rfw Bram s Uitvinding. VOOR DE KINDEREN. Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat 1 lf^ v- een paar negerwxjsheden. Ala gij ïi0t» dat do baard van uw broeder in jr'and 3taat> begiet dan den uwen met water!" Kr zijn altijd wel wegen te vinden, welke naar tomen leiden, die vnl-chten dragen." Als iemand vleit: „Laat ons blijven zitten", ge- jjoi dan gerust, dat. hij niet in een mierenhoop zit." nogal logisch. „Jan, hoe durf je op school te komen met zulk Jtordig baar?" j .Geen kam, juffrouw." /an je dan de kam van je vader niet gebruiken?" [„Geen. haar, juffrouw." db moderne ttjd, [vriendelijke oude heer, tot oen huilend jochie: jij je moesje kwijt, kereltje? Waarom"heb jij je niet aan haar rokken vastgehouden 7 Jochie: „Hi.... hidaark.... kon ik niet bij. zij begreep het wel. „Vrouwtje", telefoneerde hij lief, „Je moet met het eten maar niet op mij wachten,- ik heb nog ver schrikkelijk veel te doen op het kantoor." „Arme kerel!" antwoordde het vrouwtje sympa thiek, ik begrijp niet hoe jij nog kan werken met zoo'n vreeselijke Jazz-band op je kantoor." zijn getuigschrift. „Mijnheer, een firma wil een informatie hebben over Jansen, die bij ons in dienst is geweest. Wat moet ik zeggen?" „Schrijf, dat hij bij, ons gestolen, gelogen en be drogen heeft en dat hij alles wat hij kent, bij ons ge leerd) heeft." BEN wijs oordeel. „Ik kan een rijk meisje trouwen, dat mij vrijwel onverschillig is. Of een arm waar ik zielsveel van houd. Zeg jiji mij, wat ik moet doen?" „Volg de stem van je hart en wordt gelukkig. Trouw het arme meisje. En, wat ik nog meer zeggen wou kan je mij niet aan dat andere meisje voorstellen." een te leelltk mormel. Oude juffrouw: „Ik wou graag een hond koopen, ongeveer zoo hoog en zoo lang. Weet u, zoo 'n soort herdershond., maar niet heelemaal. De staart moet korter zijn, en de kop 'dikker, de pooten niet zoo hoog en het lijf dunner. Heb u zulke honden? „Neen, dame, zulke honden hebben wij niet, die verdrinken wij." WAKE WOORDEN. Alles wat ge zegt, moet waar zijn, maar ge behoeft niet alles te zeggen wat waar is. Verbiedt uw kind niet te veel en slechts dat, wat hem zelf of anderen schaadt. Groote daden gelijken dikwijls op lekkere spijzen: als men wist hoe ze klaar gemaakt waren, zou men er niet zooveel mede ophebben. Te zeggen: „Ik ben nooit veranderd", staat gelijk met 'te zeggen: „Ik ben onfeilbaar geboren enik heb nooit van de lessen van het leven geprofiteerd"... Te oud om te leeren worden wij nimmer. Ook in do gelukssmederlj' ontbreekt het niet aan rook en roet. Billy en Bobbie gaan weg. Ze moeten weer naar huis. H'ans heeft geholpen de koffers te pakken en is ze nu met 'n ver drietig gezicht aan T verschuiven. Hij zal de jolige makkers missen. 358. Hiji, en Mimi mogen alleen 't -tweetal naar de boot brengen want de neefjes gaan naar Amerika terug. Ze wuiven oom en tante Teddybeer nog lang goeieru dag toe. Daar ligt de loopplank. „Dag hoor, dag Goede reis en schrijven jullie gauwl Tot ziens maar, Dag Bob, dag Bdll, dag Hans, dag Mimi, hou je maar flink. Da-a-ag!" i. Dan vaart de boot af. Hans en Mimi wuiven zoolang' zo kunnen. Eh nu weer naar huis. \Vai vreemd stilletjes zal het in 't begin zijn, nu die drukke neven weg zijn! nis Mimi en ik speelden vanmorgen bui ten met den bal, dien zij pas gekregen had van Sinterklaas. „Gooi toch hoog Mimi!" riep ik, want meisjes hebben er een echt handje van om altijd zoo laag te gooien. 362. En om haar te laten zien hoe flink ik 't kon, trapte ik 'na stevig tegen den bal.,Die ketste geweldig, sprong hoog op, schoot over 't land en 363. recht de sloot dn. Mimi aan t huilen. „Akelige jongen dat je bent! Daar drijft die nou! M?n mooie bal hi-hi_h.il" Nu, en ik was toch net ®oo goed geschrokken als zij. 364. Maar Mimi wilde daar niets van weten en liep hard huilend naar huis. Daar sta ik nu, boos en vernietig, 'k Zal ook maar naar huis gaan! VOOR DE KINDEREN. Ziezoo, kindertjes, de Sinterklaasdagen zijn al lang eer voorbij. En ook onze Sinterklaaswedstrijd;, is 't verleden verdwenen. Hebben de prijswinnaars in boeken al ontvangen? En zijn ze mooi? 'Schrijf er maar gauw een® iets van. Van de laatste raadsels heb ik niet te veel oplos- igen gekregen. Dat, had ik wel verwacht, en ik vind dan ook heelemaal niet erg, hoor! Hier zijn ze: een medeklinker een groot viervoetig dier. een kinderspeelgoed' een windstreek gebruikt de naaister, vijand van ijzer bloed weg. ouderwetsche bril. voorzetsel, klinker. Een fotografie wil men wel 'graag van zijn familie kennissen hebben. 2. Heerenveen. De namen van de goede oplossers komen volgende 'eek. f 8 t 0 '1 oost garen roest ader fok i 11 wacht, of de auto al kwam. En eindelijk kwam hij. We stapten allemaal in. Ik vroeg aan mijn moeder,, of ik naast den bestuurder mocht zitten. Gelukkig, ik mocht! Toen gingen we weg. Eerst gingen we door Loosduinen en toen door 'Monster en "'sGraven- zande. Eindelijk kwamen we in Hoek van Holland. Toen stapten we allen uit en gingen .naar het strand. Ik begon een diepe kuil te graven. Toen die af was, maakte ik er een gracht om heen. Zonder dat we het wisten, wend het zes uur.. Toen gingen we weer naar huis terug. Thuis zei ik tegen mijn moeder, dat ik een prettige dag had gehad. iWie zendt me nog eens een kort opstelletje? Dat vind ik wel leuk. 't Aldres is: L. ROGGEVEEN, HAiAJG. MAIRIETAKSTR1AAT 54, DEN l fieuwe raadsels opgeven? Maar niet, hè' Eduard schrijft: een buurpraatje. i.Weet je, 't heeft, gesneeuwd. i.Weet, je, 't heeft gevroren!" Dan kon je op de straten en in de steegjes hooren. l .Mot je heure: Do zoon van Klaar is door het ijs gezakt! Maar dat zal nou wel niet meer gebeure!" „Eb mijn man is morgen al vijf en twintig jaar aan de zeepfabriek. Hoe vindt Je dat?" 3n ik heb gisteren gekocht voor me keuken een nieuwe mat!" ••Hoor dat kind hovien weer eens schreeuwen! Ik zal or!s effetjas naar haar toe gaan!" Dag juffrouw Trien!" Dag juffrouw Zwaan!" David-(uit den Haag) schrijft: ik ga naar hoer van holland. «ot was midden in den. zomer. De zon schoen fel. zou mot mijn vader en moeder naar Hoek van tolland gaan. Mijn vader had een auto besteld. Dte bi om één uur komen Ik 'had al ongeduldig ge Een ongeloofelijke historie dOor L. Roggeveen. Vervolg. xm I in den haag. „O, die kranten, die kranten", riep Notaris Vinger ling vol ergerais uit, „o, die kranten! Alles weten ze en alles schrijven ze en allea vertellen ze je ver keerd," yMan, wat is er dan?" vroeg Bram's moeder. „Lees dan maar", zei de vader, de krant overrei kend. Eni moeder las: weer zichtbaar. Uit zeer goede bron vernemen wij, dat onze bekende stadgenoot, de jongeheer A. J. Vinger ling,'heden Zaterdagmiddag aan het station Staatsspoor zal arriveenen. Vraagt iemand nog, wie de jongeheer A. J. Vingerling lis? Hij is de samensteller van de eenigste onzichtbaar ma. kende stof op aarde. Hij' is de jongen, die des nachts ontvoerd is door den Russi^chen op lichter Pashukoff, Hij' is de ongeloofelijk vlug ge reiziger, die in minimale tijden maximale af standen aflegt. HIJ is thans werkzaam als artist bij het groote circus Ludovicini, dat ook hier voorstellingen zal geven «met onzen jongeheer V. als gaat. De jongeheer V., die onzichtbaar geweest la, keert thans zichtbaar ib ons midden terug. We twijfelen niet aan een buitengewoon groote be langstelling vanmiddag bij 1 Staatsspoor! „Groot grutje", zei mevrouw Vingerling. „Wa,t blieft u, mevrouw?" vroeg Grietje, die bezig was stof af te nemen. „Ik? Niets, Grietje," zei mevrouw. „Zei uwes dan niet Grietje7" vroeg Grietje. „Ik? Nee! O, wacht ik begrijp al", zei mevrouw. „Ik zei grutje Je hebt me bepaald verkeerd ver staan!" „Hihihi', lachte Grietje. „Lach niet, Grietje", zei de Notaris, „lach niet!" „Waarom niet, mijnheer?" vroeg Grietje, ft is toch een feestdag vandaag, nou dat onze jongeheer Abraham weer terug komt uit t cirrekus? 'En daar om mag ik toch wel lachen?" „Welzeker, man, laat ze lachen", zei moeder. „Hoe kan je nou lachen, als je die laatste regel leest! We twijfelen niet aan een buitengewoon groou te belangstelling bij 't Staatsspoor!" „Nou, wat zou dat?" „Wat dat zou? Dat beteebent, dat rt zwart ziet van de menscben! Je kent de Hagenaars toch! Als ze een koe zien, vragen ze aan elkaar, wat of dat is, en een draaiorgel loopen ze straten ver achterna! En nou komt er .een jongen terug, die...." „Z'ni pertret staat er ook weer bij", riep Grietje, die nieuwsgierig in de krant geneusd had, zelf de van toen, weet uwe nog wel, toen die Russische boef onzen jongéheer kwam weghalen." „Grietje, schei uit, schei asjeblieft uit. Ik zei: nou komt er een jongen terug die onzichtbaar geweest j is, en die een macht -avonturen heeft beleefd, Stel je eens voor! De heele Haag loopt uit, 't staat zwart van de menschen van de Rijnstraat tot de Heeren- graoht, allemaal om 't groote wereldwonder te zien. Denk je, dat ik daar op gesteld ben? Denk je, dat ik dat lollig vind? Denk je, dat mijn hoofd daar naar staat, denk je...." „Man, man, wind je toch niet zoo op", zei mevrouw Vingerling kalmeerend. „Laten re d'r nou maar een beetje drukte van maken, 't Is toch ook geen klei nigheid, nietwaar, wat de jongen uitgevoerd heeft!" „Denk uwe nog maar eens.^aan de krant op de trap, mijnheer", zeiJ Grietje, „en aan z'n neus, weet uwe wel, en aan dat gat in z*n broek, en aan...." ,Ja Grietje", zei mijnheer, „ik denk overal aan, en öp 't oogenblik denk ik er aan, dat jij je tijd staat te verpraten en dat ik, als ik Bram haal, n^ijn zwarte jaquet aan wil hebben, en die zwarte das met iwitte balletjes." „Die zwarte das. man? Die heb je niet meer!" „Heb ik die niet meer?" Waar is die dan?" „Die heb je immers al lang weggegeven aan den man van de werkster?" „Heb ik? Dan moet Grietje dadelijk een andere gaan halen, want ik wil nou eenmaal' geen andere das hebben, dan een zwarte met witte balletjes. Griet je, ga er eens eventjes een halen! Zij, hoor, niet te dun, 'en geen reu ze ballen als kwartjes, maar gewone kleine balletjes. Ook geen speldeknopjes", Zoo raas de Notaris Vingerling. „Ja mijnheer, ik weet t" zei Grietje. En ze ging. 't Was een zenuwachtige drukte in huis. Wlant vanmiddag zou Bram komen. Hoe de kranten dat weer zoo gauw wisten? Notaris Vingerling peinsde zijn arm hoo-fd suf, maar hij kon er niet achter ko men. „Eh dan te schrijven, dat de jongen hier in dat circus zal spelen", mopperde hij. ,,'t Is wat moois!" „Maar man, die Directeur Ludovicini is toch erg vrëndelijk geweest" zei mevrouw. „Dat is hij, en dat zal ik nooit vergeten", zei No taris Vingerling, „en ik zal hem beloonen voor z'n goedheid. En als ik die Pashukoff in mijn handen krijg, dan zal ik hem. Onze goede notaris was niet in staat z'n bedrei ging heelemaal uit te .spreken, want do brievenbo- steller ging het hekje binnen en overhandigde aan Mevrouw een brief, expresse bestelling. „Van Bram?" vroeg Mijnheer. „Nee", antwoordde mevrouw, „hij komt uit Belglö, uit Ostende. Hij' is van neef IWilly!" „Maak 's open!" En mevrouw las: Beste Oom en Tante, We hebben hier in Ostende bijna geen kranu ten gelezen, om des te meer van de zeelucht te kunnen genieten;. Maar nu las vader vanmor gen toevallig in een oude krant, die -hier in Ostende gedrukt wordt, bij de buitenlandsche berichten iets over A. J. Vingerling uit den Haag. en over zijn geheimzinnige uitvinding en •verdwijning. Wij' hebbep gezegd: „Dat moet Brammie Bijtn!" Is dat zoo? Wilt U ons eens heel gauw schrij ven, wat dat eigenlijk is, met. zijn uitvinding? En ook, waar Brammie nu op t oogenblik is? Wij zijn erg ongerust. Schrijft U gauw eventjes? Hartelijke groeten van ons drie&n, O* Keef, 'iwtuir. Hotel Prima Vera, Ostende. i „Ik zal wel telegrafeeren vanavond, dat allea bt ot de Is, en dal....." Grietje kwam Manen. Mijnheer, er waren geen dossen meer «net witte balletjes," nel ze. „De winkeljuffrouw tel, dat te uit de mode zijn." „Uit d'e modet Uit de mode? Wat Ut draag, la mo de", raasde Notaris Vingerling. „En lk Wil dM« geul" „Nou heeft, te meegegeven nwart» dassen mot witte strepen" tel Grietje. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 17