De Wereld der Vrouw
Ware Woorden.
Even Lachen.
BOS LANG BUNNEN DB DIEREN ZONDER
VOEDSEL?
Ret vermogen, om «onder voedsel te kunnen leven,
1» voor elk individu verschillend pn hangt «eer veel
van uiterlijke omstandigheden af.
Levende weaens, die voortdurend in beweging «ijn
en daarbij misschien nog op andere wijze zwaren
arbeid verrichten zoo al9 b.v. de zwaluwen
moeten veel meer voedsel tot zich nemen dan trage
dieren aJs de slakken die noch door beweging,
noch door het aanwenden van lichaamskracht veel
voedsel behoeven.
Daarom kunnen onder de vogels vooral de kleine
soorten, die 'bijna zonder rust rondzwerven, om voed
sel te zoeken, ternauwernood enkele dagen honger
lijden; groote roofvogels daarentegen, die tus9chen
hun jachttijden een langen tijdJ rust nemen, zooals de
gier, dikwijls halve dagen lui neerzitten, kunnen veel
langer buiten voedsel.
Dat verschijnsel doet zich in nog sterkere mate
voor bij de trage reptielen en amphibieën; de langst
mogelijke tijd, dien deze diersoorten zonder vjoedsel
kunnen, is ongeveer een jaar.
Kikvorschen kunnen langer dan een jaar zonder
voedsel, de regenworm nog geen jaar, terwijl de goot-
worm vele jaren zonder voedsel kan leven. Rader-
diertjes, die b.v. in de dakgoten leven, kunnen 15
jaar zonder voedsel; de tarweworm 27 jaar; landslak
ken 15 jaar. De Rijnzalm leeft jaarlijks 8 maanden
zonder voedsel tot zich te nemen.
Een insectenlarve de „museumpest", wan in haar
verschillende stadia buitengewoon lang zonder voed
sel. De pasuitgekomen jonge larven kunnen tot vier
maanden vasten; die voor een vierde volgroeid zijn
14 maanden, de halfvolgroeide drie jaar, de driekwart
volgroeide vier Jaar en de volwassen larven vier tot
ruim vijf Jaar.
CHRONISCHE KWIKZILVER V EHMFTIOINO.
Dat metallisch kwikzilver een vergift is en inade
men van kwikdamp ernstige ziektebeelden kan ver
wekken is reeds eeuwen bekend. De verschijnselen zijn
reeds in de 16e eeuw goed beschreven, toen men ter
genezing van den morbus gallicus kwikzilver toepas
te. Ook later heeft men kwikvergiftigingen herhaal
delijk waargenomen bij patiënten, die met te veel
kwik waren behandeld. Een Duitsch chemicus, prof.
A. Stock heeft nu de wereld in opschudding gebracht
door de meening te verkondigen, dat vele onbestemde
ziekteheelden het gevolg zijn van een chronische
kwikzilververgiftiging. In de allereerste plaats waar
schuwt hij schei- en natuurkundigen, die veel met
kwik werken om voorzichtig te zijn met het om
gaan met kwijt, ja hij weet te vertellen, dat de ver
schijnselen, waaraan de beroemde Faraday op zijn
ouden dag heeft geleden, het gevolg waren van kwik-
vergiftiging. Nu is het best mogelijk, dat dit het go-
val is, maar het bewijs is moeilijk te leveren, vooral
omdat de verschijnselen, waaraan Faraday leed:
hoofdpijn, moeheid, zenuwachtigheid, verkoudheid
en geheugenzwakte zeer goed het gevolg van an
dere oorzaken kunnen zijn bij een ouden man. Het
bewijs, dat chemici en physici die met deze ver
schijnselen bekend zijn, werkelijk aan chronische
kwikvergiftiging lijden, kan alleen waarschijnlijk
gemaakt worden, als men in'het lichaam b.v. in de
urine, meetbare hoeveelheden kwik heeft gevonden,
wat nog si echts zelden is gebeurd. Dit alles zou van
weinig belang zijn, als niet prof. Stock nog op een
anderen vorm van kwikvergiftiging had gewezen, nl.
de tandvullingen.
Tegenwoordig worden de meeste tandvullingen
met amalgaam vervaardigd en nu zou het kwik uit
deze stof langzaami in den mond vervluchtigen en
den dragers schade toebrengen. Gelukkig heeft hij
het bewijs niet alleen niet geleverd voor zijn mee'
ning, maar ook blijk gegeven, niet genoeg bekend te
zijn geweest met de spreuk: Schoenmaker houd je
bij je leest. Stock heeft een plombé genomen van
kop'eramalgaam (het: minst gebruikelijke vnJr
materiaal) en dit in een toegesmolten buis in het va
cuüm op 37 gr. C. verhit, terwijl hij het andere stuk
der glazen buis voortdurend in1 vloeibare lucht
hield. Na eenige dagen kreeg hij nu overdistilleering
van meetbare hoeveelheden kwik in 'het stukje buis
dat was afgekoeld.
Heef men nu recht daaruit te besluiten, dat zulk
een afscheiding van kwik uit goede tandvullingen
ook 1n den mond plaats vindt? Zaker niet. Hierop
wijst volkomen terecht de bokendj pharmacoioog
Flury ip de „Munch. Med. Wochenschr.": Een goede
vulling kan zeker vijf tot tien jaar, soms veel langer,
in den mond blijven zonder een belangrijke afslijting
te ondergaan .Neemt men aan, dat in zulk een vulling
zich één gram' kwik bevindt (wat veel te hoog is) en
neemt men verder aan, dat na vijf jaar 10 pet. der
vulling is afgesleten, dan komt dit op 1/g mgr. kwik
per dag, een bedrag zóó gering, dat men onmogelijk
kan aannemen, dat het schade kan doen.
Daarbij komt nog, dat het koperamalgaam weinig
gebruikt wordt en dat het zilver-tinamalgaam het
kwik in zoo vaste binding bevat, dat hieruit nog
veel geringer sporen kwik kunnen vrij worden.
Totdat prof. Stock betere bewijzen voor den dag
haalt, behoeven we ons dus over onze tandvullingen
ni,et ongerust te maken en kunnen die veilig in onzen
mond houden. i
onbreekbaar glas,
In Weenen is een glassoort uitgevonden dia even
als het silicaatglas kleurloos en ondoorzichtig is en
evenals dit ook naar wensch gevormd, gepolijst en
geslepen worden kan. Het bewuste glas heeft echter
tegenover hét gewone glas het voordeel dat het
elastisch is en hierom alsmede wegens de geringere
hardheid tegenover ander glas bijna ongevoelig i®
voor stooten en trillingen. Het is vervaardigd van
een zuivere organische stof, een gelatine-achtige
massa1 die echter in water onoplosbaar blijft. De
uitvinders noemden het pollopas. Het is bestand
tegen temperaturen tot 280 gr. C., springt ook niet bij
sterke temperatuurverschillen; bij hoogere warmte
graden verkoolt het. Pollopas is ongeveer half zoo
zwaar als glas, het kan mot organische kleur-
toevoegingen worden gekleurd en laat meer dan ge
woon glas de ultra-violette stralen van het zonlicht
door. Het is daarom geschiktste achten voor lighallen
in ziekenhuizen, die men dikwijls niet met glas bezet
om de ultraviolette stralen op de zieken te laten in
werken. Daar deze stralen ook bevorderlijk rijn
voor den plantengroei, zal pollopas een geschikt ma
teriaal zijn voor het beglazen van plantenkassen,
PARIJSCHE MODE. I
Aan deze charmante zwart-zijden japon is een heel
fraai en vroolijk aanzien gegevep door de ivoir-kleu-
rige kraag, manchetjes en zakjes, welke met groen
en goud geboruurd zijn. Het kleine strikje met de
lange einden is ook groen én aan het voorpand is een
enkele plooi toegevoegd aan iedere rijde. Een beeldig
klein hoedje van zwart satin completeerd het toilet.
Eén knippatroon voor dit model is verkrijgbaar in
de maten 42, 44, 46 en 48. Kosten 85 cents. Nummer
346a.
moeders en haar kinderen,
Glanzend glaswerk.
Een moeder zegt:
Mijn dochtertje is er dol op, om het glaswerk
schoon te maken, want zij kan het zoo mooi laten
„glimmen".
Voor het wasschen voegt ze een beetje blauwsel
toe aan het zeepsopje. In het warme water, waarin
ze het glaswerk naspoelt, doet ze een beetje azijn
(een eetlepel op vijf liter water), Met even na te
wrijven schittert het glas als diamant.
1
enz. Daar het grooten druk weerstand heeft en niet
sj-lintert zal het ook voor bezetting van glasdeuren
een geschikt materiaal vormen, evenals voor ruiten
van automobielen en andere voertuigen, aangenomen
natuurlijk dat de eigenschappen die de uitvinder
van het materiaal aangeeft in de praktijk blijken
stand te houden. Het rijksproefstation te Weenen
moet pollopas hebben onderzocht en genoemde eigen
schappen hebben vastgesteld. De prijs zou niet veel
hooger zijn dan van gewoon eqj-ste soort vensterglas,
kamfer.
Formosa brengt drie vierde deel van al de kamfer
voort, die op de geheele wereld verbruikt wordt; de
rest komt uit Japan en China. De aanplantingen op
Ceylon, ip Florida, Texas en Mexico schijnen voor-
loopig geen bedreiging voor het feitelijk monopolfe
van eerstgenoemde landen.
Er zijn twee soorten kamferboomen, waarvan de
eene soort de kamfer rechtstreeks oplevert en de an
der een dikke vloeibare olie geeft, die bij' verdere be
werking slechts de helft van het oorspronkelijk ge
wicht aan kamfer opbrengt.
De ruwe kamfer wordt uit de fijngehakte stam
men en takken van den boom gewonnen door een
voudige distillatie. Men plaatst de stukken hout ln
e enkolf, die boven een bak met water geplaatst is,
waaronder een vuur gestookt wordt; in den ontvan
ger, die meestal van hout is en door water afgekoeld
wordt, verdicht de kamferdamp, zich tot kleine kor
rels, die daarna gedroogd en geperst worden. De
kamfer, die aldus verkregen wordt, is donker, op
zwart af, en moet nog een zuiveripg ondergaan.
reizen in vroeger tijd. i
Onze voorouders reisden rustig en kalm naar
het oordeel van buitenlanders uit dien tijd, zelfs ge
riefelijk en snel met de trekschuit, welke manier
van reizen in ons land, het waterland bij uitnemend
heid de oudste en tot ver over 't midden van de vo
rige eeuw voor verschillende streken de geliefdste
was.
In de 16eeuw waren er in ons land reeds ver
scheidene veerdiensten, die de plaatsen, aan vaarten
gelegen, met elkaar in verbinding brachten. Toen 't
aantal kanalen in de 17de eeuw sterk toenam, werd
ook 't aantal veerdiensten grooter.
Slechts zelden echter kon men een grooten afstand
ineens afleggen, want de privilegiën der steden gaven
het recht, in de rivieren en de vaarten dammen aan
te leggen, waardoor de goederen van de eene schuit
in de andere moesten overgeladen worden, wat aan
het betreffende gilde werk gaf. Ook was de water
weg, dien men moest afleggen, niet altijd de kortste.
Zoo was men gedwongen van Rotterdam door Gouda
en Haarlem naar Amsterdam te varen.
Eén der oudste en mooiste trekvaarten in de Ze
ven Provinciën was de Vecht, van Utrecht naar
Muiden. Het kronkelende jaagpad was voorzien van
talrijke rolpalen, die het den schipper mogelijk- maak
ten zonder oponthoud de bochten te passeeren, die
den reizigers, als op een rolprent elk oogenblik een
nieuw en mooi panorama voor de oogen tooverden.
j»De pleisterplaats was te Nieuwersluis, waar van ja
gers en paarden verwisseld werd.
De oudste trekvaart in Holland was die van Am
sterdam naar Haarlem, in 1632 gegraven. Die vaart
werd later naar Lelden en vervolgens naar Delft
verlengd en in verbinding gebracht met de Oude
Vaart naar Rotterdam. In 1664 werd een jaagpad
aangelegd langs den Ouden Rijn van Utrecht over
Woerden naar Gouda.
De trekschuiten waren nog in het begin van de 17de
eeuw aan alle zijden open, zoodat de passagiers alles,
wat de hemel gaf, op hun hoofd kregen. Later wer
den de schuiten van een gezellige roef met raampjes
voorzien.
De schippers werden in dien tijd door de burge
meesters benoemd en kregen bij die gelegenheid een
instructie, waarin hun o.a. verboden werd de passa
giers met geweer, mes of vuist te dreigen of zich
aan sterken drank te buiten te gaan, op straffe 14
dagen „te water en te brood" gezet te worden.
Den duur van het reizen per trekschuit zal men
ongetwijfeld wel wat lang vinden wanneer men
weet, dat over het traject Rotterdam via Gouda
naar Aknfeterdam 14^ uur gedaan werd; over Leiden
en Delft duurde de rei# 16 K uur.
Na de trekschuit was de vrachtwagen tot aan 1660
één der middelen van personenvervoer. Hij had zijn
standplaats op het Wagenplein voor de Stadspoort
en reed of „voer"., zooals men toen naar het Duitsch
spraakgebruik zeide, niet op een vastgesteld uur af,
maar alleen, wanneer, er voldoende vracht was. Tot
aan de eerste jaren der 17de eeuw waren het open
wagens; tegen 't midden dier eeuw waren het over
dekte bakwagens.
'Dat men echter algemeen aan 't reizen per trek
schuit de~ voorkeur gaf, getuigt de poëet G. Tijssens,
die den lof der trekschuit op deze wijze verkondigt:
,Wie kan de vinding van de trekschuit' ooit
waardeeren?
Men reist, als zat men thuis; geen schokken,
draaien, keeren
Ontrust het lichaam; 't zij men vaart bij dag of nacht,
Men vindt al slapende zich op de plaats gebracht!
Dat het reizen per wagen niet aangenaam was,
blijkt uit de talrijke huismiddeltjes, die men in de
oude reiswijzers geeft tegen hoofdpijn, neusbloeding,
duizeligheid, enz.
De invoering van den postwagen in 1660 van
Amsterdam naar Den Haag uitsluitend voor het
vervoer van personen en brieven bestemd, bracht in
het comfort belangrijke verbeteringen; zoo behoefde
de reiziger niet meer oj* de goederen plaats te nemen,
daar aan weerszijden banken waren aamgebracht. In
het begin der 18de eeuw werden de postwagens van
raampjes voorzien.
Evenal» de trekschuit vertrok de postwagen of di
ligence op bepaalde uren, precies met het slaan van
de klok. Het kantoor, waar men vooraf zijn plaate
nam en betaalde, was kenbaar aan een ufthangborfl
of gevelsteen met postwagen en heette Postcomp.
toir". t
Daar er ook toon nog weinig straatwogen waren
die van Amsterdam naar Parijs werd door de sol
daten van Napoleon aangelegd en de zandwegen,
vooral in Holland en Utrecht, in een erbarmelijken
toestand verkeerden, was ook het reizen met den
postwagen verre van aangenaam. De diepe wagen
sporen deden biji de geringste onoplettendheid van
den postiljon den wagen omslaan, waarbij de reizi
gers gevaar liepen, in de -nabijzijnde sloot terecht te
komen. Volgens het reglement voor het vervoer per
postwagen kon de postiljon in dat geval beboet wor
den met een bedrag van zes gulden ten bate der dia
conale armen.
Om een denkbeeld te geven van de reiskosten in
dien tijd, diene, dat voor de reis per postwagen van
Utrecht naar 's Hertogenbosch f 2.50 betaald werd,
terwijl kinderen „en bagage, tot 24 pond, vrij waren.
En ter vergelijking met de snelheid van reizen in den
tegenwoordigen tijd en vroeger: in de 17de eeuw
was het record 42 uur voor de reis van Groningen
naar Amsterdam. R. -Nbld.
krabben met brandende kaarsjes»
Het bijgeloof in de Middeleeuwen werd soms door
de priesters, om welke redenen ook, zooveel mogelijk
aangewakkerd en gevoed. Wellicht dat zij, zelf in
hooge mate bijgeloovig, uit verkeerd begrepen Gods
dienstige overwegingen en vreezende, dat met het
verdwijnen van het bijgeloof ook de Godsdienst scha
de zou lijden, allerlei kunstmiddeltjes aanwendden,
om de eenvoudige lieden in de yvaan te laten, dat
er overal geesten rondzwierven.
Volgens een ouden Dordschen kroniekschrijver
heeft in de Merwede-stad omstreeks het jaar 1500
een priester geleefd, die in het geheim een aantal
levende krabben op het kerkhof bracht. Hij plakte
aan weerszijden van de krabben brandende was-
kaarsjes en liet ze zoo 's avonds tusschen de graven
kruipen. Die dwaallichtjes maakten een spookach-.
tigen indruk op de Dordsche bevolking. De men-
schen zagen vol schrik toe, maar bleven op een eer
biedigen afstand. Ondertusschen gaf de priester van
den kansel 'n waarschuwende beschouwing over wat
er 's avonds op het kerkhof te zien was. Hij vertelde
zijn toehoorders, dat de lichtjes zielen waren van af
gestorvenen, die baden, om door missen en aalmoe
zen van haar pijnen verlost te worden. En hij wekte
de gemeentenaren op, de arme verdoolde zielen te
verlossen.
Doordat hij op een avond vergeten had, een paar
krabben op te nemen, kwam het bedrog uit. Die
krabben met de stompjes kaarsjes werden later on
der de ruigte gevonden.
Van denzelfden priester wordt nog het volgende
staaltje van bedrog vermeld: Hij' woonde bij een rij
ke nicht en zoo nu en dan. kwam hij tegen midder
nacht bij haar in de kamer, gehuld in een wit laken.
Hij zweefde zachtjes als 'n geest over den vloer en
mompelde iets onverstaanbaars binnensmonds, ho
pende dat zijn nicht hem zou aanspreken of een
duivelbanner zou ontbieden. Maar zij hield zich, of
zij in het geheel niet bang was en verzocht ^>en ha»f*-
neven, om 's nachts bij haar in de kamer te komen
waken. De aangezochte neef was wel wat huiverig
om dit gevaarlijke werkje te ondernemen, maar welc
geren durfde hij toch ook niet goed. Op een .avond
verborg hij zich dus in de kamer van zijn nicht, na
dat hij zich eerst half bedronken had, om dapper to
blijven in de ure des ge vaars. Bovendion was hij
goed gewapend. Op het bestemde uur, te midder
nacht, kwami de geest wederom de kamer binnen,
zuchtende en droevig klagende. De duivelbanner was
reeds ingedommeld, maar werd plotseling wakker,
toen hij het gedruisch hoorde. Hij was nog niet ge
heel nuchter, hij sprong op en viel de witte gedaante
aan. De geest probeerde hem door huilen en door
woeste gebaren af te schrikken. Het mocht evenwel
niet baten: De neef-duivelverbanner bleef door rijn
dronkenschap onverschrokken en hij riep: „Zijt gij
de Duivel, ik ben zijn Moêr". Ondertusschen sloeg
hij er lustig met een stuk hout op los. Hij zou hem
doodgeslagen hebben, als de geest niet geroepen had:
„Houd op, ik ben geen geest, ik ben Heer Jan". Aan
de stom' herkenden neef en nicht den priester, die al
dus ontmaskerd werd. v M-
Die een vriend leent, maakt een vijand.
De jeugd vraagt voorschot van het geluk; de
ouderdom vergenoegt zich met de rente der herinne
ring.
'De grootste sterren geven niet het meeste en het
schoonste licht.
Als het leven geheel in zaken opgaat, geeft dit
dikwijls aanleiding, dat het karakter bekrompen of
zelfzüchtig wordt. Men is dan voortdurend met zijn
'eigen belang bezig.
Gelukkig de woning, waar men lacht. Een lach op
het gelaat is een zonnestraal dooi* het venster. Zij
slechts uw lach zuiver als het zonlicht. Nimmer
plooie bitterheid, minachting, leedvermaak of spot
uw lippen tot een lach.
de modern-gekleede dochter
Een sentimenteele moeder bracht haar zeer mo
dieus gekleede dochter naar een kostschool en ver
télde den directeur allerlei „lieve" staaltjes van de
'wonderbaarlijke dochter.
„Mijn dochter", zeide ze, (,kon zich, loen zo drie
jaar was, al aankleedenl"
„Zbo, hm, ja, irm, wat lk zeggen wil," vroeg de di
recteur een beetje uit het lood geslagen, „zou die be
kwaamheid ooit terugkeeren, denkt U7"