VERKEERD BEGREPEN.
Even Lachen.
De Wereld der Vrouw
RADIO.
Nuttige Wenken.
DE PROEP.
De gezant van Spanje vroeg den koning welken
minister hij het hoogst stelde, opdat hg' met den
besten zou kunnen onderhandelen. Onmiddellijk liet
Henri IV zijn kanselier komen, verder de Villerci, zoo
mede den president Jeannin, en zeide tot den ambas
sadeur dat deze zelf zou kunnen oordeelen naar een
proefje, dat de koning zou geven.
De kanselier komt binnen. De koning wijst hem
op enkele spleten in het plankier van zijn kamer en
zegri
Mijnheer de kanselier, dit gebouw dreigt ineen
te vallen. Men is er niet'veilig meer. Ik verlang zoo
spoedig mogelijk te verhuizen, en me terug te trek
ken in Saint-Gcrmain of Fontaineblau.
Sire, antwoordt de kanselier, u kunt niet be
ter doen. Dit gebouw valt nog eens ln en uwe ma
jesteit kan er niet zonder gevaar verblijven!
Na den kanselier komt de Villeroi en deze ant
woordt op dezelfde aanwijzing van den koning:
Sire, dat moet onderzocht worden. Laat ons
eerst de architecten ontbieden en hun meening
vragen!
President Jeannin is de laatste. Deze beschouwt
de Bpleten even en zegt dan:
Sire, ik zie 'er niets in wat u zou kunnen ver
ontrusten. Het gebouw is heel best en zal Uwe Ma
jesteit nog overleven!
Toen ze alle drie weer weg waren zei de koning
tot den gezant:
U kent nu mijn drie ministers; de kanselier zegt
me alles wat ik-wil; de Villeroi zegt me niets; pre
sident Jeannin zegt me wat hij denkt, en hij denkt
altijd juist
De diroeve geschiedenis van een verkeerd begrepen
weildaad, door Sirolf.
Nadruk verboden.
Het. waren 'twee zonderlinge en buitenenissige jonge
tjes. Ik heb veel rare jongetjes in mijn Leven gezien,
maar deze twee spanden de kroon. Ze hadden alle
twee e^n zeer oude mannendeukhoed op. De gleuf
was er uit gehaald en er was een poging gedaan, om
den bol in bet midden een puntig model te geven, als
een echte padvinderhoed. Slechts hunne zeer wijd
uitstaande ooren beletten de hoeden, over de hoofden
der jongetjes te zakken. Over bun groezelige bloesjes
haddéfi ze beiden een dik rafelig, touw, eenige keeren
opgerold, gehangen en om hun middel slingerde zich
een zwart, vettig spekriempje, waaraan een zwaar
knipmes bengelde. Hun beenen waren gewoon, dat
wil zeggen zeer dun.' Het leed geen twijfei) ,de knaap
jes hadden een poging gedaan, zich als padvinders
te vermommen. Ze stonden vooraan in den kring rond
den marktkoopman, waarop een aantal fleschjeS
stond en dat bedenkelijk waggelde, toen de koop
man een zeer onfrisch uitziend man, met een vo
gelkopje met schichtige oogjes met zijn mager
vuistje er op sloeg, terwijl hij verteDde:
cn nu vraag ik U, hooggeëerde toehoorderen,
wanneer er onder U een dokter, een professor of een
hoogleeraar, een geleerde of een minister is, laat
bem hier komen, laat hem hier komen, dan zal ik,
i k, Salomon Knoop, hem vertellen, i k zai) hom in
zijn dure doktersgezicht zeggen, wat ik van hem
denkl Ik verklaar U plechtig, mijne hoogweledele
toehoorderen, dat niemand, niemand weet, wat er
in deze flesschen zit, niemand, geen dokter, geen
advocaat, geen professor, geen directeur, weet, wat er
in mijn fleschjes zit! Dat i3 het geheim, -van myn,
Salomon Knoop, ik, zeg" ik U, i k heb dat geheim ge
kregen van een ouwe negerkoning, die ik op een van
mijn reizen in Afrika het lieven'heb gered. Deze be
roemde Afrikaansche medicijnmeester, bekend als
Bur-bur de man met de twee linker-oogen, heeft het
geheim in zijn graf meegenomen. Maar mij, Salo
mon Knoop 'heeft hij het verteld, ik weet het genees
middel voor koude, voor nierpijn, voor hartpijn, voor
hoofdpijn, voor maagpijn, voor buikpijn, voor uitslag,
roode hond, bof keelpijn, waterzuch, drankzucht en
koliek! En nu kunt U naar den dokter gaan met zijn
dure huis op de 'Keizersgracht en zijn huisknecht
van twintig gulden in de week en dan kunt U hem
f 25 betalen en U kan naar den prefesser gaan en U
kan hem f 100 betalten, maar ik zeg U., dat ze u het
middel van Salomon (Knoop niet kunnen geven! Maar
zal U vKoffen, koopman, hoe komt het, dat die dokters
en prefeësers, dat niet kunnen geven? En dan zeg ik
U, omdat ze het niet weten! Omdat ze mijn geheim
niet konnenl Maar ik, i k ben Salomon Knoop, ik heb
geen huisknecht met tochtlatten langs ze facie, ik rij
niet in een auto, ik ben een weldoener der mensch-
heid! Smeer 'm daar aap van 'n jongen, blij mi' je
poote van die flessies of ik bezweer je, ik bega een
ongeluk. Ik sta hier all 25 jaar op de markt om mijn
onfeilbaar geneesmiddel te verkoopen. Maar, koop
man. zal U vragen, waarom ben je dan nog niet rijk?
Ja. ja, hajaaaal Waarom-is Salomon Knoop nog
niet rijk? Edelachtbare toehoorderen, omdat Salo
mon Knoop da' niet will Omdat ik mijn ge
heim aan het volk wil verkoopen voor de somma van
een kwartje, of 25 cent. En wie dit nu mee will dra
gen, die houdt zijn kwartje maar gereed, die houd
zijn 25 centen bij de hand, die komt maar met zijn
25 cent bij mijl om mijn kostelijk geneesmiddel te
krijgen. Want ik zeg U., ik verkoop het niet! Neen,
ik geef het cadeau, voor niet, om niefiiandal! Die 25
centen betaalt U voor het fleschje, de inhoud krijgt
U cadeau, ten geschenke, voor niks! En wie dit nu
koopen wil, wie dit bezitten wil, die betaalt maar
één kwartje, ik heb één pTijs, één kwaliteit, één
woord, het kost 25 cent!
Toen rolde er een flleschje van hét wrakke tafeltje
en zou op straat gevallen zijn, als niet een der jon
getjes met een ongelooflijk snel gebaar zijn hoed had
opgehouden en daarin het flesthje had opgevangen.
Het andere knaapje probeerde hem met giftige blik
ken te dooden en begon meteen woedend aan den
hoed met zijn kostbaren inhoud te trekken.
„La je los, Ihlleke sproet", venijnde de eigenaar
van den hoed.
„Zou je wel wille, meelbiet, maar het was mijn
beurt, ik heb het het eerste gezien, la je los, of ik
zei je een doffer op je oog verkoopen", en de daad
bij het woord voegend plantte hij een intens zwarte
knuist op het hechteroog van den hoedeigenaar. liet
oog blteef meteen gesloten.*
,.Aauw, aauwü" brulde de boedenbezitter wild,
vuile sproet, dar!" hij diende een schop tegen de
schenen van zijn tegenstander toe .,aj je niet los
laat, roep ik mé groote broer, zei die je op je
falie geve!"
En toen geviel het, dat het fleschje uit den hoed
viel en op de steenen stuk viel'. Een vocht, dat veel
op vuil waschwater geleek, vloeide weg.
..Waddeen zonde", teemde een oude juffrouw spij
tig, en meteen, met schutterige beweginkjes begon
ze tusschen de twee jongens met een opgerolde pa-
rapluie te slaan. „Wille juiüie welderis dalijk ophou-
we misoo te vechte, deugniele, wad hebbe julDie nou,
Het jongetje met het blauwe oog staakte zijn ge
schreeuw en verklaarde: „Me zijne padvinders, ja.
geen echte, •maar' we hebben zelf een padvinderijtje
opgericht, mi se tweëe. Enne dan inot je elke dag een I
goeie daad doen. Nou enne,,,."
„Ja, meelbiet, enne jai heb al drie goeie dade (ge
daan en ik nog geen einl Hij jat ze aldoor van mijn
af. EP ik had het het eerste gezien, dat dat flessie op
het randje stingl"
„Bij mijng ezond", brak de koopman los, die het te
druk had gehad met den verkoop van zijn fiteschjes
en het innen van de kwartjes dan dat hij zich om
het eene kapotte fleschje had kunnen bekommeren,
„wad doenne jüilie hier, miesgassers, om mijn koste
lijke geneesmiddel te verniele. bij mijn gezond, hou
me vast. of ik begaan een ongeluk aan juilie, hou
me vast!"
Maar daar er niémand opdaagde om hem vast te
houden, hield hij zich zeker zelf maar vast. Hij
rangschikte de fiteschjes op zijn wrakke tafeltje, gooi
de de kwartjes rinkelend in een leeg schoensmeer-
doosje wie zal zeggen of de inhoud van de flesch
jes niet weer in den vorm van klinkende munt in het
doosje teruggekomen was? en begon een nieuwe
redevoering tot de verzamelde menigte:1
Hóóg-weledelgestrenge toehoorderen!
NOGAL WANTROUWEND.
't Gebeurde bij den tandarts.
De patiente neemt haar portemonnaie en telt
„Wacht maar tot de operatie gebeurd is".
En de tandarts wil haar verdooven.
„Pardon", zegt de patiente, „'t is niet om te be
talen, maar ik wil toch graag weten, wat ik in m'n
zak heb, alvorens ik word weggemaakt".
DA'S MOGELIJK.
„Wie is die heer, die ons daar groette?"
„Dat is de derde echtgenoot van de eerste vrouw
van mijn tweeden man". J
DAT VERANDERDE.
„Ik heb een rekening voor den heer directeur".
I „Die is, jammer, naar het buitenland vei fok
ken".
„Ja, maar 't is een rekening, die ik gaarne einde
lijk betalen kon
j „O, ga u dan zitten, in tien minuten kan hij weer
hier zijn.
VERDACHT TEEKEN.
„Sinds ik .getrouwd ben, ben ik vier pond afge
nomen".
„Woog je huissleutel zoo zwaar".
DAT WIST IE NIET.
Oud heertje: Heb jij hier ook soms een verdwaald
fokshondje gezien, beste jongen?
Jongen (levendig): Zoo'n klein hondje, zwart en
wit?
Ja, ja!
Met zoo'n spitse neus?
Ja, ja, ja!
En zoo'n kort stompie van 'n staart?
Ja, ja, Jal
Dat weet ik niet.
I
BEST MOGELIJK.
Dorpsbarbier: U zegt, dat u al eens eerder hier
geweest is? Ik herken uw gezich niet.
Slachtoffer: Best mogelijk. De lidteekens zijn nu
ook bijna genezen!
DAT WAS JUIST DE BEDOELING.
Man: „Ik breng vanavond den jongen Pereueon
mee naar, huis".
Vrouw: Lieve hemel, man, wij hebben niets in
huis. Bovendien heeft de meid kwaad humeur, onze
jongste heeft .de kinkhoest en moeder komt van
avond."
Man: „Juist daarom breng ik hem mee, de domme
kerel denkt aan trouwen."
KLEINE BIJZONDERHEDEN.
PARIJSCHE MODE.
De eerste hoed links bovenaan op onze teekening,
iieeft i bol. KiBois de ro- satin op een rand
van marineblauwe satin. Een pouf van marine-
blauwribslint is aan de rechterzijde bevestigd. De
volgende is uitgevoerd in fuchsia-kleur. Als mate
riaal werd gebruikt stroo, satin en een versiering
van met glycerine ingesmeerde veertjes. Het hoedje
van salade-groen raffia-stroo, links onderaan, is
versierd met een fluweelen band rond den bol van
dezelfde kleur en een touf rozen, welke groen, uit
loopend tot geel, getint zijn. De laatste hoed is ver
vaardigd van papaverrood canvas-stroo. Als eenige
versiering zijn twee smalle banden, een van vilt en
een van ribslint, rond den bol aangebracht. De beide
uiteinden worden door een rood met gouden gesp
gehaald.
Het vorige jaar werden in Frankrijk 100 echt
scheidingen per week uitgesproken.
Te Pittsburg is men er in geslaagd een stroom op
te. wekken van een millioen volt, d.i. vijftig maal
zoo sterk als de bliksem.
In de verschillende staten van Noord-Amerika wer
den het afgeloopen jaar 13107 nieuwe wetten aange
nomen.
Vóór den oorlog legden de Engelsóhen ieder jaar
ongeveer 400 millioen pond sterling op zij.
Iedere inwoner van Den Haag maakt jaarlijks ge
middeld 135 keer gebruik van de tram.
De kattenvelletjes, die in Londen verkocht wor
den, worden hoofdzakelijk ingevoerd uit Nederland
en België.
De Bank van Engeland heeft een machine in ge
bruik, die per uur 50.000 geldstukken sorteert en in
zakjes bergt.
In Zuid-Amerika wordt wijn geperst uit een daar
veelvuldig voorkomende mierensoort.
In het Londensche telefoonboek komen 1500 na
men voor van menschen, die Smith heeten.
Het zak-notitieboekje is een Venetiaansche uit
vinding van omstreeks 1520.
M.
MOEDERS EN HAAR KINDEREN.
Voor de kampeertent;
Een moeder zegt:
„Evenals zoovele andere menschen tegenwoordig,
gaan wij ook des zomers geregeld Zaterdags en
Zondags kampeeren. Het pakken van de tent heb
ben wij echter zooveel mogelijk vereenvoudigd,
want dit was van dit genoegen tot heden altijd de
onaangename zijde. Langs de binnenzijde van de
tent heb ik verscheidene zakken gemaakt, welke
met een knoop en knoopsgat sluiten.'In deze zak
ken worden alle lichte benoodigdheden voor het Jjo-
'ken, bakken en dekken gepakt. Bij het opbreken
van het kamp wordt de tent eenvoudig opgerold met
al de bagage in de zakken".
ONZICHTBAAR STOPPEN.
Tweed en dergelijke losse stoffen kan men stop
pen, als zij beschadigd zijn, zij het dan ook met
veel zorg. Men begint met de zoomen in het ge
scheurde deel volkomen recht te knippen, op de
araad van de stof. Het gat kan vierkant of rond
zijn, maar het wegknippen moet altijd recht geschie
den en vooral niet diagonaal.
Daarna neemt men een stukje stevig bruin papier,
dat onder het gat gelegd wordt, waarna de stof er
strak overheen getrokken wordt, natuurlijk zoo dat
het gat zijn wijdte behoudt. Nu moet men zien een
stukje van dezelfde stof te vinden, dat dienen kan
om ingeweven te worden, daarvoor moet het aan
alle kanten minstens twee centimeters grooter zijn
dan het gat. Dikwijls kan men zulk een stukje snij
den uit een belegsel, maar altijd moet men zorgen
dat het patroon van het weefsel precies hetzelfde
is als bij het gat. -
De omtrekken van het gat worden nu met rood
of blauw krijt op het stukje geteekend, waarna
het uitstekende stuk aan alle kanten tot op den
krijtstreep ontrafeld wordt. Men rijgt nu het stukje
papier even aan het beschadigde kleedingstuk en in
het gat eveneens op het bruine papier naait
men losjes het in te zetten lapje, zoodat de franje
van het uitrafelen aan alle kanten een weinig uit
steekt.
Het eigenlijke weven begint eerst nu, op de op
pervlakte van de stof. Men gebruikt hiervoor een
korte stopnaald met een wijd en groot oog. Wij ver-
j onderstellen nu, dat de tweed drie kleuren heeft
on dat de eerste b.v. mauve is. Schuif nu alle
franje op zijde en zoek waar de correspondeeren-
de mauvedraden in de stof uitkomen. Haal op die
plaats de naald daar twee mauvedraden en zorg
j dat de punt aan den onderkant, dus uit het pa
pier uitsteekt. Men laat de naald halverwege zitten
en steekt er een mauvedraad uit het inzetstukje
in. Nu haalt men de naald uit de stof en de eerste
draad is geweven. Zoo werkt men door met alle
mauve, draden, de, een na den andere. Daarna volgen
j de andere kleuren totdat men klaar is en Bet pa-
papier verwijderd kan worden. Het gestopte plekje
haalt men nu, onder een glanslap, over een heet
'strijkijzer en na deze behandeling zal niemand
meer iets van het gat kunnen vinden.
IV.
In ons vorig artikel betoogden wij, dat iedere an
tenne zijn „eigen" golflengte heeft, waarmede wij be
doelden, dat de antenne voor die golflengte alleen
maar „bevattelijk" is, zoolang ten minste de lengte
niet gewijzigd wordt.
Tot goed begrip kunnen we hier een ocnyou-Ug
voorbeeld uit het dagelijksch leven aanhalen. Stel U
voor, U heeft een vaasje boven op de piano staan.
Nu blijkt het, (hiervan kunt U zelf eventueel de
proef nemen) dat dit vaasje gaat trillen, wanneer één
bepaalde noot van de piano aangeslagen wordt. Het
„trillingsgetal" van dat vaasje is dan gelijk.aan het
trillingsgetal van de in trilling gebrachte snaar, (Wij
geven U de welgemeende wenk, niet zoo hard op de
piano te bonken, dat alle vaasjes gaan meedansen en
ten slotte zoo gaan „trillen", dat ze naar beneden
komen).
Om dan op de antenne's terug te komen, onze
voorbeeld-antenne had een eigen golflengte van pl.m.
120 M. Welnu, wanneer ëen zendstation op dezelf
de golflengte werkt, dan is onze antenne daarvoor
zonder meer bevattelijk. Maar dat is onze bedoeling
niet. Wij willen alles kunnen opvangen en moeten
daarvoor dus de lengte van de antenne kunnen wijzi
gen en wel op zoo eenvoudig mogelijke manier. Reeds
stipten wij aan, dat bij de lengte van het luchtnet
wordt opgeteld de „invoer'Mengte on de aardloiding.
Het ligt dus voor de hand dat wij de lengte van de
antenne naar believen kunnen wijzigen, door alleen
maar de invoerleiding te onderbreken, en, al naar
behoefte, meer of minder draad tusschen te schake
len.
Vroeger gebruikte men daarvoor een zoogenaamde
draadspoel, Deze bestond uit een kartonnen koker,
waarop men dun geisoleerd draad gewikkeld had,
netjes naast elkaar. Het eene einde van den draad
werd met de invoerleiding verbonden en vervolgens
het ontvangtoestel aan een glijcontact, dat over de
rol verschuifbaar was. Door nu het glijcontact te ver
schuiven, schakelde men meer of minder windingen
in, waardoor men dus de antenne langer of korter
maakte.
Dit was echter niet handig. Men ging op zoek naar
een betere methode. Etn die werd dra gevonden in de
.oepassing van z.g. honigraatspoelen, zooals op de tee
kening (fig. 2B) afgebeeld. Deze spoelen zijn van veel
kleiner afmeting en bereiken toch het zelfde. Zij zijn