VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT
PANTOMIME
RADIO*
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 21 Augustus 1926. No. 7898.
DE POESJES.
VOOR DE KEUKEN.
l
Holland smult weer van examens,
IDat is zoo'n zomer kost
En we worden van dien smulpaap
Nog voorloopig niet verlost.
Ziet 'm brassen, ziet 'm schransen.
Heel z'n maag raakt in de war
En het .eind van de historie
Is een zware darmeatbarr!
't Voorgerecht ia meestal M.UX.0^
Eerste klasse H.B.S.,
„Nor" of „Kweek", alsmede UJLO.,
Enzoovoort, een stuk of zesl
.Dan de overgangsexamens
In acht gangen voor en na,
Eind'lijk einddiploma-pudding.
Met een herexamen-vla 11
Holland's jeugd staat bleek en bevend
Met de kookproducten klaar,
In haar klam-bezweete handen
Stooft ze soms het zaakje gaarl
Met een duister denkvermogen
Wordt van alles opgedischt
Als een wat onfrische hutspot,
Die de vitaminen mdstl
Het menu is overladen,
Ilier is weinig aan te doen,
Ongezonde concurrentie
Geeff veel tobbers van katoen 1
Heel veel aangebrande kennis
Wordt er rustig geserveerd,
Omdat 't ingewikkeld kookboek)
Het te duidlijk had geleerd!!
Zoo is in de zomerdagen
Vrees in menig huisgezin,
Heel veel kind'ren zien er bleekjes,*
Zenuwachtig, smal en min!
Geeft den kind'ren toch de ruimte
Voor een vroolijk jeugdbestaan,
Of ze zullen met hun kennis
In hun kennis ondergaan!
Holland, ga niet concurreeren
Met je zware zomerk ost.
Omdat dit. steeds de gezondheid.
Van zoovele kind'ren kost!
Voed ze zorgzaam wet enschapp'lijk,
Maar toch zorgzaam nog het meest
En in hun gezonde lichaam
Huist weer een gezonde geest!!!
Augustus 1926.
Alle rechten voorbehouden!
KROES.
Oorspronkelijk verhaal door Sirolf.
i
{Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden.)
Zachte schemering daalde in de straat. Aan bet
raam, in den armstoel geleund, het zilver-gekroonde
hoofd in de tengere hapd gesteund, zat moeder en
keek nadenkend naar buiten, naar het sterven van
den dag. En ze dacht aan dingen, lieve herinnerin
gen,'uit lang vervlogen dagen
„O, Mam, ziet U wat de poesekindertjes, doem?"
zei het blonde meisje, dat met de pop, onder haar
arm,, voor het poesenmandje gehurkt zat en met in
nige aandacht het wroeten van vier kleine poesjos
in den mand van moeder-poes gadesloeg: „zag U dat,
Mam?"
„Wat. mijn kindje?"
„Die eene, met dat witte vlekje, ging zoo inaar op
zijn moeder d'r kop zitten. En..., o, kijkt U toch
eens, nu krabt ie zijn moeder in d'r wang, o, Mam*,
is dat geen stout poesje?"
„Och, de groote poes vindt het niet erg, zie je
wel?" t i
,.Ja, maar Mam, doet het dan niet. erg pijn, als ie
met zijn speldjes in zijn moeder d'r wang krabt?"
„Het zal wel pijn doen, Mops, maar hij weet niet,
dat ie zijn moeder pijn doet."
„O. De groote poes zegt niet eens „mauw", ziet U
wel, Mam? Zou ie het niet voelen?"
„Ik denk het wel, Mops, Maar hij weet, dat de
kindertjes nog erg klein zijn. 'Ze zijn nog blind, zie
je wel? Ze weten niet. hoeveel pijn ze hun moeder
doen. Dat weet de groote poes ook wel. En.daarom
zegt ze geen „mauw" en wordt ze ook niet boos. Ze
laat ze maar stil gaan, zie je wel, Mops?"
„Zeg, Mam, ben ik ook zoo klein geweest, net als
de poesjes?"
„Niet zóó heel klein, maar je was toch ook wei
klein hoor!"
„Toen ik nog zoo heel klein was, Mam, heb ik U
toen ook pijn gedaan?"
„Soms web een klein beetje, Mops. Maar dat wist
je natuurlijk niet."
„O Mam, ik zal het. heusch nooit meer doen. Doet
het nog pijn. Mam, heb ik U erg verdriet gedaan
„Nee, «mijn kindje, nu doe jo Mam geen pijn mo.>r,
hoor. En jij zult Mama ook nooit meer verdriet
doen, hè?"
,,0, nee, Mam, mijn eigen lieve Mam, nooit meer,
heusch niet." Dan reikten twee kleine kinderarmp
jes omhoog en de handjes vonden elkaar om1 moe
ders hals.
'De buitendeur sloeg dicht en Moeder schrok op1 ui't
haar gedachten. (De kamerdeur ging open en luid
ruchtig stoof het jonge meisje de kamer binnen, die
WELK EEN VERSCHRIKKELIJKE GEWAARWORDING
Tot je ontdekt, dat er geen brand is, geen inbrekers aan het werk eijn geweest, dat niet de geyser
van .je bad uit elkaar gesprongen is maar een doodeenvoudige werkman van. de gemeente bezig ds de
gasleiding na te zien. j
18.
De Eoomans-ontvanger.
Het „schema-Kootmansi" is het in de Ilollandsche
Radio-wereld wel het meiest op den voorgrond -tre
dende schema. Dat wil niet zeggen, dat de meeste
toestellen, welke in den handel gebracht worden,
volgens dit schema gebouwd worden. Vermoedelijk
zelfs is dit in het geheel niet het geval. Zonder eeni-
ge overdrijving mag echter worden aangenomen,
dat de toestellen door de amateurs voor eigen ge
bruik gebouwd, dit schema óf hebben toegepast, óf als
uitgangspunt hebben gekozen.
De belangrijkheid van dit schema, vooropgesteld,
dat het bovenstaande juist is (hoe zou dit met zeker
heid te zeggen zijn, als we bedenken dat er duizen
den toestellen in Holland in gebruik zijn?), is dus
boven twijfel verheven. Het Iigft dan ook in de be
doeling, dit schema eens grondig te beschouwen. (.Be
langstellende lezers en dat zijn er natuurlijk dui
zenden!! raclen wij aan, de artikelen aan dit sche
ma gewijd, uit te knippen. Dat zal hun van veel nut
zijn en voorkomt het vervallen in herhalingen. Red.)
Figuur 9 geeft dan de Koomansontvanger, Iet Wel
ontvanger, dus zonder laagfrequent-versterker.
Het verdien't ten allen tijde de voorkeur, den ven
sterker in een afzonderlijk kastje onder te brengen.
Dit brengt vele voordeelen mede. Wil men met de'te
lefoon luisteren, dan is de versterker overbodig, ka.n
dus totaal van het toestel afgeschakeld worden* Pit
Uatste is bovendien handig bi} he't opsporen van fou
ten. Het voornaamste voordeel is zeker wel, dat dan
de zelfbouwer, niet in de verleiding komt, de ver
schillende onderdeelen door elkaar te monteeren, iets
wat niet zelden de oorzaak van het „gillen" is.
De ontvanger heeft één lamp hoogfrequent, met
daarachter geschakeld de detectorlamp. De functie
van de h.f. lamp is in het, vorige artikel reeds uiteen-
gezel Men doet er steeds goed aan, voor beide lam
pen1 hetzelfde type te kiezen, tenzij de fabrikant voor
ieder der functies in het bijzonder een type aanbe
veelt (zooals o.a. Philips doet).
Aanbeveling verdient het tevens om aan de h.f.
lamp'een hoogere plaatspanning .te geven, dan aan
de- detectorlamp. Dit is wel te doen met dezelfde
anode-batterij (in fig. 9 is deze methode aangegeven).
Iedere lamp behoort bovendien een eigen gloei-
d raad weerstand <W) te hebben. Voor een goede rege
ling van de gloei draadspanning aan elke lamp af
zonderlijk is dit voorgeschreven. De grootte van de
zen weerstand moet minstens 30 Ohm zijn. Welk
lamptype dan ook- gebruikt wordt, deze weerstand zal
sieeds voldoende blijken.
Nog eens wordt speciaal in herinnering gebracht,
dat voor de1 h.f. versterkerlamp en detectorlamp niet
die lampen gebuikt moeten worden, die in den han
del gebracht worden als eindversterkerlampen.
Eén laAp hoogfrequent is bij: de Hollandsch'e toe-
stelbopwers vrijwel regel. Meerdere lampen hoog
frequent toch, geven in verhouding minder verster
king; de versterking per lamp neemt af. terwijl als
direct nadeel geldt, dat het toestel dan tevens moei
lijker af te stemmen is,
in het schemerduister te droomen lag.
„Dag, Mam, .daar ben ik weer. Bah, wat is het
hier akelig donker en ongezellig, waarom steekt U
het licht niet aan?"
„Dag Mops; vindt je dat zoo ongezellig? Och, iki
zat maar zoo wat te denken. En dan, ik had geen
lic'ht noodig, en dat spaarde dus weer uit., nietwaar?"
„Och, U ook altijd met Uw zuinigheid. U overdrijft
zo* verschrikkelijk. U loopt nu al voor het 'derde
jaar met datzelfde hoedje. Ik schaam me dood voor
mijn vriendinnen. Den laatsten tijd is het gewoonweg
verschrikkelijk. Ik mag nooit wat. Vanavond is dat
reuze fijn bal van de Studenten. Ik mag er natuur
lijk weer niet heen, omdat het een armzalige rijks
daalder kost. Bah!"
Het was nu bijna volkomen duister in de kamer.
Daarom zag niemand, dat er in moeder's oog, een'
'traan schoot.
„Kom eens bij me, Mops".
Schoorvoetend kwarru het jonge meisje, Moeder's
tengere hand trok haar zachtjes op de leuning van
den armstoel. Dan sloeg moeder baar artn om het
meisje en zei zacht:
„Weet je, mijn kind, waaraan ik daarnet zoo zat
te denken? Ik dach't aan heel, heel lang geleden.
Toen je nog zoo'n kleine dreumes was, van vier, vijf
jaar misschien. Onze poes had toen kleintjes en jij
keek ernaar, weet je dat nog? 'Die kleine blinde
poesjes krioelden door die groote mand en één ging er
zelfs op den kop van de oude poes zitten en sloeg
zijn nageltjes in zijn wang? Weet je nog, hoe stout
je dat vond, en dat de groote poes niet eens „mauw"
zei? En dat je vroeg, of ze dat niet voelde? Weet je
het nog, Mops?"
Ua, Mam", zei het meisje zacht.
„En toen vroeg je, of je mij, toen je nog zoo heel
klein was, ook wel eens pijn had gedaan. Dat vond
je toen erg verdrietig. En je beloofde me, dat je het
nooit, nooit meer zou doen.... Zeg, Mops, die kleine
poesjeszijn groot gewordenhebben natuur
lijk leeren zien. Begrijp: je me?"
„Ik, ik geloof van wel, Mam", zei het meisje
heesch.
„Kijk, Mop$, nu ben je groot en' nu kun ji| ook
zien. Nu zou je me toch geen pijn willen doen, niet
waar? Weet je wel, dat je ime dat beloofde? Je be
grijpt misschien niet altijd, dat alles wat ik voor je
doe, voor je bestwil is. -Daarom wil ik het je nu wel
eens zeggen. Je weet immers, dat we zuinig moeten
zijn om van het pensioen rond te komen, niet? Toch
kindje, wil ik je zooi heel graag plezier doen, zooveel
ik natuurlijk kan. Kijk, nu moet ik je wel een klein
geheimpje verklappen, Ik had je willen verrassen.
Want je weet toch wel, dat je deze maand jarig
bent? Ik 'heb heel goed onthouden, dat je laatst met
zoo'n groo't verlangen en toch met berusting, om
dat je wist, dat je het toch niet krijgen kon. omdat
het veel' te duur was over dat snoezige gouden
armbandhorloge sprak. Toen dacht ik zoo, als ik mis
schien heel, heel zuinig was, dat hét misschien wel
gtan zou-nu, enne.... Mops, het is ook' ge
gaan
„O, Mam, mijn eigen lieve Mam", snikte het meisje
zacht.
Toen reikten twee groote-kinderén-armen omhoog
en de handen vonden elkaar om Moeders hal^.
ABRIKOZENGERECHTEN.
De abrikozen nemen tengevolge van hun kostelijke
aroma een bevoorrechte plaats in de fijne keuken,
zoowel versch als gestoofd of als marmelade. Daar
de tijd van versehe abrikozen met lang duurt, ver
dient het aanbeveling ze ,-te. conserveeren. Vóór het ge
bruik laat men zoowel de versehe als de ingemaakte
abrikozen op een vergiet uitzakken. Hieronder vol
gen een drietal gerechten.
Abrikozenbeigneis. Versch gedroogde of
ingemaakte abrikozen worden, nadat ze goed uitge
zakt zijn, in'tvolgende deeg gedompeld: 250 gr. ge
zeefd meel mengt men met- 3 eierdooiers, 3 eetle
pels slaolie of gesmolten boter, wat witte wijn, een
eetlepel cognac, suiker en zout tot een stijf deeg. laat
dat 2 uur rustig staan, doopt daarna de' abrikozen
er in cn bakt ze in kokend vet (het beste is half
boter en hall' kalfsvet). Is de onderste helft van een
beignet bruin, dan keert men haar om op den ande
ren 'kant (niet er in steken). Om ze daarna geheel te
ontvetten, legt men ze op een met zeer dun papier
bedekte zeef. stapelt ze daarna op een met taarten
papier bedekte nikkelen schotel of andersom en be-
s.rooit ze met vanillesuiker.
f
Abrikozengebak. Het geel van 9 eieren
wordt met 125 gram suiker vermengd met 125 gram
boter, wat citroensap, en eenige eetlepels witte wijn
in een beet, waterbad diki geroerd, in een koud water
bad ondér roeren, koud gemaakt, waarna het met
het zeer stijf geklopte wit der eieren en 40 gram mai-
zma vermengd wordt. Een met boter bestreken, vuur
vaste bakvorm belegt men met goede uitgezakte hal
ve abrikozen, de holle kant naar boven, vult deze met
frambozengelei, giet daarna het mengsel er op en
laat het in matige hitte goudbruin bakken. Men
dient- het gebak o-p, bestrooid met vanillesuiker.
Abrikozentaart met vanille crème.
Van 200 gram gezeefd meel, 100 gram boter. 100 gram
suiker, V theelepel' citroensuiker, 2 eetlepels room, 2
eieren en een tipje zout wordt een droog deeg ge
maakt, hetwelk men ter dikte van den rug van een
mes uitrolt en er daarna den bodem van een spring
vorm, mee bedekt en lichtbruin gebakken wordt.
Daarna haalt men den deegbodem uit den vorm, ent
laat hem koud worden. Men zet op dien bodem, twee
centimeter van den rand, een taartenring (men kan
hiervoor ook een ring van karton gebruiken), waar
binnen men goed uitgedropen abrikozen kransvor-
raig neerlegt, die men met het volgende crème over
giet: Het: geel van 3 eieren vermengd men met 3
eetlepels suiker, voegt er onder gestadig roeren 2
eetlepels gezeefd meel bij. alsmede een halve liter
melk, waarin een vanillestokje te trekken heeft ge
legen en nog een tipje zout. Het geheel roert men in
een heetwaterbad. Nadat het dik geworden is, wordt
het in oen koudwaterbad onder roeren afgekoeld, on
derwijl het stijf geklopte wit' der 3 eieren daaronder
"ermengende. Om; de crème snel doen stollen,
plaatst men de taart op ijs, waarna na afkoeling den
oing voorzichtig kan worden verwijderd. Bij het sap