Even Lachen.
Ware woorden.
VOOR DE KINDEREN.
Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat
Een Ongeluksdag.
vriend
d, een
OüWrH VLEERÖH.
•\nea0oh dat. 'meer dan 3000 Jaar oud is en derhalve
raa4 Ll het oudste vleesch ter wereld moet zijn, was on-
ld ne.er (je vondsten in den grafkelder van den Pharao
oeth Ank Amen. Het vleesch was gebalsemd en
kheid, grd bewaard in elliptische potten., die op groote
^ro- eren geleken. In het geheel bracht men veertig van
t geld )Z9 vleescheieren te voorschijn. 'Het. vleesch zag er
1 ver- r,e!j uit. maar de onderzoekers hebben tot dusver
elioy. g verzoeking weerstaan, deze duizendjarige karbo-
echter aden te proeven.
NAAF ZIJN WIL EN ZIJN WENSCB.
Door een ongeluk tijdens zijn werk overkomen was
ie ex ii gestorven. De directie bracht haar rouwbezoek
nnen j de weduwe en verzocht deze de begrafenis te mo-
»n bekost/igen.
.Mijn overleden echtgenoot", sprak zij, „heeft als
ijn laatsten wil te ltennen gegeven, dat hiji zou wor-
Jyerascht."
(j)an zuilen wij' de cnematie betalen", antwoordde
jjdirecteur.
Den volgenden dag kwam de uitvoerder der ere
nde vragen, in wat voor een urn zij de asch van
ID aar man zou willen bewaard zien, een glazen, stee-
en of misschien e enbronzen urn.
;0ch", zei de vrouw snikkend," „geeft u maar ben
lazen, went hij zat altijd zoo gaarne voor de ruiten.
DAN GELEEK HET NOG MEER.
Vrouw (tegen man, die haar portret bekijkt): „Is
het niet of ik in levenden lijve voor je sta?"
Man: „Hm de verf had er wel wat dikker op
kunnen zitten 1"
HIJ HAD TVÏ NIET MEER.
Onderwijzeres: „Waarom ben je gisteren niet op
school geweest, Tommy?"
Tommy: „Ik had kiespijn, juffrouw.'
Onderwijzeres „Zoo. En doet de kies nu nog pijn?"
Tommy: „Dat vveet ik niet, juffrou-w. De tandarts
heeft 'm".
HU WIST RAAD.
Zij1: „O1! die dolle koe, komt recht op ons af! Wat
moeten wij beginnen?"
Dappere vrijer (opgewonden); „Blijf daar niet staan
te niksen. Kom hier en help me in dezen boom klim
men 1"
DAT WAS ONMOGELIJK
„Is hij op z'n knieën voor je gevallen, toen bij z'n
aanzoek deed?"
„Dat kon hij niet. Ik zat er op."
WAAROM or HU HET DEED.
„Mijnheer en mevrouw, de opname is gebeurd. Hoe
veel stuks verlangt u?"
„Heelemaal geen!"
„Wat! Heelemaal geen? Maar waarom laat u- dan
'n fotograaf komen?"
„Och ik wou alleen maar 's zien hoe mijn vrouw
erui' ziet, als^zij een vriendelijk gezicht zet."
LOGISCH GEREDENEERD.
„Moeder", zei het lieve kleine meisje, „u hebt al
twee grijze haren".
„Dat komt", zei de moeder,, „omdat jij weieens stout
bent geweest".
„O moeder", riep nu het kind, „wat moet u dan
wel verschrikkelijk stout geweest zijn voor die arme
grootmoeder."
1
JANTJE HAD GELUK
„Let nu- eens goed op, Jantje", zei de schoolmeester.
„Als ik je twee konijnen geeft en je vader geeft er je
ook twee, hoeveel konijntjes heb je dan?"
„Zes, meester!"
„Verkeerd! Du9 nogmaals dezelfde vraag en nu goed
nadenken."
Maar Jantje laat zich niet van z'n stukken bren
gen en telt telkens zes.
Eindelijk wordt da meester bcoa en gromt op
Jantje, 'die eindelijk stotterend naar voren brengt:
„Maar meestor schijnt heelemaal niet te weten, dat
ik al twee konijntjes thuis heb."
De wereld is een spiegel en geeft ieder de weer
kaatsing van zijn eigen gelaat terug.
Een vrouw in wie geen zachtheid te ontdekken
valt, is even verachtelijk als 'n man die geen moed
bezit.
Wij beleedigen. ons geweten, wanneer wij raad vra
gen, terwijl het ons onzen plicht voorschrijft.
Soms lijden wij zwaar door een gezegde zonder
bijbedoeling.
Een jongmensch, dat het leven intreedt zonder
geestdrift voor één of ander, is niets waard.
1
De trouwe liefde voor een goede vrouw kan won
deren uitrichten; zij vervormt den ruwisten man in
een beminnelijk mensch.
ma-
kwa
t!
pro-
hier
Kabouter Waakzaam, die zijn ronde
door het bosch deed, heeft een vogeltje
gevonden, dat heelemaal bevroren, bewus
teloos in de sneeuw lag. Gauw wordt het
op een baar gelegd en weggedragen.
Hot blijkt die kleine Pietje Vink te
zijn, die in een sneeuwbui was verdwaald.
Hij wordt nu naar *t kabouterziekenzaal
tje vervoerd., waar dokter Wit baard de
Wijze regeert.
439.
„O", heeft hij gezegd, „Pietje zal weer
gauw beter zijn. Maar hij moet onder de
wol en oen zoet stroop je slikken." En
daar ligt Piet nu, zalig te dutten.
440.
Inmiddels i9 de groote arreslee voor
ons ingespannen, want Mimi en ik moe
ten weer naar de menschenwereld. Rin-
keldekink, zeggen d« bellen en daar gaan
wij, over de zachte sneeuw.
nde
Mimi's moeder heeft een grooten brief
gekregen, en die leest ze nu voor. Er komt
nl. bij de familie Poezekat een OoSten-
rijksche poes voor 'n poosje in huis, die
net zoo oud ia als Mimi. Fijn!
VOOR DE KINDEREN.
442. Wij trekken dus met z'n beidjes naar
't station om 't nieuwe huisgenootje af te
haien. Daar hooren we in de verte den
trein al. O, o, wat is Mimi nieuwsgierig
naar Piepa, het pleegzusje.
443. Och heertje.daar heb je Piepa.
Mimi en Hans schrikken als ze 't magere
scharminkeltje zien aanstappen. En erg
vriendelijk ziet ze er, om je de waarheid
te zeggen, ook niet uitl
444. Maar enfin, alles kan nog meevallen!
Hans en Mimi nemen Piepa tusschen
zich in en stappen druk vertellend naar
huis. Kijk die Piepa 'ns een stappen ne
men.
t Mlw. A. POOLSlapeJU
't Is nog niet zoo heel lang geleden, dat ik uit Chili
een- enveloppe kfeeg vól Chileensohe postzegels. Ik!
denk, voor een week of vier. En dd afzendster van-
dezen brief was een van onze oudste lezeressen, wier
naam je hierboven ziet staan. Veel malen heeft ze
een zending postzegels gestuurd. Altijd was er
leen 'briefje bij, behalve den laatsten teer. Velen van
lullie hebben meegeprofiteerd van die postzegels, die
et zoo gemakkelijk te krijgen zijn. Nu zullen we
ur brieven moeten missen, want den 22en Decem
ber 1925 is onze lieve onbekende oude vriendin in
Chili overleden. Wanneer wij in onze postzegelalbums
>!aderen en we bij Chili komen, zullen we, denk ik,
«vel eventjes denken aan onze goede oude lezeres,
die in dat verre land zoo dikwijls dacht aan de jon
gens en meiejes van de Jeugdrubriek!
Zij ruste in vrede.
De raadseloplossingen zijn:
T
k a
c h
B A
A t
R e 1
A g
K S P
S t e
P
O
t
O T
1
k
Een medeklinker.
Een lastig dier.
Een dik touw.
Een bekende plaats.
Heeft bijna iedere man.
6 Vind je in de school.
7- Om mee te eten.
8. Meisjeskieedings'uk.
9 E enmedeklinker.
Het gevraagde woord is dus: Tabakspot
2. Een dik touw noemt men een kabel
Een- officier draagt op zij een- sabel.
'Een dierensprookje noemt imen een fabel.
Eert hoogen toren bouwde men in Babel.
De eerste broedermoordenaar heette niet Abel,
maar.. Kaïn!
Daar zijn een stelletje oplossers leelijk ingevlogen!
3. Een haas is een ba.ng viervoetig dier.
Een tang zie je hij veel kachels staan.
Het 'zar.d, hij felle zon, is mu-1.
•Een zaag wordt door den timmerman gebruikt.
Het spreekwoord is: Haast U langzaam!
CORRESPONDENTIE. h. A Rëns en c. a!
Rens te St. Maartensbrug vonden de raadsels te
gemakkelijk. Goed! Ze zullen vandaag zwaardere
hebben! Van de vorige raadsels kreeg ik oplossingen
van Trien Butter, Jannetje Munter Bets -Witte, Jans-
je Nobel, Geertje Nannis, Aagje Paarlberg en Aga-
tha Biemond, de heele club uit Oudesluis, Gerie
Swarthof, Schagerbrug; Adr. Langedijk, Heerhugo-
waard, krijgt postzegels; Gepke Bron, Hem. Wat heb
ben jullie gezongen? 'Annie Vermeulen, Ap Nobel en
Jansje Nobel (wel bedankt voor de pracht-ansiclit,
hoor!); Jan en 'Piet Haringhuizen te Veenhu-izen;
Sipke Eriks, Julianadonp; Aris Bakker. Koegras;
Jannie en R. Tauber, A-. Paulowna.
SCHIPPERTJE DENK OM JE SCHIP.
Een spelletje.
Nu de dagen weer wat langer worden, mogen jul
lie zeker al wat tneer buiten spelen, hè? Daarom
zal ik jullie eens een spelletje leeren, dat je fijn met
een paar v-riendjes en vriendinnetjes kan spelen.
'tEenigste wat je ar voor noodig hebt is een stuk
krijt, Je teekent op den grond een groot vierkant,
wel een meter of 3 a 4 lang. Daar binnen in komt
weer een vierkant. Dat binnenste vierkant is het
schip, de -rand er omheen het water, en alles wat
biliten het -vierkant, is, is de wal.
Eén van- de kinderen is de «chipper. Die staat na
tuurlijk op het schip. De anderen stellen ondeugen
de jongens voor, <öe telkens van den wal óp het
schip springen. De schipper vindt dat natuurlijk niet
goed; hij probeert de jongena te pakken. Een kind,
dat door den schipper getikt wordt, is af. De rand,
die het water voorspelt, moet zoo breed, zijn, dat jul
lie er over kunnen springen. Wie met zijn voet den
rand aanraakt, is ook af.
Als er 5 kinderen af zijn, moet de eerste getikte
I
schipper zijn en dan begint het spel opnieuw.
EöN LANG RAADSEL!!
't'Ia een bekend spreekwoord van 51 letters of 14
woorden.
Een 10 24 6 19 25 47 is een verscheurend dierl j
Pas maar cp, dat hij niet bij je komt, w&ni dan bon j
je er geweest! De jager denkt: „Ik zal dat beestje,
zoo gauw als ik kans zie, dood 21 22 23 49 50 51 9 44.
Daarmee verricht ik een goede 31 32 38 26.
28 37 42 8 20 13was niet bang voor verscheurende
dieren. Ilij- zat eens in een kuil met als eenigst ge
zelschap, een ^stelletje leeuwen.
Als ik een leeuw tegen zou komen, zou ik 1 12 14
van de schrik worden! En jullie?
Met een 17 29 18 11 kun je iets vastbinden.
7 2 3 word je in den regen.
43 39 48 16 is een meisjesnaam.
36 35 -34 4 is een plaats bij den Zaan.
Een 40 46 48 16 houdt van 't water.
De 30 41 is een water.
45 5 27 is een aanwijzend voornaamwoord.
Wie dit raadsel vindt is een knap kind, zeg ik
maar!
Ik ben nieuwsgierig, of ik veel goede oplossingen
krijg!
Alles zenden naar L. ROGGEVEEN, MARETAK
STRAAT 54, DEN HAAG.
'i
Slot.
(In 't begin is een- stukje tekst weggevallen. We
hebben al begrepen, dat Pieter zelf zijn lampetkan
leeggegooid heeft en dat hij 's morgens hij 't vullen
een heelen straal water op zijn teenen kreeg.)
Pieter wi9t geen antwoord te geven.
„Ik heb toch heusch mijn best gedaan, mijnheer,
zei hij. Maar toen bedacht hij meteen, dat hij zijn
atla9 bij de kachel te drogen had gehangen-, en dat
de kat altijd achter de kachel lag, zoodat 't heel goed'
mogelijk was, d-at de kat werkelijk met zijn staart
over de prachtige rivieren en zeeën gezwieberd had.
Pieter kreeg een 4 voor zijn kaartje.
De kinderen gingen spelen en Pieter mocht bin
nenblijven.
Rekenen! Mijnheer schreef 5 lange som-men op het
bord. Twee moeilijke vermenigvuldigingen, oen op
telling- van 10 maal en -een aftrekking- van 10 maal
allebei met breuken, en tot olot een deeling met
brsuk^m
;,'t Is proefwerk voor 't rapport", zei mijnheer.
„Elke goede som geeft 2 punten; wie dus sommen
heeft, krijgt een 10! Zorg dus maar, dat je alle® of
n ebt"
De heele klas begon ijverig te werken, Pieter ook.
En toen 't- -uur om was, had hij 3 sommen.
Maarde derde was hopeloos fout! Dat wist
hij! Pieter kreeg een 4!
Om, twaalf uur'kreeg hij een. blaadje papier mee
naar huis, waarop hij 50 maal, zoo mooi als hij kon,
moest schrijven:
Laat komen komt niet te pasl
Moeder keek niet vroolijk en va-der ook niet!
Bij 't koffiedrinken, schoot er een stukje brood in
zijn verkeerde keelgat. Pieter begon te hoesten,
s ootte per ongeluk -zijn kopje omver, zoodat er een
groote koffievlek op 't tafellaken kwam
Arme Pieter! Hij kreeg een geducht standje van
zijn vader en moest dien avond heel vroeg naar bed!
't Was wel een ongeluksdag voor onzen Pieter!
DE WIJSGEERUGE KROKODIL.
Ik ben een oude krokodil,
Dan -in 't water, dan op 't land,
Dan in 't water, dan op 'tl and,
Hier aan den oever, in 't warme zand.
Ik haal geen zorgen in mijn kop,
Wat me in den weg komt, vreet ik. op.
En wat ik vreet, is me eenerlei,
Want in mijn maag wordt toch allea brijl
Al h-onderd jaren leef ik hier,
En moet ik sterven, arrem dier,
Dan sterf ik rustig, zonder pijn,
Hier in de avondzonneschijn.
Al, wat ge -doet,
Doe d-at toch goed!