SchagerCourant
HAAR HET LA! VAN MUSSDL1H
Eenmaal voel aan boord liet behoorde tot Air. irrapiFs voktaiKÜgc
Brieven oyer Engeland.
Zaterdag 10 Juli 1926.
69ste Jaargang. No.. 7874.
Tweede Blad.
Feuilleton.
Reisindrukken en beschouwingen van
N. J. C. SCHERMERHORN.
I.
Toet, toetoe!
Daar i9 de autobus! Niets vergeten? Drie kof
fers, paraplu's, regenmantels, taschjesalles in
orde.,Klap! de deur valt dich»; we haasten ons naar
de bus, stappen in en.de reis is begonnen. Ge
drieën gaan we vacantie nemen.
Voor wie een druk leven heeft en altijd door ver
vuld is niet kwesties, die hem bezighouden, is het
een levensbehoefte om er eens een poos uit te zijn,
geheel eruit. Dat verfrischt en wekt op, verhoogt
de werklust en geeft nieuwe indrukken. In 't al
gemeen is het reizen, vooral in vreemde landen,
aanbevelenswaardig; het brengt de menschen in
een anderen sfeer; het maakt ze ruimer, breeder
van blik; het doet ze beseffen dat de wereld nog
iets grooter is dan het eigen plaatsje. Een reis is
voor mijn geest hetzelfde, wat een zeebad is voor
mijn lichaam.
We zitten dus in de autobus. Daarover heb ik u
niets tc vertellen. We zijn in die eigenaardige stem
ming, welke in meer of mindere mate steeds aan
wezig is bij menschen, die een reis gaan onderne
men. Lang van tevoren reeds worden de plannen
gemaakt, de route vastgesteld, de noodzakelijke in-
koopen gedaan. Dat is 't voorafgaande genot. De
kaart wordt er bij gehaald de kosten worden be
rekend. Zouden we die plaats nog aandoen? Dkkr-
heen gaan? Eindelijk is alles geregeld. Ons oor
spronkelijke plan was om te gaan naar Genua en
naar de Fransche Riviera; vervolgens over Mar-
seille en Avignon naar Parijs. Nu wil het toeval
eigenlijk bestaat dit niet, maar ik gebruik 't
woord toch maar dat ik verleden jaar een cur
sus heb gegeven over de Renaissance. Daardoor
heb ik verlangen gekregen naar Florence, de ba
kermat van deze machtige cultuurbeweging. Als
we Florence eens in ons oisplan betrokken! En als
we dan tevens Carrara, de marmerstad aandeden?
Kan de bruin dat trekken? Komaan de lire's staan
niet hoog, de franken evenmin en we zijn dan een
maal in Italië. We hebben zoo véél over Florence
gelezen, 't Is de belangrijkste kunststad der we
reld; we zijn nu in de gelegenheid haar te 'bezoe
kenAlzoo wordt 't reisplan uitgebreid met een
bezoek aan Carrara en het sublieme Florence of,
zooals het heet in 't Italiaansch Firenze, de stad
van Michel Angelo, van Dante, van de Medici, van
Savonarola, de stad met haar kunst en haar historie.
We hebben 't gevoel een groote interessante reis
te zullen maken en in de bus kijken we elkaar
zoo nu en dan aan als kinderen, die een lang ver
beiden feestdag beleven. Nu is 't zoo ver. Groote
verwachtingen leven in ons op. We laten een we
reld, de wereld van het dagelijksch Werk los, om
oen nieuwe wereld in te gaan,
In Amsterdam zullen we den middagtrein paar
Genua nemen. Dat wordt een heele zit! Half één
vertrekt do trein en den volgenden avond zullen
wo oj> de plaats van bestemming wezen.
We komen later in Genua, dan de bedoeling is
geweest, gevolg van een noodlottige vergissing,
waarvan ik u straks ga vertellen.
Eerst moet ik 't' hebben over die lange treinreis.
Het lijkt voor vele Jets verschrikkelijks. Twee da
gen en een nacht in zoo'n klein spoorwegcoupé-tje!
Heusch, 't valt mee. Ik heb me geen oogenblik
verveeld, ook niet gedurende den nacht.
Telkens is er iets, daj in 't voorbijgaan, onze
aandacht vraagt.
Ai terstond treft 'ons dat in Duitschland de
vruchtboomen zooveel verder heen zijn, dan bij ons.
Wanneer wij in den laten namiddag, na Keulen,
naar het Zuiden trekken en in de omgeving van
Obercassel komen, zitten we ineens in de weelde
volle Lente. Prachtige bloeiende boomgaarden prij
ken in hun witten tooi met hier en daar de rood-
paarsche perziken er tusschen. En dan rijden we
langs den Rijn en blijven uren lang zijn oever
volgen.
Tntusschen is de avond gevallen. We zien den
Rijn alseen donkeren stroom, waarin telkens de
lichten weerspiegelen van de verlichte hulzen.
Daar is iets romantisch in. Iets dat tot overpeinzin
gen voert. Soms gaan we vl$k langs de woningen,
waarin we de gezellige lampen zien branden of
voorbij café's en restaurants waarin de gemoe
delijke Duitschers genoegelijk samen zitten. Dan
plotseling is 't gezicht weg en ratelen we door een
tunnel.
Ik ga met mijn gedachten terug naar het ver
leden herinneringen komen bij me op. Königs-
winter! Hoe lang is 't al geleden, dat ik daar was?
Mijn huwelijksreis voerde me daarheen. Nu zijn
mijn haren grijs. Wat gaat 't leven toch snel.
voorbij. Wat heb ik niet doorgemaakt in al die
vervlogen jaren.
Zoo gaat 't! Menschen komen en gaan. De ge
slachten volgen elkaar op. En nog steeds stuwt
de Rijn zijn wateren voort naar de lage landen van
Holland. De burchten der roofridders, staan op de
bergen en rotsen als stomme getuigen van een
tijd, die is geweest. In die burchten hebben de feest
liederen geklonken en beeft de landwijn gestroomd!
Voorbij! Nu rijzen de schoorsteenen omhoog van
de fabrieken. Eens beerschte de ridder, thans is
de fabrikant de machtige man. En later? Hoe zal
de maatschappij zich ontwikkelen? En de maan en
de sterren zien op de wemelende menschenwereld
neer als trouwe onveranderlijke wachters over die
altijd veranderende maatschappij.
Frankfurt om Main!
't Js middernacht. De dames gaan mo verlaten. Zij
hebben plaatsen besteld in den slaapwagen. Ik
blijf in mijn compartiment. We nemen dus tijde
lijk afscheid. In Bazel zullen we elkaar terugzien.
Ik ben alleen en maak 't me behagelijk. Ik wil toch
probeeren wat te rusten. Van mijn jas wordt eon
kussen gemaakt; de schoenen worden uitgetrok
ken, het licht uitgedraaid. Ziezoo! Nu liggen de
menschen in Nieuwe Niedorp waarschijnlijk alle
maal te bed. Ik voel"«ne 't heertje. De heele bank
voor mij alleen. Na wat voegen en passen heb ik de
juiste gemakkelijke houding gevonden. De dames
kunnen 't niet beter hebben dan ik. De metaaldave-
ringen van den voortrazenden trein maken me
waarachtig een beetje soezig. Zal 't lukken? Zal
ik in slaap vallen? Dat zou een reuzenbof .wezen.
Ik verval in een toestand van half-waken, lig met
mijn oogen dicht. Rang! Daar gaat mijn coupé
deurtje open. Daar zal je 't hebben. Een treinroover.
Plotseling vliegt me een griezelige geschiedenis
te binnen van iemand, die 's nachts in zijn coupé
werd overvallen, vermoord en uitgeplunderd. Als,
dat mij nu eens overkwam t
Een fel brandende acetyleenlaötaren wordt me
vlak voor 't gezicht gehouden. Duivels, kerel, boud
je goed! Laat je niet als een lam slachten! „Bitte,
die Fahrisarte!" Het is de. conducteur, die mijn
reisbiljet moet controleeren. Als bij weg is, leg ik
me weer rustig neer. Maar 't slapen schiet niet al
te best op. Weet je wat, ik ga een pijpje rooken
in den gang. Thuis rook ik nooit of nagenoeg nooit
tabak. Maar als .ik op reis ga, dan moet er een
onsje tabak bij de bagage en een pijp. Als de brand
er is ingejaagd, sta ik voor het gangraampje. Don
ker ligt de vreemde wereld voor me. Als we aan
een hoofdstation stoppen, is. er een eigenaardige
drukte. Dat kennen wij in ons land niet, omdat we
geen nachttreinen hebben. De menschen zien er
anders uft. Ze zien vermoeid omdat het voor hen
zoo laat is, of slaperig omdat 't voor hen nog zoo
vroeg is.
Als mijn pijpje is uitgerookt, ga ik weer mijn
coupétje binnen. Een jong paar is er intusschen in
gekomen. Ze gaan knus bij elkaar zitten en 't jonge
meisje (of vrouwtje) legt haar Germanenkopje tegen
haar metgezel. We maken een kort praatje en we
wenschen elkaar een wel-te-rupt.cn.,
Zonder bepaald te slapen, sluimer ik toch wat
in en 't is mè of ik 't treinlawaai van ver-afko
mend hoor. 'tGaat ov^r in een vage dreuning.
Zoo'n nacht in den trein gaat tóch nog snel voor
bij. Eerder dan ik dacht, zijn we in Bazel. Daar
stappen we uit cn hebben gelegenheid om ons te
verfrisschen en te ontbijten, 't Doet ons goed ora
wat beweging te nemen.
Maar nu komt de noodlottige vergissing, waar
van ik zooeveri sprak.
De trein gaat door naar Genua en.... schrik niet.
de Amsterdamsche wagen, onze wagen, mijn wa
gen wordt vergeten!
Wet* een Pech!
Op reis echter, vooral wanneer men uitgaat voor
zijn ontspanning, is men goed gehumeurd* en niet
geneigd om dit humeur spoedig te laten verstoren.
We biijven er derhalve heel gelaten onder, dat we
eerst 8.05 's morgen* zullen vertrekken en dat we
tot Milaan een boemeltrein hebben, om pas des
avonds ongeveer om negen uur in Genua te zijn.
We zullen immers genoeg te zien krijgen. Dwars
J door Zwitsorland! Dat beteekent dat we dit won-
j derland met zijn trotsche bergen en heerlijk-blau-
we meren nog eens kunnen bewonderen; dat we
oude'bekende plekken zullen terugzien.
De reis door Zwitserland is ons inderdaad tot
een genieting geworden.
Een berglandschap maakt op mij altijd 'een bij
zonderen indruk. Als geweldige reuzen rijzen de
groenbegroeide rotsgevaarten omhoog, gedekt door
de sneeuw. Dan ineens de verrassing van een meer.
We gaan langs het mooie Vierwaldstatter meer met
zijn grillige vormen. We vliegen de geweldige St.
Gothardtunnel door. Ongeveer twintig minuten lang
gaan we door 't hart van dezen reuzenberg. In een
land als Zwitserland reizende krijgt men naast de
bewondering voor de grootschheid der natuur*
toch ook wel heel sterk een gevoel van bewondering
en eerbied voor het menschelijk kpnnen. Wat een
geestelijke en phvsieke arbeid is er gepresteerd om
dit machtige land 4e maken tot een voor toeristen
toegankelijk oord. Het is niet te benaderen hoeveel
moeite er aan verbonden is geweest.
Welk een fijne berekeningen zijn er noodig om
een keertunnel te bouwen, die in den berg al cir
kelend omhoog stijgt!
Als wij de St. Gothardtunnel verlaten, is onmid
dellijk de verandering van klimaat merkbaar. We
zijn nu aan de Zuidzijde der Alpen. Als we beden
ken welk een geweldige muur de Alpen vormen,
hoe deze hooge reuzen de koude Noordenwinden
een halt toeroepen, dan kunnen we het klimaat i
van Italië en Zuid-Frankrijk begrijpen. We zien j
langzamerhand den plantengroei veranderen, ko-
men in 't gebied der Noord-Italiaansche meren en I
nii Lugano volgen we een poos de kust van het naar 1
deze stad genoemde meer. Eenige jaren geleden
maakte ik een wandeling rondom dit méér en be- j
zocht de schilderachtige plaatsjes, die zoo heerlijk
tegen den hoogen oever zijn aangeleund. Nu vlie
gen wc er met matige snelheid voorbij naar het
begeerde doel. Dc Po-vlakte geeft geen bijzondere
indrukken, 'tls alles wijd en vlak en men zou zich
in Holland kunnen wanen als de polderslootjes niet
ontbraken.
Ik begrijp, als ik in vreemde - landen reis, dat
de buitenlanderëtgeboeid kunnen worden dóór onze
Hollandsche polderstreken. Die slootjes zijn juist
voor hen. zoo typisch, omdat deze nergens anders
gevonden worden. Maar ik begrijp eveneens dat ze
daarin iets peuterigs zien. Zij zijn gewend aan uit
gestrekte velden en dan zien ze hier a.1 die kleine
stukken grond, welke .nog bovendien door rechtge
trokken greppels worden doorsneden. En 't lijkt hun
vreemd dat, waar zij zelf z.oo van 't water afhanke
lijk zijn, de Hollandsche boeren moeten vechten
tegen het overtollige water.
Milano!
Hier loopt de trein vol. We zitten nu met z'n ach
ten. Een paar druk-pratende Italiaansche heeren en
een blijkbaar goed-gesitueerde boer deelen met nog
twee andere reizigers de coupé met ons. We luiste
ren en hooren ,de mooie Italiaansche klanken. Dat
is nu de beroemde taal, waarvan Dante de eigen
lijke schepper is. Maar ik begrijp er geen syllabe
van. Waarom wordt toch niet meer geijverd voor
hft aanleeren van Esperanto? Als men toch be
greep hoe ontzaglijk gemakkelijk het zou wezen,
wanneer, naast de eigen taal, ieder voor het inter
nationaal verkeer gebruik ging maken van Espe
ranto!
Intusschen is het weer avond geworden. We na
deren Genua, De lichten worden talrijker.
Eindelijk zijn we ter bestemder plaatse. Gènova!
Alles'bij elkaar? Niets vergeten? Een witkiel wordt
aangeroepen en in minder dan geen tijd zijn we op
de Piazza Verde en in ons hotel, 't Is een geluk dat
we vooraf kamers hebben besteld, want het bu
reau staat vol met gegadigden. Nu vlug naar onze
compartimenten. Sjoe-oe zegt do lift en we zijn er.
Ha; dat is een genieting. Wo hebben weer ruimte
om ons £een en water, water? Het is ongeloofelijk
hoe groezelig en stoffig men, nè, een dag reizen, uit
zoo'n trein te voorschijn komt. We wasschen ons
van top tot teen. Het is als een verjongingskuur.
Zullen we nog uitgaan? Wij denken er niet aan.
Met is half tien en de bedden zieq er zoo verleide
lijk uit! Het duurt niet lang of we slapen in hot
land van Mussolini.
Het land van Mussolini! Waarom ik juist deze
aanduiding voor Italië bezig, zal ik u in een vol
genden brief Vertellen.
Maar tenslotte moet ik nog iets- zeggen over dat
eigenaardige hetwelk in ons opkomt, als wij 't eer
ste reisdoel hebben bereikt. Terwijl het is alsof do
ratelingen en de dreungeluiden nog in ons hoofd
zitten, is daarnaast in ons het gevoel van dankbare
voldaanheid, dat wo nu ziin in die~ andere wereld,
waarnaar we zoo hebben verlangd. Zoo'n lange reis
maakt vermoeid. Maar wat met "moeite verkregen
wordt, is altijd meer waard dan dat, wat wij zonder
inspanning ons verschaffen. En dan denken we aan
al de plannen, die gemaakt zijn; aan dat wat we
zullen bezfehtigen en waarover wij van tevoren ge
lezen hebben. Het is als een.mooie droom, die wer
kelijkheid gaat worden.
Zoosoezend lag ik in mijn bed. Morgen naar de
Campo Santo, naar do piazza, och ja, hoe heet
dat plein ook weer, staat er niet een standbeeld?
Van wie? Campo Santo? Campo Santo! Ca-mp-o
S-a-nt-o, C a m pEn wèg ben ik in 't rijk der
droomen,Ik droom van Nieuwe Niedorp, zie al
lerlei bekende gezichten, een wonderlijk mengel
moes van gesprekken en. ontmoetingen, ik hoor
vreemde muziek; de treindaveringen zitten nog in
mijn hoofd. Mussolini kijkt me aan met boozen blik.
Hij vraagt' me wat ik in zijn land kom doen. Hij
heeft een zwart hemd aan en zijn oogen zijn als
dolken. Dan ineens verdwijnt hij en een Italiaan
sche schoone ziet me lachend aan. Plotseling staat
een Niedorper ouderling voor me. Hij zegt me dat
ik preeken moet. Maar ik ben toch in Genua! Doet
er niet toe, toch preeken!
Een mysterieuse wereld is die der droomen. Van
allerlei.komt èr uit ons onderbewustzijn naar bo
ven. Tk verwonder er mij over dat reeds van ouds
her de droom iets geheimzinnigs heeft gehad voor
de menschen. Ik begrijp ook, dat de droom in den
jongsten tijd door wetenschappelijke onderzoekers,
tot een onderwerp van ernstige studie is gemaakt.
i Het; was middernacht,*toem! Bill Wyvom het plan
ontwierp, welles uit.voarmg-wy door zoetheid en bit
terheid gevolgd hebban j Twee uur vroeger had1 't
27.
door A. S. M. HTJTGHINSON,
Voor Nederland bewerkt door
W. J. A. ROLDANIJS Jr.
Tusschen aarde esn raam, met bengelende been&n
en zich vastklampende armen en spieren marte
lende pijn, hing hij.
Inderdaad een stapI)an nog een..
En dan sloeg een ware wervelwind van geluid
in den bovenden nacht; daarmede een flits; daar
na het knetteren van een honderd kogels.
Iemand had een geweer afgeschoten.
Zooals Satan uit den hemel geslingerd werd, zoo
viel Bill loodrecht uit de poorten van het Paradijs-
En nu werd de stille lucht opgezweept tot eon
furie van geluidgolven die zich in twintig toon
aarden verspreidden; nu werd de slapende 'tuin
gestoord door voortsnellende gedaanten, holderde
bolder om loven en eer.
k Celui den! Het melancholieke gebrul1 van den
tuinman, Mr. Eletcher, toen de terugslag van de
donderbus, die hij afgeschoten had, hem op 't
?nnt slingerde; de vreselijke verwenschingeh van
>iH, die zijn boem', trachtte te bevrijden van den
mmaakpot, waar hij doorgezakt was!; doordringen
de gillen van Mrs. Major uit een kamer op de be
nedenverdieping; kreten van Mr. Alarrapit; geblaf
van Abiram in extase over de menschenjacht
voortsnepende gedaanten! Bill, 'bevrijd van
aen mmaakpot, zoo hard aki hij loopen kon maar
üe heesters: Mr. Eï'eteher, weer opgestaan ma pijn
hmAt .rouzonsprongen over het grasperk sprin
gend'; Abiram in' woeste vervolging.
Aleer geluiden! Panische kreten van Mr. FLet-
cner; iiet protest van een ruw opengeschoven raam;
van (roorgo. die zijn hoofd in don nacht stak: Yi,
£l' ?ain- Beste hond. Pak hem. Pak
hem. Yi, Yi, Yi!
We moeten de lont opzoeken, welke deze ver
schrikkelijke berberiiig aanstak.
HOOFDSTUK tl.
Wekkers en excursies bij nacht.
I.
"VVe gaan een damesslaapkamer in. maar ik be-
,<h)t u' dat het op fatsoenlijke wijze gebeuren zal!;
.gij zult met behoeven te blozen.
maatregelen allé lieden der gemeenschap de revue
j te laten passeerem voor zij' hun kamers opzochten.
Dien avond lag Mr. Marrapit zelf te bed ten
i gevolge van de verkoudheid., waarover Margaret
in haar briefje aan Bill gesproken had. Maar die
revue was daardoor niet overgeslagen. Op zijn rug,
zijn hoofd met de slaapmuts op het kuisen, lag
i hij, toen de minuutwijzer van zijn klok naar tien
i uujr tikte.
Zijn voorhoofd rimpelde zich bij 't hooren van
een geluid bulten ziin deur. Hij riep:
„Mrs. Armitage!
„Sir?" vroeg Mrs. Armitage door het beschot.
„Adem wat minder luidruchtig."
I Mrs. Annitage, zijn keukenmeid, die buiten op
de mat wachtte, dorstte naar wraak; haalde diep
adem door haar open/ mond.
De klok naast Mr. Marrapit liet den eersten slag
van tien uur hooren. Onmiddellijk tikte Airs. Ar
mitage.
„Binnen!" zeide Mr. Marrapit.
Zi> waggelde haar welgedaan lichaam naar hom
i toe. Achter haar kwamen Clara 'en Ada, de
dienstboden. i
Mr. Marrapit richtte het woord tot haar. „Airs.
j Annitage, wek morgen om zes uur de meisjes.
Haast ze met het aamlcleeden. Laat ze de schoor
steenpijpen schoonmaken". Ilij keek in Zijn aantce-
keningen, die hij onder zijnkussen vandaan ge
haald had. „Vanmiddag om 4.6 heb ik toet geroken!.'
„De schoorsteenpijpen? zijn vanochtend schoonge
maakt, Sir."
I .„Niet waar. "De meisjes waren Iaat. Hoewel, ik
ziek op rnn'n legerstede temederlig, zeggen mijn
ooren mij alles, wat in ieder deel van het huis ge
daan wordt. Tien minuten nadat de meisjes bene
den waren, heb ik de keukenkachel hard hooren
trekken. Ik vermoed parafine."
j Airs. Armitage wilde de schuld van zich afwen
telen. „Ik heb ze om zes uur gewekt, Sir. Zij slapen
zoo vast en hebben zoo lang met haar toLeb noo
dig, dat het me verwondert, dat zij nog beneden
komen.
Air. Alarrapit wendde zich tot de luiaards:
„Schuwt de verslappende legerstede. Staat op bij
den eersten roep. AL» a.an de zindelijkheid vol
daan is, gaat dan je .plicht vervullen. Overweegt
dit goed. Zoekt hulp om dit "te bereiken. Probeert
>een speci aal gebed. Naar bed."
.Zij gingen weg: vonden, op de mat Frederick,
dien zij met haar duimen in zijn maag porden.
8 Juli 1926.
Wij hebben een grasveld aangelegd in onzen
nieuwen tuin, een „lawn". Het is nog steeds een
grasveld in aanleg, maar men flenke daarom met,
dat het veel aanleg vertoont voor eqn gra^velfdj
Het is met stukken grond als met kmder-u>,
merk ik. De ouders bestemmen hun jongen vooc
het vak van timmerman, en hij blijkt de onhandig
heid in persoon te zijn. Ze maken een onderwijzer
van hem en hij kan geen orde houden onder de
kinderen. Ze beslissen, dat hij zal gaan studeer en,
en hij mislukt op de H. B. S.
En grond? Ik geef graag toe, dat ik geen eerste
klas tuinman ben, en misschien voor een laatste
klas nauwelijks in aanmerking kom, maar mijn on
dervindingen zijn dan ook verre van bemoedigend.
Dit gedeelte van mijn tuin, zoo beslis ik een
paar maanden geleden, zal aardappelenveld worden.
Ik stop de poters eigenhandig in den grond, na
i eerst deskundige voorlichting ontvangen te hebben
1 omtrent diepte van pootgat, bovenkant van aard
appel, ouderlingen afstand, enz. En het resultaat?
Ja, ik kan ig.et ontkennen, dat er hier en daar
i aardappelen op komen. Hoewel nergens met wat
ik nu zou wiM'en noemen werkelijke ambitie. Die
1 gekomen zijn doen het, geloof ik, uit een soort van
plichtsbesef, of vrees voor straf.. Ovorigenfe ischij;-
1 nen ze het leven bovengronds niet zoo heel1 aaai-
Idldtelijk te vinden. Eerlijk gezegd geven ze me
altijd den indruk, alsof ze wat op me tegen hebben.
Jt Is waar, dat ik vergeten heb ze mest te geven*
en de grond is tamelijk, zuiver duinzand,, maar mi|
dunkt, dat met een beetje meer goeden wil' van hun
kant de zaak nog best in orde ha.d kunnmen komen.-
Ze konden toch ook wel eens in aanmerking nemeny
dat "ik nog nooit van mijn leven aardappelen heb
j verbouwd.
Alaar wat heeft dat stukje land een prachtigetn
aanleg voor grasland. Talent noem ik dat. En eon
talent, dat zich niet verdrukken laat. 's. Is waarlijk
aandoenlijk en voor de aardappels, vind ik, wel
j wat beschamend.
Het grasveld daarentegen, ik bedoel dat gedeelte
van.mijn tuin, dat ik daarvoor had bestemd, js wan
hopig onbevattelijk op het punt gras.. Toch had ik
hot alle gelegenheid gegeven om zich voor zijn
taak voor te bereiden. De opleiding was. in de
eorsto plaats veel1 kostbaarder geweest, dan die
van dc aardappels. Zoker wel' een koor of vijf.
Ookhad ik het grasveld nog voorzien van oen
keurig stol' zwarte draden. En het resultaat afweer?
Een ruime opkomst van radijs. Tenminste,
daar hield ik het voor. Een deskundige beweer
de, dat het koolzaad was. Gras groeide alleed
maar naast het grasveld, in het pad, wat in
verband kan staan met den heerschenclen wind.
Maar de natuur vjerkfc niet mee. Aflet dematu(u{r
bedoel' ik de natuur vafni do werklieden, die bozig
jzijn van mijn nieuwe, woning een waai' lusthof te
maken. Toetn van het nieuwe zaaisel de perste hoop
gevende sprietjes to zien kwamen, vond de stuka
door, dat hij nergens bpter zijn kalkemmerfl op kon
ledigen, dan op mijn grasveld in wording. Het
grasveld dacht er anders over, en, zooais ik den
stukadoor heb weten duidelijk te maken, ik ook.
De stukadoor beloofde beterschap, en zondigde
dan pok niet Veer. De door de kalk verwoeste piek
heb ik opnieuw bezaaid.
Drie dagen later was de timmerman klaar met
het maken van een paar kamertjes, op den zolder.,
jHjj had daar een keurige verzameling van krullen
bij aangelegd, waar hij blijkbaar minder op ge
steld was. Hij heeft ze in elk geval' naar beneden
- gebracht (je hoefde heusch geen detective te zijn
j om don weg te zien, dien hij daarbij gevolgd had)
1 en heeft zijn kruLenvoorra-ad verbrand midden
I op mijn grasveld? Ik heb eenige emmers vol met
verbrande, half verbrande en oüverbrande rommel-
uit het grasveld verzameld, heb eon kléin,
vriendschappelijk onderhoud gehad met den tim
merman en ben teen maar weer begonnen met gras
te zaaien. Tot mijn verbazing 'komt het op. Hoewel
er zijn nog werklui in huis. Voor allé zeker
heid heb ik qp nu een bordje bijstaan mot eon
Schuin liep Frederick, de tuinmansjongen, naar
het bed.
Mr. Marrapit keek hem streng aan: „Som je
misdaden op?'
„Ik heb mijn werk gedaan, Sir."
„Ziek te bed^ Eggend, kan ik jé woorden niet
oontroleoren. E'éln vreeseliik oog Mer boven alleen
kan het zeggen. Onderzoek vanavond op je knieën
nauwgezet je hart. .Buk."
Frederick brfkte tot Zijn voorhoofd op de sprei
rusttte. Mr. Alarrapit bekeek zijn nek. Achter
de ooren zijn oude streepen. Wasoh je goed. Naar
bed."
Buiten de. deur onfctnoette Frederick Air. Fletcher.
„Ik heb je vannacht gesnapt, toen je in bed lag
te lezen," waarschuwde Mr. Fletcher
„Wasch je leelijke oorschelpen," fluisterde Fre
derick.
m.
Mr. Fletcher ging naar binnen.
,Ja alles goed gesloten en gegrendeld"? vroeg
Air. Alarrapit.
„In orde."
.„Ik ben bang. Dit is de eerste avona, dat ik je
niet op je ronde vergezeld heb. Er rust een zware
verantwoordelijkheid op je. Mochten dieven inbre
ken en! stellen, dan wentelt de misdaad zach op
jouw hoofd."
Moe herhaalde Air. Fletcher: „Het is in orde."
Air. Alarrapit xronsde zijn voorhoofd. „Je boe
zemt geen vertrouwen in. .Slaap verduistert je oog.
Ik ril1 voor je. Vrouwen en kinderen zijn vannacht
onder je hoede... De dienstboden,Airs. Armitage,
Mrs. Major, mijn dochter, het jonge -léven van
Frederick zijn in je hand. Wat, wanneer inbraak
en moord, verborgen in den tuin, vannacht onder
mijn dak I'osgelat-en worden?"
Air. Fletcher streek Zyn vuist over zijn voor
hoofd; sprak 'moe: „Het is in orde, Air. Marrapit.
Meer kan ik hietzeggen, meer kan ik niet doen.
Ik zeg u nogijiaals, dat het in orde ie."
„Voer bewijzen aan."
Mr.. Fletcher stak smeekend zijn hand op. „Ho©
kan ik het bewijzen? Mijn woord is toen zéker
wel goed. Ik zeg. u, dat de deuren gesloten ^djn.
Ik kan ze. toch niet bij u boven brengen, om ze u
te laten zien. Ik ben een tuinman."
„Bewijs het door ijver. Zet je wekker zoo. dat je
tweemaal in den nacht, gewekt kunt worden. Om
gord je dan en patrouilleer. Sluimer.slechts licht.
ALooht mijn bel in je kamer weerklinken, spring
dan onmiddellijk naar mijn legerstede. Naar bed.
M.r. Fletcher ging naar de deur. Bij1 don drem
pel! keerde. kij! zich om. „Ilr zou wel eens willen!
vragen of ik aangenomen ben om zoowel! over dag
als bij nacht te werken. Kan ik zelfs, mijn rust
niet hebben? Hoeveel nachten moet ik om 'het
huis patröuilïeercai Het is hard verdomd hard.
Ik ben een tuinman; geen waakhond."
„Weg onbeschaamde.
I De onbeschaamde, die gemelijk naar beneden ging
kwam op dc trap Alargaret en Goorge tegen.
I Margaret glimLaohte vriendelijk.tegen hem. O,
Air. Floteherv zeide zij, „u hebt mij buitengesloten.
HeuschZü glimlachte weer; trippelde naar Mr.
AlarrapiFs deur.
Air. Flétcher hield George staande. „Mr. George,
hebt u de deur achter Aliss Alargaret goed ge
sloten?"
George stelde hem gerust; betwijfelde zijn ernst.
Air. fletcher wees door een raam, dat op den
tuin uitzag. „Ik heb vanavond den schrik in mijn
lijf,", zeide hij. Volgons den baas loert er jnoord
in die heesters. Air. George, wat zullen we doen,
als er vannacht roof onder dit dak is? F*
Flink in zijn nek pakkon en het hoofd in een
emmer water steken, antwoordde George.
I Air. Fletcher liep verder, het denkbeeld overwe
gend. „We hebben toch alleen maar met ritten te
doen," dacht hij met een flauwen glimlach "an
verlichting.
IV.
Bj het bed van haar vader las Margaret de
mooie zinnen uit het Boek Job, waaruit zy hem
iederon .avond, voorlas. Toen het hoofdstuk uit was,
vroeg ztj: „Wil ik verder lezen1?''
„Gaat Job verder?"
„Neen, vader. Het volgende begint: ,Toen ant
woordde Bildad, de Subiet?"
George kuchte op den drempel.
„Scheid uit," zeide Mr. Marrapit. Bildad staat*
buiten."
„O, vader, George is niet
„Hij' martelt mij. Hij is Bildad. Scheid uit.
Naar bed."
Zj drukte een warme kus' op Job's vooriioofd,
nam op haar zachte wang den groet van zijn dunne
Jappen. „Hebt u alles, vadertje?"
„Liggend op mijn legerstede ontbeer ik veel. Ik
bón tevreden. Je bent een lieve meid, Margaret
„O, vader!" Zij trippelde voldaan de kamér uit.
Het ruwe hoofd van Bildad, den Suhietj kwam
om de deur, zeide: rGoeden nacht!"
„Kom n'dor." zeide Job. Bildad"* "beenen kwa^
,men over de mat. „Zeek je je kamer op, maar niet
je legerstede?"