jüititti Nitiis-
ZOOALS DE OUDEN Z6NBEN...
Donderdag 31 December 1925
Uitgevers! N.V. v.h. TRAPMAN Cq., Schagen.
EEESXI BLAD.
Oudejaarsoverdenking.
FEUILLETON.
Abdijsiroop
Gemengd Nieuws.
fiBgf.e Jnnrgang No, 7768
Dit blad verschijnt viermaal por week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
ienliën nog zooveel mogelijk ifl hot ecrstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330.
INT. TELEF. no. 20.
Prijs per 3 maanden fl.65. Losse nummers 0 cent. AD VERTEN-
TIöN van i tot 5 regels £1.10, iedoro regel meer 20 cent (bewijsno.
inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE BLADEN.
Ik zit voor hot venster en tóe uit maar buiten.
Grijs ia do lucht en er waait een zwakke wind. Het
is oven droog nd eeln kletterende regenbui, 't ziet
ur naar uit, dat 't hemelwater straks weer in, stroo-
mon zal heenkomen. Alles lijkt vochtig on triest,
do menschen op straat loopem met opgetrokken
Behouders en maken deu indruk zich onbehagelijk
on koud te gevoelen. De straten.' zijn nat, viea, vrat
en kledderig, 't Is of de dieren zelfs hun levenslust
bobben verloren. Ik zie eeln paar musschen breed-uit
sis verkleumde stumpertjes op een tak zitten; een
kraai kijkt melancholiek rond op de nok van eeln'
dak, enkele lijsters- zijn weggekropen in 't lage
hoesterliout. Langs de stammen en takken der ont
bladerde boomen sijpelt 't kille water. Op den bo
dem kleine plasjes, waar in staag opeenvolgen do
druppel- .neervallen, tik, tik, tik im 'droefgeestige
eentonigheid ttófems weer hetzelfde kleine ge
luidje als de druppel fcijn dood vindt en in' tai-
looze .«pottertjes uiteenspringt. Ut verbeeld me 't
té hooron, maar 't is suggestie. Het zien doet mij
in mijn verbeelding het geluid hoorein. Of ïs 't iels
anders? Waarom Mj*k ik voortdurend baar die neer
vallenden en uiteerispattendan druppel? Tik, tik, tik
Zonderling dat zulk een klein gebeuren! mij esoo
kan boenen. Dat is tooh aHoem maar jsóó te verkla-
ren, dat daardoor bepaalde gevoelens eb gedachten!
in mij worden gewekt. Ik probeer die gevoelens
te analysearén, die gedachten te vertolken' ik
speur verband tusschen dit oabeduidënd gebeuren)
met dat even levende en dan plots stervende drup-
poltje en tusschen wat er vaag amgiing in mij, toen'
ik mijn oog richtte naar buiten en getroffen.' werd
door het diep melancholische van ©eb natten,
grauwen winterdag, waarop het ternauwernood
Echt wordt. Ik was in mijn geest bezig met deb
oudejaarsavond, want ik wilde iets schrijven voor
mijn getrouwe lezers in de Bchager Courant'. Het
schrijven van pen overdenking is iets heel. eigen
door dien altijd neervallenden' druppel, en zie, toen
wist ik wat ik schrijven zou.... andere gedachteb
gingen baar den achtergrond terug en die één© ge
dachte, gewekt door dien druppel', bleef en deze
óéne gedachte heb ik uitgesponnen tot een' over
denking.
Jten druppel' water vormt zich, we Zien het water
zich verzamelen, bolvormig worden; dan kamt er
een oogonblik dat? het loslaat en als een los zwe
vend bolletje neervalt. Het heeft eeu afzonderlijk
zelfstandig 'leven gekregen, is iets op zich-zelf go
Worden, oen afzonderlijkheid. Het gaat mot een
steeds zich versnellende vaart, baar omlaag, totdat
't gestuit wordt dan is zijn bestaan geëindigd
blikkerend aan de oppervlakte zien komen, om dan
weg te schieten naar de donkere diepte of als vo
gels, die we even hooren fluiten pn als we hen zoe
ken met 't oog, zien we slechts eeln klein bewegelijk
wezentje, dat onmiddellijk weer is verdwenen en
we weten niet ot hot een parmantig winterkoninkje
of een vroolijk tuinfluitertje is geweest. De moei
lijkheid, bij 't schrijven is de ordening der gedach
ten of 't onder woorden brengen van die gedach
ten, welke zich 't meest naar voren dringen.
Ik overlegde dus, wat ik neer zou schrijven, go-
schikt om1 gelezen te worden. Ik moest de oudejaate
stemming trachten te begrijpen en haar doorleven/.
Nu, daartoe werkte de melancholie van de natuur
zéér sterk mode. Ik kroi>g een indruk van triost»
somberheid, van .weemoed, van vergaah, van sterven
en dood. Past dit echter niet geheel bij den oude
jaarsavond? Toen werd mijln aandacht getrokken
spat uiteen on is Iniet meer. Of eigenlijk
't er nog wèl', maar emdolaas verdeeld. Inj plaats
van het éétie bolvormige waterEchaiam zijin er nu
misschen wel' duizenden kleine, uiterst kleine wa:
terbohaaimpjes gekomen eb zij vormen vochtige
plekjes op den grond, waar de druppel viel.
Dn nu, bij 'is baderen yan dén laatsten dag van' 't
jaar, zie ik in dien wordenden en vallenden water
druppel' het beeld van dén mensch. Immers: vóór
alles worden we thans aan de vergankedijkheidi
herinnerd I
Dit' is de weemoed van den oudejaarsdag, dat hij
ons predikt: niet» is blijvend, alles gaat voorbij.
Wij hiensohon ontstaan, daar komt een oogenblik
waarop we een van 't andere losstaand lichaam
bezitten toet een eigea léven. Wé houden' dit af
zonderlijke léven totdat ook wij in onze vaart wor
den gestuit. Dan gaat 't ons gelijk den waterdrupf-
pel', opgebouwd uit ontelbaar vale Meine.doden,
vallen we uiteen. Eeln hoopje stof. e&n weinig asch.
En de wind koont ön voert mee wat eenmaal1 onü
lichaam was of Ti bedekt dan botieN en verbindt
zich met andere stofdeeltjes, vormt nieuwe sa>
mensteMingeb, wordt gebruikt weer om andere li
chamen op te bouwen ön deze lichamen Zullen! op
hun beurt den weg valn dén' waterdruppel gaan, laJJ-
tijd weer tot in- het oneindige-.. maar óns lichaam
is verdwenen voor .altoos, ifiïïiardén lichamen vari
menschen zullén nog gevormd worden in het eeuwi
ge scheppingsproces, het ónze zal er mede de stof
voor hebben gegeven, maar het onze-zelf komt
nooit terug. Of zou wellicht Nietsaohe gelijk hebben
alls hij verkondigt de loer van deb eeuwigen we
derkeer? Ie de geschiedenis van het heelal',zou-
der.begin en zonder einde, niet anders dan. een
altijd weer herhalen precies op gelijke wijze van
wat eens is geweest? .Mij* begint het te duizelen, als
ik in dit vra agstuk me ga verdiepen.
Maar dit een© weet ik wèl: in dién vaEendeb
waterdroppel' zie ik 't beeld van Ons leveux. E&ni
oogenblik vormen we een afgesloten geheel, dan'
komt de ontbinding.
Wat ia dan toch ops ïerveWP
Scans gebeurt 't, dat de zon Zich "weerspiegelt in
zoo'n druppei en haar stralen breken daarin; dan
is er een schittering van veelkleurige glanzen^ en
ons oog wordt geboeid door de schoonheid daarvan,
welke is als die van flonkerend edelgesteente en,
daar is in het purper van de roos en het azuur
van de lucht en het beete geel' der zon en het
vloeiend violet van dén Westerhorizont.
Zoo 'kan er ook in ons 1'evenC schoonheid zijn qU
ze is afhankelijk van de wijze, waarop wij den
invloed ondergaan van alles wat in ons aardse h.
bestaan tot ons komt, rab onze reactie op de om
standigheden. Eb we zijn op het ©indé des jaars,
«wanbeer wij herinnerd worden aan de broosheid'
Oorspronkelijk roman door.
LOUISE B. B.
29.
;,Ik ging naar vaders kantoor, Ik vond vader, zoo
als je hem ziet, BettylDe veelheteekenende
bjik van Jaap's oogen zeiden haar meer dan hij
haar vertellen mocht in het bijzijn van zijn scherp
luisterenden vader: „Reyman, wien ik nog wel ver
boden had vader in mijn afwezigheid te komen sto
ren over zaken van het kantoor, was in zijn eerste
ontsteltenis naar vader toe gevlogen!"
„Ik zat bedaard bij de kachel te lezen, Jaap had
me dat bevolen", zeide de oude heer Bartels met
kinderlijke gehoorzaamheid, „toen Reyman bij mij
binnen kwam vliegen, waar ik al vreeselijk vanj
schrok. Hij wierp zich haast huilend voor mijn voe-
ten: „Breugel Meddema zijn kapotDogaerde!
en Zoon worden meegesleept1 O hemel!nu
gaat alles naar den kelder!Wat nu. meneer
•Bartelswat nu? Nd- moet ik gaan bedelen op
mijn ouden dag! U kunt me niet langer houden, en
meneer Jaap zet me zeker op straat! Ik heb me al- j
tijd aan deze firma vastgeklampt, nu is er geen!
redding meer voor mij, nu ia alles verloren, ver
loren1"
„Hoor j'e wel, de man heeft- een ©ogenblik van
waan'zin gehad!" betuigde Jaap, zijn stem diep en
zwaar van ingehouden verontwaardiging: „Als hij
met drie en veertig dienstjaren achter den rug had,
maakte ik zeker zijn woorden waar en joeg hem de
straat op! II zoo noodeloos te doen schrikken!"
„Dus, Jaap, er is nietsheusch niets!"
„Maar vader, denk toch na. er kan immers niets
zijn! Niemand beter dan u weet, dat wij niets te
maken hebben met al dien waggelenden boel! Ik
tal niets zeggen van den algemeenen indruk, dien
a! deze ineenstortende huizen noodwendig moeten
maken op het publiek, dat zenuwachtig, angstig,
wantrouwend, licht overslaat tot paniek! Maar wij
zijn voorbereid, dus dat beteekent, wij kunnen ons
wapenen vóór de storm losbreekt. Ik beloof u, vader,
tor uw rust, ik zal nu naar het kantoor gaan, niet
rusten, niet slapen zelfs, als dat noodig blijkt, om
ons voorbereid te maken op alle gebeurlijkheden. Ge
loof mij. vader en wees nu gerust, uw eerlijke naam
is immers mijn hoogste erfdeel!"
Betty knielde voor haar zieken stier vader. Zij
•ioeg haar armen om hem: /Vadergeloof, ver
trouw toch Jaap! Hem kunt u vertrouwen, ik weet
net, vader!"
Zonder dat zij het zelve wist, sprak vaste overtui
ging uit haar stem. Werkelijk zochten en vonden
is een krachtig werkend kruiden»
middel bij bronchitis, tnfluenz*»
kinkhoest en verkoudheid. He)
bevat geen «etdootcefldd «a*
«tftcddcelea»
Pet fleteh ns 230 gt. t!s
Ulo) {L& 350 ff.
yan ons bostaain, geneigd om te vragen, of cr in ons
leven iets van die schoonheid ia geweest en we daar
door wat glans, wat vreugde, wat stil geluk oan ons
heen hebben verspreid. En we gevoelen) wel, dat
wo méér hadden kunnen! wezen voor anderen ,voor
onze aHernaasteia in de eerste plaats. Straks is ons
leven geëindigd en we kunlnen niet meen" goedima-
kéïi' wat we aan anderen misdeden.
Ons teven geëindigd! Want onze gang door de
wereld is eer. gang maar de dood, d.i naar de ont
binding.
En (toch.... zou er niet eeftx onderscheid ook wezén
tussaban ons en dien waterdruppel'? Zijn; wij niet
iets méér nog dan een tot afzonderMj'kJieiid' Ipe-
wordén verzameling van atofdeelm?
Zoo'n waterdruppel "heeft geen bewustrijih van
zijn bestaan, deinkt niet, voelt niet, kent gepn wil
Maar in ons-is opgegroeid de persoonlijkheid, het
zich-zelï weten. En Jdeze persoomlijkhoi d is iets
anders nog dain de lichamelijke, stoffelijke ver
schijning. Daar is ook wat wij noemen de men-
schelijke ziel .en1 zij is het wezenlijke. Walnt wat
Wij zijn ,wat wij werkelik bettekenen, onze waar
achtig© waarde is .niet afhankelijk valn, noch wordt
bepaald door ons .stoffelijk wezen, maar door onze
innerlijke hoedanigheden. Méér dan 't lichaam is de
ziel, de persoonlijkhedd.' Gaat zif ook te gronde,
wanneer de dood zijin onverbiddelijk „haft'' óns
toeroept? Ié «dan fU ons streven," èj ons moeizaam:
worstelen om iets hooger te stijgen, èl ons leed
~"i kléinheid, al Ons verlangen om1 die klote
'overwinnen, niet anders dia een vruchte
loos pogen, waaraan eén grens gesteld is, evénaïs
aan ons lichamelijk bestaan?
We zien terug op ons leven, nu we stil zitten bij
't ©inde des jaars en overdenken, wat dit jaar ons
bracht. Weer -dichter bij 't einde. Zal men iln 't
kamende jaar bdj onze stervenssponde staan en ons
wegbrengen uit onze woning? En zdjn we dan
wèg, wèg, voor een wig wèg? Is er dan niets meer
van ons, over dan een snel verbléekende herinn©
ring?
Dat wil er niet in bij* den denkenden mensch.
En hij peinst en peinst. En hij doordenkt het
raadsel van den dood.
Vindt Mj" de oplossing?
haar oogen die van Jaap. O, hoe verzachtte de zon
nige, dankbare uitdrukking van die grijze oogen. de
hopelooze smart in haar hart. Hoe had zij diezelfde
oogen eens kunnen vreezen 1
Jaap wendde den blik weer naar zijn vader: „Va
der. hoort u wel, Betty spreekt als mama. 'Zij kon
ook zoo beslist zeggen, in oogenblilcken dat u miet
zeker van mij was, toen ik u vroeg die groote reis-!
te mogen maken, onder anderen: „O, Jaap zal geen
dwaze dingen doen, als hij beloofd heeft zich in acht
te nemen!"
Het gezicht van den ouden man verhelderde ein
delijk: „Ja..... ja.... Jaap! Mama had altijd gelijk!"
„Zeker, vader", klonk Jaap's stem, vriendelijk,
ernstig, „de vrouw die ons liefheeft, vertrouwt altijd
op ons, omdat zij ons aanziet, door de oogen harer
liefde. Eta nu beloof ik u alles te doen, wat in mijn
macht staat om de eer en den goeden naam van ons
huis op te houden, en dan wilt umij beloven, op mij
te vertrouwen en «-bedaard te blijven onder alles wat
u soms mocht hooren, niet waar? Haal u geen mui
zenissen in het hoofd over iets, wat anderen u komen
vertellen, zoolang ik het u niet bevestigd hebl Be
looft u dat, vader?"
Hij strekte zijn hand uit, open, waarin zijn vader
de zijne legde. Jaap hield die koude, bleeke, Levende
hand lang vast; toen zeide zijn vader, de oogen in
de oogen van zijn jongen zoon, glimlachend, gedwee
als een kind: „Ik beloof, Jaap, ik zal me goed hou
den!"
„EindelijkI Dank u! -Betty zal voor uw persoon 1
zorgen, dat maakt mij weer sterk, om den storm,
mocht hij komen, het hoofd te bieden! Zal je goed!
voor vader zorgen, Betty?"
Betty knikte, reikte hem de hand: „Ja, Jaap* ze-
„Goed, nu kan ik gerust gaan!"
Jaap schreed door de kamer, knikte bij de deur,
hot groepje bij de kachel, zijn vader in den leunstoel,
Betty voor hem op de knieën, nog eens toe, en ver
liet de kamer. Betiy hoorde zijn zich vlug verwij
derende voetstappen galmend opklinken in de lange
gang. Het leek haar stil en donker geworden in dé
kamer na Jaap's vertrek en om zich zelve moed in
te spreken, zeide zij: „Alles zal zeker goed gaan op
het kantoor, vader, nu Jaap het zegt"
„Jaap is sterk, Jaap kan al wat hij wil!" zeide
Jaap's oude vader met vaderlijken trots.
„Al wat hij wilprevelde Betty hem na. Ge^
knield voor haar stiefvader boog zij het hoofd over
haar armen om de knieën van den zieken man. En
de liefde van zulk een sterk hart had zij verloren,
versmaad, toen die haar werd aangeboden, voor
goed verloren want zelfs als zij haar hand in de zijne
legde, drukte hij die slechts broederlijk. Het zij
dan zooHij gaf haar één zorg. één taak met
hem samenzijn vader! Zoo> was zij dan nog niet
heelemaal arm! Zij mocht met hem samenwerken
tot bereiking van een zelfde doel! Daar was haar dan
Voor velen schijnt 'dit zoo te zaj'h. Zij" geïoovem
in onsterfelijkheid en .zij droomen zich een hemel';
zij vinden daarin de verzoening .met den dood.
En ik?
Ik geloof niet inden dood. Ik geloof in ecu wig
leven- Ik blijf leven iln wie na mij kocmen, zooals
alle menschen blij veto léven in de groote, groeiende
mcnschjieid, waarvan zij de vcrbij'zoindei'inig! oijxi,
geweest tijdelijk in hun aardsoh© zijlni.
Wij allen zijn geestelijk gezien, een deel' van" *t
groot geheel'. Of juister nog: Ah geestelijke we
zens zijn wij begrepen in dat één© machtige Leven,
in het eeuwig scheppende Leven, dat-in de stoffe
lijk© wereld zidh openbaart/. Wat zonden wij dam
YT0OZ0Q?
Neon, neen, o, laatste dag van rt jaar, o, woö-
moedsvolle oudejaarsavond, neen, neen, wi; treuren
niet, als gij de vergankelijkheid Ons predikt. Allés
wisselt, ajleé verandert, maar d© Geest is h©t
manente, het blijvende «en aan dien Geest
srij deel l
ASTOR*
KROKODILLENPLAAG. I
Men schrijft aan het Soer. Hbl.:
Tot een der gruwelijkste plagen van de kustplaat
sen van 'Zuid-Nieuw-Guinea behoort ongetwijfeld de
krokodil. En dat deze plaag allerminst moet worden
onderschat, imoge blijken uit het feit, dat de vorige
maand alleen door. deze monsters 31 menschen zijn
verslonden.
Het was een groote voldoening voor de bevolking,
toen dezer dagen de dokter een der grootste mon
sters die de rivier onveilig maakten en dat zich voort
durend op de kust, nabij; de huizen vertoonde, neer
legde. Et was ml. wederom een Chinees spoorloos ver
dwenen en men kon geen ander vermoeden hebben,
dan dat hij 't slachtoffer geworden was van een der
vraatzuchtige dieren, die de rivier onveilig maken.
De dokter legde zich met enkele andere Europeanen
in hinderlaag in de buurt van een kreek, die vlak
achter zijn huis loopt en waar de monsters zich
meermalen vertoonden. Wat men gehoopt had, ge
beulde. Op het oogenblik, dat het water begon te
zakken, kwam een krokodil, een beest van enorme
afmetingen, aan de oppervlaktemet den verdwe
nen Chinees in den bek. Men begrijpt hoeveel zelfbe-
heersching het den dokter "en zijn helpers kostte bij
dit lugubere gezicht geen kreet van afgrijzen te sla
ken. Het monster kroop langzaam naderbij. Toen
het onder schot was, gaf de dokter het de volle
laag; hij trof het ondier in het oog, het liet zijn prooi
vallen en trachtte nog te vl-uchten, hetgeen echter
niet gelukte. Het Bchot bleek doodelijk te zijn ge
weest. Het lichaam van den Chinees bleek reeds ge
deeltelijk tot ontbinding te zijn overgegaan en toen
het lichaam van het monster door de Kaja Ka ja
werd opengelegd, vond men in de maag nog de
overblijfselen van het lichaam van een ander mensch
Dat deze monsters voo-r geen klein geruchtje ver
vaard zijn, moge blijken uit het feit, dat meermalen
prauwen op de rivier door hen worden aangevallen
en de inzittenden mee naar de diepte worden ge
sleurd. Meermalen verdwenen zelfs Inlanders, die
op den steiger bezig waren hun goed! te wasschen. Het
is inderdaad wel een der gruwelijkste plagen, die de
Zuidkust van NieuwjGuinea teisteren, te afschuwe
lijker, omdat men er letterlijk machteloos tegenover
staat.
toch nog één troost in- haar leven gebleven!
HOOFDSTUK XEPL
„Hoe is het met vader, ben je al bij hem
weest?" 'Verlangend klonk Jaap's vraag, toen hiji,
later dan gewoonlijk, in de ontbijtkamer kwam;
want hoewel vroeger opgestaan, had hij tot nu op het
kantoor gewerkt. Nu gold zijn eerste vraag aan
Betty zijn zieken vader.
„Ik ben bij vader geweest, voor ik naar beneden
kwam. Hij was wakker, verkwikt door een goede
nachtrust. Straks, al is het een uur later dan ge
woonlijk, wil hij opstaan en naar het kantoor gaan,
',.om te zien hoe Jaap den boel laat marcheeren!" Dit
waren zijn eigen woorden, Jaap, en hij sprak opge
wekt, hij scheen bijzonder in -zijn humeur 'Je kunt
tevreden zijn, zijn vertrouwen is volledig. Hij laat
het geh8ele kantoor aan je over!"
Maar Jaap's gezicht verhelderde niet. „Ben je
klaar met het ontbijt, Betty, ik heb haast!"
„Ja. zie maar, je-kunt gaan zitten!"
„Dank jel" Hij viel op het ontbijt aan met gezon
den eetlust, maar hij at haastig; onderwijl haalde
hij wel tienmaal zijn horloge uit.
„Heb je zoo'n haast?" vroeg Betty.
„Nog al", antwoordde hij ontwijkend: „Ik wil op
het. kantoor zijn voor de anderen komen, om ze in de
goede stemming te houden. ZegBetty, als vader;
naar 't kantoor gaat, zend me dan eerst een bood
schap, wil je? Hmlk wilde wel, dat hij niemand
anders dan mij sprak op het kantoor?"
„Wat is er dan Jaap. 'n nieuwe Jobstijding?*
„Ja!" barstte Jaap uit met grimmigen spot: „de
faillissementbacil schijnt besmettelijk! Er is weeri
een firma ten doode opgeschreven, waarvan het bul
letin gisteren al hoogst verontrustend luidde: „Toe
stand hopeloos!" j
„Dodegaerde Zoon?"
Jaap knikte. „Och, het zou me koud laten, als va-'
der zich niet zoo zenuwachtig maakte! Hoe zal Rey
man zich nu wel aanstellen? Als die met zijn frat
sen weer begint, zooals gisteren, stuurde ik hem naar
huis. ik kan zulke huilebalken op het kantoor wel
missen! Betty, zeg vader vooral niets van dat alles,
laat mij hem inlichten!"
Hij ging naar het kantoor en -het scheen hem wer-
kelük gelukt te zijn, zijn vader den apheelen ochtend
in kalme stemming te houden, althans tegen koffie
tijd hoorde Betty beiden, druk en luid pratend. Jaap
zijn vlugger voetstap regelend naar de langzame,
sloffende van zijn vader, door de lange gang de huis
kamer naderen.
„Hoort zt eens druk praten", merkte Fietje op,
die. omdat het regende, thuis gebleven was dien
ochtend: „daar kan je aan .bemerken dat het een in
teressante tijd is op het kantoor. ïk begrijp niet
waarom vader gisteren zoo tobberig was! Strijd is
toch leven! Dat weet ik. Een gewoon spel is lang
zoo boeiend niet als een match! Ik zou wel altijd
willen matchenl"
„En dikwijls verliezen?"
„Verlies is een prikkel om je des te beter te wa
penen voor de toekomst!" zei Fietje overmoedig.
Zij kwamen binnen, vader en zoon, ernstig maar
opgewekt. Betty merkte hot bij den eersten blik op:
nóg dreigde er geen gevaar.
„Betty, beste meid, wij moeten gauw eten, het is
druk vandaag".
„Alles is klaar, vader!*'
Zij schikten zich om de koffietafel en' nauwelijks
zag Betty haar kans schoon, of zij' vroeg zacht aan
Jaap: „En hoe hield Reyman zich, nu werkelijk Döj
degaerde gevallen is?"
Ein luid, als om duidelijk te toonen dat hier geen
geheimen bestonden voor zijn vader, antwoordde
Jaap: „Hoe Reyman de zaak opnam? Bijzonder be
daard, ik zou zoggen, ijzig kalm! Hij wist het nieuws
voor hij op kantoor kwam en hij toonde geen zweem
van de rare opgewondenheid van gisteren. "Het ge
val scheen hem niet meer te raken. Hij is nog nooit
zoo helder bij -zijn werk geweest als hedenochtend,
wel ijzig en glazig ik kan 't niet anders noemen,
zoo stijf was hij, zoo koud bedaard, maar heerlijk
attent en wakker, handig en vlug. Nu kan ik eerst
goed begrijpen, hoe vader huizen op hem bouwde in
dertijd, hiji is volkomen berekend voor zijn taak,
iooals hij, de malle zenuwachtigheid van gistermid-
dig uitgezonderd, de laatste week geweest ia; werke
lijk een ijverig, bekwaam man!"
Later, veel later gaf het Jaap altijd voldoening
'dat zijn laatste woorden over den ouden boekhou-der
waardeerend en vriendelijk waren geweest.
„Hm!" meende nu de oude heer Bartels. „de
jeugd heeft te veel zelfingenomenheid en wijsheid in
pacht, om het grijntje verstand te waardeeren van
do oude lui, waarmede ze indertijd hun mannetjes
wisten te kiezen!"
De toon klonk goedmoedig plagend, hij scheen op
gewekt, vol vertrouwen en ook voor deze stemming
van zijn vader was Jaap, later in z/jn herinnering,
van harte dankbaar! Hij lachte zijn vader eens toe
en vond dat hij er heel goed uitzag, niettegen
staande het eenigszins vermoeiende uurtje op het
kantoor doorgebracht. De schrik van gisteren scheen
geen andere gevolgen te hebben gehad, dan dat de
hand, die het kopje koffie vasthieldj wat sterker
beefde.
„Maar hoe komt het, dat jullie beiden tegelijk
kunt komen koffiedrinken?" vroeg Betty.
„Ja, hè ja, dai's in lang niet gebeurd, waarom
bleef jij toch altijd weg met de koffie?" vroeg Fietje
met haar gewone ondoordachte nieuwsgierigheid.
„Om de zaken, natuurlijk!' grauwde Jaap, even
vlug, „en om den anderen gelegenheid te geven to
lunchen, doodeenvoudig, dunkt mei Maar Reyman,
die er achter is gekomen, hoe laat ik vannacht hen
opgebleven, hoe vroeg weer op 't kantoor, zeide zoo