Bram's Uitvinding,
VOOR DE KINDEREN.
x
x
x
xxxxxxxxx
x
x
x
DDT WA» WAABL
met oen arm in een doek: „Ik b'en d'r
it altijd zoo aan toe geweest, juffrouw."
uffrouw: „Nee, verschenen week was het Je an-
re arm, en nog eerder hen je 'n blinde man ge-
DAT WEES OF ROUTINE.
Ben ik het eerste meisje dat je ooit gezoend hebt?"
j-jjja, schatl"
Waarom heb je dan eerst je sigaren uit je zak
egd, voor je het deed?"
TE DURE KUNST,
lospita, tot haar nieuwen kostganger, die veel
iol speelt: „Zou uwes geen kortere strijkstok ken-
q nemen? Sins uwes Maandag hier ben gekom-
jn, zijn d'r al twee ballons van 't lioht gebroken
is t'r 'n barst in de spiegel gekommen".
NOOJJ* uoamom
Vrouw: „De een of andere schurk heeft me van
daag oen valsch kwartje' in de hand gestopt."
Man: „Laat mij eens zien?"
Vrouw: „O, ik heb 't alweer aan de groenten-
vrouw gegeven".
DA'S MODERN.
„Wat zeg je, ben je op vier meisjes tegelijk ver
liefd. Hoe kan dat nou?"
„Ik weet 't niet. Ataor moet zeker met een machi
negeweer geschoten hebben".
i
TOT ZELFS NA ZIJN DOOD»
Een geleerde professor was na zijn dood „verascht",
en zijn weduwe had de urn van zijn schamele over
blijfsel op den schoorsteen, gezet.
Op een goeden dag was de kat des huizes op den
schoorsteen gesprongen en had met zijn staart de
urn afgestooten.
Met het gevolg dat de weduwe de asch van den
geleerden echtgenoot verstrooid naar alle zijden over
den vloer zag liggen. Bedrukt keek zij den toestand
aan. Verstrooid was de professor altijd geweest,
maar zoo jammerlijk „verstrooid" als nu had zij
hem nog nooit gezien.
WARE WOORDEN»
Menigeen wordt ondankbaar,
daad niet vergeten kon.
wijl hij een wel-
Uelp uw Idrwi niet dadelijk, met alles, laat het
zelf maar eens probeeren, wanneer gij meent, dat het
zijn krachten niet te boven gaat. Lukt het niet, doe
het hem dan1 eerst nog eens voor en laat hem: dan nog
eens probeeren, dat kweekt zelfstandigheid en red
zaamheid.
Wie ihet met zichzelf niet vinden kan, vindt het
ook met anderen niet.
I
Het is beter zijn beurs dan zijn hart voor den
vleier te openen; maar nóg beter is, beide voor hem
gesloten te houden.
Van: drukkende plichten kan men zich niet beter
ontslaan dan door ze zoo nauw gezet mogelijk te
vervullen.
Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat
Terwijl we nog onder den paddestoel
staan te schuilen, zegt Kabouterkoning,
opeens: „Weet je wat? hier vlak bij
woont juffrouw Veldmuis. Ik zie haar
schoorsteentje roöken. We zullen even
bij haar op visite gaan."
422.
Mimi en ik zijn bijna verstijfd van kou
en we zijn dus wat bflj, als we met on
zen vriend voor het huisje staan en hij
aanklopt. Mimi is 't huilen nader dan
f lachen: ze heeft zulke koude pootjesl
423.
Juffrouw Veldmuis komt naar voren
en als Kabouterkoning haar gevraagd
heeft of we binnen komen mogen, zegt
ze dadelijk hartelijk: „Natuurlijk, na
tuurlijk, m'n kachel brandt fijn en ik
zal chocolade zetten".
424,
Behagelijk zitten we dan otn 't gloeien-
potkacheltje, waareen dampend ketel
tje op staat. „Ja", zegt juffrouw Veldmuis
„ik heb 't hier goed, Kabouterkoning,
maar zoo gaat het niet met elkl 't Zijn
harde tijden!"
Terwijl juffrouw Veldmuis ons de
koffie inschenkt vertelt ze van haar nicht,
een arme oude stakker, die in deze kou
gebrek lijdt. „Wacht", ^egt Kabouterko
ning, „ik zal een bon voor TJ schrijven,
dan kan zij' iets komen halen bij do ka
bouters.
426.
Wij nemen afscheid en gaan door de
sneeuw terug naar 't kabouterhuis. „Ja",
zegt de koning, „alle noodlijdende bosch
schepsels kunnen altijd bij de kabou
ters terecht om bijstand."
427.
Hé, wat ligt die sneeuw lekker dikl
Mimi en ik besluiten eerst nog wat buiten
te spelen voor we naar binnen gaan.
Ze maakt een grooten sneeuwbal, die
raak ia.
428.
Maar voor ik haar dat inpeperen kan
holt ze naar binnen, want de kastanje
soep staat al op tafel en we hebben van
onze wandeling honger gekregen.
VOOR DE KINDEREN.
Allereerst een stelletje raadsels.
1. Kruisraadsel. Vul in:
X
Een medeklinker.
Een huisdier.
Een meubelstuk.
Tapijten.
Deel van 3.
Scheepskeuken.
Branden in de kachel.
Deel van een schoen.
Een medeklinker.
rijen kruisjes geven zoowel van boven naar
lieden, als van links, naar rechts gelezen, U zelfde
K*d aan.
Neem een stuk van een koffer, 't hoofd van
&tje, een dier dat in den grond kruipt, en einde
een voegwoordje, en je krijgt een draaibaar ding,
je in elke keuken kunt vinden.
tak
lak
lak
ram
ram
ram
ram
Zet bijgaande woorden zoodanig onder el
kaar, dat van boven naar beneden gelezen
de naam van een stad voor den dag komt.
Van elk woord maar één letter gebruiken!
Brieven zenden naar L .ROGGEVEEN, MARETAK-
■RAAT 51, DEN HAAG.
Ea dan:
Een ongeloof el ijke geschiedenis
door L. Roggeveen.
Slot.
En nu zijn de wonderlijke avonturen van Bram en
zijn Abrovi afgeloopen!
Bram gaat weer net als altijd naar school. Maar
zóó verstandig is hij: wel geworden, dat hij nooit
meer op zijn eigen houtje iets zal gaan uitvinden,
of hij moet er van overtuigd zijn, dat hij er geen on
aangename avonturen door zal krijgen.
En 'heeft hij nu 't geheim van de Abrovi aan nie
mand verteld?
Welja!
De Directeur van zijn school en zijn natuurkunde-
leeraar hebben hem natuurlijk net zoolang uitge
vraagd, totdat ze alles van hem wisten 1 Alles!! Bram
heeft ze verteld, hoe hij op de gedachte kwam, om
met behulp van water 't geheim van d e onzicht
baarheid te vinden. En hoe de eerste proeven met
zijn mengseltjes mislukten, totdat hij 'hulp kreeg
|van 'rt oude vieze boekje van.de markt.
1 Bram vertelde, 'dat er wel 12 bladzijden uit t
boekje verdwenen waren en hoe hij er door een toe
val ('t scheren en de kruiswoordenraadselsmanie van
z'n vader) achter was gekomen, dat hij aluin moést
gebruiken. Met zijn natuurkundeleeraar heeft hij
geprobeerd om opnieuw Abrovi te maken. Alle rom
meltjes en poedertjes en mengseltjes hebben ze weer
bij elkaar gezocht, en uren achtereen hebben ze
gekookt, maarer kwam geen Abrovi, alleen
een snel verbleekend mengsel!
Hoe kwam dat?
„De verhoudingen zijn niet gobd", zei Bram. „E!r
is té veel zwavel in gegaan, dertk ik."
Ze probeerden het weer, nu met weinig zwavel. Etr
kwam weer geen Abrovi 1
En opnieuw maakten ze samen mengseltjes en
kookten en filterden, dat het een aard Jiad.
„Hoe heb jij 't den eerstenkeer gedaan?" vroeg de
leeraar. „Weet je nog precies, hoeveel je van alles
hebt genomen?"
„Nee mijnheer", antwoordde Brafh, „ik deed 't
voor een groot deel op goed geluk af."
En, om 't nu maar meteen te zeggen, er is nooit
geen Abrovi meer gekomen. Op 't laats? gaven de
leeraar en Bram hunne pogingen op.
Vader en moeder?
Die zijn dol- en dolblij dat alles weer goed is afge
loopen, De Nofaris is weer dezelfde vriendelijke en
kalme man van vroeger. Zijn zenuwachtigheid van
de laatste dagen is verwenen, en heel genoegelijk
verbergt hij zich des avonds om zes uur achter 't
avondblad vande „Expressl"
,t Mannetje van de „Express" was in zijn nopjes
met. Bram's verhalen. Wél een week lang kon hij
eiken avond reuzegroote artij^el'én schrijven over
Bram's wonderlijke avonturen. Iedereen wilde de
„Express" lezen. In twee dagen tijd meldden zich 2631
zegg^ tweeduizendzeshonderdeenendertig nieuwe le
zers aan. 't Mannetjes werd dikker, glimmender en
vriendelijker dan ooit te voren.
Alleen.... schreef hij een kort artikeltje, waarin
hij meedeelde, dat 't onjuist was, dat de heer en me
vrouw Vingerling (ja, nu heusch goed met een 1!) 25
jaar ge'rouwd waren, en dat mijnheer wel van zuur
kool hield, maar niet méér dan een ander menschJ
',,Bn dat van die dassen behoefde U ook niet te ver
tellen", zei de Notaris, ,,'t is wel zoo, maar dat be-
hoèft iedereen toch niet Ie weten!"
V Mannetje beloofde, dat hij nooit meer over das
sen schrijven zou.
Nu zijn vader en alle verslaggevers van de „Ex
press" goede vrienden!
Grietje?
- Die zegt honderd keer op een dag „mijnheer Bram!"
En als 't half acht is, gaat ze, net als altijd, naar bo
ven. om Bram te roepen.
Maar voor spinnen is ze zoo bang, zoo bangL
Hoe komt dat?
Oom Jacob, tante G.erda en Willy zijn weer thuis.
Willy is nog steeds niet heelemaal zooa!ls hij toezen
rrioet, maar hij begint toch op te knappen, Nog altijd
draagt hij fijne lakschoenen, keurige sokken en
blinkende boorden.
„Dat zal wel overgaan", zegt !BTam i
Zou het?
Pashukoffü!
Bram rilt, als hij dien naam hoort en dat gebeurt
nogal eens. Want op school, tusschen zijn makkers,
moet' hij vaak vertellen over dien schavuit me' zijn
scheevé oogen.
Waar is Pashukoff?
Niemand weet het, niemand! Ook de Commissaris
van politie niet. Alle nasporingen zijn vergeefsCh
gebleven. Men denkt, dat hij in "Rusland is. „Als hij
daar dan maar stilletjes blijft", dacht Bram. Wij ook!
Eln dan de schoenmaker Bizzeb&zzel in Berlijn en
de boer in Sferzin met zijn vrouw! De boer, die „na-
tuurli-Jk weer wat wi9t!" Eln' z'n knecht, die er van
overtuigd was, dat Bram een „spook" was. Kennen
We ze allemaal nog?
Dan zijn er verder develdwachter die t ,koeie-
paaltje tusschen zijn beenen kreeg en de bakker, die
zijn broodjes opeens zag verdwijnen enMon-
s'eur Lüdovicini!!
F'ram heeft aan Mr. Lüdovicini, die nu met zijn
circus vlak bij Warschau zit, een heel langen brief
geschreven. Ook vader heeft er een lettertje bij ge
daan.
Mr. Lüdovicini heeft alweer een brief terugge
schreven. Alle circusmensche» zijn goed gezond, Ma-
'ame Lüdovicini zingt nóg steeds van de vroolij'ke
dienstmaagd en van 't regenwormpje.
Kwam men U halen Uit den grond,
O regenwormpje?
Miss Anacka en de drie Holly Bolly Girls dansen
en zingen-nog, Johnson en Tim Tam zijn nog even,
sterk en vlug als vroeger en 't zoontje vani Mr. Lü
dovicini is pas jarig geweest....
Bram heeft hem een groot pak gestuurd!
v
Nu hebben we alle menschen gehad. Blijft nog
over: Brinio!
Brinio is wat in z'n schik dat zijn baas terug is.
Lange dagen heeft hij sufferig -en treurig rondgeloo-
pen, maar nuis hij weer de oude, vlugge Brinio.
Dikwijls gaan ze samen" wandelen, Bram en Bri
nio. Veel is ook Henk, zijn buurjongen, er bij'!
En als ze dan zoo in de stad wandelen, blijven de
voorbijgangers staan, en dan zeggen ze tegen elkaar:
,Is dat niet Bram Vingerling, die 't geheim van de
onzichtbaarheid heeft gevonden?"
(Maar Bram, Henk en Brinio wandelen verder, on
bezorgd, vrolijk en blij!
Dl' is 't verhaal van de ongeloofelijke uitvinding
van Abraham Jacobus Vingerling!
EINDE.
I
Beste vriendjes en vriendinnetjes, nou is 't uit met
onzen vriend Bram. We hebben een heeleboel van
hem gehoord, we zijn met hem mee geweest naar
Polen, we "hebben met hem ruzie gemaakt, ik be
doel geen ruzie met Bram, maar wij en Bram sa
men tegen Pashukoff.
Vertellen jullie me eens, spijt het jullie, dat Bram'a
historie uit is? Willen jullie nog wat van hem hoo-
ren? Of willen we verder gaan met de lotgevallen
van Don Quichote? of een heel nieuw verhaal?
Schrijf me maar eens, wat, jullie daarvan denken.
Ik heb de laatste weken geen brieven gehad, en ik
wou wel eens graag weer een praatje met Jullie ma
ken!
Hebben de postzegelverzamelaars de zegels ont
vangen?
Nog wat: Probeeren jullie maar geen Abrovi te ma
ken, want., 't lukt toch nietl
Pig!