SchagerCourant HAAR HET LA! VAN MUSSDL1H Eenmaal voel aan boord liet behoorde tot Air. irrapiFs voktaiKÜgc Brieven oyer Engeland. Zaterdag 10 Juli 1926. 69ste Jaargang. No.. 7874. Tweede Blad. Feuilleton. Reisindrukken en beschouwingen van N. J. C. SCHERMERHORN. I. Toet, toetoe! Daar i9 de autobus! Niets vergeten? Drie kof fers, paraplu's, regenmantels, taschjesalles in orde.,Klap! de deur valt dich»; we haasten ons naar de bus, stappen in en.de reis is begonnen. Ge drieën gaan we vacantie nemen. Voor wie een druk leven heeft en altijd door ver vuld is niet kwesties, die hem bezighouden, is het een levensbehoefte om er eens een poos uit te zijn, geheel eruit. Dat verfrischt en wekt op, verhoogt de werklust en geeft nieuwe indrukken. In 't al gemeen is het reizen, vooral in vreemde landen, aanbevelenswaardig; het brengt de menschen in een anderen sfeer; het maakt ze ruimer, breeder van blik; het doet ze beseffen dat de wereld nog iets grooter is dan het eigen plaatsje. Een reis is voor mijn geest hetzelfde, wat een zeebad is voor mijn lichaam. We zitten dus in de autobus. Daarover heb ik u niets tc vertellen. We zijn in die eigenaardige stem ming, welke in meer of mindere mate steeds aan wezig is bij menschen, die een reis gaan onderne men. Lang van tevoren reeds worden de plannen gemaakt, de route vastgesteld, de noodzakelijke in- koopen gedaan. Dat is 't voorafgaande genot. De kaart wordt er bij gehaald de kosten worden be rekend. Zouden we die plaats nog aandoen? Dkkr- heen gaan? Eindelijk is alles geregeld. Ons oor spronkelijke plan was om te gaan naar Genua en naar de Fransche Riviera; vervolgens over Mar- seille en Avignon naar Parijs. Nu wil het toeval eigenlijk bestaat dit niet, maar ik gebruik 't woord toch maar dat ik verleden jaar een cur sus heb gegeven over de Renaissance. Daardoor heb ik verlangen gekregen naar Florence, de ba kermat van deze machtige cultuurbeweging. Als we Florence eens in ons oisplan betrokken! En als we dan tevens Carrara, de marmerstad aandeden? Kan de bruin dat trekken? Komaan de lire's staan niet hoog, de franken evenmin en we zijn dan een maal in Italië. We hebben zoo véél over Florence gelezen, 't Is de belangrijkste kunststad der we reld; we zijn nu in de gelegenheid haar te 'bezoe kenAlzoo wordt 't reisplan uitgebreid met een bezoek aan Carrara en het sublieme Florence of, zooals het heet in 't Italiaansch Firenze, de stad van Michel Angelo, van Dante, van de Medici, van Savonarola, de stad met haar kunst en haar historie. We hebben 't gevoel een groote interessante reis te zullen maken en in de bus kijken we elkaar zoo nu en dan aan als kinderen, die een lang ver beiden feestdag beleven. Nu is 't zoo ver. Groote verwachtingen leven in ons op. We laten een we reld, de wereld van het dagelijksch Werk los, om oen nieuwe wereld in te gaan, In Amsterdam zullen we den middagtrein paar Genua nemen. Dat wordt een heele zit! Half één vertrekt do trein en den volgenden avond zullen wo oj> de plaats van bestemming wezen. We komen later in Genua, dan de bedoeling is geweest, gevolg van een noodlottige vergissing, waarvan ik u straks ga vertellen. Eerst moet ik 't' hebben over die lange treinreis. Het lijkt voor vele Jets verschrikkelijks. Twee da gen en een nacht in zoo'n klein spoorwegcoupé-tje! Heusch, 't valt mee. Ik heb me geen oogenblik verveeld, ook niet gedurende den nacht. Telkens is er iets, daj in 't voorbijgaan, onze aandacht vraagt. Ai terstond treft 'ons dat in Duitschland de vruchtboomen zooveel verder heen zijn, dan bij ons. Wanneer wij in den laten namiddag, na Keulen, naar het Zuiden trekken en in de omgeving van Obercassel komen, zitten we ineens in de weelde volle Lente. Prachtige bloeiende boomgaarden prij ken in hun witten tooi met hier en daar de rood- paarsche perziken er tusschen. En dan rijden we langs den Rijn en blijven uren lang zijn oever volgen. Tntusschen is de avond gevallen. We zien den Rijn alseen donkeren stroom, waarin telkens de lichten weerspiegelen van de verlichte hulzen. Daar is iets romantisch in. Iets dat tot overpeinzin gen voert. Soms gaan we vl$k langs de woningen, waarin we de gezellige lampen zien branden of voorbij café's en restaurants waarin de gemoe delijke Duitschers genoegelijk samen zitten. Dan plotseling is 't gezicht weg en ratelen we door een tunnel. Ik ga met mijn gedachten terug naar het ver leden herinneringen komen bij me op. Königs- winter! Hoe lang is 't al geleden, dat ik daar was? Mijn huwelijksreis voerde me daarheen. Nu zijn mijn haren grijs. Wat gaat 't leven toch snel. voorbij. Wat heb ik niet doorgemaakt in al die vervlogen jaren. Zoo gaat 't! Menschen komen en gaan. De ge slachten volgen elkaar op. En nog steeds stuwt de Rijn zijn wateren voort naar de lage landen van Holland. De burchten der roofridders, staan op de bergen en rotsen als stomme getuigen van een tijd, die is geweest. In die burchten hebben de feest liederen geklonken en beeft de landwijn gestroomd! Voorbij! Nu rijzen de schoorsteenen omhoog van de fabrieken. Eens beerschte de ridder, thans is de fabrikant de machtige man. En later? Hoe zal de maatschappij zich ontwikkelen? En de maan en de sterren zien op de wemelende menschenwereld neer als trouwe onveranderlijke wachters over die altijd veranderende maatschappij. Frankfurt om Main! 't Js middernacht. De dames gaan mo verlaten. Zij hebben plaatsen besteld in den slaapwagen. Ik blijf in mijn compartiment. We nemen dus tijde lijk afscheid. In Bazel zullen we elkaar terugzien. Ik ben alleen en maak 't me behagelijk. Ik wil toch probeeren wat te rusten. Van mijn jas wordt eon kussen gemaakt; de schoenen worden uitgetrok ken, het licht uitgedraaid. Ziezoo! Nu liggen de menschen in Nieuwe Niedorp waarschijnlijk alle maal te bed. Ik voel"«ne 't heertje. De heele bank voor mij alleen. Na wat voegen en passen heb ik de juiste gemakkelijke houding gevonden. De dames kunnen 't niet beter hebben dan ik. De metaaldave- ringen van den voortrazenden trein maken me waarachtig een beetje soezig. Zal 't lukken? Zal ik in slaap vallen? Dat zou een reuzenbof .wezen. Ik verval in een toestand van half-waken, lig met mijn oogen dicht. Rang! Daar gaat mijn coupé deurtje open. Daar zal je 't hebben. Een treinroover. Plotseling vliegt me een griezelige geschiedenis te binnen van iemand, die 's nachts in zijn coupé werd overvallen, vermoord en uitgeplunderd. Als, dat mij nu eens overkwam t Een fel brandende acetyleenlaötaren wordt me vlak voor 't gezicht gehouden. Duivels, kerel, boud je goed! Laat je niet als een lam slachten! „Bitte, die Fahrisarte!" Het is de. conducteur, die mijn reisbiljet moet controleeren. Als bij weg is, leg ik me weer rustig neer. Maar 't slapen schiet niet al te best op. Weet je wat, ik ga een pijpje rooken in den gang. Thuis rook ik nooit of nagenoeg nooit tabak. Maar als .ik op reis ga, dan moet er een onsje tabak bij de bagage en een pijp. Als de brand er is ingejaagd, sta ik voor het gangraampje. Don ker ligt de vreemde wereld voor me. Als we aan een hoofdstation stoppen, is. er een eigenaardige drukte. Dat kennen wij in ons land niet, omdat we geen nachttreinen hebben. De menschen zien er anders uft. Ze zien vermoeid omdat het voor hen zoo laat is, of slaperig omdat 't voor hen nog zoo vroeg is. Als mijn pijpje is uitgerookt, ga ik weer mijn coupétje binnen. Een jong paar is er intusschen in gekomen. Ze gaan knus bij elkaar zitten en 't jonge meisje (of vrouwtje) legt haar Germanenkopje tegen haar metgezel. We maken een kort praatje en we wenschen elkaar een wel-te-rupt.cn., Zonder bepaald te slapen, sluimer ik toch wat in en 't is mè of ik 't treinlawaai van ver-afko mend hoor. 'tGaat ov^r in een vage dreuning. Zoo'n nacht in den trein gaat tóch nog snel voor bij. Eerder dan ik dacht, zijn we in Bazel. Daar stappen we uit cn hebben gelegenheid om ons te verfrisschen en te ontbijten, 't Doet ons goed ora wat beweging te nemen. Maar nu komt de noodlottige vergissing, waar van ik zooeveri sprak. De trein gaat door naar Genua en.... schrik niet. de Amsterdamsche wagen, onze wagen, mijn wa gen wordt vergeten! Wet* een Pech! Op reis echter, vooral wanneer men uitgaat voor zijn ontspanning, is men goed gehumeurd* en niet geneigd om dit humeur spoedig te laten verstoren. We biijven er derhalve heel gelaten onder, dat we eerst 8.05 's morgen* zullen vertrekken en dat we tot Milaan een boemeltrein hebben, om pas des avonds ongeveer om negen uur in Genua te zijn. We zullen immers genoeg te zien krijgen. Dwars J door Zwitsorland! Dat beteekent dat we dit won- j derland met zijn trotsche bergen en heerlijk-blau- we meren nog eens kunnen bewonderen; dat we oude'bekende plekken zullen terugzien. De reis door Zwitserland is ons inderdaad tot een genieting geworden. Een berglandschap maakt op mij altijd 'een bij zonderen indruk. Als geweldige reuzen rijzen de groenbegroeide rotsgevaarten omhoog, gedekt door de sneeuw. Dan ineens de verrassing van een meer. We gaan langs het mooie Vierwaldstatter meer met zijn grillige vormen. We vliegen de geweldige St. Gothardtunnel door. Ongeveer twintig minuten lang gaan we door 't hart van dezen reuzenberg. In een land als Zwitserland reizende krijgt men naast de bewondering voor de grootschheid der natuur* toch ook wel heel sterk een gevoel van bewondering en eerbied voor het menschelijk kpnnen. Wat een geestelijke en phvsieke arbeid is er gepresteerd om dit machtige land 4e maken tot een voor toeristen toegankelijk oord. Het is niet te benaderen hoeveel moeite er aan verbonden is geweest. Welk een fijne berekeningen zijn er noodig om een keertunnel te bouwen, die in den berg al cir kelend omhoog stijgt! Als wij de St. Gothardtunnel verlaten, is onmid dellijk de verandering van klimaat merkbaar. We zijn nu aan de Zuidzijde der Alpen. Als we beden ken welk een geweldige muur de Alpen vormen, hoe deze hooge reuzen de koude Noordenwinden een halt toeroepen, dan kunnen we het klimaat i van Italië en Zuid-Frankrijk begrijpen. We zien j langzamerhand den plantengroei veranderen, ko- men in 't gebied der Noord-Italiaansche meren en I nii Lugano volgen we een poos de kust van het naar 1 deze stad genoemde meer. Eenige jaren geleden maakte ik een wandeling rondom dit méér en be- j zocht de schilderachtige plaatsjes, die zoo heerlijk tegen den hoogen oever zijn aangeleund. Nu vlie gen wc er met matige snelheid voorbij naar het begeerde doel. Dc Po-vlakte geeft geen bijzondere indrukken, 'tls alles wijd en vlak en men zou zich in Holland kunnen wanen als de polderslootjes niet ontbraken. Ik begrijp, als ik in vreemde - landen reis, dat de buitenlanderëtgeboeid kunnen worden dóór onze Hollandsche polderstreken. Die slootjes zijn juist voor hen. zoo typisch, omdat deze nergens anders gevonden worden. Maar ik begrijp eveneens dat ze daarin iets peuterigs zien. Zij zijn gewend aan uit gestrekte velden en dan zien ze hier a.1 die kleine stukken grond, welke .nog bovendien door rechtge trokken greppels worden doorsneden. En 't lijkt hun vreemd dat, waar zij zelf z.oo van 't water afhanke lijk zijn, de Hollandsche boeren moeten vechten tegen het overtollige water. Milano! Hier loopt de trein vol. We zitten nu met z'n ach ten. Een paar druk-pratende Italiaansche heeren en een blijkbaar goed-gesitueerde boer deelen met nog twee andere reizigers de coupé met ons. We luiste ren en hooren ,de mooie Italiaansche klanken. Dat is nu de beroemde taal, waarvan Dante de eigen lijke schepper is. Maar ik begrijp er geen syllabe van. Waarom wordt toch niet meer geijverd voor hft aanleeren van Esperanto? Als men toch be greep hoe ontzaglijk gemakkelijk het zou wezen, wanneer, naast de eigen taal, ieder voor het inter nationaal verkeer gebruik ging maken van Espe ranto! Intusschen is het weer avond geworden. We na deren Genua, De lichten worden talrijker. Eindelijk zijn we ter bestemder plaatse. Gènova! Alles'bij elkaar? Niets vergeten? Een witkiel wordt aangeroepen en in minder dan geen tijd zijn we op de Piazza Verde en in ons hotel, 't Is een geluk dat we vooraf kamers hebben besteld, want het bu reau staat vol met gegadigden. Nu vlug naar onze compartimenten. Sjoe-oe zegt do lift en we zijn er. Ha; dat is een genieting. Wo hebben weer ruimte om ons £een en water, water? Het is ongeloofelijk hoe groezelig en stoffig men, nè, een dag reizen, uit zoo'n trein te voorschijn komt. We wasschen ons van top tot teen. Het is als een verjongingskuur. Zullen we nog uitgaan? Wij denken er niet aan. Met is half tien en de bedden zieq er zoo verleide lijk uit! Het duurt niet lang of we slapen in hot land van Mussolini. Het land van Mussolini! Waarom ik juist deze aanduiding voor Italië bezig, zal ik u in een vol genden brief Vertellen. Maar tenslotte moet ik nog iets- zeggen over dat eigenaardige hetwelk in ons opkomt, als wij 't eer ste reisdoel hebben bereikt. Terwijl het is alsof do ratelingen en de dreungeluiden nog in ons hoofd zitten, is daarnaast in ons het gevoel van dankbare voldaanheid, dat wo nu ziin in die~ andere wereld, waarnaar we zoo hebben verlangd. Zoo'n lange reis maakt vermoeid. Maar wat met "moeite verkregen wordt, is altijd meer waard dan dat, wat wij zonder inspanning ons verschaffen. En dan denken we aan al de plannen, die gemaakt zijn; aan dat wat we zullen bezfehtigen en waarover wij van tevoren ge lezen hebben. Het is als een.mooie droom, die wer kelijkheid gaat worden. Zoosoezend lag ik in mijn bed. Morgen naar de Campo Santo, naar do piazza, och ja, hoe heet dat plein ook weer, staat er niet een standbeeld? Van wie? Campo Santo? Campo Santo! Ca-mp-o S-a-nt-o, C a m pEn wèg ben ik in 't rijk der droomen,Ik droom van Nieuwe Niedorp, zie al lerlei bekende gezichten, een wonderlijk mengel moes van gesprekken en. ontmoetingen, ik hoor vreemde muziek; de treindaveringen zitten nog in mijn hoofd. Mussolini kijkt me aan met boozen blik. Hij vraagt' me wat ik in zijn land kom doen. Hij heeft een zwart hemd aan en zijn oogen zijn als dolken. Dan ineens verdwijnt hij en een Italiaan sche schoone ziet me lachend aan. Plotseling staat een Niedorper ouderling voor me. Hij zegt me dat ik preeken moet. Maar ik ben toch in Genua! Doet er niet toe, toch preeken! Een mysterieuse wereld is die der droomen. Van allerlei.komt èr uit ons onderbewustzijn naar bo ven. Tk verwonder er mij over dat reeds van ouds her de droom iets geheimzinnigs heeft gehad voor de menschen. Ik begrijp ook, dat de droom in den jongsten tijd door wetenschappelijke onderzoekers, tot een onderwerp van ernstige studie is gemaakt. i Het; was middernacht,*toem! Bill Wyvom het plan ontwierp, welles uit.voarmg-wy door zoetheid en bit terheid gevolgd hebban j Twee uur vroeger had1 't 27. door A. S. M. HTJTGHINSON, Voor Nederland bewerkt door W. J. A. ROLDANIJS Jr. Tusschen aarde esn raam, met bengelende been&n en zich vastklampende armen en spieren marte lende pijn, hing hij. Inderdaad een stapI)an nog een.. En dan sloeg een ware wervelwind van geluid in den bovenden nacht; daarmede een flits; daar na het knetteren van een honderd kogels. Iemand had een geweer afgeschoten. Zooals Satan uit den hemel geslingerd werd, zoo viel Bill loodrecht uit de poorten van het Paradijs- En nu werd de stille lucht opgezweept tot eon furie van geluidgolven die zich in twintig toon aarden verspreidden; nu werd de slapende 'tuin gestoord door voortsnellende gedaanten, holderde bolder om loven en eer. k Celui den! Het melancholieke gebrul1 van den tuinman, Mr. Eletcher, toen de terugslag van de donderbus, die hij afgeschoten had, hem op 't ?nnt slingerde; de vreselijke verwenschingeh van >iH, die zijn boem', trachtte te bevrijden van den mmaakpot, waar hij doorgezakt was!; doordringen de gillen van Mrs. Major uit een kamer op de be nedenverdieping; kreten van Mr. Alarrapit; geblaf van Abiram in extase over de menschenjacht voortsnepende gedaanten! Bill, 'bevrijd van aen mmaakpot, zoo hard aki hij loopen kon maar üe heesters: Mr. Eï'eteher, weer opgestaan ma pijn hmAt .rouzonsprongen over het grasperk sprin gend'; Abiram in' woeste vervolging. Aleer geluiden! Panische kreten van Mr. FLet- cner; iiet protest van een ruw opengeschoven raam; van (roorgo. die zijn hoofd in don nacht stak: Yi, £l' ?ain- Beste hond. Pak hem. Pak hem. Yi, Yi, Yi! We moeten de lont opzoeken, welke deze ver schrikkelijke berberiiig aanstak. HOOFDSTUK tl. Wekkers en excursies bij nacht. I. "VVe gaan een damesslaapkamer in. maar ik be- ,<h)t u' dat het op fatsoenlijke wijze gebeuren zal!; .gij zult met behoeven te blozen. maatregelen allé lieden der gemeenschap de revue j te laten passeerem voor zij' hun kamers opzochten. Dien avond lag Mr. Marrapit zelf te bed ten i gevolge van de verkoudheid., waarover Margaret in haar briefje aan Bill gesproken had. Maar die revue was daardoor niet overgeslagen. Op zijn rug, zijn hoofd met de slaapmuts op het kuisen, lag i hij, toen de minuutwijzer van zijn klok naar tien i uujr tikte. Zijn voorhoofd rimpelde zich bij 't hooren van een geluid bulten ziin deur. Hij riep: „Mrs. Armitage! „Sir?" vroeg Mrs. Armitage door het beschot. „Adem wat minder luidruchtig." I Mrs. Annitage, zijn keukenmeid, die buiten op de mat wachtte, dorstte naar wraak; haalde diep adem door haar open/ mond. De klok naast Mr. Marrapit liet den eersten slag van tien uur hooren. Onmiddellijk tikte Airs. Ar mitage. „Binnen!" zeide Mr. Marrapit. Zi> waggelde haar welgedaan lichaam naar hom i toe. Achter haar kwamen Clara 'en Ada, de dienstboden. i Mr. Marrapit richtte het woord tot haar. „Airs. j Annitage, wek morgen om zes uur de meisjes. Haast ze met het aamlcleeden. Laat ze de schoor steenpijpen schoonmaken". Ilij keek in Zijn aantce- keningen, die hij onder zijnkussen vandaan ge haald had. „Vanmiddag om 4.6 heb ik toet geroken!.' „De schoorsteenpijpen? zijn vanochtend schoonge maakt, Sir." I .„Niet waar. "De meisjes waren Iaat. Hoewel, ik ziek op rnn'n legerstede temederlig, zeggen mijn ooren mij alles, wat in ieder deel van het huis ge daan wordt. Tien minuten nadat de meisjes bene den waren, heb ik de keukenkachel hard hooren trekken. Ik vermoed parafine." j Airs. Armitage wilde de schuld van zich afwen telen. „Ik heb ze om zes uur gewekt, Sir. Zij slapen zoo vast en hebben zoo lang met haar toLeb noo dig, dat het me verwondert, dat zij nog beneden komen. Air. Alarrapit wendde zich tot de luiaards: „Schuwt de verslappende legerstede. Staat op bij den eersten roep. AL» a.an de zindelijkheid vol daan is, gaat dan je .plicht vervullen. Overweegt dit goed. Zoekt hulp om dit "te bereiken. Probeert >een speci aal gebed. Naar bed." .Zij gingen weg: vonden, op de mat Frederick, dien zij met haar duimen in zijn maag porden. 8 Juli 1926. Wij hebben een grasveld aangelegd in onzen nieuwen tuin, een „lawn". Het is nog steeds een grasveld in aanleg, maar men flenke daarom met, dat het veel aanleg vertoont voor eqn gra^velfdj Het is met stukken grond als met kmder-u>, merk ik. De ouders bestemmen hun jongen vooc het vak van timmerman, en hij blijkt de onhandig heid in persoon te zijn. Ze maken een onderwijzer van hem en hij kan geen orde houden onder de kinderen. Ze beslissen, dat hij zal gaan studeer en, en hij mislukt op de H. B. S. En grond? Ik geef graag toe, dat ik geen eerste klas tuinman ben, en misschien voor een laatste klas nauwelijks in aanmerking kom, maar mijn on dervindingen zijn dan ook verre van bemoedigend. Dit gedeelte van mijn tuin, zoo beslis ik een paar maanden geleden, zal aardappelenveld worden. Ik stop de poters eigenhandig in den grond, na i eerst deskundige voorlichting ontvangen te hebben 1 omtrent diepte van pootgat, bovenkant van aard appel, ouderlingen afstand, enz. En het resultaat? Ja, ik kan ig.et ontkennen, dat er hier en daar i aardappelen op komen. Hoewel nergens met wat ik nu zou wiM'en noemen werkelijke ambitie. Die 1 gekomen zijn doen het, geloof ik, uit een soort van plichtsbesef, of vrees voor straf.. Ovorigenfe ischij;- 1 nen ze het leven bovengronds niet zoo heel1 aaai- Idldtelijk te vinden. Eerlijk gezegd geven ze me altijd den indruk, alsof ze wat op me tegen hebben. Jt Is waar, dat ik vergeten heb ze mest te geven* en de grond is tamelijk, zuiver duinzand,, maar mi| dunkt, dat met een beetje meer goeden wil' van hun kant de zaak nog best in orde ha.d kunnmen komen.- Ze konden toch ook wel eens in aanmerking nemeny dat "ik nog nooit van mijn leven aardappelen heb j verbouwd. Alaar wat heeft dat stukje land een prachtigetn aanleg voor grasland. Talent noem ik dat. En eon talent, dat zich niet verdrukken laat. 's. Is waarlijk aandoenlijk en voor de aardappels, vind ik, wel j wat beschamend. Het grasveld daarentegen, ik bedoel dat gedeelte van.mijn tuin, dat ik daarvoor had bestemd, js wan hopig onbevattelijk op het punt gras.. Toch had ik hot alle gelegenheid gegeven om zich voor zijn taak voor te bereiden. De opleiding was. in de eorsto plaats veel1 kostbaarder geweest, dan die van dc aardappels. Zoker wel' een koor of vijf. Ookhad ik het grasveld nog voorzien van oen keurig stol' zwarte draden. En het resultaat afweer? Een ruime opkomst van radijs. Tenminste, daar hield ik het voor. Een deskundige beweer de, dat het koolzaad was. Gras groeide alleed maar naast het grasveld, in het pad, wat in verband kan staan met den heerschenclen wind. Maar de natuur vjerkfc niet mee. Aflet dematu(u{r bedoel' ik de natuur vafni do werklieden, die bozig jzijn van mijn nieuwe, woning een waai' lusthof te maken. Toetn van het nieuwe zaaisel de perste hoop gevende sprietjes to zien kwamen, vond de stuka door, dat hij nergens bpter zijn kalkemmerfl op kon ledigen, dan op mijn grasveld in wording. Het grasveld dacht er anders over, en, zooais ik den stukadoor heb weten duidelijk te maken, ik ook. De stukadoor beloofde beterschap, en zondigde dan pok niet Veer. De door de kalk verwoeste piek heb ik opnieuw bezaaid. Drie dagen later was de timmerman klaar met het maken van een paar kamertjes, op den zolder., jHjj had daar een keurige verzameling van krullen bij aangelegd, waar hij blijkbaar minder op ge steld was. Hij heeft ze in elk geval' naar beneden - gebracht (je hoefde heusch geen detective te zijn j om don weg te zien, dien hij daarbij gevolgd had) 1 en heeft zijn kruLenvoorra-ad verbrand midden I op mijn grasveld? Ik heb eenige emmers vol met verbrande, half verbrande en oüverbrande rommel- uit het grasveld verzameld, heb eon kléin, vriendschappelijk onderhoud gehad met den tim merman en ben teen maar weer begonnen met gras te zaaien. Tot mijn verbazing 'komt het op. Hoewel er zijn nog werklui in huis. Voor allé zeker heid heb ik qp nu een bordje bijstaan mot eon Schuin liep Frederick, de tuinmansjongen, naar het bed. Mr. Marrapit keek hem streng aan: „Som je misdaden op?' „Ik heb mijn werk gedaan, Sir." „Ziek te bed^ Eggend, kan ik jé woorden niet oontroleoren. E'éln vreeseliik oog Mer boven alleen kan het zeggen. Onderzoek vanavond op je knieën nauwgezet je hart. .Buk." Frederick brfkte tot Zijn voorhoofd op de sprei rusttte. Mr. Alarrapit bekeek zijn nek. Achter de ooren zijn oude streepen. Wasoh je goed. Naar bed." Buiten de. deur onfctnoette Frederick Air. Fletcher. „Ik heb je vannacht gesnapt, toen je in bed lag te lezen," waarschuwde Mr. Fletcher „Wasch je leelijke oorschelpen," fluisterde Fre derick. m. Mr. Fletcher ging naar binnen. ,Ja alles goed gesloten en gegrendeld"? vroeg Air. Alarrapit. „In orde." .„Ik ben bang. Dit is de eerste avona, dat ik je niet op je ronde vergezeld heb. Er rust een zware verantwoordelijkheid op je. Mochten dieven inbre ken en! stellen, dan wentelt de misdaad zach op jouw hoofd." Moe herhaalde Air. Fletcher: „Het is in orde." Air. Alarrapit xronsde zijn voorhoofd. „Je boe zemt geen vertrouwen in. .Slaap verduistert je oog. Ik ril1 voor je. Vrouwen en kinderen zijn vannacht onder je hoede... De dienstboden,Airs. Armitage, Mrs. Major, mijn dochter, het jonge -léven van Frederick zijn in je hand. Wat, wanneer inbraak en moord, verborgen in den tuin, vannacht onder mijn dak I'osgelat-en worden?" Air. Fletcher streek Zyn vuist over zijn voor hoofd; sprak 'moe: „Het is in orde, Air. Marrapit. Meer kan ik hietzeggen, meer kan ik niet doen. Ik zeg u nogijiaals, dat het in orde ie." „Voer bewijzen aan." Mr.. Fletcher stak smeekend zijn hand op. „Ho© kan ik het bewijzen? Mijn woord is toen zéker wel goed. Ik zeg. u, dat de deuren gesloten ^djn. Ik kan ze. toch niet bij u boven brengen, om ze u te laten zien. Ik ben een tuinman." „Bewijs het door ijver. Zet je wekker zoo. dat je tweemaal in den nacht, gewekt kunt worden. Om gord je dan en patrouilleer. Sluimer.slechts licht. ALooht mijn bel in je kamer weerklinken, spring dan onmiddellijk naar mijn legerstede. Naar bed. M.r. Fletcher ging naar de deur. Bij1 don drem pel! keerde. kij! zich om. „Ilr zou wel eens willen! vragen of ik aangenomen ben om zoowel! over dag als bij nacht te werken. Kan ik zelfs, mijn rust niet hebben? Hoeveel nachten moet ik om 'het huis patröuilïeercai Het is hard verdomd hard. Ik ben een tuinman; geen waakhond." „Weg onbeschaamde. I De onbeschaamde, die gemelijk naar beneden ging kwam op dc trap Alargaret en Goorge tegen. I Margaret glimLaohte vriendelijk.tegen hem. O, Air. Floteherv zeide zij, „u hebt mij buitengesloten. HeuschZü glimlachte weer; trippelde naar Mr. AlarrapiFs deur. Air. Flétcher hield George staande. „Mr. George, hebt u de deur achter Aliss Alargaret goed ge sloten?" George stelde hem gerust; betwijfelde zijn ernst. Air. fletcher wees door een raam, dat op den tuin uitzag. „Ik heb vanavond den schrik in mijn lijf,", zeide hij. Volgons den baas loert er jnoord in die heesters. Air. George, wat zullen we doen, als er vannacht roof onder dit dak is? F* Flink in zijn nek pakkon en het hoofd in een emmer water steken, antwoordde George. I Air. Fletcher liep verder, het denkbeeld overwe gend. „We hebben toch alleen maar met ritten te doen," dacht hij met een flauwen glimlach "an verlichting. IV. Bj het bed van haar vader las Margaret de mooie zinnen uit het Boek Job, waaruit zy hem iederon .avond, voorlas. Toen het hoofdstuk uit was, vroeg ztj: „Wil ik verder lezen1?'' „Gaat Job verder?" „Neen, vader. Het volgende begint: ,Toen ant woordde Bildad, de Subiet?" George kuchte op den drempel. „Scheid uit," zeide Mr. Marrapit. Bildad staat* buiten." „O, vader, George is niet „Hij' martelt mij. Hij is Bildad. Scheid uit. Naar bed." Zj drukte een warme kus' op Job's vooriioofd, nam op haar zachte wang den groet van zijn dunne Jappen. „Hebt u alles, vadertje?" „Liggend op mijn legerstede ontbeer ik veel. Ik bón tevreden. Je bent een lieve meid, Margaret „O, vader!" Zij trippelde voldaan de kamér uit. Het ruwe hoofd van Bildad, den Suhietj kwam om de deur, zeide: rGoeden nacht!" „Kom n'dor." zeide Job. Bildad"* "beenen kwa^ ,men over de mat. „Zeek je je kamer op, maar niet je legerstede?"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 5