VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT
DAMRUBRIEK.
PANTOMIME
ROMMELKRUID.
2
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 13 Maart 1926. No. 7809.
n.
m
WM
m
m
n
m
M
NH
§J
m
H
1
ns
H
8
11
B
9
w
gf
11
1Wk
H
m
ffjg§
IK
9
|f:
M
fH
m
m
9
m
il
11
18
nu
w.
O-
iH
It
Hf
in
Hf
m
m
f§
fH
m
I
10 ld
q aa
o kle
O.
betn
weflj
se dei
telt
is eti
;eena
t niet
11 hij
is
iet i
'ascii
3gen
fundj
is
den
tege
twd
rde:
>hen
>der
de
unt\*
ijn
/.ij.
istri
;n tfl
omd
t do
VOO!
en i
dief
>lke,
it hi
%t u
ki
lat
\SlOll
fc-plol
ifcovf
HONGERKUNSTENAARS^.
Hij lag als hongerkunstenaar
Stil onder glas te kijk
En iedereen zag zeer voldaan
Een griez'lig levend lijk!
Men mocht niets eetbaars laten zien,
Want dan kreeg ie 't benauwd,
Omdat een hongerkunstenaar
Ook nog van eten houdt !l
Den eersten dag trok ie getroost
Z'n glazen woning in, m
Het was z'n vak, enfin, vooruit,
Hei ging om z'n gezin!
En langs z'n aangegaapte kooi
Flaneerde het,publiek,
Dat vond ,'m hevig int'ressant,
Zoo bleek on zoo mystiekl
Den derden dag werd le wat wee,
Maar och, dat wende gauw,
Hij lag te wachten op de kramp,
Die hem verscheuren zoul
Hij voelde 't bonzen van z'n hart,
Daar kwam de eerste pijn,
Die knagend door z'n lichaam sneed.
Met kerven vol venijn!
Den achtsten dag lag ie versuft
En keek maar naar omhoog,
De waanzin wroette door z'n brein
En laaide uit z'n oogl i
Totdat de rust z'n lichaam vond,
Een rust zoo wonderzoet, s
Ha! Ha! De crisis was voorbij,
Dat gaf weer nieuwen moedlll
Den tienden dago enzoovoortl
Publiek, brutaal en min,
Trap toch die glazen doodkist stuk
En trek de venen iDll
Daar vindt U hongerkunstenaars,
Niet hongerend voor hun vak,
Maar meer natuurlijk, voelt U wel,
Haast zondei onderdak l
Alles betreffende deze rubriek te zenden aan C.
AMEiLS Wz., WINKEL.
I
OPLOSSING PROBLEEM No. 43.
Wit; 25—20, 27—22, 32X21, 50-45, 34-29, 42-37,
40X7, 37-31, 41X5, wint. I
OPLOSSING PROBLEEM No. 44.
Wit: 34-30, 27-22, 16-11, 42—38, 44-39, 38—33,
20X7, 43X5, wint.
PROBLEEM NO. 47.
ZWART.
STADSGEZICHTEN.
De hal van het theater, tien minuten vóór de voorstelling.
>ruii
1de
fce t
uara
•de
aten
i ha
ie
dai
et
a bi
de
Daar wordt niet onder glas gekweekt,
Maar op den kiuden grond,
Daar sluipt de weeö hongerpijn
Niet dagenjaren rond!
Daar zwerven hongerkunstenaars,
(Misschien vindt U 't wat naar,
Daar stèrven hongerkunstenaars
Van één tot negen jaar 111
Maart 1926. ERÖE'S.
Alle rechten voorbehouden.
BIJGELOOF.
Niemand zal willen beweren, dat er tegenwoordig
geen bijgeloof meer ia. Af en toe kan men nog sterke
(taaltjes lazon, en house tl niet alleen in afgelegen
streken.
Een paar eeuwen geleden was het bijgeloof nog
zeer algemeen, onder alle rangen en standen. Heksen
kon men aanwijzen in elke stad, in elk dorp, of ge-
hucht. Men hieldi er heksenwagen op na bekend
was die te Oudewdter waar de van hekserij be
schuldigden .gewogen werd. En' wee dengene, die te
nli$ licht bleek, te zijn. Gewogen en te licht bevonden!
'nJ, Een gruwelijke dood op den brandstapel of in bet
water was meestal de straf.
Ziekte onder het vee of onder de menschen. on
vruchtbaarheid, onweer, storm en hagel schreef men
aan hekserij toe. Heksen waren menschen, diè hun
ziel aan den duivel verkocht hadden, die gemeen
schap hadden gehad met den duivel of feest met
hem. hadden gevierd op den Bloksberg, in ruil waar
voor zij' eer) zalf hadden ontvangen, waarmee zij
mensch eni dier konden betoo>#eren.
Wilde uien zekerheid, of iemand betooverdi was,
dan behoefde men slechts zijn hoofdkussen open te
snijden. Vond1 men de veeren in een krans liggen,
of samen geplakt in den vorm van bloemen of be
paalde figuren, dia® was die betrokken persoon zonder
eenigen twijfel door „een kwade hand1" aangeraakt.
Wie appels uit de hand van een heks ontving, zou
de vruchten spoedig veranderd1 zien in padden. Wie
een klap van een heks ontving en niet dadelijk te
rugsloeg, was betooverd.
Zelfs aan de jeugd werd1 geleerd, dat tooverij de
tweede hoofdzonde was. In een vraag- en antwoorden
boekje voor kinderen leest men de volgende definitie
„Tooverij bestaat in het maken van een verdrag, of
verbond' met den duivel, hetzij openlijk of heimelijk
om. door hulpe deszelfs hetzij menschen of vee te
betooveren of te onttooveren, te vloeken of te zege
nen., ook dingen te- doen of te bestaan, die 's men
schen verstand, kunst en kracht te boven gaan en
door de ordinaire en natuurlijke middelen niet ge
schieden."
Ker] Deze kost voor kinderen is uit een boekje van het
en» iaa-r 1662, uit den tijd dus, die in onze geschiedenis
larii bekend staat als het bloeitijdperk,
t fel En nog jaren daarna, tot diep in'de 18d'e eeuw,
die
geloofde men zelfs in geleerde kringen nog aan
heksen, en spoken.
Bijna iedereen kon spookgeschiedenissen vertellen,
die hijzelf meegemaakt had. Overal had men spook
huizen, waar 't niet pluis was en waarin niemand
durfde wonen. En was er al iemand, die wel dén
moed had zoo'n huis te bewonen welnu't oordeel der
menschen stond dadelijk vast: zoo iemand was zelf
niet pluis en had bepaald een verbond met den dui
vel gesloten.
Vooral bakers en vroedvrouwon waren zeer bijge-
loovig. Bij de geboorte van een kind zorgden zij er
wel voor, dat de helm verbrand' werd, want een
kind, dat met een helm geboren was kon vooruit zien
wat er gebeuren zou, zag overal begrafenissen, en
wist aldus precies te vertellen, wie spoedig sterven
zou.
De z.g. muisjes bi} geboorte van kinderen kennen
we nog. Oorspronkelijk bet eekenden zij een voorbe
hoedmiddel tegen booze, duivelsche invloeden.
Het geloof aan wisselkind'eren was ook algemeen
verbreid. Booze geesten zwierven rond, om kinderen
uit de wieg te nemen en er leelijke en mismaakte
voor in de plaats te leggen. Zelfs Luther, een der
grondleggers der Hervorming en dus geenszins de
eerste de beste, geloof de aan wissel kin deren.
Hiji vertelde er zelf een gezien te hebben. F,en mon
ster te Dressau, reeds twaalf jaar oud, had hij met
eigen oogen gezien en met eigen handen betast. Het
leek, volgens Luther, op een menschelijk wezen,
maar at geweldig 'veel, veel meer zelfs dan vier ster
ke landbouwers op konden. Als men het aanraakte,
begon het allerafschuwelijkst te huilen. Maar als er
iet sviel in huis, lachte het luid', en boe meer de
boel in wanorde raakte, hoe meer pret het bad.
Aan den vorst van Anhalt gaf Luther den raad',
het kind te verdrinken, maar die vond het verstan
diger, in de kerken vurigèr tot God te bidden, opdat
Hij het monster door den dood zou wegnemen. Een
jaar later stierf het kind.
Toen later aan Luther gevraagd werd, op welke
gronden hiji dien vorst van Anhalt geraden had, het
kind te verdrinken/ antwoordde 'hij, dat het toch
maar een klomp vleesch was zonder ziel. De booze
had het kind leven ingeblazen, dus zou men, geen
mensch verdronken hebben.
Als zoo de gedachtengang was van iemand als
Luther, dan behoeft men niet te vragen, hoe het met
het bijgeloof der menschen in bet algemeen' gesteld
was.
Wel waréni er in de 17e eeuw en later zoo nu en
dan mannen, die tegen bet, bijgeloof te velde trokr
kep, maar hun aantal bleef te gering en zij weerden
zelfs door geleerden als ongeloovigen betiteld, tegen
wie bet bestaan van spoken verdedigd moest worden.
De zeelieden zijn de eeuwen door als het bijgeloo-
vigst beschouwd. Bij langdurige windstilte gingen zij
fluiten om den wind op te wekken. De storm werd
beschouwd als toorn van den stormgeest, die men
trachtte te verzoenen door een scheepsjongen eens
flink af te rossen. Indien een matroos verdronk, ging
zijn ziel over in een vogel, dien men volstrekt niet
mocht doodschieten.
Bekend is voorts, hoe de zeelieden vroeger ge
loofden, dat de zee plotseling op hield bij een gapen
den afgrond, of dat op sommige plaatsen het water
kookte eni zoo heet was, dat het schip er in brand
kon raken. Wat heeft Columbus niet een moeite ge
had, het scheepsvolk te bewegen nog eenige- dagen
geduld te hebben, toen hij zijn reis westwaarts on
1
6
6
10
11
15
16
20
21
25
26
30
31
35
36
1
7M&,
40
41
45
46
bO
dernam en voor bet eerst in Amerika voet aan wal
zette.
Men geloofde aan meerminnen, sirenen, de scboone
verleidsters, die door haar zang de matrozen dol
maakten, zoodat ze overboord sprongen om de vrouw-
menscben om den hals te vallen, maar dan door de
bedriegster meegetrokken werden naar den bodem
der zee.
Op Vrijdag zou geen schip uitzeilen, vooral niet op
Goeden Vrijdag, evenmin als in den Sint-Jansnacht
of in den Kerstnacht.
Een heeleboel dinigen lieten de menschen in het
algemeen na, louter uit bijgeloovige vrees.
's Nachts over een kruisweg gaan, of nog erger: over
een kerkhof bijna niemand dlie het aandurfde.
Om de koorts kwijt te raken, hing men spreuken
om den hals of soms den Bijbel. Aan tafel paste men
pijnlijk nauwkeurig op, dat het zoutvat niet omge-
stooteni werd eni dat er geen mes op den grond viel.
Tegenover een spiegel zitten wilde niemand, men zou
dan gewis binnen het jaar sterven. Nog andere ge
beurtenissen voorspelden den dood: het springen van
een glas, het vallen van een spiegel, het tikken van
een onzichtbaar horloge (houtworm), het dichtklap
pen'van een deur, enz.
•Een oud' hoefijzer, aan een staldeur gespijkerd1, be
hoedde bet vee voor ziekte; een rood 'cruis boven die
huisdeur geschilderd, weerhield de h'kseit van bin
nentreden.
De 63ste verjaardag wa9 zeer gevaa-lijk, maar wie
dien dag overleefde, kon heel oud worden. Het eerst
ontmoeten 's morgens van een edelman was een
slecht voorteeken, maar ontmoette mc-n een boer het
eerst, dan was dat een goedi teeken.
EenJ drijvend' blaadje in een kopje thee beteekön-
d'e, dat. er spoedig bezoek zou komen, evenals het
wasschen van de poes. Wilde men 's nachts geen
last van heksen hebben, dan diende men zijn schoe
nen verkeerd voor het bed te plaatsen enz. enz.
Aan droomen hechtte men ook groote beteekenis
en de uitlegging, de verklaring van droomen was een
belangrijke wetenschap. Et waren bijzondere boeken
voor, zooals: „De ware Droomuitlegger", e.a.
Rott. Nbl.
I
ZONSVERDUISTERING ONDER PRIMITIEVE
STAMMEN OP M3DDEN-BORNEQ.
't ,Is avond van den 14den Januari 1926 en.hoe
zeel we leven nog, aan de Boven-Kapoeas, ondanks
de pas plaats gehad' hebbende totale zonsverduiste
ring.
Maar laat ik even geregeld verslag uitbrengen over
dat groote gebeuren. Al een maand lang had ik de
menschen voorbereid' op de dingen die komen zouden
en getracht hun den angst uit het hoofd te praten.
Maar dat lukte maar half. Al vertel je bun nu nog
zoo duidelijk, hoe dat velband van zon, maan en
aarde in elkaar zit„ ze snappen het toch niet en
'houden het bij' hun overtuiging, d&t alles op eeh
groote plank zit gespijkerd en dat die lampen
's avonds aan en 's morgens uit worden gedaan. Eq
als nu de zon overdag uitging, was dat een teeken
i dat er iets heelmaal niet in -ordie was, en dat de erg
ste rampen zouden volgen, als: handjir, steenenre
gen, aardbeving storm, brand eni wat al niet, meer.
Maar het ergste was dat de zon waarschijnlijk in
't geheel niet meer terug zou komen en we dus na
WIT.
Stand Zwart, }5 schijven, op 9 10 10 13 14 16 18
19 20 24 25 26 29 36 45.
Stand Wit, 15 schijven, op: 11 22 27 31 32 35 37
38 39 42 43 44 46 47 49.
PROBLEEM Na 48.
ZWART.
■mi
wm,
Wm
WIT.
StandI Zwart, 12 schijven, op: 3 8 9 10 12 14 16
17 18 20 23 30.
Stand) Wit, 11 schijven, op 26 87 29 31 32 37
38 39 41 47 50.
i
Wit speelt en wint geldt voor beiden.
i
PARTIJSTAND.
Stand Zwart, 7 schijven, op: 4 13 14 16 tot 19.
Stand Wiq 7 schijven op: 24 27 28 30 32 35 42.
In bovenstaanden stand etondl Zwart niet sterk.
Het schijf-offer 16—21, waarop volgde 18—22-, was
prachtig gespeeld en toont aan, diat een -offer soms
de kansen zeer kan doen kearen, in' dit geval echter
toch niet voldoende om de' 2 winstpunten binnen te
halen.
VOOR BEGINNERS.
Stand Zwart, 3 schijven, op: 7 14 44.
Stand Wit, 2 schijven, op. 15 18,
Zwart aan zet speelt 4450, Wit 1813, Zwart
14-19, Wit 13X24, Zwart 50-28.
om de menschen eens extra te kwellen. Deze overtui
ging is bij het grootste deel der bevolking meer of
minder gevestigd. Het minst bij de Chineezen en ont
wikkelde Inlanders, het meest bij de Dajaks, en voor
al bij d'e primitiefste stammen als Poenans, Boakats
en Pihinigs, die ver in bet land) wonen eni nog als
jagers door d'e bosschen- .zwerven en leven van wat
het bosch oplevert.
Een enkele uitweiding over dit volkje.
Behalve de tot een gezeten leven voorgegane Da
jaks vindt men in bijna alle streken van Borneo, in
de ontoegankelijke wildernissen van de brongebieden
der groote rivieren, kleine troepen nomadische Ja*
gerstammen, die moestal geen vaste woonsteden
hebben en slechts onder tijdelijke verblijfplaatsen van
takken' en -bladeren den nacht doorbrengen of voor
den regen schuilen. Deze nomadenstammen zijn, al
naar d'e verschillende brongebieden waar zij1 zich op
houden, onder andere namen bekend! als Poenans,
Boekats, Pihings, Basaps, enz. De bekendste en tal
rijkste van hen zijn de Poenans en de andere groepen
wijken er in het algemeen slechts door lokale ver
schillen van, af.
De eigenlijke Poenans vindt men rondzwervende
al die misère voor eeuwig in het Jonker zouden blij1- op de hooglanden van Middan-Borneo. Zij komen
ven zitten. Behalve diat zouden allerlei geesten en ook wel. in de lage streken! en bereiken soms de
i spoken van deze speciale gelegenheid! profliteeren kust, Lichamelijk behooren zij' tot de fraaist gevormr