SchagerCourant
geïllustreerd zondagsblad
I KEUKEN
Geestelijk Leven.
TIVOLI.
Zaterdag 27 Maart 1926.
69ste Jaargang. No. 7817.
Tweede Blad.
NJEDOCP
Oe „VEIUTAS"
Naaimachines
DE GEKKE DOMEN4.
(}e herinnert! n wat ik in 't vorige artikel1 schreef.
Daarna heb ik een zeer bijzonder boek gelezen. Het
ij geschreven door een Deen, Harry böjberg. De
Scandinavische landen geven ons wel heel veel
schoons. Wat hebben we niet te danken aan Ib3en, j
Sel'ma Lagerlof, Björnson, Strindberg! En nu j
ia door de mooie bewerking van Margaretha yVleij- j
boom daar weer aan-toegevoegd een nieuw koste
lijk werk, dat den naam draagt van „In het land
der levenden"een werk, waarvan een der beoordee
laars, na het uitkomen daarvan, schreef „zonder
twijfel zal dit boek eenmaal een plaats innemen on
der de beste werken van deze eeuw. Ja, het zal' ons
niet verwonderen, wanneer dit boek een klassiek
werk werd voor alle tijden."
Ik heb dit boek van de eerste tot de laatste blad
zijde in den letterlijken zin „genoten". Want 't is
een zeldzame genieting om zoo iets te lezen en
misschien juist daarom was deze genieting voor
mij zoo groot, omdat ik met mijn gedachten bezig
was met de vraag, welke ik in 't~ laatste „Geeste
lijk leven" behandelde.
Ik kan er niet aan denken, om den inhoud van,
dit boek van respectabele dikte weer te geven. Maar
er is één figuur in geteekend1, zóó fijn, zoo mees-
terlyk fijn, dat ik daarover ïete zeggen wil.
Die figuur is „de gekke dominé".
Deze dominé woont ergens aan de zee temid
den van een boeren- en Visschersbevolking. Zooals
dit in de Noordelijke landen meer voorkomt, is hij
tegelijkertijd boer: Hy loeft met een oude dienst;
bode en een knecht. Armelijk is zijn bestaan. Iïij
is iemand met een groot en goed hart, die alles mis
sen kan. Hij houdt van menschen en dieren, van
alles wat leeft. Al' wat aan de dieren' wordt mis
daan, voelt hij als eigen leed. Hij heeft ook eenige
honden, woeste dieren, die wol eens achter de scha
pen van de boeren jagen. Dit verbittert zeer
begrijpelijk de boeren. Maar hij is bereid om
hun verlies te vergoeden zijn honden echter kan
hij niet afmaken. In hun boosheid^ doen de boeren
het dan. Maar de „gekke dominé'' blijft van de
menschen houden. En slechts één ding is 't, waar
mee hij vervuld is: de menschen te helpen. Hij
wordt bedrogen en bestolen, maar zijn liefde voor
de menschen wordt er niet minder om. Naar zijn
kerk komen de menschen niet meer, maar als h ij
da r is. bidt hij voor hen en wanneer de storm
buldert en de visschers op zee .zijn, dan is er in
zijn hart Zeer groote vrees. Altijd is hij bereid om
te hel'pen; onder alle omstandigheden.
D.iarom krijgt hij den naam van den „gekken"
dominé. Zoon man is niet geschikt om dominé te
wezen. Stelt u voor, dat hij zelfs zijn belasting niet
kan betalen en daarom met de overheid m aan
raking komt, welke beslag gaat leggen op zn
magere vee. Hij wordt afgezet en is genoodzaakt
in een oud, vervallen huisje te gaan wönen. Maar
'zijn liefde blijft!
In de gemeente woont een man, die bekend staax
als een gevaarlijke dief, ook den dominé heeft hy
bestolen. En nog meer heeft hij op zijn/ kerfstok,
o.a. het dooden van sfchapen van .een poer, dien
hij haatte.. Als deze man vervolgd wordt-, vlucht
hij naar den gekken dominé. Bij zijn gevangen
neming wil' hij de ruwe, sterke man zach met
een bijl verdedigen. De dominé ontwapent hem door
hem te beschermen tegen zijn velre vyanden, die
gekomen waren om hem te overweldigen.
Ik kan niet 'in bijzonderheden afdalen en weer
geven al' wat van dpzen „gek" in 't boek wordt
Maar wel moet ik vertellen hoe in dezelfde ge
meente ook een secte was van menschen, die zich
de „heiligen" noemden. Onder hen treedt geregeld
een Ieeraar op, die op de samenkomsten spreekt.
Deze „heiligen", voornamelijk vertegenwoordigd
door de yisschers, zijn streng gelöovig. Zij Zien op
den .gekken dominé neer als op een minderwaardige
oind.t hij het waarachtige gelóóf niet bezit.
Een der hoofdfigur en uit het boek, de boer Niels
Kar re, die in het leven zéér zwaar wordt be
proefd, zoekt bij de heiligen de kracht om zajn
zwaar lót te dragen en wendt zich eveneens van
den gekken dominé af. Toch Vindt hij geen rust.
Eindelijk echter komt 't oogenblik, dat hij tot
inkeer komt.
Dan breekt Nielb Karre met de „heiligen", en
hun Ieeraar eö hij zegt tot den laatste: „Ik wilde
Gcd zoeken en deed de menschen kwaad. Herken
je die woorden? Die zijn van den dominé. En dat is
de waarheid. Zoo beo ik me gedragen in geloof
en daden."
En dan antwoordt hem de lóeraar: „Ik moet je
zeggen, dat je geloof het rechte niet kan zijn."
Do Ieeraar wil heengaan hij is bij Niels Karre
dn huis en wendt zich om en dan zegt Niels
Karre hem, dat hij dien nacht gerust op ae hoeve
mag blijven. Maar de Ieeraar wil niet. „Ik zoek
,/myn toevlucht niet bij een afvallige. Ik geloof, ik
ge.oof, hoor je!"
Hier yordt in enkele trekken geteekend het ver
schil' fcusschen het harde dogmatische geloof en 't
geloof dat opleeft in 't' \Varme, liefdevolle men-
schenhart. Aandoenlijk schetst de schrijver ons aan
het slot het sterven van den gekken dominé. Voor
ieder aan zijn sponde heeft hij nog een hartelijk
woord. Als de naderende dood hem rt spreken bijna
En God vinden, dat is: het eeuwige doorleven;
dat iszich één weten met dat eenige waarachtige
Leven, dat de groote stuwende kracht is in 't Uni
versum.. God Vinden, dat is hoog uitstijgen boven
alle klein- en zelfzuchtig overleg, boven alle bana
liteit, dat is het gl'orieeren der liefde in 't men-
schenhart. En dan voelen we ineens hoe onbedui
dend de strijd is, waarvan we in onze Magen getuige
zijn. Ik bedoel' de kwestie-Geelkerken.
Daar wordt getwist over een sprekende slang!
Alsof daarmede de waarde van het geloof, van
zijn zuiverheid staat of valt!
Daar.is maar één geloof dat echt is: dat is het
geloof in de macht der liefde en dit gelóóf wordt
niet geboren dan in 't hart, dat naar die liefde
smacht.
Ik gun u alle dogma's, alle leerstellingen,
alle kerkelijkheidmaar geef mij een hart, dat
klopt voor de mensohheid! Düt harf heeft God
gevonden. Dat hart is schooner dan de heerlijkste
Kathedraal, waarin de kaarsen lichten en de wie
rook brandt en de psalmen ruischen, dat hart ïs 't
heiligdom van den mensch!
Dat was liet hart van „den gekken dominé".
Ja omdat hij dit hart bezat werd hij als gek
betiteld.
VWk een zegen zon het zijn als in dien zin allé
do'Ainé's en alle pastoors gék waren.
Toch kunnen we, de menschen wereld kennende,
het oordeel' over den gekken dominé begapen.
Want die menschen wereld is in haar gedragingen
ruw en hard. Zij lacht om waarachtige liefde. Zij
durft 't daarmede niet aan. Zij vertrouwt op macht
en kracht van geweld, zij jaagt naar beat en
zij schept daarmede grenzen!ooze ellende.
Mochten er toch vele „gekken" opstaan, dwazen
die durven liefhebben.
Verstaat ge nu den zin van het oude woerd:
daar is een dwaasheid naar de wereld, die is
wijsheid bij GodP
ASTOR.
onmogelijk heeft gemaakt, stamelt hij nog: „Groet
Peer Straane en de koe en 'de kinderen r
en .de vlakte en mijn huis."
Deze Peer Straane is de dief, dien hij ontwapen
de en die hem een kalf ontstal. Die kindenen zijn
de kindeyen van Peer Straane!
Daar zijn van die boeken, die ons beter maken,
die ons diep ontroeren en die teere, mooie gevoe-
t\t m ons ^oen ontwaken. Zulk een boek is ait!
Maar zal men zeggen: zijn er in de werkelijkheid
zuLke menschen, als deze gekke dominé?
Leze gedachte is ook bij mij opgekomen. "Zouden
er zuike dominé's in 't ulgemeen zulke men
schen zijn?
Ditzelfde heb ik ook vaak gedacht bij de lezing
en herlezing van Ibsen's drama „Brand". Ik
Wj dat Ibsen voor zijn Br md-figuur een
model heeft gehad in een predikant in Noorwegen.
Daarom veronderstel ik, dat ook de schrijver van
J1 ite* een bestaande persoon als m >del voor zijn
hoofdfiguur heeft gekozen.
Natuurlijk heeft hij hem geïdealiseerd. Dat is
het recht van den auteur,
V aar het echter op aan komt, dat is of de
gedachte, welke in zulk een figuur gestalte wordt
gegeven, goed en zuiver is.
nu is voor mij de blijvende betoekenis van
dit boek dat ons daarin op zoo wondervoI-schoone
f°° heerl'ijk-menschelijke wijze deze idee w>rdt ver
Kondigd: „Wij kunnen God s echts vinden 1 ;ngs den
weg der menschenliefde gaande."
Neen, lezeressen en lezers, dit artikel zal! niet
gewijd zijn aan het Tivoli in de Plantage Midden
man,. waar wij zoo dikwijls gelachen hebben om
Kelly en Lageman, maar aan het plaatsje Tivoli,
dat pp ongeveer 30 K.M. afstand (Amsterdam
Hilversum) van Rome op de helling der bergen
gelegen ie.
Voor ik u echter naar Tivoli breng, verzoek ük
u eerst met mij te gaan naar de plaats van samen-
menkomst voor eenige Hollanders, die weer onder
beproefde leiding een tocht zouden ondernemen.
Helaas was ae eene chauffeur, onze gewezen
koetsier, door een ander vervangen, ik! zeg helaas,
omdat wij het aanvankelijk betreurden, maar later
waren wij wel dankbaar.
Wij hadden Rome nog- geen 15 K.M. achter ons,
of de weg naar Palömbara, het eerste doel. van
onzen tocht werd zoo slecht, dat ik mij sléchts
herinner iets dergelijks in Mandchourije te hebben
meegemaakt, doen nergens anders..
Wanneer men dezen weg zou willen beschrijven
zou men moeten spreken van een groot aantal
keurig aan elkaar gevoegde gaten. Enfin, over die
voegen .moesten de auto's zich zoo goéd en zoo
kwaad a's het ging, voortbewegen.
Infcusschetn was het landschap beeldig mooi. Wij
reden langs lékkere groene akkers,, schilderachtige
dorpjes, bloeiende vruohtboomen. hier en daar ©en
oude toren of kas teel met in de Verte de hooge
l>ergen. op de toppen waarvan wij Monte Cello,
j Santf Angelo en Palómbara onderscheidden.
Het veil-.mij op, hoe uitstekend de boeren hun
j land verzorgden, de gewassen stonden er dan ook
I heel' goed bij.
Italië is ons een heel eind voor, om u een paar voor
beelden te noemenals één poëtisch en één practisoh
wil' ik u vertellèn{ dat wij rozen geplukt hebben
en de tuinboonen in 'vollen blóei stonden.
Men kan trouwens reeds op de markt in Rome
jonge tuinboonen k 5 lire het kilo koopen, hetgeen
wat te duur is voor een gewoon huishouden. Die
tuinboonen komen echter uit Zuidelijker streken, nl
van den kant van Napels. Wij waren nu onderweg
naar Noordelijk van Rome gelegen plaatsen.
Er werd geploegd met ossen of koeien, soms
liep het kalf achter de ploeg aan. Over het alge
meen heeft het vee hier prachtig© wijduits/taande
groote horens. Aan d© boerderijen ziet men meestal
een stel horens hangen, dat is. tegen het Malooohio,
het booze oog. Er mocht eens iemand met het booze
oog langs de boerderij komen, dan is het goed tegen
zulk een „jetura" (werper van den boozen blik)
gewapend te zijn, door een afweer-teeken. Horens
zijn een prachtig afweer-teeken. Wanneer men bang
is voor het booze oog, maakt men met wijsvinger
en pink horens na en wijst in de richting van het
booze oog. De Italianen gelooven heilig aan het
booze oog enik óok.
•Wij hadden hier in het pension iemand, die eiken
middag kwam eten, zij was mij zeer onsympathiek,
van de week is ons gebleken, dat het eene door
en door sléchte vrouw was endat zij bij de
Italianen als malóochio te boek stond. Ik heb nu
haar toeleg kunnen verijdelen omdat ik haar in
de gaten kreeg en haar streken aan de autoriteiten
geme d heb, dadelijk nadat ik haar .eersten aanval
op de goederen van brave oude lieden had kunnen
verhinderen. Wat jammer, dat ge niet meegemaakt
hebt, hoe de Italianen, te keer gingen, nadat zij
bemerkt hadden, dat ik de vrouweyke .vampier,
die nota bene van de ziekte van onze hospita ge
bruik wilde maken zich van haar boeltje meester
te maken, de deur had crewezen.
Onze Italiaansche keukenprinses stond met haar
handen ten hemel gericht, en verklaard® dat en ore
len' uit Holland waren gekomen, om de duivelin
te bannen. Grappig is, dat nu alle tongen over de
maJ'ooöhio-persoon loskomen, nu de draak versla-
geneis, hebben allén moed. Het is weer het .oude
Behalve poot vee zagen wii ook veel' klein vee.
Hee'e kudden geiten, verscheidene kudden schanen
soms.met een enkel' varken er tusschen, verder
een vier-, of zestal varkens onder de hoede vari een
kleinen jongen. Dan was heel schilderachtig hoe
in holle wegen de boeren, boerinnen, jongens of
meis'es 'tfusBchenallerlei goederen gepakt op den
rug van een muilezel zaten.
Toen wji Palómbara naderden, zagen wij ook
verscheidene vrouwen met mooi b'inkende rood
koperen kannen op t hoofd. Als acrobaten lóopon
de vrouwen met allerlei kannen enz. op hun hoofd,
meestal' druk babbelend..
Wij lieten aanvankelijk Palömbara links 1'ggen
en reden edn typisohen,. kronkelenden 1 and weg or>
Bij een madonnabeeld hielden wij halt, verlieten d^
auto's en klommen een helling naar beneden. tot
wij aan een antiek kerkj^. kwamen. Een tegenval
ler, de kerk was dicht en niemand te bekenneneen
paar ^ingenop verkenning uit en kwam-m met twee
jongens en een ladder terug. De jongens klommen
de Kerk van boven in en maakten ons toen de deur
open.
De kerk moet in de 8e eeuw door Benedictijnen,
die h:er'tevens een klooster bouwden, gesticht zijn.
D"t klooster kwam zeer tot aanzien en werd zelfs
een abdij. Later ging de abdij van de Benedic
tijnen or> de Cistercenaers over.
Dit zal' in de 12e eeuw hebben plaats gevonden.
Toen is klaarblijkelijk de oude kerk vervangen door
een n'euwe, men vindt zoowel 'de fundeeringen als
een 11 bo'makeldak van de Oude kerk.
Dit d-k is Longobardisch én is Tater pas ge
plaatst oo 4 marmeren zuilen, waarop het niet
goed past.
Een tij-altaar aan Maria gewijd, is van 1170.
Het vertoont interessant Cosmatenwerk.
Terwijl dit alles en nog veel meer, door onzen
leider werd uitgelegd, werd de oudste der twee
jongens steeds .ongeduldiger. Hij keek met ons mee
naar de photogTaphieën van andere kerken uit hiet
zelfde tijdperk genomen, photo's, die ons de toe
lichting verduidelijkten, vond die photo's wel mooi,
hnaar vertelde ons, dat hij heel wat mooiers te ver-
toonen had. Onze leider gaf, zeer verstandig toe,
en nu vertoonde de jongen samen met zijn broertje,
hoe je door een marmeren plaat, die de 'trap naar
ae campanile (toren) van het schip der kerk af
sloot, heen het licht van een brandenden lucifer
kon tien. Wij deden alsof wij zoo iets fraais nog
hooit gezien hadden. De mooio oogen van den aar
dden jongen glommen, voor hem was die door
zichtigheid van het marmer het mooiste wat pr 'In
de kerk te zien was. Het waren zulke aardige
jongens en wij begrepen best, dal de moeder, ge
volgd door den vader kwamen om te kijken hoe het
met de jongens stond, .want van. boven van den
berg hadden tij gezien, dat de jongens met een
ladder in de .campanile en zoo door het dak van
de kerk klommen en, zei de vrouw, je kan toch
nooit weten of er dan niet een ongeluk gebeurt. De
▼ader was een lange man en bewees voor de zooveel-
ste maal weer dat het onzin is te beweren, dat alle
Italianen kleine kereltjes zijn.
Nu de jongen zijn moois vertoond had, keerden
wij weer tot ons moois terug.
Er waren nl. eenige wandschilderingen uit de 12e
eeuw zichtbaar gebleven.
De fresco's stelden eene bekende légende uit
de 12e eeuw voor.
In 1130 had Annacletus zich als tegenpaus van
Paus Innocentius II opgeworpen en werd daarbij
gesteund door Hertog Willem van Aquitanië. Deze
rukte met een groote ruiterschaar op Ciervaux aan,
de trompetters lieten de krijgsmuziek luid weer
klinken en het scheen alsof ook deze stad San
Paus Innocentius zou ontrukt worden. Daar treedt,
aapt een bosohrand, de Heilige Bernardus, de hostie
in de hand, de troepen tegemoet, het paard van den
hertog schrikt, steigert, zinkt op de achterbeenen
en .werpt Hertog Willem uit den zadel.
Het gevolg is, dat Willem van Aquitanië niet.
alleen de zijde van Paus Innocentius kiest, doch
buitendien tot de orde der Cistercensers overgaat
en overal, waar slechts kans is, een klooster dezer
orde stient. Hij heeft er meer dan 200 gesticht.
- AJhoewel het niet rijn werk is, dat de abdij
van San Giovanni in Argentella, in het dal' van
Palömbara van de Benedictijnen tot de Cistercen
sers overgegaan is, wordt toch in deze kerk in de
fresco's hulde gebracht aan den grooten Cister-
censer, die eenmaal1 Hertog yan Aquitanië was.
Nadat wij alles nog eens goed bekeken hadden
en verschillende data vastgesteld hadden, verlieten
wij de kerk, bezochten de ruïnes van de abdij', trof
fen daarin ook nog restanten van fresco's aan en
begaven ons .naar de auto's.
Onderweg plukten wy' allerlei wilde bloemen:
viooltjes, druifjes, cyclamen, en gouden regen.
Wy' genoten .yan het mooie voorjaar.Aveer en
verbaasden ,ons alleen,.dat wij geen.vogels noorden,
totdat ik ons gezelschap eraan herinnerde, hoeveel'
gewone arbeiders met jachtgeweren wij steeds op
onze excursies zien. Ik erger mij altijd, al' ben ik
in mijn hart jager, aan de weitasch van een Itali-
aanscn jager, allerlei vogels bij ons doocr de wet
beschermd, vullen die tasdh en niet het minst om
dezen tijd en even vroeger de kievit. Ik geef toe,
de kievit is geen zangvogel, maar wanneer om de-
zén tijd van het'jaar een vogel' als de kievit doocr
Jan Rap. en zijn maat neergeschoten kan worden,
don begrijpt men de rest weL
NIE.UWE.
ia alle modellen
verkrijgbaar.
.Wij reden naar Palómbara en deden een keus
uit twee herbergen. Wij bestelden wat landwyn en
aten onze sandwiches pp.
Dat aJes verliep met scherts, doch zonder eenige
merkwaardigheid. Het bleek by de afrekening, dat
we ieder voor een dubbeltje wijn gedronken hadden.
Ik vrees, dat je in Holland eer dat je een glas
„aqua pura pompio" binnen hebt, meer dan een
dubbeltje kwyt bent.
We brachten natuurlijk een bezoek aan het oude
kasteel, aanvankelijk gesticht door de familie Pa-
lom bara, naar wie dit stadje genoemd werd, en
later bewoond door de machtige familie der Sa-
velli. Yan buiten ziet dit middedéeuwsch gebouw er
nog geweldig en -sterk uit, maar wanneer men
eenmaal' binnen de muren is, valt het tegen. Het is
geheel 'in gebruik als huurkazerne en maakt een
armoedigen indruk. Toen wij later weer onderweg
waren, en omkeken naar Palómbara, konden wy
dat ternauwern >od begrijpen, af hadden we het met
eigen oogen gezien, zoo domineerend agt het k.isteel
der eens zoo machtige SavelL's daar boven en te
midden van het plaatsje, dat den steilen berg
kroont.
Een niet zeer fraaie weg bracht ons naar Tivoli.
Toen wy Tivoli naderden werd het landschap mooi
er, en eindel'yk daar lag Tivoli aan de.overztyde
van het da! der Anio. De Anio of Aniene, ont
springt in het Hemikergebergte en vormt bij Tivoli
eenige watervallen, die ongeveer 100 meter hoog
zijn, vervolgens loopt de Anio door de Campagna
en valt in de Tiber.
Tivoli was in den 'tijd 'der Romeinen reeds als
zomerverblijf bekend. Men vindt dan ook overal
overblijfselen uit dien -tijd.
Zeer belangrijk is het fresco in een kerk uit de
11e eeuw, aan Sint -Si.rester gewijd. Vooral inte
ressant voor ons, onfdat men hier verg^ ijkmgen
kon maken met de kerk van Castel Sant' Elia, twee
weken ge.eden door ons bezocht.
V t mij betreft, my trok de fresco der absis yan
S. Elia veel meer aan, dan deze van S. Silvester.
Slechts koen men bij deze nog duidelijker zien.
dat die fresco's sléchts bedoelen mozaiek weer te
geven, het mozaïek was te duur, dan maar de
best mogelijk nabootsing, dacht men in die dagen.
Wy' wandelden door de stad, en hadden,
dank zij bet hoog en laag. een gezonde lichaams
beweging. Zoo kwamen wij aan de Villa d'Este.
Dit paleis met prachtig park werd in 1550 door
Cardinaal' Ippollto d'Este gesticht Deze ka,rd naai
behoorde tot^ het schatrijke, adellijke goslcht der
Este's uit Ferrara. Terwy'f in de middeleeuwen
allé vorsten mee oorlog gevoerd hadden, hadden de
vorsten \an Este steeds gezorgd, buiten a 'le oor
logen te blijven en hadden daarentegen hun be
middeling tusschen strijdende party'en aangeboden,
waarvoor zji meestal' behoorlijk scnadeloos gesteld
worden. Het gevolg was: een onmetelijke rijkdom.
Kardinaal1 'HippoHet was zeer prachtlievend, ga,i
groote, kostbare feesten, hetgeen Paus Julius III
verdroot, die hem daarop benoemde tot tijn verte-
fenwoordiger in Tivoli en hem dus feitelijk ver-
ande. De Kardinaal, heerschend in het oude slot
van TiroJi, toonde zioh de eohte zoon van Alphon-
sus I van Ferrara en Luoretia Borgia en zou den
Paus wel' eens toonen, hoe een. d'Este over zulk
en verbanning dacht. Hij gaf Pirro Ligorio orde®
een schoon paleis met park te ontwerpen, een ge
deelte der stad werd opgekocht en afgebroken en
eoo werd .op de helling een park en paleis gesticht.
De Kardinaal' wilde, nu hh niet in Rome mocht
komen, Rome naar zich brengen, de schoonste
vrouwen, zoowel als een twintigtal dwergen moes
ten hem amuseeren, doch konden zijne ziekte:
melancholie niet wegnemen en voor het gebouw
geheel gereed' was, stierf hij. Wel heeft hij. erin
gewoond, maar steeds werden weer veranderingen
opgedragen. Inmiddels is de gevel wel' nooit gereed
geworden zooals Ligorio bedoeld had, want de kale
wanden zijn niet mooi en duiden op de bedoeling)
van Ligorio om hier ook weer zjjne geliefde pfcuc-
versinring aan te brengen.
Van 'binnen is het gebouw niet mooi, kaali en leeg
gehaald als het nu sedert den oorlog is. Het behoorde
voor den oorlog aan Frans Ferdinand d'Este, aarts
hertog van Oostenrijk, den Oostenrijkschen troonoph
volger, wiens dood door moordenaarshanden de di
recte aanleiding tot den wereldoorlog van 1914 ge
worden is. Thans is het eigendom van den Italiaan-
schen taat.
Fraai is het park, waarheen men langs mooie ter
rassen afdaalt. Helaas wordt er thans door een tuin-~
architect, een soort Italiaanschen Leonard Springer,
veel te veel gehakt en opgeknapt, zoodat het roman
tische verdwijnt.
Men heeft op het linksche terras, hetwelk geflan
keerd wordt door een miniatuur copie van Rome
waarin de dwergjes speelden, een prachtig uitzicht
•op de Campagna en in de verte op PalombaTa en
Monte Celio en daar tusschen door op de iSoracte den
eenzamen berg, waaraan Horatius en Virgilius vers
regels gewijd hebben.
Beneden in het park. heeft men een pllek', waair!
klaterende fonteinen omgeven zijn door eeuwenoude
cypressen. Wanneer men den Wik opheft naar het
paleis toe, dan ziet men als "het ware een groote fon
tein van 't park tot 't balcon van 't huis. De archi
tect heeft boven elkaar fonteinen gebouwd, die als
het ware eikaars straal opvangen en daardoor do
illusie geven, dat men eèn zeer hoogen straal ziet.
We verlaten de Villa d'Este en even later Tivoli,
•het vroegere Tibur.
We houden op den weg naar Rome nog eenmaal
stil en wel om een toren te bezien nabij de Ponte
Lucano, een eeuwenoude brug over de Anio. Deze
toren was aanvankelijk gebouwd als graf voor den
Romeinschen Consul, uit den tijd vani Augustus,
Plantius, diens vrouw en zoon, welke toren later
door de Pausen tot verdedigingstoren werd 'inge
richt.
Voor wij weer instappen, valt onze aandacht op
de typen der bevolking en blijkt o.a. hier hoe groot
de invloed der Saracenen is geweest op de bevolking
der bergen hier in de nabijheid.
Terwijl wij naar Rome terugrijden, langs een zeer
onbelangrijken weg, bepraten 'wij1 de questie der be
volking, en zijn het er allen over eens welk een
enorm verschil er bestaat tusschen de bevolking van
Nepi, Castel St. Elia, Civita Castellana en die van
Palómbara en hedenmiddag. De eersten zijn Btrus-
clers, de laatsten Sabijnen. Ik heb den indruk, dat
de eersten een veel aangenamer karakter hebben.
Doch behalve dit verschil tusschen Etrusciers en
Sabijnen is 't ook interessant te letten op de donkere
afstammelingen der Saracenen en de blonde der Ger
manen, tuisschen deze verschillende stammen door.
Wat is het toch heerlijk om veel te zien en daarbij
oogen en ooren open te hebben en te profiteeren van
goede voorlichting.
I
HET
Wij zenden aan velen onzer lezers ter kennisma
king een ex. van de inderdaad PRACHTIGE IL
LUSTRATIE, welke wij tegen een zeer lagen prijs
verkrijgbaar stellen.
Onbegrijpelijk komt het ons voor, dat nog niet alle
abonné's op onze courant inteekenden op dit Geïl
lustreerd Zondagsblad, hetwelk zulk een VOORNA
ME PLAATS inneemt onder alle illustratiën hier t©
lande verschijnende.
En wel ZééR GOEDKOOP is de prijs (slechts 73
CENTS PER 3 MAANDEN) zoodat het voor niemand
onzer lezers een beletsel behooft te zijn zidh de ge
regelde toezending van deze UITNEMENDE IL
LUSTRATIE te verzekeren
Voor slechts 73 ct per 3 maanden ontvangt men we
kelijks een tijdschrift van 16 groot folio pags., dat
uitmunt door boeiende, belangwekkende "verhalen en
door prachtige gravures.
Deze illustratie geeft wekelijks de voornaamste
GEBEURTENISSEN VAN DEN DAG (ACTUALI
TEITEN) in woord .en beeld.
Voor slechts 73 cent per 3 maanden, dus nog geen
6 CENTS PER WEEK, verschaft men zich elke week
uren van genoegelijke ontspanning.
DE UITGEVERS.
Men vuile het inteekenbiljet in en zende het aan
de administratie van ons blad. Alleen duidelijk met
naam en adres ingevuld kan het in open enveloppe
met 2 cent gefrankeerd1 aan ons worden toegezonden.
Ondergeteekende wenscht zich te abonnee-
ren op het Geïllustreerd Zondagsblad
Naam:
Woonplaats