Mïtittitlï- La Donderdag 1 Juli 3926. 69«te Janrgaog. No. 7869, Uitgevers i N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. Reclames. Feuilleton. Eenmaal voet aan boord Gemengd Nieuws. IV' I Dit blad yoEBCbynt yiormaal pos woolc: Dinsdag, Woensdag, Dondor- dug oh Zuioiilug. BIJ .inzending tot 'a morgens 8 uur, wordon Advor- tontión nog zoovool mogelijk in hot oorstultkomond nnmmor goplaatst. POSTREKENING No. Ê33S0. INT. TELEF. no. 20. Prijs per 3 maanden f 1.05. Losso nummors 0 cout. ADVERTEN- TloN van 1 tot 5 rogol» f1.10,1 lhdoro rogol moor 20 cont (bowlj.-^oi lnbogropon). Grooto lottora wordon naa« plaatsruimte borekond. Zitting van Dinsdag 29 Juni 1926. DE GESCHIEDENIS VAN, EEN KRULSTAARTJE. De eerste beklaagde was ditmaal een oude be kende van de Justitie en wel Dirk Tamis, oud 45 jaar, wonende te Zijpe, tbans gedetineerd in bet Huis van Bewaring te Alkmaar. Dirk staat terecht terzake diefstal van een big op den 6den Augustus van bet vorige jaar gepleegd op de markt te Schagen. Als eerste getuige in deze zaak wordt gehoord De Graaf uit de Zijpe, die op dien dag 24 biggen zou afleveren, welke hij ongeveer 2 weken van te voren aan Teuuis Half uit Egmond aan Zee had verkocht. De Graaf zegt, dat bij 'a morgens om 8 uur in Scha gen Is aangekomen en aan Corn. Wit en diens bei per Jonges opdracht heeft gegeven de biggen te „hokken", Later, vertelt hij verder, heeft hij, bij Tar mis een vaTken aangetroffen, dat, wat ouderdom be treft, wel een van de bewuste biggen had kunnen zijn, maar het was onmogelijk om toen nog vast te stellen, dat bet het vermiste varkeD waa Pres.: Waren er geen bijzondere kenteekenen, b.v. wat betreft staart of ooren en waren de door U ge leverde varkentjes alle van hetzelfde soort? Getuige: Neen, bijzondere kenteekenen waren niet aanwezig en ze waren allo .-in hetzelfde soort. Beklaagde antwoordt- op een desbetreffende vraag, dat het varken bij hem thuis aangetroffen door hem van Dorus Sluis gekocht was en een ouderdom had die overeenstemde met de biggen van De Graaf. Corn. Wit, thans als getuige gehoord, vertelt dat bij de biggen voor De Graaf gelost had en om om streeks 1 uur. toen de markt afliep, van Tamis op dracht had gekregen een big dat op de markt rond liep en aan hem toebehoorde, naar zijn huis te transporteeren, hetgeen Wit voor 6 dubbeltjes ge daan heeft. Hij kon niet .zeggen of het varken deel had uitgemaakt van het koppel van De Graaf. Pres.: Vertrouwde U de zaak wel? Get.: Eerst later, toen ik De Graaf sprak, kreeg ik achterdocht. 'Na eenig heen en weer praten bleek ten slotte dat hot varkentje niet meer in het bezit scheen van een vol ledigen staart en er ontstaat nu eenige begrips verwarring over het stukje staart dat het varkentje noode had moeten missen en dat gedeelte wat nog aanwezig was. Het varken van Tamis bleek eveneens geen vol ledige krul te hebben. Tamis verklaart dat het varken, waarover Wit sprak, door hem gekocht is van een man die op een hok izat. Er waren geen andere menschen bij. Met Wit heeft hij toen over het thuisbezorgen gesproken. Ze hebben dat gedaan in het café Dekker. Toen zij weer buiten kwamen, liep het varkentje los. Pres.: Heeft het varkentje zich zelf kunnen be vrijden? Uit de verschillende antwoorden blijkt, dat iets dergelijks mogelijk is. Jonges, de helper van Wit, zegt het varken te heb ben gevangen. Het liep los. Teunis Half uit Egmond aan Zee heeft de biggen op de markt in ontvangst genomen. Hij heeft er echter één uitgeschoten, waarvan hij veronderstelde dat die niet in orde was. De Graaf heeft hem die la ter terugbetaald. Op een vraag van den Pres. ant woordt hij, wel een big te hebben gezien, dat los liep, maar aangezien Wit daarvoor zorg draagt, heeft hij er verder niet naar omgezien. De waarde van het uitgeschoten varken schatte hij op ongeveer f 16. Tamis bleek voor het zijne f 8 te Jhebheü be taald. Volgt nog Wester, de timmerman, die een nieuwe keet voor Tamis gebouwd heeft en^meende dat in de. oude boet geen plaats had kunnen zijn voor een var ken. Van lEeten zegt, dat Tamis geen varken gehad heeft. De laatste getuige Booij vertelt dat Tamis hem in de tweede helft van April een varken te koop heeft aangeboden. Het was echter^ziek. Thans komt de O.v.J. aan het woord. Hiji zegt, bij de raadpleging van de bewijsstukken tot de over tuiging te zijn gekomen, dat we in dit (geval op de grens van zekerheid staan. Verdachte, die reeds ette lijke malen veroordeeld is geworden, zal zeker niet voor diefstal terugdeinzen. Spr. moet' toegeven, dat verdachte zijn verhaal «enigszins heeft waar ge maakt. Toch kan hij zich een losloopend varken en daarnaast Dirk Tames niet voorstellen en eischt een gevangenisstraf voor den tijd van 1 jaar. De verdediger, Mr. Dwars uit Hoorn, had der. in druk gekregen, dat Tamis zoowel door de politie als door getuigen gekwalificeerd werd als een beg rucht individu. Spr. meende, dat beklaagde openlijk gehandeld had en niet de houding van een dief had aangenomen.- Beklaagde is een oude rot, zegt spr. en wanneer hij het beest gestolen had, zou hij het toch niet direct naar zijn huis hebben laten brengen. Kif acht het ten laste gelegde niet bewezen en vraagt vrijspraak en onmiddellijke in vrijheids- stelling van beklaagde. Van dit laatste wil de O.v.J. echter niets weten. Uitspraak heden over 8 dagen. DIEiFSTAL VAN TULPEBOLLEN. De volgende beklaagde, Dorus Anth. Heddes uit Spanbroek, oud 22 jaar is voor korten tijd in dien9t geweest bij den kweeker Bakker in Enkhuizen. Hij deed daar dienst als bollenrooier. De gelegenheid te baat nemende heeft hij zich eenige van de kostbaar ste bollen toegeëigend, welke later door zijn patroon bij hem thuis werden aangetroffen. Hij verklaarde er vier uit de schuur te hebben gehaald en 8 stuks op het stuk land genaamd „De Prins" te hebben ge vonden. Aangezionj beklaagde bij! deze bekent, wordt van verder getuigenverhoor afgezien. De O.v.J. wil in aanmerking nemen, dat beklaag de onomwonden de waarheid gezegd heeft en zal bij j de bepaling van de straf daarmee rekening houden. Waar bollendiefstallen den laatsten tijd echter veel vuldig voorkomen en dan steeds zware straffen wor den geëischt. soms van wel 1 jaar, meent spr. toch niet een te lichte straf te moeten opleggen en eischt deswege een geldboete van f 150, te vervangen door 90 dagen'hechtenis. DE RIJWIELDIEFSTAL OP .WEERINGEN, j De zaak tegen Nan Wagenmaker, wegens diefstal van een rijwiel, was voor nader onderzoek aange- houden geworden. De O.v.J. zegt in aanmerking nemende de sympa thieke houding van beklaagde tijdens het proces hier een meer clemente straf op zijn plaats zal zijn. Aan beklaagde zal een voorwaardelijke straf worden op gelegd voor den tijd van 8 maanden met 3 proefja- VAN RIJSWIJK'S SCHOENHANDEL. SCHOENMAKERIJ. UITGEBREIDE KEUZE. PRIJZEN UITERST BILLIJK.. ren. Tijdens die proefjaren zal beklaagde wekelijks f 5 snoeten afbetalen totdat de door hem veroorzaak te schade geheel vergoed is. Verder zal hij zich moe ten onthouden van bier* en sterken drank en zich aansluiten bij een geheelonthoudersvereniging. Geen omgang met personen die in een kwade reuk staan, speciaal niet met Doves. Uit het rapport blijkt, dat Bosker bereid is hein I weder in zijn dienst te nemen. I De verdediger, Mr. Kraakman, spreekt er zijn ge noegen over uit, dat het proces een dergelijke wen ding genomen heeft en wijat er beklaagde op, dat wanneer hij weer eenmaal in de maatschappij, is te ruggekeerd, hij steeds voor oogen zal moeten hoti- don, dat bij het geringste vergrijp tegen hem 8 maanden gevangenisstraf zal worden geëischt. I BOTSING. Harmen Schagcr, oud 22 jaar, autobuschauffeur, uit Twisk, staat terecht terzake dat hij op den len Juni van dit jaar te Alkmaar op de Kanaalkade een groentekar heeft aangereden, waardoor deze ernstig beschadigd werd en de eigenaar, Willem Tuinman, die op de kruk zat onder de auto kwam te liggen, zoodat diens linker been gewond werd. Tuinman heeft een civiele vordering ingediend ten bedrage van f 98.10. Bij het verhoor blijkt echter Tuinman niet in alle opzichten juist te hebben gerekend, zoodat het met zijn vordering niet te best vlotte. Beklaagde bekent het hemi ten laste gelegde en dit schijnt den O.v.J. vandaag lankmoedig te stemmen, want ook hier kan hij niet nalaten op de sympo-l thieke houding van beklaagde te wijzen en eischt te- gen dezen een geldboete van f 30 te vervangen door 30 dagen hechtenis. Uitspraak heden over 8 dagen. Kloven in de handen, eczeem, dauwworm en alle jeukende huidkwalen worden spoedig bedwongen door Foöteir'a Zalf. Inderdaad een probaat genees middel. Per tube f 1. 22. door A. S. M. HUTGHINSON, Voor Nederland bewerkt door W. J. A. ROLDANUS Jr. Haar smeekbede was noodlottig voor haar wensch. Zij verhoogde haar bekoorlijkheden. De eenige uit werking was, dat hij nog dichter naast haor kwam zitten. „TJ zult geen reden hebben om mij verwij ten te doen", zeide'hij. „Kijk eens, u hebt mij- nog niet eens gevraagd om een verklaring van mijn optreden van Vrijdagavond". „Die verlang ik ook niet." „Wilt u die niet weten?" Zij knikte van neen. „Bent u er niet nieuwsgierig naar?" Zijn stem was zacht met iets intens erin. Dit was flirten, zooals hij dat verstond. „Ik weet zeker, dat u er nieuwsgierig naar bent", ging hij voort. „Ik zal het u vertellen". „Ik ga", zij wilde opstaan. Hij greep haar hand, waar diie op haar schoot lag; drukte haar neer. „U gaat niet. Als u het doet, zal ik u volgen maar ik laat u niet gaan." En weer drukte hij haar neer. Thans was zij bang niet voor het resultaat van dit gesprek, maar voor de gevaren ervan.. Angst snoerde haar keel dicht, maar zij zeide toch: „Laat mij gaan". „Dan moet u. mij aanhooren". „Ik wil gaan." „U moet blijven, om naar mij te luisteren". Hij ge loofde, dat een nieuwe aanval hem nu de hoogten zou doen winnen. Hij liet haar hand los; maar zij was nog zijn gevangene en hij boog zich over haar afgewend gelaat. „Ik zal u zeggen waarom ik mij dien avond zoo gedragen heb. Het kwam, omdat ik J?® m®t langer bedwingen kon. U was altijd zoo ijskoud tegen me geweest, hadt mij op een afstand gehouden; nauwelijks toegelaten, dat ik tegen u sprak; en steeds door brandde ik van verlangen u te zeggen, dat ik u liefhad daar, nu weet u het. i Op dien avond was u nog ijskoud, terwijl u een- voudig beleefd hadt kunnen zijn en ik me dan had kunnen bedwingen. Maar u wilde geen woord tegen mij zeggen en ten slotte barstte alles, wat voor u in mij is, los en kon ik me niet inhouden. Het was ruw; het heeft u misschien bang gemaakt; maar was het eeö misdaad? Is het een misdaad lief te hebben? Zijn woordenvloed hield op, wachtte op een impuls van haar. Doch zij was slechts in staat een „Oh?" over haar lippen te brengen. i Hij begreep haar emotie verkeerd. „Is het allemaal EEN NIMROD GEVELD. In de Msb. lezen wij: In het midden van 1925 is de heer Bernard Lede- boer, de bekende jager op groot wild, erfpachter van het Jang-plateau en mede-eigenaar van het koffie-- land Wadoehg West (Banjoewapgi), naar Oost-Afri ka gegaan om daar te jagen. I Dezer dagen is in Indië ontvangen een telegram; van den consul te Mombasa (Br. Oost-Afrika, het vroegere Duitsche gebied), melaend, dat de heer Lede- j boer op jacht door een olifant is gedood. Z. (entgraaff) herdenkt hem in het Soer. HM. en' vertelt van een onderhoud, dat hij eens met den ja ger had. Ledeboer was in de eerste plaats tijgerjager, boe- I wel hij in z'n hart de echte jagers zullen dit met hem eens zijn dit niet. de echte jacht noemde. De" groote jacht was voor hem dio op olifant en rhinocer- os, waartoe hij de meest afgelegen streken van Su- matra tot het hart van Atjeh doortrok. „De tijger ie laf", zei L., „hij vlucht altijd, ook als hij is aangeschoten en woerdt oerst gevaarlijk als hij niet meer vluchten kan, of doodelijk gewond is." Natuurlijk is er geen regel zonder uitzondering. Toch, ondanks die minachting voor den tijger, zóó zuiver gemeend dat hij een aangeschoten tijger, die de vlucht nam in eenige holen en grotten in de buurt van Pajakoemboeh, op handen en voeten nakroop, het geweer meesleepend, tot-ie het doodelijk schot kon plaatsen, was deze jacht voor hem het aantrek kelijkst. i Een tijger is slim, voorzichtig; in streken van Su- matra waar veel op hem wordt gejaagd, bijv. bij. !de. doesoens, komt, hij, wijs door routine dikwijls niet meer terug bij het achtergelaten aas. Zoo (had do jacht op hem iets fascineerendB. Ledeboer kende de taal van bet woud, het leven in deze ruige geheimenis en hij las de 'historie van cTen dag op de paden waarlangs het gedierte zich beweegt naar jachtveld óf bron. Uit de geluiden hoorde hit, wie er op het pad waren. Het zenuwach tig geluid der eekhoorns., de kakelend wegvliegende boschkip, de met blaffend gerucht vluchtende ki- dang, en vooral: de Iuidruchtig-angstige apen, zij leeren dat de schrik van hei woud, de gestreepte Dood rondsluipt, onhoorbaar en zelfs in het donker een takje op z'n weg vermijdend. Maar vooral leefde Ledeboer op toen hij begon te vertellen van olifant en rhinoceros op Su mat ra. ^Uj nam op deze jacht niet stelling in een boom, tenzij dit voor het werk noodig was. doch nooit voor eigen veiligheid. Zoo trad hij den olifant tegemoet, met vast vertrouwen op het nimmer falend schot. De olifant reageert niet op geluid hij maa/kt zelf teveel lawaai in hét bosch doch op reuk. Nie mand weet, wat het is met den reuk van den menschi cn bet is misschien ook niet erg vleiendi voor ons, maar er is geen monster in bosch of jungle, of het wordt aangegrepen door een vreemden angst, als het den reuk van een tmensch waarneemt. Is het een waarschuwend instinct, dat het grootste gevaar na dert, dat eenig dier, ook 'het sterkste, bedreigen 'kan, of Iets anders? Eir zijn uitzonderingen: eon kwaad aardige rhinoceros of olifant, die attaqueert, ook al is hiji niet aangeschoten, maar als regel neemt, alles de vlucht, en er zijn voorbeelden uit. de groote Jacht, dat een olifant dagon achtereen voortliep,' ala-ie den mensch hadi geroken. Maar als hiji aanvalt.... Bij. dit vorhaal sprong Le deboer op en zoi: „De breede'kop, daarnaast de reus achtig, wijd uitstaande ooren. de recht vooruitgesto ken slurf.... oen breede massa, die op je toeschiet. Dan spring je pp 't laatste moment op zij. en plaatst je kogel in de hersens, achter het oog". Men moet dan wèl een zeker schot hebben; hij liet me het geraamte van een kop zien, waarin do holte voor de hersenen, ongeveer de grootte van een klap per. En dan, in die, voorbij vliegende geweldige mas sa, het doodend schot ie zetten in deze kleine ruim tedit is wèl het echte jagerswerk. Hij heeft eens in de buurt van Kota Agoeng dagen achtereen het spoor van een vluchtenden olifant' ge volgd. zonder eenig ander voedsel dan de kern van een bepaalde rotansoort, slechts te eten voor hem die in hoogsten nood is. Maar, hoewel zelf uitgeput van' ontbering, schoot hij hem". Toen heeft hij getracht het minst harde stuk van maar schijn geweest u zoo op een afstand te hou den? Ik geloof het wol. Maar nu u het weet, zult' u wel anders worden. Zeg het mij!" Aangemoedigd door haar zwijgen, nam hij haar |iand. Die aanraking werkte als een koude stormwind op haar koortsige emoties. Nu wa9 zij kalm. Zij schudde zijn hand af. „Bent u klaar?" De toon meer dan de vraag waarschuwde hem. „Ja?" vroeg hij, terwijl woede in hem opborrelde. „Zeg nooit meer een woord tegen mij." „Wilt u dan geen vrienden zijn?" „Vrienden! Met u!" Haar bedoeling dat hij den slag verloren had wondde hem; haar toon dat zij hem verachtto maakte de wond des te grooter. Hij greep haar arm. „Jij kleine dwaas! Hoe kan je nu kiezen? Als ik vrienden met je wil zijn, hoe kan je dat dan beletten? Bij God, als je vijanden wilt zijn, dan des te erger voor jou. Als ik thuis geen vrienden met je kan zijn, zal ik je laten weg jagen en zullen we daarbuiten vrienden zijn." Zij trachtte haar arm los te rukken uit zijn greep. Hij omvatte haar vaster. „Neen. dat bedoel ik niet.1 Ik heb je lief daarom spreek ik zoo. als je me van je stoot. Ik wil je niet beleedigen. We zullen ik zal je vriend zijn". Zijn rechterarm hield haar vast. Hij sloeg zijn linker om haar heen, trok haar tegen zich aan en had met zijn lippen haar wang aangeraakt voor zij zijn bedoeling besefte. De beleediging maakte haar vrij van iedere ge dachte behalve de herinnering daaraan. Door een onverwachte beweging rukte zij zich los; stond op; keek hem recht in zijn gezicht. „Jij! beest!" riep zij. „Jij beest!" Hij stond half op, greep naar haar. Zij deed een stap terug; iets in haar houding herin- nerde hem aan den pijnlijken klap, dien pij hem in de bibliotheek gegeven had; hiji ging weer zitten en zij keerde zich om en vluchtte het pad op, waar-1 langs Angela en David weggegaan waren.' Terwijl Bob haar besluiteloos na zat te staren, voel de hij van achter de bank een hand op zijn schou der; hij keek op en zag, dat een groote jonge man' met een frisch, maar woest gelaat hem dreigend aanstaarde. „Hoe is je naam?" vroeg George. „Wat voor den duivel gaat jou dat aan?" De toon der eerste vraag was een toon van in gehouden hartstocht geweest. De hartstocht barstte nu los tusschen George's opeengeklemde tanden, vlamde in zijn oogen. Hij maakte den greep in den schouder vaster, zoo dat hij in het vle^sch kneep. „Een heele boel", riep hij uit. „Is dit Charter?" „Ln wat zou dat, als dat zoo is? Laat me los, ver domme!' „Je los laten! Ik zoek je al weken! Wat heb jij to gen Miss Humfray gezegd" „Verdomme, neem je hand weg! Is ziji een vrlen-1 dinnelje van je?" j „Zij is met mij verloofd", hijgde mijn woedende J George. Langer kon hij zijn woede" niet bedwingen Hij liet zijn vrije hand met een smak neerkomen op het naar hem opgeheven gelaat; liet den schouder los en lieo de bank om. Al voelde Bob nooit heel veel lust in een pak slaag, een lafaard was hij niet, zoodra er weldra,een hevig g,-vecht ontstond. Na afloop maakte Bob een inventaris op van zijn kwetsuren. Zijn gezicht overal slop om aan te raken: zijn kleeren bedekt met stof en gescheurd; beide knieën van zijn broek open; hoogo hoed ingetrapt, toen hij er zijn voet. op gezet had. Zijn tong ont dekte een gebroken tand, zijn zakdoek een bloedende neus; zijn vingers bloed op zijn kin, dat op zijn overhemd druppelde. Zoo goed mogelijk borstelde hij zich af; bracht! zijn hoed wat in den vorm; hield zijn zakdoek voor zijn mond; haastte zich langs starende oogen en grinnikende gezichten het park uit, om zich in een rijtuig te begraven. V. 'l Door het raam zag Mrs. Charter de mishandelde 1 gestalte van haar lievelingszoon uitstappen; met bon zend hart snelde zij, hem tegemoet. „Bob! Mijn jognenl Mijn jongen! Wat is er ge beurd?" Haar jongen stoof langs haar heen, sprong naar zijn kamer. Ziek van angst volgde zijn liefderijke moeder hem' vond hem in zijn kamer, toen hij zijn jas uitrukte. „Mijn jongen! Mijn jongen!" „Warm water!" brulde haar jongen. I Kan een moeder's teedere zorg ooit verflauwen voor i het kind, dat zij baarde? nooddeloos die vraag te stellen, gij, voor wie deze 1 toegewijde vrouw uitgebeeld wordt, zooals zij' hals over kop naar de badkamer stormde, terwijl zij on der het loópen gilde: „Suranl Katel Jane! Kate! Su san!" Deuren sloegen dicht, kreten echoden, trappen schudden toen bevende dienstboden toesnelder.. O. madam? Wat is er gebeurd?" Water vloeide in stroomen, toen de angstige moe der de temperatuur met haar handen voelde; kitten rinkelden, toen zij ze wegtrapte van waar, terwijl zij er een van de plank trok, de andere voor haar voeten neergevallen waren. Jane. Kate en Susan verdroftgen zich voor de deur. „O madam! Madam! Wat is er ioch?" Mrs. Charter gaf geen antwoord. Toen haar kit vol was, duwde zij zich door de dienstboden heen. Zij gingen uit elkaar om haar door te laten; geheel van streek, hysterisch, liet zij het kokende water op haar teenen vallen, stormde zij de trap op. De drie getrouwen stormden haar na. „O, Madaml Miadam! Wat is er toch?!' Boven aan do trap bleef' de toegewijde vrouw staan, gilde haar bevelen naar beneden: „Hechtpleisters! Pluksel! Watten! Mr. Bob heeft een ongeluk gehad! Warme kruiken! IiJsl Dokter! Laat een van jullie den dokter halen!" Een gedaante xnet een gekneusd gezicht hoven vest en broek sprong uit de kamer.Neen!" bulderde Bob. „Neen!" „Noen!" echode Mrs. Charter, die niet wist waarop dat neen sloeg, maar het zonuwachtig beval. „Neon!" gilden de opgewonden dienstboden tegen elkander. „Neen! Geon dokter!" brulde Bob; griste de kit uit de handen van zijn moeder; schoot terug in zijn ka mer. „Geen dokterl" gilde Mrs. Charter tegen de bleeke schaar op de trap: vloog hem na. „Mijn jongen! Vertel het mij!"* Haar jongen hief zijn druipend gezicht uit de kom op. „Doe in Gods naam de deur dicht!" schreeuwde hij. Zij deed het. „Zeg het mij!" trilde zij. „Het is die vervloekte meid." „Die meid.' „Miss Humfray!" „Miss Humfray! Heeft die je dat gedaan? O, je arm gezicht! Je arm gezicht!" „Neen, neen! Wees toch kalm, moeder! Een kerel, met-wiori zij in het: Park samenkomsten heeft. Ik zei iets tegen hem en hij viel me aan!" „Dat schandelijke wezen! Die slechte gemeene meid! Een slechte mem,,ik wist het wel!" Zenuwachtig kloppen op de deur. „Watten, Ma dam!" „Hechtpleister,, Madam!" „Warme kruik Ma dam!" „Ga weg 1' brulde Bob. „Weg. O—oo, mijn gezicht!" Hij sprong rondi van woede en pijn. „Stuur die ver vloekte vrouwen weg." Mrs. Charter vloog naar de deur. Toen zij langs hem kwam, zag zij voor het eerst, nu het warme water zijn werk had gedaan, goed het,gezicht van haar zoon. „O, je'oogen! Je arme oogen! Zij zijn dicht geslagen!" Bob s'rompelde naar den spiegel; zag de verschrik king van zijn vernielde- schoonheid. „Verdomme!" kreunde hij;" gaf een bevel. Mrs. Charter vloog naar de telephoon. In het kantoor van Mr. Samuel Hoek', hof slager van den prins van Wales, rinkelde scherp de telephoon- bel. Mr. Hoek nam den hoorn, luisterde, gilde dan een bestelling den winkel in: „Een kilo biefstuk voor 14 Palace Gardens, spoedl" Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 1