Bram s Uitvinding. VOOR DE KINDEREN. Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat 1 I iebi wa« 't ter ipl Wl van g| roorloj schoo tmerltj :oln Jlk« Ij iels julianus den braven bisschop niet dludden in Na 30Ö keerde hiji terug en zette zijn liefdewerk ijver voort. Door zijn rusteloozen arbeid ver- nl|LD bat heidendom In zijn diocees geheel. w«ï [gen» de legende heeft hij tal van wonderen stateeri jcht. Zpo> heette het, dat hij kinderen, door een kaard geslacht, in het leven terugriep. I grootste wonder was de redding van drie on- Idig veroordeelde veldheeren, die in de gevan- ie Constantinopel baden om de hulp van Ni- a, Op hun bede verscheen hij in een droomge- aan den keizer. Etn deze, door de dringende ,aningen, van den priester in zijn^ droom ge- besloot den volgenden morgen de veldheeren te laten. De keizer vertelde hun, wat hem in 05 den nacht wedervaren waa, en zondi hen met kost. bare geschenken naar Miyra, waar bisschop Nicolaas een afschrift der Evangeliën, een wierookvat en een paar gouden kandelaars ontving. Vooral door deze gebeurtenis werd Nicolaas de voorspraak voor allen, die In nood verkeerden. Den öden December 342 stierf hij en werd hij te Myra begraven. In 1086 brachten eenige kooplieden uit Bari zijn heilig gebeente over naar deze Italiaan- sche si ad aan de Adriatische Zee, waar men hem ter eere een kerk stichtte. Vele pelgrims trekken nog altijd naar Bari, gelokt door de wonderbaarlijke kracht die er van zijn gebeenet heet uit te gaan Zoo>- wel de Roomsch-Katholieke als de Grisksch-Ortho doxe kerk vereeren Sint Nicolaas als een hoofdhei- lige. Hij is natuurlijk de beschermheilige van Bari, 1 eveneens van het Russische rijk, wat waarschijnlijk oorzaak is geweest, dat verschillende Russische cza- rën zich Nicolaas hebben genoemd Reeds als zuigeling stond Nicolaas min of meer in de reuk van heiligheid. Op de vastendagen wilde hij maar éénmaal de moederborst, of zooals het in de „Gulden Legende van de Roomsche Kierk" heet: St. Nicolaas, een borger van Patras, So haesi als hij van Moijer geboren was, Stont op gijn koten, hij soogh 's\veeks tweemael, 's Woonsdaeghs ende 'sVrijdaeghs, voorts was hij 't eenemael 1 Van der jeught aen Godsdi6nstigh. Legenden van kerkheiligen hebben altijd een die pen Indruk op de menschen gemaakt. En zoo'is niet alleen voor Roomsch- en Grieksch geloovigen Sint Nicolaas de goede Sint gebleven, maar ook In 't al gemeen voor oud en jong, de verrassingen brengen de heilige. Het Sint Nicolaasfeest is een echt kin- ierfees: geweest de eeuwen door. Ook de ouderen vieren het ffeesl met groote> vreugde, maar we geloo- ven niet, dat het zoo onuitroeibaar gebleken zou zijn, a s nlot de kinderen op zoo sprookjesachtige wijze overladen werden met allerlei lekkers en hel prach- 'igstc speelgoed. Sinterklaas is en blijft een kinderfeest. M. itsche* 1 ent, d| ratiscbi renblllt I u di zie «i •ij zon et hen r daar ter m itten. Maai tot ho op een m dei word: 1 heili hristu Klein- 1 erfde intus p wal e dee lad hf en ge it zijl wildi t det ieplai rp hi 1 doo: Ik denk dezer dagen haast aan niets anders dan aan Sinterklaas en al zijn lekkers. Nu is 't nacht en ik lig in bed en daar verschijnt me oneens Zwarte Piet in hoogst eigen persoon. 342. „Ga mee, Hans", zegt hij en brengt me naar 'n lekkerswinkel, waar ik net zoo veel snoepen mag als ik maar wil, taart, chocoladeletters, borstplaat, marsepein, speculaasEn ik laat me dat niet tweemaal zeggen. 343. Maar als ik 'n poosje bezig ben krijg ik zoo'n raar gevoel in m'n maag. O, 0, wat wordt ik benauwd., ik kan geen stukje lekkers meer zien. Moeder, moe derI 344. Hè, wat is dat? Heb ik mezelf wakker geschreeuwd? 't Is al dag. En geen spoor van maagkramp. Zwarte Piet heeft me in m'n droom zeker 'n lesje willen geven. Gelukkig, maar, dat het niet echt gebeurd Is! oudsl iscM ne bf he: 1 hf -nden n det jd be beurs wie juiste hield huw ij Ni- Moeder Poezekat bakt lekkere borst plaat voor de Sinterklaas en Mimi kijkt1 toe hoe ze 't doet. Misschien valt er voor haar dan ook nog wel 'n snoepje af! „Dat groote hart is voor Hans", zegt moe: der. 346. E11 moeder Teddybeer bakt speculaas. Kijk, ze duwt het deeg stevig-in de spe culaasplank. Hans en Billy zijn ergens anders aan het spelen, maar Bobbie staat er nieuwsgierig bij. 347. „Zoo iets zie je in Amerika niet", zegt hij en loopt dan gehoorzaam naar de keuken om de melk te halen voor zijn tante. 348. Maar och hemeltje, de plank is een beetje hoog en de kan 'n beetje glad en.... valt'. De armé Bobbie krijgt den heelen inhoud op zijn zwarten bol. Wat wordt hij nu geplaagd! VOOR DE KINDEREN. toch Ieder at hij olaas 3 Ie- Nico- r zijn nog brieven metoplossingeïi van de vorige k nagekomen. En wel van: Ma Bakker, W'waard; deren Jannes; Rita Schoenmaker, Heerhugo- ird Zuid: Piet Dissel, Waardpolder, Kolhorn; ik en Corrie Blom, Anna Paulowna; Ma Vos, tswoud; B. \yildeboer, Ursem; lef je en Meiert otes, A'artswoud; Alex Vogelenzang, Andelst; Cor ling, Sint Maarten; Marie Koorn, Aartswoud; C. scheijen, Aartswoud; Maarten van Twuijver, agerwaard; J. Sinke, Anna Paulowna; Jetje de af, Julianadorp; Sipke Eriks, Koegras; N. A Iboer, Wogmeer; Zus en Broer de Groot, Kalver. Nellie Roos, Sint Maarten, E. K. Rood, Aarts- id; Wim Veerman, Aartswoud; Annie en Hennie lenaar, Winkel; Neelie Dekker, Eënigenburg; Jan- je Piers, Heerhugowaard,; Jannie Gortzak, J.uliana rp; Aafje Broekhuizen, Lagedijk; Henk Beudeker, rkhout; D. Slikker Wieringerwaard; J. Tijsen, An- Paulowna; Rensje Beers, Noordscharwoude; J. kker, Heerde (G.); Marie Kriller, Oude Niedorp; Hollander, Groote Keeten; K. Manneveld, Dirks- m; Gerrie Boontjes, Arkel; Trien en 'Neelie Scha- Aartswoud; Tona en Aagje Rijs, Petten; Corrie jnlijk de Hulst, Winkel; D. Geerligs, A. Paulowna; D. erin- be. l. Ly- va: evei vai chop ieek! een dat ge- haar den kind den, laar ken. het r de de ich- ze Hiemstra, Heerhugowaard. Op Lip Haa Oor Ra K En nu. de oplossingen van de laatste raadsels: Kijk maar eens: een medeklinker. een voorzetsel. zit bij je mond. 1 een bang dier. zit aan je hoofd. deel v. d. mast een medeklinker. i zegt: Kijk eens: ik loop door ons dorp en stap bij het ition op den trein. Ik kom langs een heeleboel aatsen en na drie kwartier bij een stad, bij Alt aar. Dat' is waar ook, daar hebben ze nog zoo'n rdig gezegde van: zoo is het: Van 'Alkmaar begint victorie. Dat is nog een gezegde uit den .tijd, toen nog oorlog hadden met "Spanje. De Spanjaarden f0gen het beleg om de stad, maar de Alkmaarders aerden zich dapper en joegen ze op de vlucht. Nou, en als ik dan verder reis, kom ik langs Heilo ^Castricum en Uitgeest. Dan zie je verder de plaat- n langs de< Zaan, veel' houtzaagmolens, je komt over Hembrug en eindelijk kom je in Amsterdam, baar stap ik uit, en ik wandel de stad in. Wat n renzestad, wat een menschen, wat een gebou- Al gauw kom ik langs de Beurs, de Bijenkorf het Paleis op den Dam. Ik wandel door de Kal- fstraat en kom eindelijk, na nog een paar straten het Rembrandtplein. Daar staat een standbeeld ta onzen beroemden schilder Rembrandt. Karei schrijft: |i WIM HEEFT EEN RUIT INGEGOOID. In de slaapkamer van Mevrouw Wardland sliepen j twee jongens, Wim en Jan. Ze sliepen als marmotten I Daar ging de wekkdr af. Met een zwaai stond Wim 1 naast zijn bed. Jan sliep nog. „Wat een slaapkop", dacht Wim. Hij liep naar het raam, en wat zag hij? Het had gesneeuwd. Vlug liep hij naar het bed. van zijn broer en schudde hem* eens flink door elkaar. „Hé, wordt eens wakker, het heeft gesneeuwd", riep Wim. Een oogenblik later stonden de jongens op straat. „Willen we eens tegen elkaar gaan gooien?" vroeg Jan. „Goed," zei Willem. En daar begon hetl Jan had net een keiharde sneeuwbal gemaakt. Daar suisde een bal op Wim aan. Maar Wim bukte ende bal vloog in een groote winkelruit van den bakker Jansen. De jongens liepen hard weg. Maar Jan voelde zich niets prettig. Na dien tijd heeft Jan nooit meer sneeuwballen gegooid. Een ongeloofelijke geschiedenis door L. Roggeveen. Vervolg. Zoo gingen een paar dagen voorbij. Bram bïeef stilletjes in zijn hobbelenden wagen. Af en toe kwam Mr. Ludovicini een praatje maken, en samen zagen ze de vormen van Bf^am's geraamte hoe langer hoe duidelijker worden. „Ik geloof', zei de Directeur op een zonnigen mid dag, toen ze pas gegeten hadden, „ik geloof warempel dat ik je vleesch ook ga zien. Ja „Wat ziet u?" vroeg Bram opgewonden. „Ja", vervolgde de Directeur, „tusschen je beende ren zie ik vaag, allerlei lijnen voor den dag komen, zooiets als spieren, en ook zie ik bewegende rood achtige massa's, Ja, 't is nog wel heel vaag, maar ik zie het toch!" Bram bekeek zijn hand. Heel duidelijk zag hij de deelen van zijn handbeenderen, en bij de knokkels ontdekte hij ook va&groode streepen, spieren! „En wat is dat?" zei de Directeur, „daar vlak voor je borstbeen? Kom eens hier!" Het levend geraamte trad naderbij. „Dat isdat isnee maar, dat is een knoop',' zei de Directeur hoogst verbaasd, „een knoop!" Hij trok aan de knoop. „Eh hij zit vast", vervolgde hij. „Zeg, Rrpmmetje, je "kleeren komen ook weer terug. Eh kijk, daar tus schen je tweede en je derde rib zweeft eén potloodje, en aan je voeten zie ik pantoffels te voorschijn ko- I men, en Bram zag alles óók en een oneindig gelukkig ge voel kwam over hem. Hij kon wel huilen en lachen tegelijk. Want daar zag hij zichzelf langzamerhand weer te voorschijn komen! Zooals een vlinder uit de pop voor den dag komt; zooals de vage beelden van een tooverlantaarn bij verschuiving van de lens lang zaam scherper vormen aannemen, zoo kwam uit het bleekgrijze geraamte een levende jongen te voor schijn. Langzaam groeide het vleesch tusschen zijn bot ten „Als bevriezend water, als stollend vet", zei Mr. Ludovicini ..met ekleine rükjes hier, geleidelijk daar, vul den zich de openingen van zijn mager karkas, zijn wangen kwamen uit' het niets te voorschijn, eerst grauw, toen gelig en eindelijk rood; zijn oogen blon ken op en keken blij naar Mr. Ludovicini, zijn eenigste getuige in tweede geboorte; zijn beenen kre gen kleur en vorm.... ,,'t Is merkwaardig, merkwaardig.mompelde Mr. Ludovicini. zijn armen vormden zich, en om den groeienden jongen heen weefden zich hoe langer hoe duidelijker zijn kleeren, zooals hiji zich die aange trokken had, haastig, toen Pashukoff hem 's nachts kwam ontvoeren. Hij zag zijn overhemd, eerst door zichtig als glas, toen zijn colbertje, zijn kousen, af gezakt en vuil, zijn pantoffels, scheefgeloopen 1 ,,'n Echt schoffie ben ik geworden", dacht Bram. En tegelijkertijd voelde hij' zijn bloed kalmer In zijn aderen stroomen, het lichte gevoel in zijn hoofd en in zijn beenen verdween; hij voelde zich weer Sterk en stevig! „Nou zie ik je pas goed", zet 'de Directeur „en 't is gek, maar ik heb altijd gedacht, dat je er wel zoo uit zou £ien! Brammetje, Brammetje, ik feliciteer je met je behouden terugkeer in het rijk van de werkelijkheid." En de Directeur schudde hartelijk Bram's handen. „Maar je hebt me daar een raar stelletje kleeren aan", zei hij. „Zóó kun Je je onmogelijk op straat vertoonen. Kom maar mee, wij hebben kleeren ge noeg en er zal we iets geschikts ook voor jou te vin den zijn, m'n kereltje. Kom maar meel" „Maar Uw arjiaten dan?" vroeg Bram verschrikt. „Daar vind ik wel wat op", zei Mr. Ludovicini, „volg me maar." En hij nam Bram bij de hand;s amen stapten ze den langzaam voorthotsenden wagen uit. „Hallo", riep Johnson, „daar komen er twee uit. I Allemenschen, wie heeft de Directeur daar nou bij zich? Wat een armoedig ventje is dat, hahahal" Hij lachte luidkeels. „Stil", zei de oude clown, die er nu, ongeverfd en ln zijn gewone grauwe kleeren, nog ouder en ge- rimpolder uitzag; dan des avonds in zijn mooie pakje, „stil, stil, dat zijn Jouw zaken nietl" Madame Ludovicini, die met de Holly Bolly Glrls en Miss Anacka voorop reed, en uit *t gelach van Johnson begreep, dat er iets bijzonders aan de hand was, hield stil, zoodat de heele circuskaravaan moest stoppen. ,Wat is er, Billy?" riep ze. „Kijk eens", riep Johnson terug. Toén Madame Ludovicini haar echtgenoot met Bram zag, riep ze, hoogst verbaasd: „Wat heb jij daar nou meegebracht?" De Directeur richtte zich op, keek al z'n menschen aan, en zei toen kalm: „Lach nietl" Dadedlijk zwegen allen. „Ik heb gezien, dat er nog wonderen zijn", zei hij. „Deze jongen hier, in zijn armelijke kleeren, is een groot wonder. Ik eisch achting voor hem en ge hoorzaamheid voor naijl* Toen ging hij den eersten wagen binnen, zijn vrouw en zijn artisten met verblufte gezichten achterla tend. 1 Wordt vervolgd. Ik heb al weer heel wat brieven met oplossingen ontvangen. Nog niet allemaal! Voorloopig noem ik de volgende namen: Gepke Bron, Hem; Joop van Balen Blanken, A. Paulowna; N. Verwer, Koedijk; Ap Nobel, Oude- sluis; R. Hollander, Groote Keeten; Nellie Wezel, Burgervlotbrug; Dik Graaff, Schoorl; Jan Gootjes, Schoorl; Tiny Vu-llings en Maria Hooward, Middel laar (L.); Ali, Rika en Nellie in 't 'Veld, Juliana dorp; Jan Haringhuizen, Heerhugowaard; Adrihan Beemster, Schagen; Annie Stolp, Barsingerhorn; Wilhelmina Stompedissel, Julianadorp; D. Geerligs, A. Paulowna; M,arietje Kooij, Schagerbrug; Annie de Moor, Warmenhuizen; Johan Wisse, Anna Paulowna; Jansje N'obel, Oudesluis; Antonie de Wit, Oudkarspel; Nelie Kossen, 't Zand; Annie en Engeltje WeJj, Groote Keeten; Jannes Bos, Opperdoes; H. Blom, Anna Pau lowna; Trientje en Annie Vethman, Winkel; P. Dissel, Kolhorn; C. Bregman, Winkel; Nelly Roos, Sint Maarten. En nu komen er nog meer brieven, morgen en Donderdag. Ik kan er niet langer op wachten, want ik moet mijn brief naar de Schager Courant weg zenden. 't Is nu dat Ik dit schrijf, Dinsdag, weet Je! Maar dat is niet erg, hoor! Ik wacht doodeenvou- I dig nog een weekje. We verloten dan volgende week de prijzen, zoodat Sint Nicolaas voor de gelukkige I lotelingen dan een weekje later komt. Dat vinden wei wel goed, nietwaar? Alzoo nog één weekje geduldl 1 Brieven zenden naar L. ROGGEVEEN, MARETAK- 1 STRAAT 54, DEN HAAG. En dan wensoh ik jullie allemaal vanavond een heel prettigen avond toel

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 13