VOOR DE KINDEREN. Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat Voor de Kinderen. t! PRINSES DESIREE LACHT NIET MEEI WTD ViR 3>B D'WAEB? De bewoners van een dorp maakten er een pretje van, een inan, die voor onnodsel door ging, een kwartje en een dubbeltje voor te bouden. De on« nooiele koo» altijd bet dubbeltje. Op qen goeden dag besocht een vreemdeling het dorp en natuurlijk werd hot kunststukje vertoond. Hij: ondervroeg den on- noozeie naar de reden van zijn zonderlinge keus fen kreeg ten antwoord: „Snapt U dat niet? Al» ik het kwartje zou nemen, zou de aardigheid er af zijn en zouden ze dat grapje nooit meer uithalen en kreeg ik hooit meer een dubbeltje. OOK LEVENSWIJSHEID. Onderwijzer: „Onthoudt steeds het mooie gezegde: 't is beter te geven dan te ontvangen." Jantje: ,£>at is delijfspreuk van mijn vader, meester Onderwijzer: „Wat is jouw vader?" Jantje: „Bokser, meester!" EEN RIJKE HAARDOS. Een voorname mandarijn liet zich, ofschoon hij nog maar drie enkele haren op zijn hoofd had, le deren morgen deze drie haren tot een staart vlech ten. Op zekeren dag trok de friseur hem per ongeluk een haar uit en vluchtte van schrik in een hoek. De mandarijn, blauwrood van woede, beheerschte zich en telde: „Vlecht mij uit twee haren een staart!" Eenige dagen later rukt de ongelukkige friseur een tweede haar uit en vlucht half dood van schrik naar de deur. Na eon lange pause zegt de mandarijn op moe- warigen toon: „Dan zal ik van nu af aan mijn haar los dragen." RECORD. Hans was op jacht geweest en had een goede buit gemaakt, 's Avonds bezocht hij een café. Een dikke heer naast hem vraagt: „Jager?" „Ja „Veel geschoten vandaag?" „Hm, een ree en- twee hazen". „Niks gedaan, niks gedaan. Ik heb vandaag zes hazen, twaalf konijnen, negen ganzen, dertien kip pen en zelfs vier eenden neergelegd!" „Drommels, u bent een goed schutter!" „Nèen automobilistl" FIGURANTEN. Betty (tot mama): „Wat zijn toch eigenlijk figu ranten?" Mama: „Dat zijn tooneelspelers, die op het tooneel staan, maar niets te zeggen hebben". Betty: „Ik had het papa reeds gevraagd, maar. die zei, dat ik het u maar moest vragen." VLEIEND. Papa: „Zeg eens kindlief, kun jl] je soep niet eten zonder te morsen. Je lijkt wel een klein varken. Weet je wat dat is?" Dochtertje: „Ja, papa, een varkentje is het kind van een zwijn!" VERSTROOIDHEID. Professor (mompelend in zich zelf): „Waarom heb ik toch een knoop in mijn zakdoek, ik zou toclj er gens een voordracht houden." Daar hoort hij een stem in den luidspreker: „De voordracht van prof. Langeleit kan heden niet plaats vinden, daar dezelve tot op dit oogenblik nog niet is verschepen. LOTERIJ. „Men moest alle loterijen en gelukspelen verbie den." „Ook het huwelijk", voegt een kleine bleeke man er aan toe. AL TE NATUURLIJK. Moeder: „Kinderen, maken jullie nu geen ruzie wat is er toch aan de hand?" Wimpie: „We spelen schipbreukie en Dora wil maar niet naar de badkamer, om zich te verdrin ken." WETENSWAARDIGHEDEN, Ia het U bekend: dat de oude Egyptische goneesheeren hun patiön- ten vóór een operatie op een specialeplek van het hoofd een stoot gaven, om hen buiten bewustzijn te brengen dat wanneer we onze beenen zoo snel bewogen (naar verhouding) als een mier, we 1200 K.M. per uur zouden afleggen? dat dé 'Jóodsche bevolkihg over de geheelo woreljdl ongeveer 15.430.000 mannen en vrouwen bedraagt? dat daarvan in Polen en de Ukraine elk 3.300.000 wonen 3.100.000 in Amerika, 900.000 in Rusland! en 300.000 ip Groot-Brittannië? dat-de naam: infanterie, eigenlijk afkomstig uit Spanje? is dat het de naam was van een troep soldaten, door den' Infante (troonopvolger) van Spanje bijeenge bracht, om zijn vader uit de handen der Mooren te redden? 589. Dag jongens en meisjes, daar zij we weer! We zijn in den tijd dat we elkaar niet gezien hebben, 'n stukje grooter ge worden. En kijk Ukkie en Pukkip 'ns ge* groeid zijn! v 593. Ukkie (die met de witte jurk) en Puk- kie (met het zwarte rokje) worden door vader naar 't bewaarschooltje gebracht omdat ze zoo vreeselijk stout zijn. Ze hui len er vanl' 690. Mimi is al heel handig met koken, en vandftag mag ze poffertjes bakken. Dat kan ze lekken hoor! De zusjes en ik staan met alle aandacht toe te zien. 591. Maar als wij even samen de kamer uit zijn, zegt die stoute Ukkie: „moet zout in lekker!" En hup, daar gooit ze den eenen lepel vol na den anderen op de lekkere koekjes. 594. Daar komen ze in 't klasje van de Jon gere zuster van juffrouw Marmot, je weet wel, bij wie Mimi op school gaat en 't ziet er heusch niet zoo akelig uit. „Zoet zijn, hoor kindertjesl" zegt de juffrouw. 595. Maar jawel! Terwijl de juffrouw ver telt van Asschepoetster, zit Ukkie stille tjes te spelen met een blikken muis aan een touwtje, tot groot plezier van de an dere kinderen, die nu ook niet meer op letten. 592. En als we gezellig met z'n viertjes om de ta-fel gaan zitten, om zo op te peuze len, dan smaken ze zoo raar en naarl" ,Bahzegt Mimi, „hoe zou dat nu ko men?" 596. En als Hans en Mimi de zusjes ko men halen, spelen ze in den tuin Juist 'n leuk spelletje: ,,'k Heb een rond, rond spiegeltje gevonden...." Zie je wel, dat het op school ook wel 'ns prettig isl Aan alle lezertjes en lezeresjes! Al dikwijls kreeg ik vragen van jullie of jullie ouders, of er geen boek was van de avonturen van Btram Vingerling, die de geheimzinnige vloeistof, Abrovi genaamd, uitvohd, en die geschaakt werd in een vliegmachine door den Rus Pashukoff, weten jullie nog wel? Goedl De firma G. B. van Goor te Gouda zal in den loop van den komenden winter 't heele verhaal in boekvorm laten verschijnen, met een massa platen er in. Misschien nog vóór Sint Nicolaas. Als 't boek er is, zeg ik 't nog wel even! Ik hoop dat de uitgave van Bram'a ongeloofelijke avonturen een heeleboel vragers tevre den zal stellen! Tooneelsprookje door L. Roggeveen. (Vervolg tweede tafereel.) Koning: Nee Kriebeltje, ik bedoel jou niet, ik bedoel... aitrala.... Kriebel: 't Is net of ik ga dansen.... of ik wil of niet, trala.... tra.... la.... trala.... (Ze dansen nu allemaal. Janus en Pieter komen kijken, wiegelend, De sneeuwpop doet ook weer mee.) Kriebel: O1, de sneeuwpop! Minister: Fameus! Koning: Ik..v.kan miet meer! Kriebel: De sneeuwpop danst mee, majesteit! Koning: Oooo(valt neer, wiegelend.) Minister: Wat een gekke, ongeloofelijk gekke schiedenis.... (valt naast den koning neer, wiegelend.) Kriebel (danst 't langste mee, om ds waggelende sneeuwpop): Ik heb nog nooit zoo iets raars mee gemaakt (valtneer, naast den minister. Do stokpaardjes op den grond). Toovenaar (eindigt.): Daar zitten ze nou in de sneeuw met z'n drieën op een rijtje, net &lg een stelletje groene kikkers.... ge- ook Janus en Piet: Hahaha.... Toovenaar: Nóu zijn ze hiernaar toe gereden op hun oude kreupele knollen, om Adriaantje terug te ha len en ze kunnen nog niet eens stil blijven staan, als ik een mopje muziek op m'n fluit speel. Janus en Piet: Hahaha.... Toovenaar: Daar zittenj ze nou, als suffe zandzakken, naast elkaar.... Minister: Mlajesteit, moeten wij ons zóó «door dien toovenaar voor de gek laten houden? Kriebel: Majesteit, beveelt U toch, dat we die lui dat betaald moeten zetten.... Minister: 't Is een raar stelletje, majesteit, de één heeft een rood gezicht en de tweede een bruin, en de derde een groen.... Kriebel: Precies een okkernoot en een kropje sla-, hahaha Koning, minister en Kriebel: Hahahahahaha.... Janu9: O, wat lachen die lui gek, 't lijkt wel een radio, die niet goed wil. Pieter: Of een fiets, die niet gesmeerd isl Toovenaar, Janus en Pieter: Hahaha, hahaha.... Minister: Majesteit, dat kan ik niet verdragen. Ze zitten ons gewoon uit te lachen. Majesteit, hou me vast, of.... Koning: Kriebel, hou Excellentie Documini vast. Kriebel: Zeker, majesteit. (Hij doet zoo.) Janu9: Ik geloof, meester toovenaar, dat ze niet goed durven.... Pieter: Jaaa.ze zijn.... bang! Minister: Bang? Wie is bang? Waarvoor bkugr? Dat is fameus! Toovenaar: Op je neus! J. en P.: Hahaha} Koning: Stilte hier! (Alles is doodstil). Mannen, we zijn hier niet gekomen om.... ja toovenaar, ik praat ook tegen jou en tegen je knechten.... we zijn hier niet gekomen, om grapjes te maken, maar om Adriaantje te halen! Begrijpen jullie dat? Wé komen.... (met nadruk)i om Adriaantje te halen.... Jan en Piet (zingen): En wie zal dat betalen, Zoete lieve Gerritje.... Toovenaar: Stil, Jongensl Still Laat de koning uit spreken.... Koning: O zoo! Toovenaar, als ze me weer in de rede vallen, zeg ik geen woord meer! Ik ga verder! Wij komen Adriaantje terug halen. Toovenaar: En ik geef haar-niet! Minister: Wel nou nog mooier! Dat is fameus! Kriebel: Zoo'n leelijkerdl Koning: Laat mij maar begaan 1 Dus je geeft haar niet? Toovenaar: Nee! 4 Koning: Éénmaal.... andermaal.... derdemaal. Dan zullen we vechten, mannen. Minister (blakend van strijdlust): Ja ja majesteit, vechten! Koning: Maar hoe, en waarmee? Kriebel: Met sneeuwballen majèsteitl Koning: Uitstekend! Vind je 't goed, toovenaar? Toovenaar: Best, majesteit. Sneeuwballen maken, jongens! (Janus en Pieter doen zoo.) Koning: En U ook, Excellentie Documini. en jij ook, Kriebeltje. (In een oogcnbli|k zijn aan beide kanten een hoop sneeuwballen gemaakt). Toovenaar: Klaar? Dan, vooruit, een.... twee.... (Janus gooit al.) Koning: Wacht nog eventjes! Wie .tweemaal een bal tegen zich aan gekregen heeft, is dood. Die mag natuurlijk niet meer meedoen, en die moet in een hoekje gaan zitten. En dan nog wat: Ik als majesteit, doe niet mee!, Toovenaar: Dan i,k natuurlijk ook niet. Allo, voor uit mannen, een.... twee.... drie....!! (Nu ontstaat er een verwoed sneeuwballengevech't De toovenaar en de koning voeren hun mannen aan.) Koning: Goed zoo, Excellentie Documini.... toe maar Kriebeltjel Pas op Kriebeltje, die okkernoot heeft 't op jou voorzien.... bukken. Excellentie.... vooruit Excellentie Mi,nister: Je handen worden zoo koud door die sneeuw Toovenaar: Vooruit Janus.... neem jij den Minister voor je rekening! En jij dat kleine Kriebeltje Die- beltje, Pietervooruit. (De koning krijgt een sneeuwbal tegen zijn neus.) Koning: Halt! Stop! Ophouden! (Allen staan stil.) Zeg eens eventjes, jullie moeten mij niet gooien! We hebben toch afgesproken, dat ik buiten het ge vecht sta? Nietwaar toovenaar? Toovenaar: Ja zeker! Zeg Janus, dat doe je niet meer, begrepen? Janus: Ik deed 't niet, meester toovenaar, 't was Pieter! Pieter: 'fis niet waar, jij dood 't zelf Janus! Toovenaar: Majesteit Gonzago, zegt U 't eens, wie deed het? Koning: Ik geloof, dat dié 't deed, die Paardenstal Janus: O' zoo, nou hoor je 't zelft Pieter: En als ik overal de schuld van krijg, doe ik niet meer meel Kriebel: Ja majesteit, ik" heb ook gezien, dat Piet Paardehsla U gooide. Pieter: Zeg 's eventjes, kleine Kribbel, waar bemoei jij je mee? Kom '9 op., als je durft, dan.... Toovenaar: Nee Piete, maak nou asjeblieft geen ru zie! Wat heb je daar nou aan? Minister: Nee, nee, doorvechten, doorvechten, ma jesteit! Koning: Vooruit dan, mannen, vooruit. Beginnen! ('t Gevecht begint weer.) Pas op, Excellentie Documini, ai ja, daar hebt U e^ een te pakken. U had moeten hukken, begrijpt u wel! Goed zoo Kriebeltje, geef hem er een! En nou nog een! Ha, ha, de Okkernoot heeft er twee gehad! Kriebel en Minister: Hoera! Hoeral Koning: Hij moet gaan liggen, toovenaar! Hij heeft er twee te pakken: Janus: Dat denkt U maar! Koning: Nee, 't is zoo! Kriebel? Kriebel: Jazeker, twee heeft hij er gehad, een op zijn neus en een tegen zijn buik! ('t Gevecht houdt op.) Janus: Die was mis! Kriebel: Raak! Janus: Mis! Kriebel: Raak! Koning: Ja, op die manier blijven we aan den gang! Toovenaar, we moeten die zaak beslissen! Toovenaar: Zegt U maar, hoe, majesteit! Koning: We moeten.... tja.... (peinst). Weet u iets, Excellentie? Minister: Dat is een fameus raar geval, majesteit! Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 15