VAN DIT EN VAN DAT
w EN VAN ALLES WAT
IV'
DAMRUBRIEK*
m
m m
m
m
rmmF
RADIO.
BLAUWBAARD
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 3 Juli 1926. No. 7870.
V
m
Mi
§9
SI
'hp 9k
i
B
m
B
B 11
11
üi IK
1!
li
(8 11
8
H
fÜ
m
Él
iH
lü
IK
SU
lm
Ét
H
ÉH
m
m
8
n
ffH
Él
li
Él
SU
SU
IÉ
Hf
m
SÉ
Als de vrouw vrouw wordt.
x.
Bij nadere beschouwing van het schema, gegeven
in fig. 5, zien wij. dat de gloeidraad C aan het
gloeien gebracht wordt, na inschakelen, door de 4
volts (indien een 2 volts lamp gebruikt wordt, een 2
volts) accumulator (in de fig. accu), waarbij de
gloeidraadweerstand G dient om den te gebruiken
stroom te kunnen regelen (G heeft een weerstand van
pl.m. 30 Ohm).
Verder, zien we, dat een der secundaire klemmen
van den transformator direct verbonden is met het
rooster b. De aiidere klëm is wel met den gloeidraad
verbonden, maar niet, dan nadat eerst in den keten
zijn opgenomen re9p. de negatieve roosterspannings-
batterij ;RB) daarna d°> negatieve pool van de gloei-
draadaccu en vervolgens de -gloeidraadweerstand.
De secundaire kring van den transformator is dus
niet wat wij in de electriciteitsleer noemeij een
„gesloten kring"; toch kunnen de' stroompjes, opge
wekt in de secundaire wikkeling van den transforma
tor doorvloeien, ondanks het feit, dat er een onder
breking bestaat tusschen den gloeidraad en het roos
ter. Hoe dit geschiedt zuilen wij later nader verkla
ren.
De opname van de negatieve roosterbatterijl is
noodzakelijk gebleken om de lamp op de beste
inanler te doen functionneeren. Als regel wordt hier
voor gebruikt een droogelement (zaklantaarnelement
2 of 4 volt). Door probeeren vindt men snel de goede
spanning. Deze elementjes behoeven slechts uiterst
zelden vernieuwd te worden.
Ten slotte zien wij, dai de telefoon opgenomen is
in de leiding hoogspanningbatterij en plaat. De
kring H.S.B. plaat gloeidraad -r H.S.B.
noemt men de plaatkring. Ook deze kring is niet ge
sloten, wat echter weer geen beletsel is voor stroom-
doorgang.
De waarde van de H.S.B. is alweer niet vastgelegd.
Niet altijd heeft men evenredige resultaten met het
opvoeren van de anodespanning spanning op de
plaatj, zoodat wij den raad geven een 60 volt anode
batterij te nemen, welke bovendien aftakbaar is,
hetgeen wil zeggen, dat wij ook minaer spanning
kunnen geven. Door probeeren vindt men dan weer
de vereischte spanning.
Wij hebben gemeend geen principe-schema te moe
ten geven, maar een direct uitvoerbaar schema, ter
wijl tevens uit de figuur de bouw duidelijk naar
voren moest komen.
Aan de linkerzijde (van den frontkant gezien) wor
den dus weer twee gaten geboord, waarin de con
tactbusjes' voor de verbinding met den kristalont
vanger worden aangebracht. In het midden van de
plaat (ongeveer) de vier gaatjes waarin de con
tactbusjes voor de lamp worden aangebracht (zie
fig. L 1, afstanden in m.M.) en aan den rechterkant
van het eboniet de 6 aangegeven gaatjes 'voor de
contactbusjes van de telefoon en de batterijen.
Gewoonlijk wordt de Roosterspanning (het ele-
mentje daarvoor) ingebouwd, maar het verdient aan
beveling voor de H.S.B. èn voor de accu beide, 2
contactbusjes aan te brengen,waarbij dan de
H.S.B. en de accu achter de frontplaat worden
doorverbonden. Eén gaatje voor den gloeidraadweer
stand zal voldoende blijken.
We willen nu reeds naar voren brengen dat bij het
bouwen van lampontvangers steeds getracht moet
worden de verbindingen achter de frontplaat zoo kort
mogelijk te maken. Hoe korter de verbindingen ziji\
hoe grooter de selectiviteit uitstembaarheid van
storende zendstations) wordt.
Tot besluit van dit artikel zij er nog op gewezen,
dat het verschil kan maken, "hoe men de versterkers
verbindt met het kristaltoestel. Omwisseling van de
verbinding moet dus steeds mogelijk zijn. Gebruik
daarom een stukje snoer met aan weerszijden twee
stoppen. Als men eenmaal de goedé wijze van verr
binding gevonden heeft, kan mendit natuurlijk ook
aanteekenen of merken.
1
H/Sfi
AtCU
BEPERKING VAN BEWAPENING.
Heel goed, uitgeput Europa,
Dit is wel een kost'lijk ding,
Zeer verstandige beperking
Van de oorlogswapening!
Licht dat hier de lieve vrede
Dan weer voor een tijdje woont,
Want 't is juist in de beperking.
Dat zich steeds de meester toont!
De beperkte idealen
Van Europa zijn bekend
En Amerika wil dollars
Tot de laatste dollar-centl
Zuinigheid is sterk geboden,
Noodzaak dwingt ons, dus het moet.
Want de wedstrijd in bewaap'ning
V^ert angstwekkend naar 't bankroet!
Meer of minder gave munten
Houden welvaart in de hand
(Kijk naar onze gave gulden
En de rijkdom van dit land!)
Daarom minder oorlogskosten,
Des te meer stijgt het crediet,
De. beperking der bewaap'ning
Brengt weer winit in het verschiet!!
Zoo is alles welbekeken,
Hooi do kwestie financieel,
Maar hoe staat het met de zaken
Naar hot innerlijk moreel?
Dragen we in onze harten
Ware broederliefde mee?
Vraagt-hot werk'lijk volksgeweten
Naar den zegen van den vree?
Twistende Europeanen,
Geeft er zelf het antwoord op.
Naast beperking van bewaap'ning
Voert ge d'oorlogsvlag in topl
Uit de onmacht na Uw lijden
•Kwam de conferentie voort,
Dfe,bezuinigend zich gaat wijden
Aan een matig vecht-accoordl
Mensch, beperkt zelf Uw bewaap'ning 4
In den feilen levensstrijd,
Laat de leugen-wapens /usten
En vernietig haat en nijd,!
Uit Uw daag'lijksch doen en denken
Driekwart zelfzucht weggewerkt,
Sluit zóó deze conferentie
En de wapens zijn beperkt!!
miniatuurbedden. En zoo zou hij zitten, tot den zoe
ten tijd van den oogst. Als.
Toen meneér SamueL Peperkorrel den volgenden
morgen, gewapend met schoffel en hark zijn „tuin"
betrad, kreeg hij> eeh schok. Reeds uit de verte zag
hij, dat er iets mis was met de slakropjes. Hun goud
gele kleur was verdwenen en had plaats gemaakt
voor een- flets dorre tint. Hij snelde toe. De aardbei-
planten leken wel veel donkerder nog van groen. En
de «percieboontjes. oolijke snelopachietende groene
ranken, lieten de trotsche groene pieken hangen.
Eerst dacht pa Peperkorrel aan een aardbeving,
daarna aan een hemelramp, toen aan luisi.v. Rade
loos stond hij over zijn gekoesterde bedden gebogen,
bekeek blad voor blad (hetgeen niet zoo heel lang
duurde) en constateerde: geen luis. Maar wat dan,
voor den drommel wat dan? Hij keek over de schut
ting van zijn tuin, in dien van zijn buurman. Maar
daar stond alles uitdagend felgroen te prijken, in de
warme morgenzon. Twee minuten later stond buur
man in Samuel Peperkorrels tuin, keek betastte de
bladeren, snoof de lucht op, zocht met argusoogen.
Dan, met een kennersblik, op een aardhoopje, wij
zend, midden tusschen de aardbeiplanten, zei buur
man die vakman was: „Je hebt. ongedierte in je
grond, büurman, ik denk da' je een mol heb. Da's
bliksems gemeen goed, bederven al je gewas, mo' je
zien te vange."'
Pa Peperkorrel keek bedenkelijk. „Hm hm, maar,
hm wat isse, hm. een mol?"
Buurman keek verachtelijk toen hij zei: Ja, daar
hebben jullie stadsmenschen zoo geen verstaje van.
Eén mol is een dier, dat je planten verwoest! Zwart
is ie, met gele klauwtjes."
En daarmee moest pa Peperkorrel het doen. Maar
het. geluk diende hem. Dien zelfden middag nog
zocht moederPeperkorrel -tusschen de slakropjes
raar een verloren vingerhoed, toen ze plots een gil
gaf. Samuel snelde toe. Een greep, oen verwensching
en Samuel Peperkorrel richtte zich op met een klein
zwart diertje in zijn hand. Dat diertje was zwart
en had gele klauwtjes. Dat dier, dat was zijn on
heilbrenger, dal was zijn vernieler, dat was.... de
mol! fn Samuel's anders zoo kalme gemoed kookte
het. Al de woede'en de spijt om de onherstelbare
verwoestingen, die dat kleine ondier in zijn kostelij
ke tuintje had aangericht.borrelden in hem op. Het
schemerde hem rood voor de oogen van ontembare
wraaklust. Hij voelde zich' als blauwbaard, dorstend
naar bloedwraak,.zinnend op de afgrijselijkste pijni
gingen voor dat kleine zwarte monster, voor dien
verwoester van zijn tuiniersgeluk....
„Zijn kop zal ik hem afsnijden, levend' afsnijden—"
siste hij.
„Verdrink hem in een emmer,' stelde moeder Peper
korrel voor, mede opgezweept tot vreeselijke wraak.
„Nee, nee, dat is een te zachte dood, dat gaat te
gauw, langzaam, langzaam moet hij sterreve...."
snoof Peperkorrel.
„Knoers 'm", zei ma Peperkorrel, hoewel ze niet
wist wat „knoersen" eigenlijk was. Maar vreeselijk
zou het zeker wel zijn.
,.Nee, nee, zei pa Peperkorrel, „erger mot ie dpod,
veel erger, dat serpent...."
Toen lichtte het opeens valsch, in de roodlbeloo-
pen oogjes van Samuel Peperkorrel. Een duivelsch
plan had hem plotseling bezeten. Hij ging naar het
schuurtje, nam een groote schop, groef een gat van
wel een voet diep in den grond en.... begroef den
mol daarin. Levend!
Den volgenden dag was het beolo aardbei enbed
omgewoeld De slakropjes lager! ontworteld, to rotten
en de spersieboontjes waren verdroogd.
En nog breekt Samuel Peperkorrel zich het hoofd,
hoe dat nü kon
Juli 1926.
Alle rechten voorbehouden.
KROES.
door Sirolf.
(Nadruk verboden. Alle réchten, ook van vertaling,
voorbehouden.)
Meneer Samuel Peperkorrel zat in de sahaduw
Man zijn perenboom en keek welgedaan, en niet wei
nig trótsch, naar zijn tuin. Daar bolden welig, goud-
geer de slakropjes omhoog ginds groenden de sper
sieboontjes en daar de /iardappeltjes, zijn eigen nieu
we aardappeltjes. En in dat boekje daar, onder het
donkergroene bladerdak verscholen, daar stonden de
met zooveel zorg opgekweekte, met zooveel toewij
ding gadegeslagen aardbeiplantjes, Het was een klein
keurig net moestuintje, met langs de bedden snoe-
z'ge randjes bloemen, een merkwaardige combinatie
van bet nuttige met het schoone eigen bedenksel
van papa Peperkorrel.
Zijn tuintje was zijn trotsch. Hij, die het tn de veer
tig jaar van zijn ambtelijk leven aan het ministerie
nooit verder had kunnen brengen dan klerk, hij had
ten opzichte van zijn tuin een energie en vinding
rijkheid getoond, die aan het wonderbaarlijke grens
den. Zoodra hij zijn pensioen had bereikt, had hlji
zich met zijn echtgenoote gevestigd op het kleine
huisje, in het afgelegen dorpje. Het huisje met zijn
twee kamertjes en een keukentje had hij zeer hoov-
aardig. „Villa Tuinlust" gedoopt. De vier meter
grond In het vierkant noemde hij zijn „tuin."
Zooals eiken middag, zat hij daar nu. nadat hij den
morgen had doorgebracht met het wieden van denk
beeldige grasjes en ander onkruid uit de weelderige
KLEINE BIJZONDERHEDEN.
Per jaar gebruiken de Amsterdammers 25 millioen
M3. water en bijna 90 millioen M3. gas.
Het aantal telefoonaansluitingen te Stockholm, komt
overeen met 1 op elke 5 inwoners.
De kosten onzer melkproducten bestaan voor 72
procent uit de voeding der koe.
Het meest Noordelijke eiland van de wereld is het
op 850 mijl van den Noordpool gelegen eiland Erdig
Island.
In het afgeloopen jaar zijn in Engeland 24000 beton
nen huizen gezet.
Er zijn in Amsterdam ruim 15000 electrische lam
pen voor straatverlichting.
Padden vleermuizen en slangen kunnen langer
zonder voedsel dan eenig ander dier.
De Franscrfe blijspeldichter Molière kon op een
jaarlijksch inkomen van 30.000 livres rekenen al9
honorarium voor zijn pennevruchten.
In Amerika gaan er jaarlijks 350 millioen werkda
gen verloren door ziekte.
Het grootste schip ter wereld, de Majestlc, wordt
verlicht door 1500 electrische lampjes.
In Argentinië bakt men brood van de eitjes van
een soorf waterkever, M,
Verzoeke alles 'betreffende deze rubriek ie zenden
aan C. AMELS Wz., WINKEL.
PROBLEEM Na 1.
Auteur P. Lever, Amsterdam.
ZWART.
m.
m
gjjjg
Bf SP
WW*
W?;
mm
mm.
vwy'
OMA
WIT.
Zwart, ,11 schijven, op: 2 3 7 10 12
18
19
22.
Wit, 11 schijven, op: 21
24 30 31 32
41
43
44.
PROBLEEM Na 2.
Auteur A. Renooij, Hoogwoud.
ZWART.
m,
mm
WEE.
Stand Zwart, 8 schijven, op: 6 8 9 10 19 20 24 32
Stand Wit, 9 schijven, op: 11 17 22 - 27 33 35 38
39 47.
Voor beginners den volgenden stand:
Stand Zwart, 13 schijven, op: 2 3 4 7 B 9 11
13 19 20 21 23 24.
Stand Wit, 13 schijven, op: 22 28 31 32 33 35 38
41 tot 45 48.
Zwart maakt in bovenstaanden stand op de vol
gende manier dam:
Zwart 24-30, Wit 25X15, Zwart 13-18, Wit 22X24,
Zwart 21—16, Wit 28X19, Zwart 25X50.
Oplossing probleem No. i.
iWfc: 3228, 28X8, 30X45, 25X1, 1X5.
OPLOSSING PROBLEEM No. 2
Wit: 3934, 33—29, 33-33, 47-^42, 35X2.
Jong reedsj had ze den drang der zelfstandigheid in
zich gevoeld. Als achttienjarig meisje had ze zich ont
worsteld aan de dnikkende sfeer van bedillen en ra
den in het ouderlijk huis en was in een eenvoudige
buurt op kamers gaan wonen, die ze betaalde- van
het- bescheiden salarisje, dat ze met lesgeven ont
ving.
J>oor met taaie volharding ieder vrij uur te ge
bruiken voor studie, was ze met de jaren van een
voudig onderwijzeresje opgeklommen tot doctor in de
klassieke letteren. Met toewijding en plichtsbetrach
ting vervulde ze thans de plaats van leerares in de
oude talen en letterkunde aan -het stedelijk gym
nasium.
Maria Mansen was een geziene figuur, zoowel bij
haar collega's als bij haar leerlingen. De vastberaden
heid in haar optreden en de beslistheid in haar mee-
ningon, deden menigeen in haar zijn meerdere ont
dekken.
Ze voelde zich voldaan en gelukkig. Haar werk
aan het gynjnasium had ze lief, haar vrije uren be
steedde ze aan studie. Nu en dan hield ze voor be
zette zalen lezingen over de vrouw als praesteerende
arbeidskracht als ze'fstandig individu en weerde ze
zich met woord en geschrift tegen de huidige huwe
lijkswetgeving, die de vrouw tot een afhankelijk kind
maakte ten opzichte van den man. Hot waren onder
werpen, die sinds haar vrijmaking van drukkende
ouderzorg, 'haar onverzwakte belangstelling hadden.
Klaar en beslist gingen haar woorden dan tot
haar hdorders, vrouwen en meisjes opwekkend de
slaafsche volgzaamheid van haar geslacht op te ge
ven en zichzelf gelegenheid1 te bieden uit te groeien