VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT DAMRUBRIEK. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 20 Maart 1926. No. 7813. PANTOMIME ROMMELKRUID- i m 9 iP 11 §1 Hf m Hl IX ui H 9 9 Hf f® 9 9 9 w If iH ®f ii RH ip H 0 9 9 9 Hf 9 3 9 ai ié Bi m jU Hf mt Hg iH m m KAPITAALVORMING. i moeten vlijtig kapitaal gaan vormen, jó wordt de toekomst van ons land gered, met den sterken aanwas derbevolking mdt dan de rijkdom weer gelijken tred! vlucht de armoe buiten onze grenzen, Verdreven door ons hechte volksbestaan alle stakkers, die om eten vragen, Gaan niet meer ongetroost bij ons vandaan! [Maakt maar Uw reek'ning met een paar getallen 'er hoofd, per jaar en duidelijk als glas, zal ons volk een sterke toekomst bouwen, /'anneer er niethet egoisme wasl De groote zelfzucht 'van de eigen voorspoed, Die alle vruchten eischt van 't eigen werk, Gerugsteund door H onmatige begeeren Van koning Mammon, onverwinn'lijk sterkt Wie kapitaal vormt wil steeds meer bezitten, Wie meer bezit wordt meester in den strijd Om voorrang in het sociale leven Voor eigen rust en eigen- veiligheid! De heerscher, die zijn wil weet door te zetten En al de zwakkeren naar wemsch beveelt, Wie is het, die haar Sociale nooden, De renite van 't gevormde geld verdeelt? 'io is het, die in 't alledaagsche leven, [Naar werkelijk alzijdig voordeel streeft, Vie is het, die rechtvaardig weet ie eischen ,'F.n als het moet rechtvaardig wedergeeft? We willen allen 't beste zelf ^ezitten En alle vruchten van ons kapitaal, Dus ook zijn aanwas naar de volle waarde En voor de rest denkt loder sociaal'I! Wij allen van de kleinste tot de grootste, We voelen veel voor redding van het land,. Voor Kaalheid van het nationaal vermogen Ten bate van de eigen zaak en stand! Maar wie behoedt do weerloos onbeschermde Voor een maatschappelijk doodellj'ken val; Den stillen tobbeT in z'n ejoof-le kleeren, Die niet bezit er. nooi? bezitten zal II Gij allergrootsten, gij met Uw millioenen ie van 't eenvoudig leven vaak vervreemd, feteèdS Voor U zelf .uw groot bezit vermeerdert En ieder jaar de volle rente neemtl Vormt dan geen kapitaal meer voor u zelve Om rijk te zijn en hooger en geëerd, Maar voor den arbeid van den armen broeder, Die dag aan dag in barren nood verkeert! 1 Alles betreffende deze rubriek te zenden aan C. AM1ELS Wz., WINKEL. Deze week een B-tal problemen van D. Olie Az., Nieuwe Niedorp. PROBLEEM Nb. 49. Auteur D. Olie Az. ZWART. I OPTIMISTEN, WIT. Stand Zwart, 12 schijven, op: 2 7 9 13 17 19 20 23 tot 27, Stand Wit, 12 schijven, op: 28 30 34 tot 40 45 47 48 PROBLEEM, Na 50. Auteur D. Olie Az. ZWART. Zij, die lederen avond de krant nakijken om te zien of ér langs radio-telefonischen weg wellicht iets te genieten zou zijn uit Parijs, Londen of.... misschien.... Rome, terwijl zij nog nooit ln staat zijn geweest om iets anders te hooren dan het verzend-station in hun eigen stad. mijn alziend oog alweer geluierd was en ik besloot soort orakel van wijsheid werdTbeschouwd. Hij was den volgenden middag eens poolshoogte te nemen, i natuurlijk ten volle overtuigd dat niets voor de Ik legde dan ook weer het oog op dezelfde plaats blanken onmogelijk was en hij wendde zich dan ook neer en ging weg in de richting, die ik gewoonlijk tot de ongeloovigen, met de woorden: Maart 1926. Alle rechten voorbehouden! KROES. BAAS BOVEN BAAS. In Juli 1919, werd ik benoemd tot bruggenbouwer van het gouvernement te Papoea, Britsch Nieuw-» Guinea, en spoedig na mijn aankomst in Port Mo- resby, de hoofdstad, werd ik met een twintigtal in landers het binnenland ingezonden om een brug, die in een zeer gevaarlijken toestand van verrotting vorkeerde, te sloepen en te herbouwen. Ongeveer 00 mijlen van Port Moresby, op de boog liggende bergplateau's welke door de Lalokirivier doorsneden worden, ligger een zestal rubberonder- remingen, die natuurlijk hunne producten naar de havenplaats moeten vervoeren voor verscheping. Dit vervoer langs de rotsachtige bergpaden kan alleen geschieden door middel van muilezels, die op hun weg naar de laaglanden, tweemaal de rivier "over moeten. Het doorwaden dezer rivier is alleen mo gelijk gedurende het droge jaargetijde, en ik moest mij daarom haasten om met het werk aan de brug klaar te zijn voor het begin van dezware tropische regens. Al het benoodigde hout voor de reparatie moest dn de omliggende wouden worden gekapt en met bij len in den vereischten vorm gehouwen worden, en ik moest dan ook dikwijls de inlanders alleen laten om in. het naburige woud andere boomen op te me ten. 'Nu had ik eenige jaren te voren het ongeluk ge had mijn rechteroog te verliezen en ik droeg in plaats daarvan een glazen, oog, dat natuurlijk telkens# als ik het eruit moest nemen om het schoon te ma ken, groote belangstelling verwekte onder de Inlan ders. Dezen hadden mij al dikwijls gevraagd of dat glazen opg ook kon zien, en, meer om ze eens iets wijs te maken, had ik dan steeds geantwoord dat ik met dat oog zelfs veel mee kon zien, dan met het andere. Toon het dan ook in degaten begon te loo- pen, dat er veel minder gewerkt werd gedurende mijn verplichte afwezigheid, besloot ik ze eens op de proef te stellen en juist voor ik wegging, plaatste ik mijn glazen oog op een afgehakten boomstam, insloeg. Maar eenmaal in het woud gekomen, ging ik. vlug langs een omweg naar een plaats, vanwaar ik de werkende mannen kon gadeslaan, zonder zelf gezien te worden. Eerst werkten zij' nog even door; toen wandelde de mandoer, de eenige die een hoed draagt als tee- ken van zijn waardigheid, kalmpjes weg tot hij ach ter den boomstam was. Hier viel hij plotseling op zijn knieën en kroop zachtjes met z'n hoed in .de hand terug naar den boomstam. Dan, flap, ging de hoed over het oog heen, en dit w^s natuurlijk het teeken van algeheele staking van den arbeid. 'Zij zaten een half uur of langer te rooken on te praten en tegen den tijd dat ik terug verwacht werd, nam de mandoer weer vlug den hoed van .het oog af en be gon hat werk weer in vollen ernst. Ik begreep, dat- het om de reputatie van mijn oog ging en toen ik dan ook het oog weer erin gedaan had, bleef ik e?n oogenblik met mijn vinger tegen mijn voorhoofd staan, alsof ik aandachtig luisterde. Terwijl de inlanders natuurlijk hard doorwerkten wierpen zij; geregeld loerende blikken in mijn richting alsof zij wel begrepen, dat elk oogenblik de storm kon losbarsten. Toen mijn oog mij voldoende van den stand der zaken op de hoogte had gesteld riep ik den. man doer toe bij mij le komen: „.Wat heb jij gedaan, terwijl i'k weg was?" „Ik heb niets gedaan, Taubada." „Jij liegt. Mijn oog kan niet liegen en het vertelt mij dat jij gedurende mijn afwezigheid je hoed over mijn oog hebt gelegd. Waarom heb je dat gedaan?" „Oh, Taubada, de andere jongens waren allen zoo bang van het alziend oog, dat zij niet goed meer konden werken-, omdat het oog hen voortdurend aankeek. Daarom heb ik het gedaan". ,,Jij! liegt weer. Mijn oog vertelt mi) dat de bij len gedurende langen tijd niet hebben gekapt en dat jelui allen op den grond hebben gezeten on ge rookt en gepraat hebben. r „Mijn oog kan niet liegen, zeg jij dat 't waar is?" „Ja, Taubada, het is waar." Sindsdien heb ik van. luieren geen last meer ge had zoolang mijn alziend oog maar ter plaatse aan wezig was om over hunne werkzaamheden te wa ken. Elen paar dagen later moest ik naar Port MoreSby en nieuws .verspreidt zich onder inlanders met reus achtige snelheid. Het verwonderde mij dan ook niets dat mijn wonder-oog het onderwerp van gesprek vormde tusschen alle inlanders waarmee ik in aanraking kwam. Terwijl ik een bad nam in het hotel,kon ik duide lijk de inlandsche bedienden in het bok ernaast hooren praten en hun gesprek kwam natuurlijk op het bekende onderwerp- Er waren één of twee van die ongeloovige Thomassen, die men overal vindt; maar er was er ten minste een die voor mijn geval partij trok. Hij was een inlander die met een En- „Wat geloof je het niet? Het is toch echt waar, hoor. Die mijnheer W. met zijn eene glazen oog, dat is nog niets. Toen ik in Sydney was heb ik daar een man zien/ rondloopen met twee glazen oogen." Er ds toch altijdi een baas boven baas. 1 DE DOODENWIND. Tusschen Italië en- de Westkust van het Balkan schiereiland strekt zich de Adriatiscbe Zee uit, ,een zee, die doorgaans kalm en rustig is on welker wa- t.er, vriendelijk blauw en doorschijnend, voor den toerist een lust der oogen mag heeten. Poëtische be koring gaat er van haar uit. Vooral het Noordelij ke deel van de Balkan-kust bestaat .uit een steil kalkgebergte, van nature onvruchtbaar, maar door de noeste vlijt der bewoners tot ontginning gebracht Eeni tooht langs deze kust is van bijzondere beko ring. Vooral de avonden en de nachten kunnen daar aa nde Adriatische Zee prachtig zijn. Maar soms ook is het er een woest tooneel, alsof alle duivels uit de hel losgebroken zijn. Het is len zeer verra- delijke wind, Bora of doodenwind genoemd, die een ontzettende kracht kan. ontwikkelen en dood en verderf verspreidt onder de ongelukkige schepelin gen, die zich op zee bevinden in de r.abijheid van de dan gevaarlijke kust. De Bora is een; koude anticyclonale wind, die aan steile kusten voorkomt, als op 4et ku^tgebergten p'lateaux groote koude 'heerscht, terwijl de tempera tuur op zee hoog is. Deze toestand komt aan de kusten van Dalmatië nogal eens vócr. Met zeer he vige stooten waait de Bora langs dc- kust, doch is niet of nauwelijks merkbaar ver van de kust. Wind- stooten van 50 a GO M per seconde ïijn geen zeld zaamheden, een kracht, die voldoende is, om zware spoorwagens omver te werpen, Doordat deze krach tige wind het zeewater op de toppen der golven doet verstuiven, ontstaat er een eigenaardige nevel in het gebied dat door een Bora geteisterd wordt Een typische wolkvorming gaat gewoonlijk ge paard met het optreden van den Doodenwind. De wolken schijnen aan de bergkammen te blijven kle ven, van tijd) tot tijd scheuren slechts enkele wolk flarden los en vermengen zich met den nevel op zee, meestal zonder regen te vormen. Koud en droog is de Bora doorgaans. De temperatuur op zee daalt plotseling en snel. Door de geweldige kracht wordt de zee in heftige beroering gebracht. De orkaan slaat tegen de klip pen en de rotsen en daarna met nog grootere on stuimigheid in zee terug. Do zee bruist en kookt en 'wee den ongelukkigen zeelieden, die niet tijdig een veilige haven hebben kunnen binnenloop en. Zijl zijn reddeloos verloren, de Doodenwind verplettert de schepen tegen de rotsen eni de klippen M. DE DANS BIJ DE VERSCHILLENDE VOLKEN. In Tigre dansen de Abessiniërs den „chas8é"-pas in een kring en geven de maat aan met het rhyth zoo dat het voortdurend de inlanders aankeek ter- wijl zij werkten. Ik vertelde toen den mandoer, dat 'gelsche familie naar Sydney was geweest en daar als zij niet goed doorwerkten gedurende mijn afwe- had hij natuurlijk zoovele wonderen van onze ro zigheid, mijn oog dit wel zou vertellen, wanneer ik derne beschaving gezion, en hij wist over zooveel l misch ophalen van de schouders en het bewegen terugkwam. Een paar dagen ging alles prachtig; wonderbaarlijke dingen te vertellen bij zijn terug-1 van hun ellebogen naar achteren en naar voren. Bij maar op zekeren dag kon ik wel zien, dat er ondanks 1 komst, dat hij door de andere inlanders als een I tusschenpoozen hurken de dansers «p den grond, 1 m 5 6 WP/, 10 11 15 16 20 21 25 26 m WÊ 30 31 V m 35 36 41 m wm mm Mm m m m m 40 45 46 m i! 50 1 5 6 ffg H ii 10 11 fff 15 16 m 20 21 m m M 25 26 30 31 35 36 40 41 m Wm. w m 45 46 XI! 50 WIT. Stand Zwart, 12 schijven, op: 4 8 10 tot 14 17 18 19 23 25. Stand Wit, 12 schijven, op: 22 28 tot 30 32 33 34 43 44 46. Voor beginners den volgenden stand: Zwart, 2 schijven, op: 16 25 2 dammen op 12 50. Wit, 1 schijf op: 26, 1 dam op 38. Zwart speelde in dezen stand 25—30, waarop Wit er invloog door 38—43, Zwart 12—3, Wit 43X25 Zwart 3-9, Wit 25X3, Zwart 50-17, Wit 3X21. Zwart 16X27, Wit staat vast. DAM-OPTIMISME. (Overgenomen uit „Het Damspel") Dierbaar bord met Je honderd vakken, Je aanblik is me wonderzoe.t MTni hart staat, krijg ik jou te pakken, Weldra in lichto laaie gloed. Het zachte schuiven van je stukken Streelt als Harpmuziek m'n oor. En„ al behoor ik tot de kyukken. ('k Verlies somg met een schijfje voor.) Dat maakt mij toch niet ontevreden, Al krijg ik nullen zonder tal. Met jou is d' aard' m' eeni hof van Eden. EU zonder jou een tranendal. maar bewegen de armen en schouders dan nog al tijd op dezelfde manier. De boschjesmannen dansen in hun kamers met lage zoldering, terwijl zij op stokken steunen. Een voet blijft onbewegelijk, de andere danst op een wilde, onregelmatige manier, terwijl de handen met de stokken doende zijn. De Gonds, een bergstam van Hindustan, dansen gewoonlijk in paren, met een sch;uifelenden pas, do oogen op den grond,Jde arm dicht tegen het lijf en de ellebogen in een hoek met de gesloten hand. De danser gaat naar een punt toe, richt plotseling het hoofd op en draait terug n^ar zijn punt van uitgang. De vrouwen van den Pultooah-stam dansen in een kring, waarbij zij zich achterwaarts en voorwaarts in gebogen houding bewegen. De vrouwen van Santal daarentegen zijn langzaam en bevallig in hun bewegingen. Elkaar de hand rei kende, vormen zij den boog van een cirkel, bewegen zich naar het centrum ervan toe en gaan dan weer achteruit, terwijl zij zich tegelijkertijd naar rechts verplaatsen, zoodat zij in een uur tijds den heelen cirkel beschrijven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 17