VOOR DE KINDEREN. Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat Voor de Kinderen. PRINSES DESIREE LACHT NIET MEE! dere b08rhrijkc n' n hij ;'ka».V "S?# grip van Brltsch-Columbia, beslaan de wouden een oppervlakte van 182.750.000 aren, waaruit de bout-! voorziening van (1e geheele wereld plaat» heeft. Wanne'-! de plek, waar men hoornen wil kapper., j ongeveer 1 K.M. van zee, rivier of spoorweg 'ie ver-, wijderd. gebruikt men daarbij drie donkey-machines. Die, welke hot dichtst bij den boom geplaatst wordt, is de Yarder-donkey. J>e opzichter kiest dan de hoo rnen uit, die gerooid moeten worden en klimt er in, m behulp van bijzondere voetijzers, die hij in den schors vasthaak! Ilij'heeft teen kleine bijl bij, zich. waarmee hij de takken en den top van den boom kapt. Dit is een moeilijk en gevaarlijk werk, dat veel bekwaamheid vereischt. J.s de 'boom van alle takken ontdaan., dan word't1 de door stoomkracht gedreven zaag aangelegd cn in korten tijd is do stam oven hoven den grond door gezaagd. Op een pa'ir honderd meter afstand «taat de twee* de machine, waarheen de staaldraden loopen, die. nog voordat de boom is doorgezaagd, aan het bo veneind bevestigd zijn. Zoodra de omgeving dan ont ruimd is, treedt deze machine in werking, trekt de staaldraden aan en de boom etort neer. De derde machine, bcend als de „roader donkey", staat bij de zee, rivier of spoorweg. Aan deze ma chine is de boom door zware kabels verbonden, die zij oprolt en zoo 'den boom- voorttrekt naar de plaats waar het 'verdere vervoer kan geschieden. Gaat dat te water, dan laat men de stammen langs een hel ling in zee of in de rivier glijden. Over zee wor den zij door sleepbooten voortgetrokken, over de ri vier drijven zij op den stroom af en op den spoorweg worden er lorries onder geschoven, waarop z-ij naar do houtzagerijen vervoerd worden, waar zij in plan ken worden» gezaagd. Door de samenwerking van deze drie machines kaD pet* dag S/<':.090 bont uit de wouden worden verzonden. HUWELIJK LANG LEVEN. Prof. G. M. Robertson, president van het Royal College of Physicians, te Edinburgh, heeft onlangs verklaard, dat krankzinnigheid onder gehuwden be trekkelijk weinig 'voorkomt, doch dat deze op opval lende wijze toeneemt (bij- degenen, die man of vrouw verloron hebben. D'at het huwelijk nog andere preventieve eigen schappen heeft, blijkt uit sensationeele mededeelin- gen, dezer dagen door dr. Herman N. Bundesen, com missaris van gezondheid' te Chicago, gedaan. Deze autoriteit heeft verklaard, dat gehuwde lei den veel langer leven, dan menschon, die gescheiden Zijn. Dr. Bundesen baseert zijn „onthullingen" op pas voltooide statistieken, door» d'-üa gezondheidsdienst te Chicago samengesteld» omtrent den betrekkelijken le vensduur van vrijgezellen, gehuwden en gescheiden. Uit deze statistieken blijkt, dat er verleden jaar van iedere 1000 gescheidenen tusschen de 25 en 34 jaar oud, 15 gestorven zijn; van hetzelfde aantal ongehuwden van dezelfde leeftijdsverhouding 5 en van hetzelfde aantal gehuwden van dezelfde leef tijdscategorie slechts 4. Voor den leeftijd van 3544 jaar waren de getal len resp. 18, 14 en 7. Voor dien Van 45—54 jaar resp. 37, 23 en 14. Voor den leeftijd van 5564 jaar ein delijk bedroegen de cijfers respectievelijk: 56, 49 onh 29. Op 65-jarigen leeftijd stierven er 116 gescheidenen, 112 ongehuwden en 80 gehuwden. Conclusie: echtscheiding verkort het leven; huwe lijk verlengt het. 605. Dan gaan de twee kleintjes moeder Waterrat opzoeken in de keuken. „Dat zijn Ukkie en Pukkie Teddybeer, die in 't wa ter gerold zijn", zegt de veldwachter, „ze komen je even goeiendag zeggen." je bij wien? Bij boer Varken. Hij woont niet zoo erg ver van ons vandaan ,en we wandelen er nu samen gezellig heen. Tooneelsprookje door L. Roggeveen. Vervolg III. Janus: We hebben toch overal gezocht, meester Too- venaar! Pieter: In de weilanden.... Janus: Achter de sneeuwhoopen Pieter: In do greppels en kuilen Janus: In de bosschen.... Piet.er: In de schuren.... Janus: Op de heuvels Pieter: In 't hooi.... Janus: Ih 't strooi Pieter: In grotten en in holen Janus: Hebben we loopen dolen! Pieter: Langs bergen en langs dalen.... Janus: Hebben we loopen dwalen! Pieter: In gaten en in hoeken Janus: Hebben we loopen zoeken! Pieter: In huizen en in schuren Janus: Hebben we loopen gluren! Allebei (zingen): Hebben we loopen glu..u..renl Toovenaar: Zeg eens eventjes, jullie hoeven er niet bij te gaan zingen I Dat zou ik nou maar laten, want daar is heelemaal geen reden voor! Wat heb ik toch eigenlijk aan jullie? Nou heb ik hier de koning en de minister en Adriaantje. Prinses De- siree heb ik heel lang geleden al betooverd. Blijft nog over Kriebel. En die hebben jullie niet kun nen vinden! Ja, 't is toch ongehoord. Janus: Straks zullen we weer gaan zoeken, meester Toovenaar. Pieter: En dan zullen we hem heusch vinden. Toovenaar: Nee, 't is niet noodig, jongens. Ik zal zelf wel gaan, on dan zal ik mijn tooverstokje on de fluit van Cesario moenemen. Janus: De tooverstok, aha! Pietor: De fluit van Cesario, oho! Toovenaar (zingt): Ik ga straks op zoek met mijn stok en mijn fluit! en P.: Tralala, tralala, tralaü Toovenaar: Ik blaas dan mijn lied en zoo vang ik mijn buit! J en P.; Tralala, tralala, tralaü Toovenaar: En heb ik hem hier, dan geef ik een feest, Zooals er in jaren nog niet is geweest!! J. enP.: En hebben we hem hier, dan vieren we feest, Zooals er in jaren nog niet is geweest. Tralala, tralala, tralaü 606. Moeder Waterrat was juist moes van duizendblad aan 't koken en daarvan krijgen ze allebei een bordje 'vol. En dan geeft vader Waterrat haar tot aanden ken elk 'n mooi slakkenboorntje cadeau. 610. Dè. boer komt ons al tegemoet en laat ons gauw den tuin zien, de boomgaard en 't erf om de boerderij. En dan maar 'ns even de wei in! (De Toovenaar heeft onderwijl mandoline's, kastag- netten oftamboerijns gehaald en ze spelen daar nu op.) Toovenaar: Ja jongens, als we nou zoo bij elkaar zitten, en ons liedje zingen, dan merk ik pas, dat ik eigenlijk de kwaadste niet ben. Ja, ik ben wel oen toovenaar, en ik betoover veel menschen,. maar ik meen het niet zoo erg, zie je. En daarom too ver ik nou den koning en den minister weer gewoon! Janus: Laai u ze dan ook vrij, meester toovenaar? Toovenaar: Vrij? Dat zal niet gebeuren! Ik% toover ze gewoon, maar ik hou ze hier! (Hij gaat naar den koning en den minister toe, en-zegt:) Majesteit Gonzago, Rio de Janeiro. Hokus pokug pas, Geen knoop meer aan de jas! Geen veter in de schoen, U kunt weer alles doen, U kunt U weer bewegen, In stormen en in regen, Tot Mei of tot April, Zoo lang als ik het wil! (De koning komt bij. Hij begint langzaam te be wegen. Onderwijl zegt de toovenaar tot den mi nister:) Excellentie Documini, Mezzini, Rubini, Terschelling en Brandaris, Geloof maar. dat het waar is, Dat U weer kan bewegen, In stormen en in regen, U kunt in 't rond weer draaien, Al zou 't nog zoo waaien, Tot Mei of tot April, Zoo lang als ik het wil! (De minister komt hij.)' Koning: Excellentie Documini, waak ik of droom ik? Minister: Majesteit, ik geloof, dat we allebei droo menden dat we een vreeselijke gekko droom heb ben, een fameuse droom! Koning: 't Is geen droom, Excellentie, 't Is waar heid! Kijk eens, daar heb je don toovenaar en daar heb je z-'m -twee knechten. Maar Adriaantje en Kriebeltje zie ik niet. Toovenhar, waarom heb je ons betooverd en waar^ om heb je ons nou weer gewoon gemaakt? Minister: Ja, Ja, waarom, toovenaar? Toovenaar: Omdat ik een goeie bui heb vandaag! En omdat ik met mijn twee knechten zoo gezellig zat te zingen. Daarom laat ik U allebei vijf mi nuutjes vrij en los. om naar ons te luisteren! Minister: 't Is een droom, majesteit! Koning: Nee, Excellentie, ik geloof vast, dat 't wer kelijkheid isl Toovenaar: Vooruit, jongens.... hoeiü! )'t Licht wordt vuurrood. De toovenaar en "zijn kDechten slaan op hun tamboerijnen, of tokkelen'op 607. „En nu als de wind naar huis hoor kin- ders. Moeder zal wel erg ongerust zijn". Gauw gaan ze op 't pad en ja moeder Teddyheer stond allang op den uitkijk. 611. Daar is juist gemaaid on wij mogen boven op den volgeladen hooiwagen zit ten, die naar de boerderij rijdt. „Lekker zacht, hè Mimi!" „Ja Hans, en wat ruikt het fijn!" hun mandolines. Ze dansen er bij.) Toovenaar (zingt): Vijf vingers aan mijn rechterhand, Een, twee, drie, vier, vijf? Er is geen koning meer in 't land, Straks toover ik hem stijf! Knechten: Straks toovert hij hem stijf! Toovenaar: De kikkers zwemmen in de sloot! Vijf, vier, drie. twee, een! De ooievaar staat op één poot, De kikkers vluchten heen! Knechten: Do. kikkers vluchten heen! Toovenaar: Asperges van den kouden grond, Wie hoeft dat ooit gedacht? Zij zijn zoo fijn, zoo wit zoo rond, Ze smaken o zoo zacht! Knechten: Ze smaken o zoo zacht! Toovenaar: Een kippeneitje, zacht gekookt, Een dooier, geel als goud, Dat is zoo heerlijk en gezond, Maarmet een beetje zout! Knechten: Maar.... met een beetje zoutl Toovenaar: Het torenhaantje draait in 't rond, In wind en zonneschijn, Zeg, wie benijdt dat haantje niet? Ik wou dat beestje zijn! Knechten: Ik wou zoo'n haantje zijn! Toovenaar: Ik ben .de groote toovenaar. •Janus: Ik Janus! Pieter: Ik heet Piet! Toovonaar: Wij zijn steeds vroolijk bij elkaar! Wij kennen geen verdriet! Knechten: Wij kennen igoen verdriet 1 Toovenaar: Ik vlieg de heele wereld door! Ver over land en zee Naar Oost en West, naar Zuid en Noord, Wie gaat er met mij mee? Knechten: Wie gaat er met hem mee? Toovenaar: Ik toover, waar ik toov'ren kan, Ik kon geen medelij! Ik toover boer en edelman, 608. Ze bromt eerst wel een beetje op de kleine deugnieten, maar als die beloven in 't vervolg heusch 'n beetje zoeter te zullen zijn, is het toch allemaal weer goed. melker. Hè, Mimi likkebaardt als ze al die schuimende melk ziet en gelukkig mag ze er net zooveel van drinken als ze lust. Dat is geen kunst'voor mijl Knechten: Dat is geen kunst voor hem! Koning: Stop. dat rijmt niet! „Hom" rijmt niet op „mij". Hahaha, hoort u dat, Excellentie? IToort U dat? Die okkernoot en dat kropje sla kunnen niet eens rijmen, hahaha!!! Minister: Ja, ja, 't is gewoon fameus, majesteit. Janus: 't Is onze schuld niet, meester toovenaar! Pieter: Eh die koning en die minister hoeven ons ook niet uit te. lachen, meester Toovenaar. Dat is heelemaal niet aardig, ook al zijn ze honderdmaal koning of minister! Wat zegt U? Toovenaar: Laat ze lachen! Laat ze huidoren! Laten ze' 't, zelf beter doen! D'at kunnen ze niet! I>at dur ven ze niet!'Stoor je er niet aan, jongens. We gaan doodgewoon verder, of er niets aan do hand is! (zingt:) j j Ik maak een eind nu aan mijn lied, En 'k zing nu tot besluit, Zeg, stoor je aan dien koning niet, Nou is mijn liedje uit! 'Knechten: Nou is zijn liedje uit!!! (Terwijl ze 't liedje nog eens neurieën. maken de toovenaar en zijn knechten een paar fantastische danspassen; al trommelend met hun tamboerijnen. De koning en de minister lachen. Er klinkt onweer- gerommel. 't Tooneel wordt opeens donkerrood. De toovenaar zegt, luid boven 't gerommel en gestom mel uit: Majesteit en Excellentie! Een oogenblik patiëntie! Hokus, pokus, pas! U wordt weer zoo U was! U kunt niet meer bewegen, Staat stijf in storm en regen, Tot Maar-t of tot April; Zoo lang als ik dat wil! Er klinkt nog één slag. Dan wordt 't tooneel weer licht. Jan en Piet.er zijn verdwenen. De koning on de minister staan weer stijf in hun hoek.' De Toovenaar zit voor zijn tafel, en leest in zijn dikke tooverboek, af en toe prevelend en schrijvend.) Toovenaar: In dit groote dikke boek schrijf ik al mijn toovenarijen op. Duizend en zevenenvijftig staan or in. Dat wordt vandaag duizend en zestig, (schrijft:) Duizend acht en vijftig: Adriaantjo aardappelenschilster bij koning Gonzago, heb ik meegenomen, hoog door de lucht naarl mijn kastéél. Duizend negen en vijftig: Koning Gonzago heb ik met mijn tooverstokje heelemaal onbeweeglijk ge- tooverd. Duizend zestig: Excellentie Documini.... alg vo ren! Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 15