SchagerCourant NAAR HET LAND VAN HUSSOLINI Geen geweten. Zaterdag 28 Augustus 1926. 69ste Jaargang. No. 7902. Tweede Blad. Feuilleton. Reisindrukken en beschouwingen ven N. J. C. SCHERMERHORN. V. Over Florence ben ik nog' niet uitgepraat. Ik moet m nog meer vertellen van baar en naar kunst. We gaan dus samen in gedachten weer op stap en richten onze schreden naar de Arno. Op de lange boogbrug waar ééns Dan te Zijn ontmoeting met Beatrice had, blijven we een poos stil .staan om te genieten van het mooie panorama aan beide zanden. Er is niet veel water in de rivier, maar toch is zij van aanzienlijke breedte. De oevers zijn hoog. Twee breede straten zijn daar aangelegd welke naar den aard der huizen te oordeelen, van oudsher door de fezetep burgerij zijn bewoond geweest. We zien e hoog© daken van kerken en paleizen boven do stad -uitsteken. Vooral de vierkante torens, van een eigenaardig sprekend^ type,_ teekenen zich prachtig ai togen de lucht. Links zien we de sterke rijzing van do stad, waar op een heuvel het mooie, ruime, naar Micheiangelo genoemde plein ligt, met het overweldigende David—beeld, uit één reusachtig stuk marmer en op ©enigen afstand daarvan de oude kerk „San Miniato al Mout©." Wè gaan de briug over en slaan links ar oen oude smalle straat in. Aan heb einde daarvan weer links om on dan betreden wij de beroemde Ponbe Veccthio. Hier Zijn we nu werkelijk in het antieke Florence. Over de goheele brug zijn. huizen gebouwd. Dus goon brugleuningen, maar in plaats daarvan lage winkels, voor 't grootste deel van goud- en zilver werken. Daar krioelt't van de menschen en lieersoht oen gezellig© drukte. .Want Ondanks Savo- narqla, is do zin voor schoonheid en praoht on pronk gebleven en 't is hem niet mogen gelukken van de Florentijners een stemmig volk .te maken. Zü staan integendeel bekend om hun levenslust en op gewektheid. De Ponte Vecchio is in mijne herinne ring een van de meest typische plekken gebleven van de stad. Er is niet alleen een Ponte Vecohio (Vecchio oud) maar ook een Pal'azzo Vecchio. Dit paleis verdient zijn naam Vecohio ten voilé, want 't werd reeds in 1298 gebouwd. D.w.z. in dit jaar werd met den bouw begonnen. Hier zetelde de regeering van do eens machtige republiek, hier kwamen in „de zaal der tweehonderd" de senatoren tezamen in den tijd toen Florence de hoofdstad, van Italië was. Hier bevindt zich de kapel der prioren, ge wijd a-n.n den heiligen Bernardus en het is in deze kapel, dat Savonarola zijn laatsten dienst heeft verricht. Ik blijf er een poosje alleen achter; ik lees de opschriften en worat in 't bijzonder getrof fen door het Volgende: „Primo queribe regnum Dei et justiaiam eius et haec omnia adiicienbur vobis". Ik herinner me, dat ik zelf meer dan eens over deze woorden heb gesproken. (In 'fc Hollanldsch: Zoekt eerst het Komnkrijk Gods en* zijne gerechtig heid en al deze dingen zullen u toegeworpen wor den) Arme SavonarolaHij heeft zoo diep de be- Wikonie dezer woorden gevoeld en.... Eet heeft hem het leven gekost! Als we de kapel' verlaten, komen we door een prachtige dubbeldeur, waarin op kunstige wijze de beeltenissen van Dante en dien anderen grooten dichter Petraroa zijn weergegeven in ingelegd hout. Overal komt ons een grootsoh verleden tegemoet. We zien „de zaal der vijfhonderd", die in 1495 werd gebouwd door den architect Cronaoa. Zij was be stemd voor de vergaderingen van den grooten raad van 't theocratisch bewind door Savonarola inge steld. Tegenwoordig doet het Palazzo Vecchio dienst als raadhuis. En geregeld worden dus verschillende vertrekken door ambtenaren benut. We bemerken dit op een niet bijzonder aangename manier. Op onzen tooht door zalen en gangen zijn we nl. een verboden locaal binnengestapt en met de vrijmoe digheid, welke over een mensch pleegt te komen in een vreemd lland, willen we een daarin zich bevindende deur openen. Plotseling echter komt er iemand in groote verontwaardiging binnen en we krijgen er geducht van langs! Wat ging de m?i.n tekeer, 'fc Blijkt, dat we in een vertrek zijn, in gebruik voor 'fc oen of andere secretariaat). Met de onschuldigste gezichten der wereld hoeren we de scheldpartij1 aan en verwijderen ons -doodkalm, 't Is soms héél aangenaam, de taal, waarin men wordt aangesproken, ni e t te verstaanI lu myn vorige brief sduoeef Ik over de oer» Roman van REINHOLD ORTMANN. 1. HOOFDSTUK I. Het nieuwe dienstmeisje van professor Wallroth was slechts mot tegenzin tot het besluit gekomen, den haar onbekenden bezoeker alleen in de ka mer te laten. Hij zag er nu niet bepaald verdacht uit, maar hij bleek volgens haar ingeving toch ook niet tot de kringen, waartoe zij den professor reken de, te behooren. Zijn groote, zware gestalte kwam haar zelfs boersch voor in zijn slecht zittende, bijna slordige kleeding en deze kleeding was volgens het scherpziend oog van het meisje, stellig uit een of ander goedkoop magazijn afkomstig, getuige de on bepaalde verschoten kleur. Dat de vreemdeling geen handschoenen droeg en dat hem bovendien het be staan van visitekaartjes onbekend schoen te zijn, deed hem bij het dienstmeisje zeer in achting dalen. Op haar vraag naar zijn naam had hij tamelijk kortaf en beslist geantwoord: „Düringhoffen de professor heeft mij verzocht op dit uur hier te ko men". Zij was eerst van plan geweest, hem buiten op de stecnen trap te laten staan, totdat zij zich van de waarheid zijner bewering overtuigd had. Nogmaals een blik op den vreemdeling had haar evenwel aan leiding gegeven hem toch in de salon binnen te la ten. Zijn mager, baardeloos gelaat was stellig niet knap te noemen, de verre van fijne trekken verhin derden absoluut den leeftijd van den heer Düring- hoffer te bepalen; maar een nietszeggend alle- daagsch gelaat was het echter nog veel minder en in de groote blauwe oogen, waarin een wonderbaar lijk heldere glans straalde, schitterde iets dat het meisje haast tegen haar wil dwong beleefd te zijn. „Neemt u alsublieft plaats, mijnheer", zeide zij, terwijl zij.de deur van een smaakvol gemeubileerd vertrek voor hem opende. De bezoeker ging inderdaad zonder eenige verlegenheid op een der sierlijke, ver- vnu ®^0e^je3 zitten, dat blijkens een hoogst beden kelijk kraken, meer als sieraad dan voor practisch gebruik bestemd scheen. welke het ItaEaanaohe volk aan Dante en Michel angelo heeft bewezen. En ik vertélde u van het prachtstandbeeld en het grafmonument aan Dante gewijd. In dezelfde kerk, de „Santa Croce" waar in we dit grafmonument vinden, treffen we ook bijna vlak daarnaast heb gTafteeken van den gewel digen Michelangelo. 't Is eenvoudig van uitvoering. Drie vrouwenfiguren zitten naast een sarcofaag en daarop is een borstbeeld van den vereerden kun stenaar aangebracht. Waarom, echter zal men hem door een monument huldigen? Alles wat de kunst zou scheppen om hem to eoren, blijft immers beneden hetgeen hij heeft voortgebracht! Is niet zijn beroemde 'beeldhouwwerk dé reusachtig- groote figuur van David in Florence te aanschou wen. Staat de reproductie van dit prachfcbeold niet als de eeuwige verkondiger van zijn eer op hot mooie, hooggelegen ploin dat naar hem „Piazzalo Michelangelo" wordt genoemd P En is er niet do wondorachoono kapel1 in do ofudo Lorenzo-kerk P Ik ga zoo aanstonds een bezoek brengen met u in die kerk. Maar vooraf wil ik u nader op de hoogte brengen met Michelangelo. Dit is een man van zóó groote kracht geweest, zóó vol scheppingsdrang, zóó bezeten van den geest der kunst, dat ieder be schaafd menSoh hem moet kennen. Michelangelo Buonarotti, dio door zeer bevoegden wordt beschouwd als een der grootste kunstenaars van allé volken en alle eeuwen is in 1475 geboren en werd opgeleid voor schilder. Hij werd echter zeer geboeid door de antieke beeldhouwwerken in de tuinen der Medici. Lorenzo de Medici nam Michelangelo in huis en liet hem in de beeld houwkunst onderwijzen. Met zeldzame energie geeft hïj zich aan zijn werk. En men staat verbaasd over wat hij weet te bereiken. In alles 'is hij een reus! Als schilder, als beeldhouwer, als architect de éérste, da bóven-allen uitstekende. Do paus draagt hem op do beschildering van do Sixtijnsohe kapel in het Vatóoaan. Vier jaren lang is hij hiermede bezig (15081512) Ook wordt hem door paus Julius II de opdracht gegeven voor eon grafmonument. Hij maakt eon Christusstandbccld. Hij schept de heerlijkste figuren van kracht en schoonheid. Straks zal ik u vertellen van do archi tectuur der sacristie in de Lorenzo-kerk, omdat ik daar door persoonlijke aanschouwing over. kan oordeelen. Hij' is ook de bouwer van de wereldver maarde 'Sint Pieterskerk te Rome. Reeds -.eerder waren de grondslagen gelégd voor een groote kathe draal op ae plaats van de oude basiliek van Sint- Petrus. Maar Miohélangolo is de man geworden, wiens naam onafscheidelijk aan de „Sdnt Pieter" is verbonden. Naar zijn plannen werd de grootsche koepel gebouwd. Hd is hot die. den nieuwen geest der roiiaisSanoe deea spreken uit dit trotsche kerk gebouw, waarheen na zijn dood millioenen men schen zullen blijven opzien... zonder dat de moesten er eenig, besef van hebben, hoe er is gedacht, ge werkt en geworsteld door een menschenkind om deze schoonheid to baren. Want als er één is ge weest, die gewerkt, geploeterd, gezwoegd heeft om de hoogte te bereiken, waarboe hij gestegen is, dan was het deze gigantische mensch. Laat ik u nog vertellen, dat hij1 ook vesting bouwkundige was en gij zult u eenigermate kunnen voorstellen, welk een machtige, universeel© geest deze Michelangelo is geweest. Met de mensolien. bemoeide „hij zich weinig; ge trouwd was hij nooit. Voor hem bestond maar een enkelé passie: werken, scheppend werken. Hij sterft op den 18den Fébr. 1564 te Rome. Zijn lijk wordt naar Florence overgebracht en bijgezet in de „Santé Croce", zooaJö ik u zooeven reeds vertelde. Thans voer ik u mede naar de Lorenzo-kerk. Het is een der alleroudste kerken van Italië. Zij dateert reeds in haar oorspronlcelijken1 Vorm van hefc jaar 393 en Was oorspronkelijk de hoofdkerk van Floren ce. Zij is vergroot in de 11de eeuw. en werd in de 15de eeuw door den bekenden renaissance-bouw- meester Brunellesoo geheel verbouwd. Daardoor hebben 'we in deze kerk hot type van bouwwerk in den yroeg^ronaissanoo-bijdVan buiten maakt zij zeer weinig indruk en het .vermoeden rijst op, dat de voormuur nog een onaangetast deel1 is van den aJlereersfcen bouw; van. binnen echter is het gansch 't tegenovergestelde, llier zien we dat grootmeesters aan den arbeid zijn geweest. Hier vinden we den arbeid van Michelangelo, van Donatellq, hier be wonderen we het hoofdaltaar van prachtig mozaiek en worden we door een herinneringsplaat terug gevoerd naar het glorierijke vérleden, als we be denken, dat We staan boven het gebeente van Cosi- mo de Medici, den vader des vaderlands! Maar de bewondering stijgt tot extase, wanneer we in 'fc achterste deel der kerk komen ter bezichtiging van de nieuwe sacristie en de kapel der Medici. Wanneer men in korten tijd veel Ziet, worden noonlijk de impressies minder sterk.De geest van mensch, die veel' verwerkt, wordt .moe. Maar hier beschik ik weer ineens 'over al. mijn opmer kingsgave, omdat ik getroffen word door de aan grijpende schoonheid van dit verheven interieur. Ik sta in 'fc midden onder het koepelvormig dak van een groote ruimte, die aohtzijdig omsloten wordt door hoog opgaande wanden van het aller schoonste marmer m verschillende kleuren, 'fc Is om stil van te worden. Hier moet 'dunkt mo, ieder, die aanwezig is, do schoonheid gevoelen van het geheel dat hem omringt. O, die harmonie, welke niwi- in de verhoudingen is! Zonder eenig. verscand Hoewel hem verzocht was op dit uur aanwezig te zijn, moest hij geruimen tijd op de verschijning van den professor wachten; want de geleerde, die het ge weldig druk had, was juist pas met zijn ontbijt be gonnen. Maai* op het gelaat van den jongen man ver toonde zich noch ontstemming noch ongeduld. Met zijn heldere oogen bekeek hij de schilderijen aan den wand en de bronzen beelden op de pronkkast, -ora daarna in stil gepeins te verzinken met de ge laatsuitdrukking van iemand, in wiens woorden boek het woord verveling onder geen enkele om-1 standigheid schijnt voor te komen. Toen drongen uit de aangrenzende kamer de klan ken van een piano tot hem door en hij hief luisterend het hoofd op. De deur naar het nevenvertrok was open en daaruit klonken de harmonische tonen, die den wachtenden bezoeker in zijn gepeins hadden ge stoord. Het was merkwaardig welk een verandering zijn gelaatsuitdrukking onderging, terwijl.hij naar hot pianospel luisterde. Aanvankelijk was het een uitdrukking van blijde verrassing, die den bijna strengen ernst had vervangen; langzamerhand gleed er een glans van verrukking over zijn eerst zoo stroeve trekken en het dienstmeisje zou stellig zeer verwonderd zijn, wanneer zij had kunnen zien, welk een fraaie lijnen dat magere, ernstige gelaat thans vertoonde. Wel tien minuten lang luisterde hij met de meest, gespannen aandacht; toen hield het spel plotseling op, een stoel.werd achteruit.geschoven en de gestalte van een jong meisje verscheen op den drempel in de open deur. Bij het ontdekken van den vreemde ling ontsnapte een lichte uitroep van verrassing aan haar mond en zij maakte een beweging, alsof zij zich snel weer terug wilde trekken; maar daar Dü ringhoffen reeds was opgestaan en een beleefde, hoe wel eenigszins onhadigé buiging voor haar maakte, scheen zij dit plan te laten varen en kwam zelfs eenige passen nader. „Goeden dag, mijnheer!" sprak zij vriendelijk en met een zeer aangenaam'klinkende, opgewekte stem. „U wacht hier waarschijnlijk op mijn vader?" De groote, blauwe oogen, waarin de groote be wondering voor haar schoonheid met bijna naievo openhartigheid te lezen stond, zouden de jonge dame stellig in verlegenheid gebracht hebben, indien niet het geheele voorkomen van den vreemdeling op haar precies denzelfden indruk als eenige oogenblikken geleden op het dienstmeisje had gemaakt. Tegenover van architectuur te hebben, heeft men hier 't besef bij intuïtie, dat er geen 1'tfn te lang geen vlak „te groot is. En als men dan 'fc hoofd omhoog heft en naar boven ziet, dan zijn er de goddelijke schil deringen, ook weer van der band van den onyerge- lijkelijken meester! Langen tijd heb ik hier zwijgend gestaan vóór ik in ae aangrenzende kapel dor Medici binnenga. Hier wacht me een nieuwe ont roering. Hier sta ik voor de grafteekenen van Giuliano en van Lorenzo de. Medici. Beiden 'fc werk van Michelangelo. Beiden 'in donzelfden geest be werkt. Do marmerstandbeelden van' de twee ge storvenen staan op een sarcofaag en daarop ini lig gende houding twoc naaktfiguren. Dé té naaktfigu ren zijn bij 't graf van Giuliano do Dag on do Nacht. De dag, wordt voorgesteld door, eon gewel dige mannenfiguur van herculische kracht, da nacht door oen reuzin, welke door overmachtig geweid is bedwongen. Bij hot graf van Loronzo zijn ae voorstellingen: de avond en do morgen. Hier zien we 'fc den beelden aan, dat "de léden dos lichaama verslappen en behoefte hobben aan. rust bij 't een© en cLafc zij door don slaap, verfrischt, gesterkt zijn bij 't andere. Als mqn bn deze won- dorwerken staat en de sohdonheid daarvan ten volle ondergaat, vergeet men dat 't# marmer is, waar uit deze forsche menschenlijnon zijn gehouwen; 'fc is of zo worden tot lovende wezens van bovenaard- soho herkomst. Wat moet er toch eon titanische kracht on een Michelangelo hebben geleefd! Neen, voor zulk een fecheppend genie kan goen hem waardig standbeeld worden opgericht. Zijn eigen werk is t heerlijkste getuigenis voor hem voor alle eeuwen, die nog ko men zullen. Als ik noode wegga uit de oude Loren zo-kerk is er dankbaarheid in mijn hart en ik voel mo een gezegend menschenkind, omdat ik in den geest in aanraking kan komen met do grootsten dor menschheid onaXthans iets kan begrijpen en na voelen van wat in hun ziel is omgegaan. Het is vanzelfsprekend dat wij nog meer kerken hebben bezocht. Mijn relaas zou eontonig worden, wanneer ik een. verslag van dio bezoeken gaf. Als curiosum vertel ik alléén maar, dat. we in een der kerken een merkwaardige ontmoeting hadden. Daar dezen vreemdeling gevoelde zij daarom een neiging om den spot met hem te drijven, terwijl zij mis schien tegenover ieder ander de oogen verward zou hebben neergeslagen. Om haar lippen speelde een schalksch lachje en in het bekoorlijke tuiltje in haar kin, zoowel als in haar bruine oogen schenen kleine, overmoedige duiveltjes op den loer te liggen. „Ja, juffrouw", antwoordde de gevraagde. „De professor verzocht m(j ofn 12 uur hier te zijn". „Dan heeft hot meisje waarschijnlijk vergeten u aan te dienen. Ik zal het onmiddellijk onderzoe ken". „U bent zeer vriendelijk. Maar voor u weggaat mag ik u zek<?r wel een vraag doen. Hebt u mis schien zoo juist daar binnen' piano gespeeld?" Het gedrag van den zonderlingen vreemdeling vermaakte het 4ongc meisje oogenschijnlijk steeds meer. „Ja zeker! Ik hoop, dat het u niet al to zeer ge hinderd heeft. Ik had er gcon flauw idéé van, dat ik voor publiek speelde". „Hot hoeft mij in 't gobcol niet gehinderd", ver zekerde hij ernstig, „want het was heel mooi. Stel lig «is het een groot meester geweest, dié dit stuk gecomponeerd heeft", „O ja velen beschouwen hem tenminste als zoodanig. Hij heette Chopin en zijn naam is u misschien niot geheel onbekend". Düringhoffen schudde het hoofd. „Ik herinner mij niet, hem al eens gehoord te hobben; rnaffr ik ge voel, dat slechts een geniaal mensch zoo iets schoons on hartroerends kan scheppen. Ik dank eenige ge notvolle oogenblikken aan uw prachtig spel, juf frouw!" Juist omdat, het dezen merkwaardigen vreemde ling or absoluut niet om te doen was haar te vleien, voeldè de dochter van den professor, bij zijn laatste woorden toch zooiets als een lichte verlegenheid. Maar Zij schaamde zich-daarovor toch weer direct, toen zij haar blik nog eens over den nieuwen bewon deraar liet gaan, die zoo grappig onhandig voor haar stond en die zulke groote roode handen had. Nog levendiger dan tevoren werd in haar het verlan gen, een beetje den spot met hem te drijven. „Dat is meer waardeering, dan ik verdiend heb, mijnheer", hernam zij, zijn ernstige manier van spreken nabootsende. „U hebt dezelfde compositie stellig reeds op veel concerten oneindig veel beter hooren spelen." word ik onverwacht vea achteren op den schouder geslagen. Ik zie om en aanschouw myn vriend de Ligt. Het geeft een eigenaardige gewaarwording in den vreemde onverwachts een bekend gezicht, te zien Maar lang duurt het prettig onderhoud niet. Wq nemen spoedig afscheid van elkaar. Want op ons program staat, nog een bezoek, aan de nGalleria degii Uffizi", een stichting van de Medici en een der allerbelangrijkste kunstverzamelingen der we reld. Hier" vinden we bijeengebracht niet- alléén werken van Itaïiaansche meestere, maar van do groote kunstenaars van Frankrijk, Duitschland, Vlaanderen cn Nederland. j Voor zulk een kunstverzameling moet men voel tijd hebben. Deze ontbreekt ons m daarom bezien, wo slechts met de noodigo aandacht onkele schil derstukken en beeldhouwwerken, wolko wij van te voren in don gids hebben uitgezocht en aangeschrapt Mijn eerste gang is naar Botticélli. Roode «enige jaron liang hob ik van dezon schilder do roprodiuo- tio van óon zijner werken op mijn^ kamor hangen. Het ia zijn heerlijk mooie „Voorjaar". Hier sta, ik voor het origineel! Nu zie ik eerst hoè mooi het is. Welk een voortreffelijke rangschikking van die acht monschenfignrren en wolk con soep<:,fw id in die lichamen. Hier is weergegeven, do blijdschap, welke er is in den tijd als 'fc loven naar alle rijzon zijn gistende sappen voortstuwt. Er is groen en er zijn bloonion in kwistigon overvloed. En 'fc alles is gegeven in kostelijke kleurenpracht. Van den- zeliden Botticélli vina ik hier nog een paar mooie schilderijen: „de Kroning van Maria" en ,de aan bidding van het kind". I Natuurlijk is hier ook werk'van Michelangelb en van zijn evenknie op 'fc gebied van schilderen, nl. Rafaëï. Van den laatsto is er een voortreffelijke Madonna. De Vlaamsche en Hollandsche school is uitne mend vertegenwoordigd door werken van Rubeiuu van Dijok, Ruijsdael, Rembrandt, Jan Steen; Gerard Dou a. I v 1 Onder do beeldhouwwerken die bijzonder onzq aandacht trokken, noem# ik oen verrukkelijk mooi Venusboold, da.t een oqpie is van do Venus, welke eens door don beroemden Grieksohen beeldhouwer PraxitoloS "werd vervaardigd. Bij ons dwalen door dit 'rnusfeum zagon wii zeer Veel schilders en schilderessen bezig, met: het maken' van copioön. In' geen enkel museum hob ik dezo eopiïston in zoo- grooten getale aangetroffen. Dat feit reeds wijst er m.i. op hoeveel schoons en zeld zaams do bezoeker hier te genieben krijgt- Met knikkende knieën verlaten we de „Gallena dogli Uffizi". We zijn doodmoe Van ons museum- bezoek en blij weer buitcaJuclxt 5tï te ademen. Wo snakken naar G&tt kop thee. Op vb PIgzzl Vifctoro Emanuelo hebben we spoedig een gezellige gele genheid gevonden en in korten tijd voelen we ons weer verkwikt. Heb is eonig leuk om behagelijk te zitten rusten en, zonder op iets bepaalds te letton, het roezige leven langs je heen te zien gaan. Auto's, rijtuigen, voetgangers gaan als in een film voorbij. Stemmen klinken op en zo worden samen tot een groot gedruisch, dat wij buitenmcnsclien niet ken nen. We vergeten, dat wij in den vreemde zijn. Wo zien menschen, Langs ons heentrekken.- die ondanks alles aan ons gelijk zijn. En wd weten dab hier, evenals overal elders, dezelfde neigingen, begeer ten, hartstochten werkon... Straks slenteren wij tusschen al die menschen door. Ook 'dan heeft Zijn bekoring. Eigenaardige zuidelijke typen trekken onze aandacht. Wc staan stil' voor winkels, vooral voor die, waar speciaal Florentijnsche waren zijn geëtaleerd. liet Floren- tijnseho leerwerk is over ae heelo wereld bekend on we vinden het hier in grooten overvloed. Do^ prijzen zijn zeer matig vergeleken met die, welke in Holl and voor deelfde voorwerpen worden betaald. Wij nomen eenige reisherinneringen mee. Ieder zoekt wat van zijn gading. Ik koop oen gefcrouwo reproductie van dqp gouden hamer, welke de paus gebriiilrfco bij de opening van het jubeljaar. Een reproductie in koper, wel to versfcaan! Mefc hot woer treffen we het best .in Florence. Sléchts een enke! regenuur. Maar toen plaste het ook geducht, hjr was echter ook eon voordeel aan verbonden. We kregen daardoor iets typisch van Florence, te zien. Do koetsiers op de rijtuigen ontplooiden allen'reusachtig groote parapias! 't Was eon curieus gezicht al die glimmende, drui pende daken te zien boven de hoofden der paarden- mermers! Van een rijtuig hebben wij geen gebruik gemaakt; wel van de tram, waarmede wij ons b.v. lieten voe ren naar „San Miniato al Monte", hoog gelegen en met een prachtig uitzicht op de stad. Onverge lijkelijk mooi ligt Florence voor ons, doorsneden door de Arno. De slanke torens, de hooge kerken, de massieve paleizen steken boven de huizonzeo uit. We hebben ons, als we hier zijn» reeds ©enigs zins georiënteerd. Én we wijzen elkaar op de be kende gebouwen. Déar is de marmoren Dom, daar het PaJazzo Vecchio, dé ar staat de Lorenzo-kerk. Wo loopen over het Michelangelo-plein met het enorme Davidsstandbeeld. Dan dalen we af Langs een steilen weg naar boneden. Hoe graag wa,ron wo nog wat langer boven gobleven. Het was zoo mooi7a M) overweldigend m ooi Ik heb lang niet alles besproken jvan wat we hebben gezien. Slechts enkele dingen neb ik go- noemd. Als ik een meester was in ae beschrijving»- i kunst, zou ik nog, een poging doen om u een paar Hij moest wel niet3 vén haar ondeugende bedoe ling begrijpen, want hij antwoordde rustig: „Neen, ik ben voor zoover ik mij kan herinneren nog nooit naar oen concert geweest," „Wat? Naar geen enkel concert? Is dat mo gelijk? Dan woonde u zeker tot nu toe steeds op het platteland?" „O neen, ik woon al reeds geruimen tijd in groote steden. Maar desondanks i9 liet do waarheid, zooals ik zéi. Ook wanneer ik in do gelegenheid gesteld zou zijn een concert bij te wonen, had ik toch geen tijd zulke opvoeringon hij to wonen". „Hoo zonderling! Mag ik misschion vragen wat u eigenlijk is?" „Chorniker, juffrouw! Ik ben gbdurende mijn stu diejaren een leerling van uw vader geweest en ik werk thans als assistent in zijn laboratorium". Zij was klaarblijkelijk op ieder ander antwoord eerder voorbereid-goweest, dan op dit, dat haar ver ried, dat zij met eon wetenschappelijk onderlegd man sprnk on zij dood goen moeito haar verbazing te ver bergen. „Maar hoo is het toch denkbaar, dat u in staat bent een leven to lolden zonder oenig kunstgenot te smaken? Met het doen van analyses on onderzoekin gen kan men toch niet zijn geheelo bestaan vullen". Ovor Düringhoffens mager gelaat gleed een glim lach on dn professorsdochter ontdekte met nieuwe verwondering, dat, hij' or op dit «ogenblik zelfs heel charmant uitzag. „Misschien toch wel, juffrouw! Het komt er nu niet bepaald direct op aan, wat men doet, maar dat men hot met hart on ziel doet on dat men niet iets'nutteloos verricht. Do eone bezighoud heeft even goed reden van beslaan als de andere". s De jonge dame schudde eenigszins ongeduldig het hoofd. „Och, zoo bedoel ik het niot. Dat men een of ander bepaald beroep moet hebben, spreekt vanzelf en dat ik een wetenschap, dio mijn vader beroemd heeft gemaakt, niet geringschat, zult u zich toch wel kunnen voorstellen. Maar ik begrijp niet dat men al leen in zulk een eentonigen arbeid ten volle bevre diging kan vinden. Men moet niet het minste gevoel voor het groote en mooie bezitten, wanneer men in staat is, zoo van allos afstand te doen, dat anderen tot geestdrift stemt en genoegen verschaft". U zoudt stellig gelijk hebben, juffrouw", antwoord de hij rustig, „indien datgene, wat u het groote en mooie noemt, zicH voor ons nergens anders open-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 5