waar U zich gaat verbergen, ik zal U vinden, vóór de wereld er iets van af weet. Ik heb U in mijn gedachten al jaren gezocht, U en Uw moeder. En nu, als 't U blieft, vraag ik of- ik tus- schen U en de wereld mag staan". „Goeden nacht", zei ze weer met een gelukkige snik. Goeden nacht. Dit is de laatste nacht dien U hier doorbrengen zult; schikt U er zich nog maar in", antwoordde hij met een lach. Haar tranen druppel den weer op zijn hand, want zij kuste hem er op. Daar!" riep zy uit, terwijl zij de hand liet vallen. „Ik ben slecht en brutaal. Maar ik zei vreeselijke dingen van U allen. En dit is alles wat ik doen kon om U te toonen dat ik weet hoeveel pijn ik U deed." zal het nog moer pijn doen, denk ik", zei hiji vroolijk. t Zij: ging het huis in en sloot de deur. Hij' Wandelde terug over de vochtige steenen van het tuinpad naar de nog wachtende taxi. Hij was blij, dat het niet meer regende, want dat zou de warme zoute druppels op zijn rechterhand weggevaagd hebben de kostelijke doop voor zijn •nieuwe leven. Verzoeke alles betreffende deze rubriek te zenden aan C. AMELS Wz., WINKEL. OPLOSSING PROBLEEM No. 15. Wit: 42-37, 34- 29, 33—29, 28X37, 32X1 en wint. OPLOSSING PROBLEEM No. 16. Wit: 32-27, 27-21, 21X12 en wint. PROBLEEM No. 19. Auteur D. Olie Az., N. Niedorp. '//MM. mm WIT. Stand Zwart, 13 schiiven, op: 2 4 7 8 9 12 14 16 18 19 20 1 3 24.. Stand Wit, 13 schijven, op 11 21 25 27 29 32 tot 35 40 43 44 48. PROBLEEM No. 20. Auteur D. Olie Az., N. Nledoip. ZWART. WIT. Stand Zwart, 11 schijven, op: 3 5 7 tot 10, 14 18 19 20 37. "Stand Wit, 11 schijven, op: 17 27 tot 30 34 38 39 44 47 50. Voor beginners het volgende probleem: Stand Zwart, 2 schijven, op: 12 35 en 2 dammen op 3 en 32. Stand Wit, 6 schijven, op: 16 21 22 34 42 48. Wit won hier op de volgende manier: Wit: 34—30; Zwart 35X24, Wit 22—18, Zwart 12X23, Wit 42—37, Zwart 3X42, Wit 48X30.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 11