VOOR DE KINDEREN.
Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat
Voor de Kinderen.
Het Geheim van het
Oude Horloge,
>d daar in No i a 0 r
J. Na 1850 is, hoewel mei sterke schcmmelin-
de ^eleideHjke uitbreiding der «teelt begonnen,
do vraag uit Duitschlaou on Engeland groot er
In 1850 werd in cns land nog nauwelijks 100
in 1878 reeds pl.m. 2500 H.A. roet korwlj b«-
Eerst in 1870 ischijnt zij buiten Noord-Holland
n verbouwd speciaal in Groningen waar de
ir na 1886 toon in Dui'tschland de chemische
trio in het bijzonder die der aetherischo oliën
m de kunstmatige reukstoffen opkwam. De
nam zoodanig toe dal in 1898 in Nederland
LAL karwij verbouwd werd. IDe toenmaals zérr
fraanprijzen werkten de teelt in do hand. In 1911
in ons land 8230 II.A. met karwij. bebouwd of
1 pet. der. bebouwde oppervlakte. In do oor
logsjaren ondervond export naar Amerika groote
moeilijkheden en legde de regeering do teelt aan
banden; in 1918 werd daarom slechts 1700 H.A. ver
bouwd welk getal in 1924 weer tot 8240 H.A. was
gestegen.
lvur.wij wordt voor het grootste gedeelte naar
Duitschland Amerika en Engeland geëxporteerd, om
in chemische fabrieken op aetherische olie verwerkt
te worden. In Nederland zijn maar enkele kleine
dergelijke fabrieken, die betrekkelijk weinig zaad
Kg. van 1911—1925 resp. 8988, 4298. CG35. 8062, 5426,
109. 2771, 3562, 8862 en 6749 ton. Na den oorlog vroeg
Amerika vooral voel karwij, waardoor do prijs
sterk opliep, in 1923 zelfs tot f 119 per 100 Kg. Thans
gedestilleerd kaï wijze tg v< os- Vos'land niet «osder
beteekems. Speciaal het zaad, dat zonder pletten of
breken gedestilleerd is. komt voor uitvoer in aan
merking. Een belangrijke hoeveelheid van dergelijk
zaad wordt jaarlijks naar Bamba geëxporteerd, als
Ersatz" voor het daar inbeeinsch Zirazaad, dat veel
op karwij gelijkt.
Tot nu toe is aan de veredeling der karwij weinig
gedaan. Hoewel de ontwikkeling der bloeiwijzcn een
sterke overheersching der kruisbestuiving zou ver-
noodig"hebben. Do uitvoer bedroeg in'tonnen van 1000. .moeden, is toch gebleken, dat vrij naast elkander
staande aan zichzelf overgelaten karwij soorten/ haar
karakter, jaren lang tamelijk "goed handhaven. Niet
temin is voor het behoud van reine lillen" isolatie
noodzakelijk. Het zaad valt, als het rijp is. gemakke-
is de prijs weer zeer sterk gedaald. De handel in uit- lijk uit. De beide kweekers die zich met karwii heib-
ben beziggehouden, dr. R. T, Mfoselholt en dr. K. E21L
stra, stelden zich daarom mede ten doel een ras te
kweeken, waarbij dit verlies beperkt zou worden.
Het ras van dr. Mansholt wordt thans zeer veel ver
bouwd. Het door dr, ZiJLstra gekweekte ras laat de
vruchtjes niet vallen, zoodat de oogst veel minder
riskant wordt. In 1911 werd met deze selectie be
gonnen; sedert enkele jaren is het zaad ervan in den
handel. Het earvongehalte van het zaad is hooger
dan dat van gewoon zaad. De zaad vaste karwij, zoo
als zij' thans verbouwd wordt, is nog een mengsel van
verschillende stammen, die vriji veel verschillen wat
zaadopbrengst, kiemkracht en snelheid van groei be
treft. Er wordt thans getracht uit het tegenwoordige
mengsel een forsch, gelijkmatig groeiend ras te
kweeken.
Ja: het is feest, en wel bij de goudke
vers. Want de deftige Puiloog iGoudschild
is zoo juist getrouwd met Slankpoot
Pronkster. Kijk, daar komen ze aangere
den. in hun notendoppenstaatsiekoets,
getrokken door zes werkmieren.
638. Zij stappen uit en een voornaam ge
zelschap gaat aan tafel. Kabouterkoning
z' is gast en hij maakt, dat wij ook mogen
aanzitten, naast een paar mooie vlin
ders. een harige rups en Aet bruidspaar
natuurlijk.
639. Als er lekker gegeten is, doen de
bruiloftsgasten een dansje, op de muziek
die juffrouw Nachtegaal voor allen ma
ken wil. De bruigom komt een praatje
met ons maken.
640. Als Pruiloog Goudschild hoort, dat
we zoo graag iets zouden willen afweten
van bet mierenleven, roept hij dadelijk
een mierenoverste en vraagt hem, of deze
ons misschien eens rondleiden wil. Deze
is de bereidwilligheid zelve.
We stappen dus achter onzen mieren-
vriend mot z'n lantaarntje aan. Hij
voert ons naar een mierenhoop. „Jul-i
lie bent toch niet bang in 't donker?"
„Nee hoor"
642. Door de hooge duistere gangen stap
pen we naar binnen. Nu komt - het lan-
tarentje goed van pas! „We zullen maar
't eerst naar de voorraadkamers gaan",
zegt de mier.
643. Daar heerscht een bedrijvigheid van
wat ben je me. In holle kastantjes ligt
de vleesohkost voor de mieren, hun groen
ten, hun fruit!
644. Voorraden worden steeds aangedra
gen: daar komt een versch geslachte koe
ver, die de mieren ook al voor vleesch
dienen moet, want het) zijn geweldige
eters!
•Nieuwe avonturen van Bram Vingerling,
doo L. Roggeveen.
Verhoogd..... en nog wat!
i
conciërge van de iïJB.S., Van Putteron, riop
een gewichtige stem: „Abraham Jacobus Vin-
ïg".
biq Vingerling stapte haastig de lange gang door
erdween na oen bescheiden tikje op de deur in
directeurskamer.
n kameraden bleven achter in den gang bij do
tokken en paraplubakken. Wachten op, den -uit-
u hun vriend Bram verhoogd worden? Natuur-
Niemand van do kameraden, die daaraan tvvij-
S'tel je voor, dat Bram bleef zitten. Dan kon
ieele klas wel blijven zitten! Want 'Bram was
ner één van zijn klas! IDat was hij altijd ge-
en dat zou hij wel altijd blijven ook.
p de gewone school", zei Henk Grevers, Bram's
jongen, „was hij altijd al de knapste en nou op
B.S. weer."
im werd dus natuurlijk verhoogd. Daar werd
sr gewoon niet meer over gesproken! Maar er
nog wat anders, zie je. nog iets héél anders, En
waren al z'n kameraden ontzettend nieuwsgie-
laar. Wat was dat dan?
ten we eerst eens even vertellen, wie Bram was.
was de zoon van Notaris Jacobus Abraham iVn-
ing, en hij woonde in den Haag. in een van de
we wijken. De notaris woonde daar met z'n
w, z'n zoon Bram en Grietje, het dienstmeisje,
en villa, met een klein tuintje er voor, en een
te er achter. Het huis stond nogal ver van de
ol af, zoodat Bram vier maal op een dag met
vriend Henk op en neer fietste. Dat was in den
eT prettig, en in den winter wel eens een beetje
reiend, vooral als or sneeuw lag. Maar toch zoo
't algemeen was 't best te doen.
'u moet je niet denken, dat Bram, ook al was hij
nummer één van de klasse, een bleêke, magere,
kke jongen was, die alleen maar dacht, aan de
van Gay Lussac, en aan derdemachtsworteltrek-
Pruisische oorlogen, kraters op Java en voeg-
Nlon! 't Leek er niet naar! Bram was ook een
te sportman. Hij was de leider, van 't voetbal-
1 van z'n klas. en als zijn clubje de overwinning
&lde. dan kon je er zeker van zijn. dat Bram
tl minstens twee doelpunten voor z'n rekening
genomen. Verder was hij1 voorzitter van de fiefcs-
.Moeskops". Ook voordo Bram bij allerlei ge
lheden, namens zijn klasse het woord., bij voor-
l als or een 1 eeraar jarig was, of bij groote
öte of koude, al« de Jongen» graag vacantie wil
den hebben. En omdat hij, op de heelo school goed
stond aangeschrevon, kroeg hij nogal veel gedaan.
„Bram Vinger", zoo noonidcn zijn kameraden hem.
't Was nu begin Juli. don dag vóór de groote va-
caniio zou beginnen.
De repetitie'» waren voorbij, heel wat zuchten wa
ren geslaakt, en tientallen vellen papier volgeschre
ven met proefwerk.
En vandaag zouden do il.B.S.'ers vernemen, of zo
verhoogd werden.
Eén voor één riep Van Putteron volgens zijn lijst
de jongens en meisjes binnen, lieuk was al binnen
geweest en gelukkig! Hij, was verhoogd!
„Ilè, hó!" had hij; gezucht, toon do Directeur, mijn-
heor Dommering hem 't groote nieuws had meege
deeld. Honk was niet een Van de vluggerds, moet je
weten. Maar hij had goed gewerkt en met succes.
„Geniet maar van je vacantie, jongen", zei de Di
recteur, terwijl hij llenk z'n rapport overreikte. Allo
cijfers waren voldoende, behalve een 4 voor meet
kunde on een 5 voor Duitsoh.
„Die lamme bewijzen ook", mopperde Henk, „maar
nou kunnen ze mo geen laars meer schelen!"
Allen waren ze al binnen geweest; een meisje en
een jongen moesten nog. een jaar blijven zitten. Die
Wftren stilletjes afgedropen. De .gelukkigen waren
gebleven,om te hooren, hoe 't met Bram zou afloo-
pen. En toch twijfelde niemand er aan, dat Bram
verhoogd zou worden..Maar waarom bleven ze dan?
Om hem te feliciteeren? Ja, daarvoor óók! Maar er
was nog wat anders! Wat dan?
„Reken maar. dat ©ram een goeie kans heeft", zei
Piet Poorten. „Ik geloof vast, dat hij 't krijgt. Nie
mand heeft toch maar gedaan, wat hij klaar gespeeld
heeft! Alle kranten schreven er toch over; En overal
zag je toch zekpr z'n portret! Wat ik je zeg. Bram
krijgt het! O zoo!"
„Wat duurt het lang, eor hij terug komt", zei Henk
die van zenuwachtigheid geen oogenblikje stil kon
blijven staan. „Hij is nou al drie minuten weg, en
bij ons duurde 't geen enkele maal langer dan twee
minuten".
„Hij krijgt het, of ik laat me villen", zei Piet Poor
ten weer met z'n zware stem.
„Wacht nou maar rustig af, jongeluitjes", zei Van
Putteren kalmeerend, „bedaard, bedaard; met. al jo
drukte win je toch niks."
Voor do tiende maal dien morgen drentelde Henk
de lange gang op; en neer en voor de honderdste maal
las hij de regels, die hij al lang uit zijn hoofd kende,
netjes getypt op lichtblauw papier:
AAN DE LEERLINGEN" DER IIOO-
GER K BURGERSCHOLEN IN IDE GE
MEENTE 'a GRAVEN IIAGR
Bij testamentaire beschikkingen van
wijlen den 'Héér E. B. baron van Hoo-
gonreedt, overleden den 12 September
1925, is onder meer het volgende be
paald:
Een- bedrag van fl. 100 wordt uitbetaald
aan de(n) leerling(e) van een der IToo-
gere Burgerscholen in de gemeente 'sGra-
venhage, die zich in meer dan gewone
wijze heeft onderscheiden. H
Aanwijzing van bedoelde(n) leer
ling^) zal geschieden, door een Raad, be
staande uit Directeuren en leeraren der
Haagsche Hooger© Burgerscholen.
Uitbetaling; van bovengenoemd bedrag
vindt plaats voor de eerste maal in den
zomer van 1926 en vervolgens elk jaar.
Bedoelde leerlingi(o) is vrij te doen met
hei uitbetaalde bedrag, wat hij (zij)
wenscht.
Mr. J. H. Chaussior,
Efx oc u tair-tes tamentair.
's Gravenhage, 1 Januari 1926.
I
Het heele jaar had 't getypte velletje daar al ge
hangen en alle jongens en meisjes hadden zich al
voorgesteld, dat zij de f 100 gewonnen hadden. Öp
allerlei mogelijke manieren had iedereen voor zich
de f 100 al besteed. De oen kocht een vootbalpakje;
nummer twee zou op reis gaan naar de grot van
llan; nummer drie zou zich een echt mooi pak la-
'ten aanmeten-; nummer vier kocht een fijne viool;
nummor vijf ging twee maal por week naar do
bioscoop; nummer zos bestelde bijl Vroom on Drees-
inan 5 zijden japonnen; nummer zeven
En zoo wist natuurlijk iedereen wat. Jammer al
leen dat er maar één prijs werd uitgeloofd!
En Bram? Had die ook al plannen 'gemaakt?
Wel zeker! Net zoo goed als de anderen! Toen hij
't 'getypte velletje voor.de eerste maal gelezen had.
was hij heel bleek geworden. .Dat- wasdat was
zeg zou hij misschien.... zouden die honderd gul
dens voor hemOch nee, 'kom noul
Maar Henk zei: „O Bram, die win jij natuurlijk!"
„Stel. je voor", zei ©ram., ,stel je voor."
Een heeleboel vrienden dachten er net als Henk
over!
„Denk dan toch eens aan je Abrovi!" zeiden ze.
De Abrovi !i
De uitvinding van de éénige onzichtbaarmakende
stof o))' de wereld!
Als Bram 't woord „Abrovi" hoorde, beleefde hij in
z'n gedachten weer al z'n avonturen van het vorige
jaar. Hij zag zichzelf weer zitten knoeien, met aluin
en zout en water en spiritushij voelde weer z'n
teleurstelling! bij de eerste mislukking.... hij1 bla
dorde weer in 't oude hoekje „Ars Morgicn'V.en
als hij zijn' oogon sloot, zag hij weer voor zich de her
rie in z'n klas, toen hij zijn onzichtbaarmakende
Abrovi mee naar school had genomen.... hij zag
de grijns van Pas-hukoffhij beleefde opnieuw de
tocht) in de vliegmachine hoven1 Duitschland, z'n zweef
tochten in de lucht, en zijn avonturen i'n Polen en
in 't circus bij Mr. Ludovicini.... hij hoordo weer
't geschetter van de muziekvereeniging „Klein zijn
we. maar we hebben lef", bij z'n terugkomst....
IDe Abrovi!!
Tn oen hoekje van z'n kamer had hij eon heele sta
pel krantenuitknipsels liggen; allomaal stukken- over
hem- en over zijn uitvinding, zijn ontvoering door
Pashukoff en nog veel meer. Ook buitenlandsche
kranten waren erbij. Ja, dat waren groote dagen ge
weest! Weet je wat aardig was? Op een keer zat
Bram in een bioscoop. 't Was kort na zijn terugkomst.
En toon zag hij bij. 't „Holland nieuws" opeens zijn
heelo thuiskomst op 't doekl Wat een menschen,
wat een menschenl Op 't laatst verscheen zijn portret
levensgroot óp 't witte vlak. En Bram zat maar heel
kleintjes en bevond van ontroering op z'n atoel te
kijken.
Toon ging 't licht op. Naast Bram zat een1 oude
juffrouw. Ze keek toevallig Bram kan.haar
oogen werden driemaal zoo groot en ze riep; „Groote
■grutje, daar zi't ie zelfU" Natuurlijk keken alle men
schen om en Iedereen herkende ©ram. Dat gaf een
Herrie!
„Hoera! Leve Bram! Leve onze uitvinder! Hoera!
Hoera!"
En Bram moest op 't.tooneel komen, hoor, terwijl
de heele zaal zat. te schreeuwen van plezier en op
winding. i
Ja, dat. was aardigi
Do Af>rovi!l
Zorgvuldig bewaarde hij zijn geheim, dat hij! alleen
wist!
En zoui hiji nu door z'n Abrovi den prijs van f 100
winnen? AI z'n vrienden waren ervan pvertuigd! 't
Zou gek wezen, als hiji 't niet kreeg, jal
Zoo stonden de vrienden in afwachting, druk pra-
tend en betoogend bij elkaar., terwijl de oude conr
cierge Van Putteren glimlachend toekeek. Och. die
jongelui! Hij. zou ze maar laten rumoeren, 't Was
'toch een bijzondere dag vandaag! Overgang en vacan
tie nietwaar? „Toen ik zoo oud was als zullie", 'dacht
Van Putteren, „was ik al lang bakkersknecht. Ik
weet niet wjit vacantie is! Iki heb altijd moeten sjou
wen en zwoegen! Geen nood, ik ben er ook geko
men, en ik hoop er nog een heele tijd te blijven".
Van iPutteren streek met z'n hand door de weinige
grijze haren, die hij nog overgehouden had van z'n
vroegere weelderige krullebol. „Ja. ja, jongelui, in
mijn tijdbegon hij.
Maar de jongelui luisterden niet. Bram was nou
allaat"'s. even kijkenal vier, nee vijf minu
ten weg! „Hij' hééft de honderd gulden, wat ik je
zeg", schreeuwde Gerritje me't een1 vuurrood gezicht
van opwinding, „hiji heeft ze....!"
i
Ondertusschen zat Bram op een groentrijpen stoel
in de Directeurskamer vóór de lange tafel.
En achter de tafel zaten de Directeur en de leera>-
ren in een halven cirkel. De Directeur zat in 't mid
den. Een heele bundel paperassen lag vóór hen.
.,Ga zitten. Bram Vingerling", had de Directeur
plechtig gezegd, toen Bram binnenkwam. Even zocht
hij nog in de papieren en begon toen;
„Abraham Jacobus Vingerling, dat ben JIJ toch,
nietwaar?" v
„Ja meneer!"
„Abraham, het doet ons, de leeraren en mij, veel
genoegen, dal wo jo kunnen bovorderon naar do
derde klasse en wel.... als nummer één, Juist als t
vorige jaar."
Bram glimlachte.
Wordt vervolgd.
Correspondentie zenden naar L. ROGGEVEEN,
MARETAKSTRAAT 54, DEN HAAG.