SchagerCourant geïllustreerd zondagsblad I KEUKEN Geestelijk Leven. TIVOLI. Zaterdag 27 Maart 1926. 69ste Jaargang. No. 7817. Tweede Blad. NJEDOCP Oe „VEIUTAS" Naaimachines DE GEKKE DOMEN4. (}e herinnert! n wat ik in 't vorige artikel1 schreef. Daarna heb ik een zeer bijzonder boek gelezen. Het ij geschreven door een Deen, Harry böjberg. De Scandinavische landen geven ons wel heel veel schoons. Wat hebben we niet te danken aan Ib3en, j Sel'ma Lagerlof, Björnson, Strindberg! En nu j ia door de mooie bewerking van Margaretha yVleij- j boom daar weer aan-toegevoegd een nieuw koste lijk werk, dat den naam draagt van „In het land der levenden"een werk, waarvan een der beoordee laars, na het uitkomen daarvan, schreef „zonder twijfel zal dit boek eenmaal een plaats innemen on der de beste werken van deze eeuw. Ja, het zal' ons niet verwonderen, wanneer dit boek een klassiek werk werd voor alle tijden." Ik heb dit boek van de eerste tot de laatste blad zijde in den letterlijken zin „genoten". Want 't is een zeldzame genieting om zoo iets te lezen en misschien juist daarom was deze genieting voor mij zoo groot, omdat ik met mijn gedachten bezig was met de vraag, welke ik in 't~ laatste „Geeste lijk leven" behandelde. Ik kan er niet aan denken, om den inhoud van, dit boek van respectabele dikte weer te geven. Maar er is één figuur in geteekend1, zóó fijn, zoo mees- terlyk fijn, dat ik daarover ïete zeggen wil. Die figuur is „de gekke dominé". Deze dominé woont ergens aan de zee temid den van een boeren- en Visschersbevolking. Zooals dit in de Noordelijke landen meer voorkomt, is hij tegelijkertijd boer: Hy loeft met een oude dienst; bode en een knecht. Armelijk is zijn bestaan. Iïij is iemand met een groot en goed hart, die alles mis sen kan. Hij houdt van menschen en dieren, van alles wat leeft. Al' wat aan de dieren' wordt mis daan, voelt hij als eigen leed. Hij heeft ook eenige honden, woeste dieren, die wol eens achter de scha pen van de boeren jagen. Dit verbittert zeer begrijpelijk de boeren. Maar hij is bereid om hun verlies te vergoeden zijn honden echter kan hij niet afmaken. In hun boosheid^ doen de boeren het dan. Maar de „gekke dominé'' blijft van de menschen houden. En slechts één ding is 't, waar mee hij vervuld is: de menschen te helpen. Hij wordt bedrogen en bestolen, maar zijn liefde voor de menschen wordt er niet minder om. Naar zijn kerk komen de menschen niet meer, maar als h ij da r is. bidt hij voor hen en wanneer de storm buldert en de visschers op zee .zijn, dan is er in zijn hart Zeer groote vrees. Altijd is hij bereid om te hel'pen; onder alle omstandigheden. D.iarom krijgt hij den naam van den „gekken" dominé. Zoon man is niet geschikt om dominé te wezen. Stelt u voor, dat hij zelfs zijn belasting niet kan betalen en daarom met de overheid m aan raking komt, welke beslag gaat leggen op zn magere vee. Hij wordt afgezet en is genoodzaakt in een oud, vervallen huisje te gaan wönen. Maar 'zijn liefde blijft! In de gemeente woont een man, die bekend staax als een gevaarlijke dief, ook den dominé heeft hy bestolen. En nog meer heeft hij op zijn/ kerfstok, o.a. het dooden van sfchapen van .een poer, dien hij haatte.. Als deze man vervolgd wordt-, vlucht hij naar den gekken dominé. Bij zijn gevangen neming wil' hij de ruwe, sterke man zach met een bijl verdedigen. De dominé ontwapent hem door hem te beschermen tegen zijn velre vyanden, die gekomen waren om hem te overweldigen. Ik kan niet 'in bijzonderheden afdalen en weer geven al' wat van dpzen „gek" in 't boek wordt Maar wel moet ik vertellen hoe in dezelfde ge meente ook een secte was van menschen, die zich de „heiligen" noemden. Onder hen treedt geregeld een Ieeraar op, die op de samenkomsten spreekt. Deze „heiligen", voornamelijk vertegenwoordigd door de yisschers, zijn streng gelöovig. Zij Zien op den .gekken dominé neer als op een minderwaardige oind.t hij het waarachtige gelóóf niet bezit. Een der hoofdfigur en uit het boek, de boer Niels Kar re, die in het leven zéér zwaar wordt be proefd, zoekt bij de heiligen de kracht om zajn zwaar lót te dragen en wendt zich eveneens van den gekken dominé af. Toch Vindt hij geen rust. Eindelijk echter komt 't oogenblik, dat hij tot inkeer komt. Dan breekt Nielb Karre met de „heiligen", en hun Ieeraar eö hij zegt tot den laatste: „Ik wilde Gcd zoeken en deed de menschen kwaad. Herken je die woorden? Die zijn van den dominé. En dat is de waarheid. Zoo beo ik me gedragen in geloof en daden." En dan antwoordt hem de lóeraar: „Ik moet je zeggen, dat je geloof het rechte niet kan zijn." Do Ieeraar wil heengaan hij is bij Niels Karre dn huis en wendt zich om en dan zegt Niels Karre hem, dat hij dien nacht gerust op ae hoeve mag blijven. Maar de Ieeraar wil niet. „Ik zoek ,/myn toevlucht niet bij een afvallige. Ik geloof, ik ge.oof, hoor je!" Hier yordt in enkele trekken geteekend het ver schil' fcusschen het harde dogmatische geloof en 't geloof dat opleeft in 't' \Varme, liefdevolle men- schenhart. Aandoenlijk schetst de schrijver ons aan het slot het sterven van den gekken dominé. Voor ieder aan zijn sponde heeft hij nog een hartelijk woord. Als de naderende dood hem rt spreken bijna En God vinden, dat is: het eeuwige doorleven; dat iszich één weten met dat eenige waarachtige Leven, dat de groote stuwende kracht is in 't Uni versum.. God Vinden, dat is hoog uitstijgen boven alle klein- en zelfzuchtig overleg, boven alle bana liteit, dat is het gl'orieeren der liefde in 't men- schenhart. En dan voelen we ineens hoe onbedui dend de strijd is, waarvan we in onze Magen getuige zijn. Ik bedoel' de kwestie-Geelkerken. Daar wordt getwist over een sprekende slang! Alsof daarmede de waarde van het geloof, van zijn zuiverheid staat of valt! Daar.is maar één geloof dat echt is: dat is het geloof in de macht der liefde en dit gelóóf wordt niet geboren dan in 't hart, dat naar die liefde smacht. Ik gun u alle dogma's, alle leerstellingen, alle kerkelijkheidmaar geef mij een hart, dat klopt voor de mensohheid! Düt harf heeft God gevonden. Dat hart is schooner dan de heerlijkste Kathedraal, waarin de kaarsen lichten en de wie rook brandt en de psalmen ruischen, dat hart ïs 't heiligdom van den mensch! Dat was liet hart van „den gekken dominé". Ja omdat hij dit hart bezat werd hij als gek betiteld. VWk een zegen zon het zijn als in dien zin allé do'Ainé's en alle pastoors gék waren. Toch kunnen we, de menschen wereld kennende, het oordeel' over den gekken dominé begapen. Want die menschen wereld is in haar gedragingen ruw en hard. Zij lacht om waarachtige liefde. Zij durft 't daarmede niet aan. Zij vertrouwt op macht en kracht van geweld, zij jaagt naar beat en zij schept daarmede grenzen!ooze ellende. Mochten er toch vele „gekken" opstaan, dwazen die durven liefhebben. Verstaat ge nu den zin van het oude woerd: daar is een dwaasheid naar de wereld, die is wijsheid bij GodP ASTOR. onmogelijk heeft gemaakt, stamelt hij nog: „Groet Peer Straane en de koe en 'de kinderen r en .de vlakte en mijn huis." Deze Peer Straane is de dief, dien hij ontwapen de en die hem een kalf ontstal. Die kindenen zijn de kindeyen van Peer Straane! Daar zijn van die boeken, die ons beter maken, die ons diep ontroeren en die teere, mooie gevoe- t\t m ons ^oen ontwaken. Zulk een boek is ait! Maar zal men zeggen: zijn er in de werkelijkheid zuLke menschen, als deze gekke dominé? Leze gedachte is ook bij mij opgekomen. "Zouden er zuike dominé's in 't ulgemeen zulke men schen zijn? Ditzelfde heb ik ook vaak gedacht bij de lezing en herlezing van Ibsen's drama „Brand". Ik Wj dat Ibsen voor zijn Br md-figuur een model heeft gehad in een predikant in Noorwegen. Daarom veronderstel ik, dat ook de schrijver van J1 ite* een bestaande persoon als m >del voor zijn hoofdfiguur heeft gekozen. Natuurlijk heeft hij hem geïdealiseerd. Dat is het recht van den auteur, V aar het echter op aan komt, dat is of de gedachte, welke in zulk een figuur gestalte wordt gegeven, goed en zuiver is. nu is voor mij de blijvende betoekenis van dit boek dat ons daarin op zoo wondervoI-schoone f°° heerl'ijk-menschelijke wijze deze idee w>rdt ver Kondigd: „Wij kunnen God s echts vinden 1 ;ngs den weg der menschenliefde gaande." Neen, lezeressen en lezers, dit artikel zal! niet gewijd zijn aan het Tivoli in de Plantage Midden man,. waar wij zoo dikwijls gelachen hebben om Kelly en Lageman, maar aan het plaatsje Tivoli, dat pp ongeveer 30 K.M. afstand (Amsterdam Hilversum) van Rome op de helling der bergen gelegen ie. Voor ik u echter naar Tivoli breng, verzoek ük u eerst met mij te gaan naar de plaats van samen- menkomst voor eenige Hollanders, die weer onder beproefde leiding een tocht zouden ondernemen. Helaas was ae eene chauffeur, onze gewezen koetsier, door een ander vervangen, ik! zeg helaas, omdat wij het aanvankelijk betreurden, maar later waren wij wel dankbaar. Wij hadden Rome nog- geen 15 K.M. achter ons, of de weg naar Palömbara, het eerste doel. van onzen tocht werd zoo slecht, dat ik mij sléchts herinner iets dergelijks in Mandchourije te hebben meegemaakt, doen nergens anders.. Wanneer men dezen weg zou willen beschrijven zou men moeten spreken van een groot aantal keurig aan elkaar gevoegde gaten. Enfin, over die voegen .moesten de auto's zich zoo goéd en zoo kwaad a's het ging, voortbewegen. Infcusschetn was het landschap beeldig mooi. Wij reden langs lékkere groene akkers,, schilderachtige dorpjes, bloeiende vruohtboomen. hier en daar ©en oude toren of kas teel met in de Verte de hooge l>ergen. op de toppen waarvan wij Monte Cello, j Santf Angelo en Palómbara onderscheidden. Het veil-.mij op, hoe uitstekend de boeren hun j land verzorgden, de gewassen stonden er dan ook I heel' goed bij. Italië is ons een heel eind voor, om u een paar voor beelden te noemenals één poëtisch en één practisoh wil' ik u vertellèn{ dat wij rozen geplukt hebben en de tuinboonen in 'vollen blóei stonden. Men kan trouwens reeds op de markt in Rome jonge tuinboonen k 5 lire het kilo koopen, hetgeen wat te duur is voor een gewoon huishouden. Die tuinboonen komen echter uit Zuidelijker streken, nl van den kant van Napels. Wij waren nu onderweg naar Noordelijk van Rome gelegen plaatsen. Er werd geploegd met ossen of koeien, soms liep het kalf achter de ploeg aan. Over het alge meen heeft het vee hier prachtig© wijduits/taande groote horens. Aan d© boerderijen ziet men meestal een stel horens hangen, dat is. tegen het Malooohio, het booze oog. Er mocht eens iemand met het booze oog langs de boerderij komen, dan is het goed tegen zulk een „jetura" (werper van den boozen blik) gewapend te zijn, door een afweer-teeken. Horens zijn een prachtig afweer-teeken. Wanneer men bang is voor het booze oog, maakt men met wijsvinger en pink horens na en wijst in de richting van het booze oog. De Italianen gelooven heilig aan het booze oog enik óok. •Wij hadden hier in het pension iemand, die eiken middag kwam eten, zij was mij zeer onsympathiek, van de week is ons gebleken, dat het eene door en door sléchte vrouw was endat zij bij de Italianen als malóochio te boek stond. Ik heb nu haar toeleg kunnen verijdelen omdat ik haar in de gaten kreeg en haar streken aan de autoriteiten geme d heb, dadelijk nadat ik haar .eersten aanval op de goederen van brave oude lieden had kunnen verhinderen. Wat jammer, dat ge niet meegemaakt hebt, hoe de Italianen, te keer gingen, nadat zij bemerkt hadden, dat ik de vrouweyke .vampier, die nota bene van de ziekte van onze hospita ge bruik wilde maken zich van haar boeltje meester te maken, de deur had crewezen. Onze Italiaansche keukenprinses stond met haar handen ten hemel gericht, en verklaard® dat en ore len' uit Holland waren gekomen, om de duivelin te bannen. Grappig is, dat nu alle tongen over de maJ'ooöhio-persoon loskomen, nu de draak versla- geneis, hebben allén moed. Het is weer het .oude Behalve poot vee zagen wii ook veel' klein vee. Hee'e kudden geiten, verscheidene kudden schanen soms.met een enkel' varken er tusschen, verder een vier-, of zestal varkens onder de hoede vari een kleinen jongen. Dan was heel schilderachtig hoe in holle wegen de boeren, boerinnen, jongens of meis'es 'tfusBchenallerlei goederen gepakt op den rug van een muilezel zaten. Toen wji Palómbara naderden, zagen wij ook verscheidene vrouwen met mooi b'inkende rood koperen kannen op t hoofd. Als acrobaten lóopon de vrouwen met allerlei kannen enz. op hun hoofd, meestal' druk babbelend.. Wij lieten aanvankelijk Palömbara links 1'ggen en reden edn typisohen,. kronkelenden 1 and weg or> Bij een madonnabeeld hielden wij halt, verlieten d^ auto's en klommen een helling naar beneden. tot wij aan een antiek kerkj^. kwamen. Een tegenval ler, de kerk was dicht en niemand te bekenneneen paar ^ingenop verkenning uit en kwam-m met twee jongens en een ladder terug. De jongens klommen de Kerk van boven in en maakten ons toen de deur open. De kerk moet in de 8e eeuw door Benedictijnen, die h:er'tevens een klooster bouwden, gesticht zijn. D"t klooster kwam zeer tot aanzien en werd zelfs een abdij. Later ging de abdij van de Benedic tijnen or> de Cistercenaers over. Dit zal' in de 12e eeuw hebben plaats gevonden. Toen is klaarblijkelijk de oude kerk vervangen door een n'euwe, men vindt zoowel 'de fundeeringen als een 11 bo'makeldak van de Oude kerk. Dit d-k is Longobardisch én is Tater pas ge plaatst oo 4 marmeren zuilen, waarop het niet goed past. Een tij-altaar aan Maria gewijd, is van 1170. Het vertoont interessant Cosmatenwerk. Terwijl dit alles en nog veel meer, door onzen leider werd uitgelegd, werd de oudste der twee jongens steeds .ongeduldiger. Hij keek met ons mee naar de photogTaphieën van andere kerken uit hiet zelfde tijdperk genomen, photo's, die ons de toe lichting verduidelijkten, vond die photo's wel mooi, hnaar vertelde ons, dat hij heel wat mooiers te ver- toonen had. Onze leider gaf, zeer verstandig toe, en nu vertoonde de jongen samen met zijn broertje, hoe je door een marmeren plaat, die de 'trap naar ae campanile (toren) van het schip der kerk af sloot, heen het licht van een brandenden lucifer kon tien. Wij deden alsof wij zoo iets fraais nog hooit gezien hadden. De mooio oogen van den aar dden jongen glommen, voor hem was die door zichtigheid van het marmer het mooiste wat pr 'In de kerk te zien was. Het waren zulke aardige jongens en wij begrepen best, dal de moeder, ge volgd door den vader kwamen om te kijken hoe het met de jongens stond, .want van. boven van den berg hadden tij gezien, dat de jongens met een ladder in de .campanile en zoo door het dak van de kerk klommen en, zei de vrouw, je kan toch nooit weten of er dan niet een ongeluk gebeurt. De ▼ader was een lange man en bewees voor de zooveel- ste maal weer dat het onzin is te beweren, dat alle Italianen kleine kereltjes zijn. Nu de jongen zijn moois vertoond had, keerden wij weer tot ons moois terug. Er waren nl. eenige wandschilderingen uit de 12e eeuw zichtbaar gebleven. De fresco's stelden eene bekende légende uit de 12e eeuw voor. In 1130 had Annacletus zich als tegenpaus van Paus Innocentius II opgeworpen en werd daarbij gesteund door Hertog Willem van Aquitanië. Deze rukte met een groote ruiterschaar op Ciervaux aan, de trompetters lieten de krijgsmuziek luid weer klinken en het scheen alsof ook deze stad San Paus Innocentius zou ontrukt worden. Daar treedt, aapt een bosohrand, de Heilige Bernardus, de hostie in de hand, de troepen tegemoet, het paard van den hertog schrikt, steigert, zinkt op de achterbeenen en .werpt Hertog Willem uit den zadel. Het gevolg is, dat Willem van Aquitanië niet. alleen de zijde van Paus Innocentius kiest, doch buitendien tot de orde der Cistercensers overgaat en overal, waar slechts kans is, een klooster dezer orde stient. Hij heeft er meer dan 200 gesticht. - AJhoewel het niet rijn werk is, dat de abdij van San Giovanni in Argentella, in het dal' van Palömbara van de Benedictijnen tot de Cistercen sers overgegaan is, wordt toch in deze kerk in de fresco's hulde gebracht aan den grooten Cister- censer, die eenmaal1 Hertog yan Aquitanië was. Nadat wij alles nog eens goed bekeken hadden en verschillende data vastgesteld hadden, verlieten wij de kerk, bezochten de ruïnes van de abdij', trof fen daarin ook nog restanten van fresco's aan en begaven ons .naar de auto's. Onderweg plukten wy' allerlei wilde bloemen: viooltjes, druifjes, cyclamen, en gouden regen. Wy' genoten .yan het mooie voorjaar.Aveer en verbaasden ,ons alleen,.dat wij geen.vogels noorden, totdat ik ons gezelschap eraan herinnerde, hoeveel' gewone arbeiders met jachtgeweren wij steeds op onze excursies zien. Ik erger mij altijd, al' ben ik in mijn hart jager, aan de weitasch van een Itali- aanscn jager, allerlei vogels bij ons doocr de wet beschermd, vullen die tasdh en niet het minst om dezen tijd en even vroeger de kievit. Ik geef toe, de kievit is geen zangvogel, maar wanneer om de- zén tijd van het'jaar een vogel' als de kievit doocr Jan Rap. en zijn maat neergeschoten kan worden, don begrijpt men de rest weL NIE.UWE. ia alle modellen verkrijgbaar. .Wij reden naar Palómbara en deden een keus uit twee herbergen. Wij bestelden wat landwyn en aten onze sandwiches pp. Dat aJes verliep met scherts, doch zonder eenige merkwaardigheid. Het bleek by de afrekening, dat we ieder voor een dubbeltje wijn gedronken hadden. Ik vrees, dat je in Holland eer dat je een glas „aqua pura pompio" binnen hebt, meer dan een dubbeltje kwyt bent. We brachten natuurlijk een bezoek aan het oude kasteel, aanvankelijk gesticht door de familie Pa- lom bara, naar wie dit stadje genoemd werd, en later bewoond door de machtige familie der Sa- velli. Yan buiten ziet dit middedéeuwsch gebouw er nog geweldig en -sterk uit, maar wanneer men eenmaal' binnen de muren is, valt het tegen. Het is geheel 'in gebruik als huurkazerne en maakt een armoedigen indruk. Toen wij later weer onderweg waren, en omkeken naar Palómbara, konden wy dat ternauwern >od begrijpen, af hadden we het met eigen oogen gezien, zoo domineerend agt het k.isteel der eens zoo machtige SavelL's daar boven en te midden van het plaatsje, dat den steilen berg kroont. Een niet zeer fraaie weg bracht ons naar Tivoli. Toen wy Tivoli naderden werd het landschap mooi er, en eindel'yk daar lag Tivoli aan de.overztyde van het da! der Anio. De Anio of Aniene, ont springt in het Hemikergebergte en vormt bij Tivoli eenige watervallen, die ongeveer 100 meter hoog zijn, vervolgens loopt de Anio door de Campagna en valt in de Tiber. Tivoli was in den 'tijd 'der Romeinen reeds als zomerverblijf bekend. Men vindt dan ook overal overblijfselen uit dien -tijd. Zeer belangrijk is het fresco in een kerk uit de 11e eeuw, aan Sint -Si.rester gewijd. Vooral inte ressant voor ons, onfdat men hier verg^ ijkmgen kon maken met de kerk van Castel Sant' Elia, twee weken ge.eden door ons bezocht. V t mij betreft, my trok de fresco der absis yan S. Elia veel meer aan, dan deze van S. Silvester. Slechts koen men bij deze nog duidelijker zien. dat die fresco's sléchts bedoelen mozaiek weer te geven, het mozaïek was te duur, dan maar de best mogelijk nabootsing, dacht men in die dagen. Wy' wandelden door de stad, en hadden, dank zij bet hoog en laag. een gezonde lichaams beweging. Zoo kwamen wij aan de Villa d'Este. Dit paleis met prachtig park werd in 1550 door Cardinaal' Ippollto d'Este gesticht Deze ka,rd naai behoorde tot^ het schatrijke, adellijke goslcht der Este's uit Ferrara. Terwy'f in de middeleeuwen allé vorsten mee oorlog gevoerd hadden, hadden de vorsten \an Este steeds gezorgd, buiten a 'le oor logen te blijven en hadden daarentegen hun be middeling tusschen strijdende party'en aangeboden, waarvoor zji meestal' behoorlijk scnadeloos gesteld worden. Het gevolg was: een onmetelijke rijkdom. Kardinaal1 'HippoHet was zeer prachtlievend, ga,i groote, kostbare feesten, hetgeen Paus Julius III verdroot, die hem daarop benoemde tot tijn verte- fenwoordiger in Tivoli en hem dus feitelijk ver- ande. De Kardinaal, heerschend in het oude slot van TiroJi, toonde zioh de eohte zoon van Alphon- sus I van Ferrara en Luoretia Borgia en zou den Paus wel' eens toonen, hoe een. d'Este over zulk en verbanning dacht. Hij gaf Pirro Ligorio orde® een schoon paleis met park te ontwerpen, een ge deelte der stad werd opgekocht en afgebroken en eoo werd .op de helling een park en paleis gesticht. De Kardinaal' wilde, nu hh niet in Rome mocht komen, Rome naar zich brengen, de schoonste vrouwen, zoowel als een twintigtal dwergen moes ten hem amuseeren, doch konden zijne ziekte: melancholie niet wegnemen en voor het gebouw geheel gereed' was, stierf hij. Wel heeft hij. erin gewoond, maar steeds werden weer veranderingen opgedragen. Inmiddels is de gevel wel' nooit gereed geworden zooals Ligorio bedoeld had, want de kale wanden zijn niet mooi en duiden op de bedoeling) van Ligorio om hier ook weer zjjne geliefde pfcuc- versinring aan te brengen. Van 'binnen is het gebouw niet mooi, kaali en leeg gehaald als het nu sedert den oorlog is. Het behoorde voor den oorlog aan Frans Ferdinand d'Este, aarts hertog van Oostenrijk, den Oostenrijkschen troonoph volger, wiens dood door moordenaarshanden de di recte aanleiding tot den wereldoorlog van 1914 ge worden is. Thans is het eigendom van den Italiaan- schen taat. Fraai is het park, waarheen men langs mooie ter rassen afdaalt. Helaas wordt er thans door een tuin-~ architect, een soort Italiaanschen Leonard Springer, veel te veel gehakt en opgeknapt, zoodat het roman tische verdwijnt. Men heeft op het linksche terras, hetwelk geflan keerd wordt door een miniatuur copie van Rome waarin de dwergjes speelden, een prachtig uitzicht •op de Campagna en in de verte op PalombaTa en Monte Celio en daar tusschen door op de iSoracte den eenzamen berg, waaraan Horatius en Virgilius vers regels gewijd hebben. Beneden in het park. heeft men een pllek', waair! klaterende fonteinen omgeven zijn door eeuwenoude cypressen. Wanneer men den Wik opheft naar het paleis toe, dan ziet men als "het ware een groote fon tein van 't park tot 't balcon van 't huis. De archi tect heeft boven elkaar fonteinen gebouwd, die als het ware eikaars straal opvangen en daardoor do illusie geven, dat men eèn zeer hoogen straal ziet. We verlaten de Villa d'Este en even later Tivoli, •het vroegere Tibur. We houden op den weg naar Rome nog eenmaal stil en wel om een toren te bezien nabij de Ponte Lucano, een eeuwenoude brug over de Anio. Deze toren was aanvankelijk gebouwd als graf voor den Romeinschen Consul, uit den tijd vani Augustus, Plantius, diens vrouw en zoon, welke toren later door de Pausen tot verdedigingstoren werd 'inge richt. Voor wij weer instappen, valt onze aandacht op de typen der bevolking en blijkt o.a. hier hoe groot de invloed der Saracenen is geweest op de bevolking der bergen hier in de nabijheid. Terwijl wij naar Rome terugrijden, langs een zeer onbelangrijken weg, bepraten 'wij1 de questie der be volking, en zijn het er allen over eens welk een enorm verschil er bestaat tusschen de bevolking van Nepi, Castel St. Elia, Civita Castellana en die van Palómbara en hedenmiddag. De eersten zijn Btrus- clers, de laatsten Sabijnen. Ik heb den indruk, dat de eersten een veel aangenamer karakter hebben. Doch behalve dit verschil tusschen Etrusciers en Sabijnen is 't ook interessant te letten op de donkere afstammelingen der Saracenen en de blonde der Ger manen, tuisschen deze verschillende stammen door. Wat is het toch heerlijk om veel te zien en daarbij oogen en ooren open te hebben en te profiteeren van goede voorlichting. I HET Wij zenden aan velen onzer lezers ter kennisma king een ex. van de inderdaad PRACHTIGE IL LUSTRATIE, welke wij tegen een zeer lagen prijs verkrijgbaar stellen. Onbegrijpelijk komt het ons voor, dat nog niet alle abonné's op onze courant inteekenden op dit Geïl lustreerd Zondagsblad, hetwelk zulk een VOORNA ME PLAATS inneemt onder alle illustratiën hier t© lande verschijnende. En wel ZééR GOEDKOOP is de prijs (slechts 73 CENTS PER 3 MAANDEN) zoodat het voor niemand onzer lezers een beletsel behooft te zijn zidh de ge regelde toezending van deze UITNEMENDE IL LUSTRATIE te verzekeren Voor slechts 73 ct per 3 maanden ontvangt men we kelijks een tijdschrift van 16 groot folio pags., dat uitmunt door boeiende, belangwekkende "verhalen en door prachtige gravures. Deze illustratie geeft wekelijks de voornaamste GEBEURTENISSEN VAN DEN DAG (ACTUALI TEITEN) in woord .en beeld. Voor slechts 73 cent per 3 maanden, dus nog geen 6 CENTS PER WEEK, verschaft men zich elke week uren van genoegelijke ontspanning. DE UITGEVERS. Men vuile het inteekenbiljet in en zende het aan de administratie van ons blad. Alleen duidelijk met naam en adres ingevuld kan het in open enveloppe met 2 cent gefrankeerd1 aan ons worden toegezonden. Ondergeteekende wenscht zich te abonnee- ren op het Geïllustreerd Zondagsblad Naam: Woonplaats

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 5