v
oosterbadséi
Speciale Aanbieding.
Springen!
handen
BinnenwalerKeeringen, Polder
bemalingen en Polderpeilen.
RECLAME BEDSTEL.
M. S. Godschalk,
en
Geestelijk Leven.
koopjes, vanaf f 4.69
2-per8oons Ledikant f 6.69
Gemengd Nieuws.
Zaterdag 30 Januari 1926.
6951c Jaargang. No. 7785.
TWEEDE BLAD.
De laatste weken hebben .weder eens 9terk de
aandacht gevestigd op de groote wenschelïjkheid
om steeds zorg te dragen voor goed onderhoud van
de binnendijken, die onfee vruchtbare Noordhor-
iandsche polders omgeven. Tn niet mindere mate
werd opnieuw aangetoond hoezeer het noodig is,
dat do poldergemalen steeds verkeeren in goeden
staat en dat zij van voldoende capaciteit zijn om
den waterstand voortdurend op, of althans weinig
boven peil te houden. Ten slotte werd m deze bij
zondere tijden ook wel zoo hier en daar de wenschj
vernomen, van te kunnen komen tot een veria ging
van het gewone polderpeil, dat wil zeggen het peüy
waarop het. water door do bemalingsinrichtangen
moet. worden weggömal'en.
.Tan Publiek praat over deze zaak mede en dan
Publiek heeft gelijk, dat liij zulks doet Immers
het publiek belang is bij do zaken., die ik noemde,
in groote mate betrokken. Het zijn in Noorahol'-
iands Noorderkwartier niet meer voornamelijk een
bepaai'd aantal grootgrondbezitters, wier wel en
wee van een goede beheerséhing vqn den water
stand in onze lage landen, in de eerst? plaats af
hankelijk is. Neen, door de vermeerdering van het
klein-grbndbezit, door de meer intensieve cultuur,
door ae groote vermeerdering van het aantal kleine
tuindersbedrijvendoor het bezit van een eigen
woning, door den eigendom van ee!n huisje met een
stukje grond na jaren van moedzamen arbeid ver
kregen. ontstonden er gToepen .van tallooze belang-
-hebbenden bij ©«n alleszins voldoende beneersching
van den vhitcrstand in onze polders. En ten slotte
f]c watersnood 1'oprde het in onze Iandouwenl nu
juist tien jaar geleden, en hij leert het thans we;
der aan onze arme zuidelijke landgenootem dat bij
overstrooming de kleine man ,de nietibpzitter, er
over het algemeen nog hot - gst aan toe is, als hij_
verdreven wordt van liuis en haard.
Maar die armé Tan Publiek -Mj moge dan al
met den gloed zijner overtuiging in huis en hot,
aan den weg. in den scheerwinkel', op de sociëteit,
bij het burgernut, on tijdéns het gaan naa.r de kerk
ziin meening ten beste geven hij weet. la'ng niet
altijd hoe hij het moot. aanvatten om te trachten
zijn verlangen in vervulling te doe>n gaan.
Het is zeker zeer toe te juichen ate net publiek
belang de algemeen© belangstelling trekt. (Tm pol
derzaken laat dat ook wel eens veel te wenscnen
over. zoodat de ©ogén eerst opengaan als hot water
stijgt tot a,a.n de lippen.) Maar het moet ander
zijds zeer worden l>etr©urd, dat onze polderbewo-
heo*s zoo zelden in do gelegenheid zijnriéh, ©enigs)-
zins vertrouwd te maken, met de wettelijke bepalin
gen op watersoha'pSgebiodieNt alleen de lagèrè
school maar obk 't middelbaar onderwijs brengt den
l leerlingen heel weinig kennis bij omtrent do ii>
H richting van het l>e>tuur van staat, provincie cm
gemw^t-c- En met kennis van waterschapsbestuur
1 en waterschapsrecht is het nog erger gesteld. Ik
geef aan de school hiervan niet de schuld, want er
zijn zoovelé dingen die tegenwoordig aandacht vra^
gen. Ik constateer slechts een feit.
Wat onze polderbewoners weten van bestuur»-
aangelegenh eden in waborsoh'è.ppen' hebben zij over
het algemeen moeten loeren uit de krant, op ver
gaderingen. .uit gesprekken thuis ook weC als
r vader lid was van het polderbestuur en de meest
weetgierigen door zich een boek of boekje aan
te scn affen, dat hun egnige voorlichting kon geven.
In dezen stand van zaken zal do lezer het mij
wei Vliet kwalijk nemen,als ik het waag hem bezig
to houden mot oen beknopte uitéénzetting van de
aan het hoofd dezes vermeide onderwerpenbinnén-
waterkeeringen, porderbemalingen en polderpeilen.
Mocht de lezer er meer van wiMen weten, oll
wenscht liij bij volgende gelegenheden andere on
derdooien van ons Noordhollandsch waterschaps-
recht beschreven te zien, hij zij dan zoo vrien
delijk mij daarvan even bericht te zenden. Zoo
mogelijk zal ik aain zijn verlangen dant gaarnei
voldoen.
lodor weet Inhi wél1» dat dé zorg voor dén gehoelen
Zuidorzeedijk van Amsterdam tot Helder berust
8 bij het hoogheemraadschap. Noordholï'ands Noor
derkwartier, bij wolk hoogheemraadschap dez©
dijltszorg in 1920 is overgegaan van een aantal wa
terschappen, vroeger met het beheer van deze zeé-
waterkeering belast. Ook is bekend, dat de Noord-
0 zeekust buiten het duingebied wordt verdedigd door
C het hoogheemraadschap Noordhollands Noorder
kwartier. het rijk en de provincie Noordholland,
ieder voor een gedeelte.
Geheel anders staat het met de binnenwal*r-
keérmgen. Hier dopt in den regel ieder zijn eigen
boontjes, dat wil' zeggen iedere polder zorgt op
eigen kosten voor het onderhoud van de in en rond
om den polder gelegen dijken ©n kaden. De oude
regel: „Wïen water deert, die water keert" geldt
hier nog volop. Slechts enkele uitzonderingen, zijn
daarop gemaakt. De voornaamste is wel i-pze, dat
het hoogheemraadschap Noordhollands Noorder
kwartier in '20 ook is belast met de zorg voor onder-
£ei houd en instandhouding vair, eeoige zeer voornam©
binjienwaterkeeringen, uithoofde van het daarbij
'betrokken belang van groote landstreken. ©n niet
Van een enkelen polder, zooais bijv. <ie Bdhoorlscha
zeedijk, de Zijper zeedijk de Westfmesché binnen-
dijk. de Assendefver zeedijk, de Westzaner zeedijk,
de Oostzaner zeedijk, enz.
i Wénsohfc .men na te slaan welk waterschap tot
onderhoud .van eemge waterkeering verplicht is,
dan geldt nog vele malen het werk ,,D© zee-
mm weringonj on waterschappen van Noordlioiland'', in
1864 samengesteld door den griffier der staten,
Mr. G. de Vries Az. en waarvan in 1894 ©en tweede
uitgaaf is .bewerkt door den Commissaris der Ko
ningin, «Thr. Mr. T. W. M. Schorer, als een goede
[vraagbaak. Steeds moet echter bij de raadpleging
van dit bock rekening worden gehouden' met do
mogelijkheid, dat in de 30 jaar na het verschijnen
ervan verandering is ontstaan in de daarin b©-
ohreven toestanden.
Welken weg moeten nu .de inwoners en de be
zitters van eigendom in een Zekeren polder inslaan
ais zij meenen, dat een waterkeering, die het ge
bied voor pverstroomin g moet beveiligen, daarvoor
niet genoegzaam geschikt is? Zij kunnen zich dan
wendentot het bestuur van den polder, dat de
- waterkeering heeft te onderhouden.
g1 Maar.... aan welk bestuur moet men'zijn verzoek
schrilt zenden? Want er zijn in onze waterschap^
pen. colleges van dagelijksch bestuur en ©r zijd
colleges van hoofdingelanden, juist als er jn het
gemeentebestuur rijn het college van dagelijksch
n tuur en do gom ren Waad. In de gemeente is
fj college van dagelijksch besttamr bekend onder
den naam van burgemeester en wethouders. Bij
de waterschappen heeft het college van iage-
Kjksch bestuur verschillende benamingen. In veel
polders heet het gewoonweg .ooilege van dagelijksch
bestuur. In vele andere polders wordt het college;
van dagelijksch bestuur gevormd door een dijkgraaf
en eenige heemraden. Dat college heet dan „dijk
graaf en heemraden". Waterland, Noordhollands
Noorderkwartier en het hoogheemraadschap- van
de uitwaterende sluizen in Kenn^merland en
Westttiesland (dat intusschen niet met dijkzorg .is
belast; hebben als dagelijksch bestuur „dijkgraaf
en b oogheemraden". Soms treft mén ook de be
namingen voorzitter en mofenimeesters.
Het algemeen bestuur (dat in de gemeente ïs
de gemeenteraad) wordt m -de Noordhollandsche
waterschappen gevormd door het collége van hoofd
ingelanden. In dat college van hoofdingelanden
hebben naast de hoofdingelanden* ook zitting de
voorzitter of dijkgraaf en de léden van heb dage
lijksch bestuur, molenmeestere, heemraden of hoog
heemraden.
Echter zijn eer in Noordhollands Noorderkwar
tier velé waterschappen, die in het geheel geen
hoofdingelanden hebben. Dan in -het dagelijksch
bestuur tevens het algemeen, bestuur. Intusschen
treedt het dagelijksch be9tuur dan toch hiefc in
afle bevoegdheden van hoofdingelanden. Voor dc
behandeling van eenige voorname zaken wordt dan
namelijk een besluit verdacht van „de vergadering
van stemgerechtigde ingelanden'', e©n vergadering
waarin ieder stemgerechtigd ingeland mag mede-
spreken en stemmen.
Wat nu betreft onderhoud en verbetering va*
waterkeeringen -wordt de medewerking gevorderd
van het college van hoofdingelanden, én in die
polders, waar geen hoofdingelanden zijn, de me
dewerking van de vergadering van stemgerechtig
de ingelanden. Dat kunnen we vinden In de ar
tikelen 57 en 59 van het. dooi' provinciale staten
vastgesteld „algemeen reglement van bestuur voor
de waterschappen in NoordhaI!Land''; In die arti
kelen toch wordt tot de bevoegdheid van hoofd
ingelanden of stemgerechtigde ingelanden gebracht
de vaststelling der jaarlijksche begrooting en het
besluiten tot het doen van golldleemngen. Nu zal
zonder .raming van de benoodigide gel'deni op de
begrooting onderhoud iof verbetering van ©on wa
terkeering niet mogelijk zijn. ©n ook geldieening
komt er menigmaal bij te pas. (Het hoogheemraad
schap Noordhollands Noorderkwartier heeft een
eigen reglement, waarin deze bevoegdheden zijn
opgedragen aan de vergadering van hoofdingef-
landen).
Hiermede is dus aangewezen, dat men zioh in
zake verbetering van waterkeeringén zoo deze
onvoldoende worden geacht te richten heeft tot
„het college van hoofdingelanden'- of als dat er
niet is tot „de vergadering van stemgerechtigde in
gelanden". - -
Punnerend.
D. KOOIMAN.
schrale lippen,
kloven en derge
lijke winterpla-
gen zijn pijnlijk
en staan leelijk.
Verrassend vlug kunt U1
die ongemakken genezen met
den verzachtenden AKKER'»
die niet bijt, de huid lenig
maakt en herhaling voor
komt Onovertroffen bij j
wonden, jicht, rheuma-j
tiek, huiduitslag
en
„Zalig zijn de armen van geest!"
Ieder lezer van de S. C'. kent dit woord en weet
dat het één der zaligsprekingen is. Of zou ik me
vergissen? De bijbelkennis onder de menschen neemt
af en vooral de jongeren van thans munten daarin
niet uit. Ik vermoed, dat ze meer namen van be
roemde voetballers dan van beroemde bijbelsche fi
guren kennen.
En waarom begin ik nu mijn geestelijk leven met
deze zaligspreking.?
Omdat zij mij voor den geest kwam nè, lezing van
een brief, dien ik ontving. In dien brief richtte zich
iemand tot mij met een opmerking naar aanleiding
van mijne oudejaarsoverdenking. Zij spreekt van
haar twijfel aan zich zelf. zij aarzelt om te geloo-
ven aan haar eigen invloed en beteekenis.
En ik ben zéér blijde dezen brief te hebben ontvan;
gen; daardoor heb ik de gelegenheid om over iets
te schrijven, waarover ik al eerder plan had het een
en ander te zeggen. En ik stel me voor, dat velen
onder de' lezers en lezeressen, wanneer zij dit „geeste
lijk leven" zullen hebben gelezen zich dankbaar ge
stemd voelen jegens haar, die mij den brief zond.
Want ik ben er vast van overtuigd*, dat zij met haar
meening niet alleen staat. En ik vind die meening
verkeerd, ontmoedigend voor dengene, die haar
koestert!
Talloozen zijn en immers, die van oordeel zijn, dat
zij eigenlijk niets beduiden en het gevolg is dat zij
dikwijls ook niets trachten te zijn. En dit is fa
taal. Want ieder mensch kètn iets wezen; kén mode-
werken aan den geestelijken groei der menschheid.
O, zeker, bescheidenheid is een deugd. Een beschei
den mensch is ons heel wat sympathieker dan een
ijdeltuit, die zich wat verbééldt te wezen, terwijl' hij
in werkelijkheid onbeduidend is, 'Maar debescheiden-
heid mag toch nooit ontaarden in de volkomen weg
cijfering van zich zelf. Mij dunkt, dat iedereen, bij
eenig nadenken, zal beseffen dat. hiervoor ook geen
grond aanwezig is.
Want geen enke-1 leven behoeft waar
deloos te zijn.
Nu moeten we elkaar goed begrijpen. We hebben
't thans in 't bijzonder over. de waarde van het le
ven ten opzichte van de gees te 1 ij k e ontwik
keling. In economiscben zin zijn inderdaad vele
levens zonder waarde. Ik denk hierbij aan hen, die
nóch op intellectueel, nóch op materieel terrein pro
ductieven arbeid verrichten, die dus alleen consu-
meeren (gebruiken) en niet produceeren (voortbren
gen). Met een populaire uitdrukking worden deze
aangeduid als „doodeters". Zoo ben ik van oordeel
dat om een voorbeeld te noemen de militairen
van de laagsten af tot de hoogsten toe, economisch
absoluut waardeloos zijn.
Maar daarover handelen wij in deze artikelen
niet.
Wij hebben 't hier over de waarde van ieder indi- 1
vidueel voor de wijziging, de vervorming, de reini
ging van de inzichten op zedelijk, aesthetisch en re
ligieus gebied.
Dn met betrekking daarop zeg ik: óók de eenvou
digste mensch, óók de in het oog der wereld meest
onbeduidende kan invloed uitoefenen.
Wij moeten leeren breken met de dwaze opvatting
dat alleen de op den voorgrond tredende persoonlijk
heden, de boven het gros uitstekende menschen het
geestelijk leven beïnvloeden. Ik denk er natuurlijk
niet aan de beteekenis dezer menschen als leidende
figuren in grooter of kleiner kring te onderschatten.
Maar men bedenke daarbij toch onmiddellijk, dat
deze leidende figuren nooit inlvloed zouden kun
nen hebben, wanneer hunne gedachten niet voortge
dragen, verbreid worden door die talloozen, die on-
genoemden en ongekenden, welke er voor zorgen, <!?-t
deze godachten doordringen tot de massa.
Ik begrijp zeer goed, dat volen licht komen tot de
meening, dat zij invloedloos zijn. De veranderingen
op geestelijk gebied bij de menschen voltrekken zich
langzaam en geschieden in het verborgenl Maar
daarom zijn zij er niettemin wel heel degelijk. Zélfs
hebben deze vèranderingen vaak plaats zonder dat
degene, bij wien zij zich voltrekken er zich duidelijk
van bewust is.
Ik ben geneigd tot de opvatting, dat ieder ernstig
gesprek gevoerd door de allereenvoudigste men
schen over "t een of ander geestelijk vraagstuk,
hoe onbeholpen- dit misschien is voor den geeste-
lijkKmtwikkelde, niet zonder uitwerking blijfit. Zulk
een gesprek prikkelt altoos tot eenig denken, tot
eenige verdieping en bijna onmerkbaar voert het
den mensch iets verder. Is het niet duidelijk, dat
in onzen tijd, nu we doormaken een crisis over de
gansche linie van' het leven en waarin velen be
seffen, dat een oude levensbeschouwing voortdu
rend wankeler wordt en een nieuwe zich gaat baan-
breken, dat juist in onzen 'tijd door de allereenvou-
digsten, door de armen van geest (die toch zoo rijk
kunnen wezen!) ontzaggelijk veel kan worden ge
daan? Een enkele opmerking is soms in staat het
denken wakker te roepen. En waarlijk dan doet het
er niets toe, van wie deze opmerking komt.
Uit mijn eigen leven zou ik'vele voorbeeldeh kun*
nen opnoemen als bewijis hiervoor.
Ik heb voor mijne ontwikkeling veel te danken
aan mannen en vrouwen van naam, die dooi' hunne
boeken mij. kennis hebben doen nemen van hunne
geestesgaven. Ik ben er dankbaar voor. Maar ik wil
tovens niet vergeten dat ook zeer eenvoudigen mij
hebben beinvloed. Als ik ooit eens zou schrijven de
geschiedenis van mijn eigen geestelijke ontwikke
ling, dan zou ik genoodzaakt zijn daarin' een be
langrijke plaats in- te ruimen aan gesprekken ge
voerd met eenvoudigej menschen, die mijl hebben
beinvloed. Laat ik één enkel teekenend geval mo
gen noemen.
'Eenige jaren geleden hield ik een rede in een
onzer groote steden. Na afloop kwam iemand in
debat. Hij prikkelde mij door zijn wijze van debat-
teoren. Het gevolg was, dat ik zeer heftig antwoord
de en zooals het heet mijn tegenstander af
maakte. En ik voelde in mijzelf! een zeker soort
van voldoening, temeer omdat ik daarmede de toe
juiching van de vergadering oogstte.
fMaar toen de vergadering was afgeloopen. kwam
er iemand naar mij toe, een doodgewoon arbeider,
maar een met fijn gevoel en deze zeide, tot mij: ,,'t is
me tegengevallen van u, ik had niet gedacht, dat u
zóó scherp zoudt antwoorden en mij dunkt dat u
daarin verkeerd hebt gehandeld".
Dat w-oord is bij me blijven nawerken en ik hef)
ervan geprofiteerd!
Zóó bob ik in eigen leven ondervondon dat ook de
kleinen naait de wereld hun beteekenis hebben.
Eln denken we hu eens aan de opvoeding! Kan niet
iedere vader en -moeder meewerken aan de geestelij
ke vorming.der menschheid, door wat zij aan hunne
kinderen doen?
Hoe meer ik er over) peins, 'hoe meer ik tot de
overtuiging kom, dat ieder mede kan werken aan
den geestelijken groei der menschheid, als hij maar
'wil en als hij maan* begrijpt, dar wij nooit mogen be
lemmerd worden door de gedachte, dat we geestelijk
klihr -zijn, integendeel: als hij maar beseft dat we
steeds verder moeten zoeken naar dieper inzicht, dat
onze ideeën zich moeten louteren en verreinen.
En is hierin niet gelegen een bemoediging ook voor
de. kleinen onder ons? Is het niet een heerlijke ge
dachte óók voor hen, dat ze iets kunnen doen? Wordt
hiertoe ook niet hun bestaan waardevol en krijgt
het hierdoor geen zin?
Weest bescheiden, menschen! Best! Maar) Iaat uw
bescheidenheid u nooit voeren tot de verlammende
meening, dat gij niet ook uw deel kunt leveren, uw
klein deel aan het groote werk der geestelijke om
wikkeling. waaruit een altijd schooner wordend
mcnschheid9leven groeien moet. Zwijgt, niet, maar
spreekt uwe diepste en schoonste gevoelens uit
daar -zijn altijd gemoederen, waarin uw woord weer
klank vindt. Zwijgt niet, maar openbaart de resulta
ten van uw denken en uw peinzen daar zijn altijd
hoofden die door uwe opmerkingen verhelderen.
Enwij hebben alle krachten noodig, de groote
en de kleine!
bestaande uit: Bed, Peluw, twee Kussens,
22.50 - 24.50 26.50 32.50
alles gevuld met prima Java-Kapok.
Matrassen 2 stuks f 3.58
Wollen- en Gestikte Dekens,
Koningslraat 52-54 Helder.
Laat ik eindigen met het volgende beeld.
In een schoonen hof stond een boom. Langzaam
aan was hij gegroeid in 'den loop van vele jaren. En
daar waren uit den stam- gespiiotcn dikke zware tak
ken en uit de takken 'honderden -twijgen en aan de
twijgen -duizenden bladeren en blaadjes. Eln een» op
een stillen -zomeravond, toen -de 'wind was gaan sla-
slapen en een mystieke schemering kwam over den
hof ging een lichte ritseling door den statigen kroon
van den boom, En iemand met een teeii gemoed luis
terde naar -de geheime sprake van tak én twijg en
blad. En hij verstond wat toij tot elkander zeiden.
Eén groote tak was hoovaardig en vertelde dat bij'
het was, die aan den boom 'zijn statige schoonheid
verleende. Maar een dep twijgen beweerde dat de
boom al zijn pracht zou verliezen als de vele twijgen
er niet Kvaren. Toen nam een bjad het woord en
sprak, weet ge wel dat gij takken en twijgen slechts
hebt kunnen groeien door ons? (Iedeit voorjaar komen
wij weder, ontplooien ons en vormen de levende
"werktuigen, waardoor gij grooter en sterker hebt
kunnen worden. En zelfs het kleinste blaadje onder
ons heeft daartoe medegewerkt. Stil en mistig arbei
den we voort, totdat de koude herfst- ons doet vergee-
len en verwelken en de wind ons afrukt en mede-
voert. naar dekplaats waar we zullen steitven en
vergaan. Toen zwegen takken en twijgen, want rij
begrepen dat ze door de bladen leefden en groeiden.
De menschheid is de altijd groeierfde boom. Wij
zijn de bladeren en ook het allerkleinste heeft zijn
beteekenis voor den groei.
ASTGR.
MUZIKALE STICHTINGEN IN ROCHESTER.
Mengelberg, de groote dirigent van het Amster-
d-amscb Concertgebouw-orkest, is reeds een paar
dagen weer in Amsterdam terug van een triomftocht
door Amerika. Overal is onze beroemde landgenoot
toegejuicht aan het hoofd van het New-Yorksche or
kest. Mengelberg beeft ook een concert gedirigeerd
in Rochester, maar daar met het Rochester PhiU
harmonie 0'rchestra. Ein 'het is aan de N.R.Crt. dat
men naar aanleiding van dit concert 't een en ander
meldt dat zoo belangwekkend is. dat wij het onze le
zers niet willen onthouden.
Dit' laatste, dat is dan het Rochester Philharmonie
Orchestra. is een integreerend onderdeel van de
merkwaardige stichtingen, die in Rochester dank ij
het talent en de vrijgevigheid van den vermaarden
kodak- en filmmagnaat George Eastman zijn tot
stand gekomen en tot den bloei en het welzijn van
het muzikale .Amerika enorm veel kunnen en zullen
bijdragen. Het is wel een verbluffend complex, dat
men in 'Rochester, op acht uren sporens van New-
York, in hei noordelijke deel van den staat New-
York. niet ver van de Canadeesche grens en van Buf-
falo en Niagara Falls,. te aanschouwen krijgt. Ver
bluffend om het feit, dat in deze betrekkelijk kleine
stad van amper 300.000 inwoners door de energie
en het inzicht van één man het aanzijn werd ge
schonken aan een reeks van stichtingen, die in elk
opzicht éénig mogen worden genoemd.
De heer Eastman, groot muziekliefhebber, zonder
echter in staat to te zijn zelf ook maar één noot te
spelen, laa* staan de ééne noot van de andere te on-
derschoiden, meende wel te doen door to beginnen
zijn aandacht te wijden aan het muziekonderwijs
zijner geboortestad. 1
Hij kocht in 1918 het in zijn vaderstad bestaande
en in bloeienden toestand verkeerende Institute of
Musical -Art en schonk het aan da universiteit van
Rochester, welke laatste instelling het als afzonder
lijke faculteit en onder intensief beheer tot verdera
ontwikkeling zou brengen. Tegelijkertijd stelde de
beer Eastman een belangrijk bedrag ter beschikking
tot het bouwen van een nieuw gebouw voor de
school en voor een theater, tevens concertzaal. (Inci
denteel wil ik niet verzuimen to vermelden, dat ook
de wetenschap door den heer Eastman bij zijn groote
schenkingen niet achteruitgesteld werd; immers voor
de stichting en uitbreiding van de School of Medi-
cine and Dentistry der "Universiteit schonk hij reeds
meer dan 11 millioen dollar.) Voor de muziekcom-
plexen is echter een nog veel hooger bedrag besteed.
Daar is in de eerste plaats het gebouw der school,
een conservatorium, dat ruimte biedt voor bijna 2000
leerlingen. Het laat zich ©enigszins denken welk een
reusachtige staf van leeraren reeds voor een derge
lijk instituut noodig is. Er zijn 15 kamers, in welke
de prachtigste Skinner-orgels met allermodernste
outillage zijn ingebouwd; dan zijn er meer dan 60
Steinway.vleugels.
Tot do uitvoering van kamermuziek heeft de héeri
Eastman tevens als een hulde-aan de nagedachtenis
zijner moeder, in de school een kleine concertzaal
doen bouwen voor ongeveer 550 personen, een zaal
die door haar rustige architectuur en wondermooi^
acoustiek als een monument mag worden aarige*
merkt. In de school werd tevens een groote ruimte
ingericht voor de vroeger reeds te Rochester bestaan
de en aan de universiteit'verbonden 'Sibley Musical
Library, een uitgebreide, zeer gedocumenteerde ver
zameling, door den heer Tliram Sibley in 1904 aan
de universiteit geschonken. Zóó is deze verzameling
nu ook voortreffelijk tot baar recht kunnen komen.
De school is -door een ruime gang, die als „Salie
des pas perdus" dienst doet, van het theater ge-
schelden. Een ongelooflijk groot gebouw is het laat
ste, indrukwekkend ten aanzien van de entree, meer
dan indrukwekkend wat de zaal betreft. Denk u een
zaal voor 3300 personen, met een benedenruimte al
leen reeds voor 1800 menschen en slechts twee ga-
lerijen recht tegenover het tooneel,, zoodat met elk
systeem van loges is gebroken, terwijl men op elke
plaats uitstekend kan zien. En ook hooren, daar de
acoustiek hypervoortreffelijk ia De benedenzaal loopt
zacht glooiend op: daarachter is .nog een groote
„standingroom". De eerste galerij neeit het „mezza-
nine"-karakter. Hier is aan de aankleeding ook
eenige luxe besteed door het aanbrengen van mooie,
ruime fauteuils. De bovengalerij "is wederom een
voudiger. De zijwanden van de schouwburgzaal zijn
met eenige fresco's stemmig gedecoreerd.
Het tooneel is op eigenaardige wijze geconCstrxé-
eerd. Er is 'ten behoeve der gewon© dagelijksch©
voorstellingen, die doorgaans aan ^e bioscoop, de
;,movihg pictures'' rijn gewijd, geen orkestruimte
voor het tooneel a'angebraoht. Deze is, gelijk in do
meeste bioscooptheaters op bot tooneel
zelf. Docii waar in, de meeste bios
cooptheaters het orkest op een vast po
dium plaats neemt, is het voorgede-elte in 'ihet
Eastman Theater zoodanig gebouwd, dat het
met behulp van electriciteit kan zakken ©n rij
zen, zelfs wanneer het orkest zijn plaatsen heeft
ingenomen. Een voordeel daarvan is, dat 'tijdens
de bioscoopvoorstellingen het orkest ongemerkt op
zijn plaatsen gaat zitten en plotseling uit de „too-
verdiepte" te voorschijn komt. Want "de heer East
man als practisoh man, heeft de kern van zijn or
kest een levens bestaan verzekerd door hét oen en
gagement in zijr. eigen theater te verschaffen. Voor
dc symphonie-concerten wordt het orkest dan ver
sterkt met de uitstekend© krachten van leeraren en
leerlingen van het, conservatorium. Bij de sympho-
nieconcerten, die in een seizoen ongeveer twintig
in getai zijn en voor welke steeds dp Donderdagen
zjJn gereserveerd, werkt dan eem orkest van bijna
100 man mede.
Wat de tooneelruimt© betreft zij# nog opgemei kt.
dat die op moderne wijze gemachineprd is en dab
vooral de lichtinstallatie aan de allerhoogste
eischen voldoet. Jaarlijks, in het voorjaar. Iaat
de heer Eastman, die ook in den Board of Direo-
tors van de Metropolitan Opera Company to New-
York zitting heeft, het bekende gezelschap voor
-eenige voorstellingen naar Rochester komen; en
allen rijn liet er over eens, hoe voortreffelijk het
Rochesten-tooneel' is geoutilleerd.