Mïtittitlï- La
Donderdag 1 Juli 3926.
69«te Janrgaog. No. 7869,
Uitgevers i N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Reclames.
Feuilleton.
Eenmaal voet aan boord
Gemengd Nieuws.
IV' I
Dit blad yoEBCbynt yiormaal pos woolc: Dinsdag, Woensdag, Dondor-
dug oh Zuioiilug. BIJ .inzending tot 'a morgens 8 uur, wordon Advor-
tontión nog zoovool mogelijk in hot oorstultkomond nnmmor goplaatst.
POSTREKENING No. Ê33S0. INT. TELEF. no. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.05. Losso nummors 0 cout. ADVERTEN-
TloN van 1 tot 5 rogol» f1.10,1 lhdoro rogol moor 20 cont (bowlj.-^oi
lnbogropon). Grooto lottora wordon naa« plaatsruimte borekond.
Zitting van Dinsdag 29 Juni 1926.
DE GESCHIEDENIS VAN, EEN KRULSTAARTJE.
De eerste beklaagde was ditmaal een oude be
kende van de Justitie en wel Dirk Tamis, oud 45
jaar, wonende te Zijpe, tbans gedetineerd in bet Huis
van Bewaring te Alkmaar. Dirk staat terecht terzake
diefstal van een big op den 6den Augustus van bet
vorige jaar gepleegd op de markt te Schagen.
Als eerste getuige in deze zaak wordt gehoord De
Graaf uit de Zijpe, die op dien dag 24 biggen zou
afleveren, welke hij ongeveer 2 weken van te voren
aan Teuuis Half uit Egmond aan Zee had verkocht.
De Graaf zegt, dat bij 'a morgens om 8 uur in Scha
gen Is aangekomen en aan Corn. Wit en diens bei
per Jonges opdracht heeft gegeven de biggen te
„hokken", Later, vertelt hij verder, heeft hij, bij Tar
mis een vaTken aangetroffen, dat, wat ouderdom be
treft, wel een van de bewuste biggen had kunnen
zijn, maar het was onmogelijk om toen nog vast te
stellen, dat bet het vermiste varkeD waa
Pres.: Waren er geen bijzondere kenteekenen, b.v.
wat betreft staart of ooren en waren de door U ge
leverde varkentjes alle van hetzelfde soort?
Getuige: Neen, bijzondere kenteekenen waren niet
aanwezig en ze waren allo .-in hetzelfde soort.
Beklaagde antwoordt- op een desbetreffende vraag,
dat het varken bij hem thuis aangetroffen door hem
van Dorus Sluis gekocht was en een ouderdom had
die overeenstemde met de biggen van De Graaf.
Corn. Wit, thans als getuige gehoord, vertelt dat
bij de biggen voor De Graaf gelost had en om om
streeks 1 uur. toen de markt afliep, van Tamis op
dracht had gekregen een big dat op de markt rond
liep en aan hem toebehoorde, naar zijn huis te
transporteeren, hetgeen Wit voor 6 dubbeltjes ge
daan heeft. Hij kon niet .zeggen of het varken deel
had uitgemaakt van het koppel van De Graaf.
Pres.: Vertrouwde U de zaak wel?
Get.: Eerst later, toen ik De Graaf sprak, kreeg ik
achterdocht.
'Na eenig heen en weer praten bleek ten slotte dat
hot varkentje niet meer in het bezit scheen van een
vol ledigen staart en er ontstaat nu eenige begrips
verwarring over het stukje staart dat het varkentje
noode had moeten missen en dat gedeelte wat nog
aanwezig was.
Het varken van Tamis bleek eveneens geen vol
ledige krul te hebben.
Tamis verklaart dat het varken, waarover Wit
sprak, door hem gekocht is van een man die op een
hok izat. Er waren geen andere menschen bij. Met
Wit heeft hij toen over het thuisbezorgen gesproken.
Ze hebben dat gedaan in het café Dekker. Toen zij
weer buiten kwamen, liep het varkentje los.
Pres.: Heeft het varkentje zich zelf kunnen be
vrijden?
Uit de verschillende antwoorden blijkt, dat iets
dergelijks mogelijk is.
Jonges, de helper van Wit, zegt het varken te heb
ben gevangen. Het liep los.
Teunis Half uit Egmond aan Zee heeft de biggen
op de markt in ontvangst genomen. Hij heeft er
echter één uitgeschoten, waarvan hij veronderstelde
dat die niet in orde was. De Graaf heeft hem die la
ter terugbetaald. Op een vraag van den Pres. ant
woordt hij, wel een big te hebben gezien, dat los
liep, maar aangezien Wit daarvoor zorg draagt,
heeft hij er verder niet naar omgezien. De waarde
van het uitgeschoten varken schatte hij op ongeveer
f 16. Tamis bleek voor het zijne f 8 te Jhebheü be
taald.
Volgt nog Wester, de timmerman, die een nieuwe
keet voor Tamis gebouwd heeft en^meende dat in de.
oude boet geen plaats had kunnen zijn voor een var
ken.
Van lEeten zegt, dat Tamis geen varken gehad
heeft.
De laatste getuige Booij vertelt dat Tamis hem in
de tweede helft van April een varken te koop heeft
aangeboden. Het was echter^ziek.
Thans komt de O.v.J. aan het woord. Hiji zegt, bij
de raadpleging van de bewijsstukken tot de over
tuiging te zijn gekomen, dat we in dit (geval op de
grens van zekerheid staan. Verdachte, die reeds ette
lijke malen veroordeeld is geworden, zal zeker niet
voor diefstal terugdeinzen. Spr. moet' toegeven, dat
verdachte zijn verhaal «enigszins heeft waar ge
maakt. Toch kan hij zich een losloopend varken en
daarnaast Dirk Tames niet voorstellen en eischt een
gevangenisstraf voor den tijd van 1 jaar.
De verdediger, Mr. Dwars uit Hoorn, had der. in
druk gekregen, dat Tamis zoowel door de politie
als door getuigen gekwalificeerd werd als een beg
rucht individu. Spr. meende, dat beklaagde openlijk
gehandeld had en niet de houding van een dief
had aangenomen.- Beklaagde is een oude rot, zegt
spr. en wanneer hij het beest gestolen had, zou hij
het toch niet direct naar zijn huis hebben laten
brengen. Kif acht het ten laste gelegde niet bewezen
en vraagt vrijspraak en onmiddellijke in vrijheids-
stelling van beklaagde.
Van dit laatste wil de O.v.J. echter niets weten.
Uitspraak heden over 8 dagen.
DIEiFSTAL VAN TULPEBOLLEN.
De volgende beklaagde, Dorus Anth. Heddes uit
Spanbroek, oud 22 jaar is voor korten tijd in dien9t
geweest bij den kweeker Bakker in Enkhuizen. Hij
deed daar dienst als bollenrooier. De gelegenheid te
baat nemende heeft hij zich eenige van de kostbaar
ste bollen toegeëigend, welke later door zijn patroon
bij hem thuis werden aangetroffen. Hij verklaarde
er vier uit de schuur te hebben gehaald en 8 stuks
op het stuk land genaamd „De Prins" te hebben ge
vonden.
Aangezionj beklaagde bij! deze bekent, wordt van
verder getuigenverhoor afgezien.
De O.v.J. wil in aanmerking nemen, dat beklaag
de onomwonden de waarheid gezegd heeft en zal bij j
de bepaling van de straf daarmee rekening houden.
Waar bollendiefstallen den laatsten tijd echter veel
vuldig voorkomen en dan steeds zware straffen wor
den geëischt. soms van wel 1 jaar, meent spr. toch
niet een te lichte straf te moeten opleggen en eischt
deswege een geldboete van f 150, te vervangen door
90 dagen'hechtenis.
DE RIJWIELDIEFSTAL OP .WEERINGEN,
j De zaak tegen Nan Wagenmaker, wegens diefstal
van een rijwiel, was voor nader onderzoek aange-
houden geworden.
De O.v.J. zegt in aanmerking nemende de sympa
thieke houding van beklaagde tijdens het proces hier
een meer clemente straf op zijn plaats zal zijn. Aan
beklaagde zal een voorwaardelijke straf worden op
gelegd voor den tijd van 8 maanden met 3 proefja-
VAN RIJSWIJK'S
SCHOENHANDEL. SCHOENMAKERIJ.
UITGEBREIDE KEUZE.
PRIJZEN UITERST BILLIJK..
ren. Tijdens die proefjaren zal beklaagde wekelijks
f 5 snoeten afbetalen totdat de door hem veroorzaak
te schade geheel vergoed is. Verder zal hij zich moe
ten onthouden van bier* en sterken drank en zich
aansluiten bij een geheelonthoudersvereniging. Geen
omgang met personen die in een kwade reuk staan,
speciaal niet met Doves.
Uit het rapport blijkt, dat Bosker bereid is hein
I weder in zijn dienst te nemen.
I De verdediger, Mr. Kraakman, spreekt er zijn ge
noegen over uit, dat het proces een dergelijke wen
ding genomen heeft en wijat er beklaagde op, dat
wanneer hij weer eenmaal in de maatschappij, is te
ruggekeerd, hij steeds voor oogen zal moeten hoti-
don, dat bij het geringste vergrijp tegen hem 8
maanden gevangenisstraf zal worden geëischt.
I BOTSING.
Harmen Schagcr, oud 22 jaar, autobuschauffeur,
uit Twisk, staat terecht terzake dat hij op den len
Juni van dit jaar te Alkmaar op de Kanaalkade een
groentekar heeft aangereden, waardoor deze ernstig
beschadigd werd en de eigenaar, Willem Tuinman,
die op de kruk zat onder de auto kwam te liggen,
zoodat diens linker been gewond werd. Tuinman
heeft een civiele vordering ingediend ten bedrage van
f 98.10. Bij het verhoor blijkt echter Tuinman niet in
alle opzichten juist te hebben gerekend, zoodat het
met zijn vordering niet te best vlotte.
Beklaagde bekent het hemi ten laste gelegde en dit
schijnt den O.v.J. vandaag lankmoedig te stemmen,
want ook hier kan hij niet nalaten op de sympo-l
thieke houding van beklaagde te wijzen en eischt te-
gen dezen een geldboete van f 30 te vervangen door
30 dagen hechtenis.
Uitspraak heden over 8 dagen.
Kloven in de handen, eczeem, dauwworm en alle
jeukende huidkwalen worden spoedig bedwongen
door Foöteir'a Zalf. Inderdaad een probaat genees
middel. Per tube f 1.
22.
door A. S. M. HUTGHINSON,
Voor Nederland bewerkt door
W. J. A. ROLDANUS Jr.
Haar smeekbede was noodlottig voor haar wensch.
Zij verhoogde haar bekoorlijkheden. De eenige uit
werking was, dat hij nog dichter naast haor kwam
zitten. „TJ zult geen reden hebben om mij verwij
ten te doen", zeide'hij. „Kijk eens, u hebt mij- nog
niet eens gevraagd om een verklaring van mijn
optreden van Vrijdagavond".
„Die verlang ik ook niet."
„Wilt u die niet weten?"
Zij knikte van neen.
„Bent u er niet nieuwsgierig naar?" Zijn stem was
zacht met iets intens erin. Dit was flirten, zooals
hij dat verstond.
„Ik weet zeker, dat u er nieuwsgierig naar bent",
ging hij voort. „Ik zal het u vertellen".
„Ik ga", zij wilde opstaan.
Hij greep haar hand, waar diie op haar schoot lag;
drukte haar neer. „U gaat niet. Als u het doet, zal
ik u volgen maar ik laat u niet gaan." En weer
drukte hij haar neer.
Thans was zij bang niet voor het resultaat van
dit gesprek, maar voor de gevaren ervan.. Angst
snoerde haar keel dicht, maar zij zeide toch: „Laat
mij gaan".
„Dan moet u. mij aanhooren".
„Ik wil gaan."
„U moet blijven, om naar mij te luisteren". Hij ge
loofde, dat een nieuwe aanval hem nu de hoogten
zou doen winnen. Hij liet haar hand los; maar zij
was nog zijn gevangene en hij boog zich over haar
afgewend gelaat. „Ik zal u zeggen waarom ik mij
dien avond zoo gedragen heb. Het kwam, omdat ik
J?® m®t langer bedwingen kon. U was altijd zoo
ijskoud tegen me geweest, hadt mij op een afstand
gehouden; nauwelijks toegelaten, dat ik tegen u
sprak; en steeds door brandde ik van verlangen u
te zeggen, dat ik u liefhad daar, nu weet u het. i
Op dien avond was u nog ijskoud, terwijl u een-
voudig beleefd hadt kunnen zijn en ik me dan had
kunnen bedwingen. Maar u wilde geen woord tegen
mij zeggen en ten slotte barstte alles, wat voor u
in mij is, los en kon ik me niet inhouden. Het was
ruw; het heeft u misschien bang gemaakt; maar
was het eeö misdaad? Is het een misdaad lief te
hebben?
Zijn woordenvloed hield op, wachtte op een impuls
van haar.
Doch zij was slechts in staat een „Oh?" over haar
lippen te brengen. i
Hij begreep haar emotie verkeerd. „Is het allemaal
EEN NIMROD GEVELD.
In de Msb. lezen wij:
In het midden van 1925 is de heer Bernard Lede-
boer, de bekende jager op groot wild, erfpachter van
het Jang-plateau en mede-eigenaar van het koffie--
land Wadoehg West (Banjoewapgi), naar Oost-Afri
ka gegaan om daar te jagen.
I Dezer dagen is in Indië ontvangen een telegram;
van den consul te Mombasa (Br. Oost-Afrika, het
vroegere Duitsche gebied), melaend, dat de heer Lede- j
boer op jacht door een olifant is gedood.
Z. (entgraaff) herdenkt hem in het Soer. HM. en'
vertelt van een onderhoud, dat hij eens met den ja
ger had.
Ledeboer was in de eerste plaats tijgerjager, boe-
I wel hij in z'n hart de echte jagers zullen dit met
hem eens zijn dit niet. de echte jacht noemde. De"
groote jacht was voor hem dio op olifant en rhinocer-
os, waartoe hij de meest afgelegen streken van Su-
matra tot het hart van Atjeh doortrok.
„De tijger ie laf", zei L., „hij vlucht altijd, ook als
hij is aangeschoten en woerdt oerst gevaarlijk als hij
niet meer vluchten kan, of doodelijk gewond is."
Natuurlijk is er geen regel zonder uitzondering.
Toch, ondanks die minachting voor den tijger, zóó
zuiver gemeend dat hij een aangeschoten tijger, die
de vlucht nam in eenige holen en grotten in de buurt
van Pajakoemboeh, op handen en voeten nakroop,
het geweer meesleepend, tot-ie het doodelijk schot
kon plaatsen, was deze jacht voor hem het aantrek
kelijkst. i
Een tijger is slim, voorzichtig; in streken van Su-
matra waar veel op hem wordt gejaagd, bijv. bij. !de.
doesoens, komt, hij, wijs door routine dikwijls niet
meer terug bij het achtergelaten aas. Zoo (had do
jacht op hem iets fascineerendB.
Ledeboer kende de taal van bet woud, het leven
in deze ruige geheimenis en hij las de 'historie van
cTen dag op de paden waarlangs het gedierte zich
beweegt naar jachtveld óf bron. Uit de geluiden
hoorde hit, wie er op het pad waren. Het zenuwach
tig geluid der eekhoorns., de kakelend wegvliegende
boschkip, de met blaffend gerucht vluchtende ki-
dang, en vooral: de Iuidruchtig-angstige apen, zij
leeren dat de schrik van hei woud, de gestreepte
Dood rondsluipt, onhoorbaar en zelfs in het donker
een takje op z'n weg vermijdend.
Maar vooral leefde Ledeboer op toen hij begon te
vertellen van olifant en rhinoceros op Su mat ra. ^Uj
nam op deze jacht niet stelling in een boom, tenzij
dit voor het werk noodig was. doch nooit voor eigen
veiligheid. Zoo trad hij den olifant tegemoet, met vast
vertrouwen op het nimmer falend schot.
De olifant reageert niet op geluid hij maa/kt zelf
teveel lawaai in hét bosch doch op reuk. Nie
mand weet, wat het is met den reuk van den menschi
cn bet is misschien ook niet erg vleiendi voor ons,
maar er is geen monster in bosch of jungle, of het
wordt aangegrepen door een vreemden angst, als
het den reuk van een tmensch waarneemt. Is het een
waarschuwend instinct, dat het grootste gevaar na
dert, dat eenig dier, ook 'het sterkste, bedreigen 'kan,
of Iets anders? Eir zijn uitzonderingen: eon kwaad
aardige rhinoceros of olifant, die attaqueert, ook al
is hiji niet aangeschoten, maar als regel neemt, alles
de vlucht, en er zijn voorbeelden uit. de groote Jacht,
dat een olifant dagon achtereen voortliep,' ala-ie den
mensch hadi geroken.
Maar als hiji aanvalt.... Bij. dit vorhaal sprong Le
deboer op en zoi: „De breede'kop, daarnaast de reus
achtig, wijd uitstaande ooren. de recht vooruitgesto
ken slurf.... oen breede massa, die op je toeschiet.
Dan spring je pp 't laatste moment op zij. en plaatst
je kogel in de hersens, achter het oog".
Men moet dan wèl een zeker schot hebben; hij liet
me het geraamte van een kop zien, waarin do holte
voor de hersenen, ongeveer de grootte van een klap
per. En dan, in die, voorbij vliegende geweldige mas
sa, het doodend schot ie zetten in deze kleine ruim
tedit is wèl het echte jagerswerk.
Hij heeft eens in de buurt van Kota Agoeng dagen
achtereen het spoor van een vluchtenden olifant' ge
volgd. zonder eenig ander voedsel dan de kern van
een bepaalde rotansoort, slechts te eten voor hem die
in hoogsten nood is. Maar, hoewel zelf uitgeput van'
ontbering, schoot hij hem".
Toen heeft hij getracht het minst harde stuk van
maar schijn geweest u zoo op een afstand te hou
den? Ik geloof het wol. Maar nu u het weet, zult'
u wel anders worden. Zeg het mij!"
Aangemoedigd door haar zwijgen, nam hij haar
|iand.
Die aanraking werkte als een koude stormwind
op haar koortsige emoties. Nu wa9 zij kalm.
Zij schudde zijn hand af. „Bent u klaar?"
De toon meer dan de vraag waarschuwde hem.
„Ja?" vroeg hij, terwijl woede in hem opborrelde.
„Zeg nooit meer een woord tegen mij."
„Wilt u dan geen vrienden zijn?"
„Vrienden! Met u!"
Haar bedoeling dat hij den slag verloren had
wondde hem; haar toon dat zij hem verachtto
maakte de wond des te grooter.
Hij greep haar arm. „Jij kleine dwaas! Hoe kan
je nu kiezen? Als ik vrienden met je wil zijn, hoe
kan je dat dan beletten? Bij God, als je vijanden
wilt zijn, dan des te erger voor jou. Als ik thuis
geen vrienden met je kan zijn, zal ik je laten weg
jagen en zullen we daarbuiten vrienden zijn."
Zij trachtte haar arm los te rukken uit zijn greep.
Hij omvatte haar vaster. „Neen. dat bedoel ik niet.1
Ik heb je lief daarom spreek ik zoo. als je me
van je stoot. Ik wil je niet beleedigen. We zullen
ik zal je vriend zijn".
Zijn rechterarm hield haar vast. Hij sloeg zijn
linker om haar heen, trok haar tegen zich aan en
had met zijn lippen haar wang aangeraakt voor zij
zijn bedoeling besefte.
De beleediging maakte haar vrij van iedere ge
dachte behalve de herinnering daaraan. Door een
onverwachte beweging rukte zij zich los; stond op;
keek hem recht in zijn gezicht.
„Jij! beest!" riep zij. „Jij beest!"
Hij stond half op, greep naar haar.
Zij deed een stap terug; iets in haar houding herin-
nerde hem aan den pijnlijken klap, dien pij hem in
de bibliotheek gegeven had; hiji ging weer zitten en
zij keerde zich om en vluchtte het pad op, waar-1
langs Angela en David weggegaan waren.'
Terwijl Bob haar besluiteloos na zat te staren, voel
de hij van achter de bank een hand op zijn schou
der; hij keek op en zag, dat een groote jonge man'
met een frisch, maar woest gelaat hem dreigend
aanstaarde.
„Hoe is je naam?" vroeg George.
„Wat voor den duivel gaat jou dat aan?"
De toon der eerste vraag was een toon van in
gehouden hartstocht geweest. De hartstocht barstte
nu los tusschen George's opeengeklemde tanden,
vlamde in zijn oogen.
Hij maakte den greep in den schouder vaster, zoo
dat hij in het vle^sch kneep.
„Een heele boel", riep hij uit. „Is dit Charter?"
„Ln wat zou dat, als dat zoo is? Laat me los, ver
domme!'
„Je los laten! Ik zoek je al weken! Wat heb jij to
gen Miss Humfray gezegd"
„Verdomme, neem je hand weg! Is ziji een vrlen-1
dinnelje van je?" j
„Zij is met mij verloofd", hijgde mijn woedende J
George. Langer kon hij zijn woede" niet bedwingen
Hij liet zijn vrije hand met een smak neerkomen op
het naar hem opgeheven gelaat; liet den schouder
los en lieo de bank om.
Al voelde Bob nooit heel veel lust in een pak slaag,
een lafaard was hij niet, zoodra er weldra,een hevig
g,-vecht ontstond.
Na afloop maakte Bob een inventaris op van zijn
kwetsuren. Zijn gezicht overal slop om aan te raken:
zijn kleeren bedekt met stof en gescheurd; beide
knieën van zijn broek open; hoogo hoed ingetrapt,
toen hij er zijn voet. op gezet had. Zijn tong ont
dekte een gebroken tand, zijn zakdoek een bloedende
neus; zijn vingers bloed op zijn kin, dat op zijn
overhemd druppelde.
Zoo goed mogelijk borstelde hij zich af; bracht!
zijn hoed wat in den vorm; hield zijn zakdoek voor
zijn mond; haastte zich langs starende oogen en
grinnikende gezichten het park uit, om zich in een
rijtuig te begraven.
V. 'l
Door het raam zag Mrs. Charter de mishandelde 1
gestalte van haar lievelingszoon uitstappen; met bon
zend hart snelde zij, hem tegemoet.
„Bob! Mijn jognenl Mijn jongen! Wat is er ge
beurd?"
Haar jongen stoof langs haar heen, sprong naar
zijn kamer. Ziek van angst volgde zijn liefderijke
moeder hem' vond hem in zijn kamer, toen hij zijn
jas uitrukte.
„Mijn jongen! Mijn jongen!"
„Warm water!" brulde haar jongen. I
Kan een moeder's teedere zorg ooit verflauwen voor i
het kind, dat zij baarde?
nooddeloos die vraag te stellen, gij, voor wie deze 1
toegewijde vrouw uitgebeeld wordt, zooals zij' hals
over kop naar de badkamer stormde, terwijl zij on
der het loópen gilde: „Suranl Katel Jane! Kate! Su
san!"
Deuren sloegen dicht, kreten echoden, trappen
schudden toen bevende dienstboden toesnelder..
O. madam? Wat is er gebeurd?"
Water vloeide in stroomen, toen de angstige moe
der de temperatuur met haar handen voelde; kitten
rinkelden, toen zij ze wegtrapte van waar, terwijl zij
er een van de plank trok, de andere voor haar voeten
neergevallen waren.
Jane. Kate en Susan verdroftgen zich voor de deur.
„O madam! Madam! Wat is er ioch?"
Mrs. Charter gaf geen antwoord. Toen haar kit vol
was, duwde zij zich door de dienstboden heen. Zij
gingen uit elkaar om haar door te laten; geheel van
streek, hysterisch, liet zij het kokende water op haar
teenen vallen, stormde zij de trap op.
De drie getrouwen stormden haar na. „O, Madaml
Miadam! Wat is er toch?!'
Boven aan do trap bleef' de toegewijde vrouw staan,
gilde haar bevelen naar beneden: „Hechtpleisters!
Pluksel! Watten! Mr. Bob heeft een ongeluk gehad!
Warme kruiken! IiJsl Dokter! Laat een van jullie den
dokter halen!"
Een gedaante xnet een gekneusd gezicht hoven vest
en broek sprong uit de kamer.Neen!" bulderde
Bob. „Neen!"
„Noen!" echode Mrs. Charter, die niet wist waarop
dat neen sloeg, maar het zonuwachtig beval.
„Neon!" gilden de opgewonden dienstboden tegen
elkander.
„Neen! Geon dokter!" brulde Bob; griste de kit uit
de handen van zijn moeder; schoot terug in zijn ka
mer.
„Geen dokterl" gilde Mrs. Charter tegen de bleeke
schaar op de trap: vloog hem na.
„Mijn jongen! Vertel het mij!"*
Haar jongen hief zijn druipend gezicht uit de kom
op. „Doe in Gods naam de deur dicht!" schreeuwde
hij.
Zij deed het. „Zeg het mij!" trilde zij.
„Het is die vervloekte meid."
„Die meid.'
„Miss Humfray!"
„Miss Humfray! Heeft die je dat gedaan? O, je
arm gezicht! Je arm gezicht!"
„Neen, neen! Wees toch kalm, moeder! Een kerel,
met-wiori zij in het: Park samenkomsten heeft. Ik
zei iets tegen hem en hij viel me aan!"
„Dat schandelijke wezen! Die slechte gemeene
meid! Een slechte mem,,ik wist het wel!"
Zenuwachtig kloppen op de deur. „Watten, Ma
dam!" „Hechtpleister,, Madam!" „Warme kruik Ma
dam!"
„Ga weg 1' brulde Bob. „Weg. O—oo, mijn gezicht!"
Hij sprong rondi van woede en pijn. „Stuur die ver
vloekte vrouwen weg."
Mrs. Charter vloog naar de deur. Toen zij langs hem
kwam, zag zij voor het eerst, nu het warme water zijn
werk had gedaan, goed het,gezicht van haar zoon. „O,
je'oogen! Je arme oogen! Zij zijn dicht geslagen!"
Bob s'rompelde naar den spiegel; zag de verschrik
king van zijn vernielde- schoonheid. „Verdomme!"
kreunde hij;" gaf een bevel. Mrs. Charter vloog naar de
telephoon.
In het kantoor van Mr. Samuel Hoek', hof slager van
den prins van Wales, rinkelde scherp de telephoon-
bel. Mr. Hoek nam den hoorn, luisterde, gilde dan
een bestelling den winkel in:
„Een kilo biefstuk voor 14 Palace Gardens, spoedl"
Wordt vervolgd.