VAN DIT EN VAN Di EN VAN ALLES WA i De Weldoeners. PANTOMIME. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 30 October 1926. No. 7938.s RADIO Denkt om Uw gezondheid. :on tui- ma nfi In m •dot va 1 ril icm 'ven wa nu ri h Lovs Tsld in jvöC hou UT AAN M'N STROOIEN HOEDJE. Je rijk is uit, de zomer ging En met hem al je glorie, Je bent vergeeld in trouwen dienst, O, hoedje vol historie! Wat heeft de zon je niet getergd, Ze stoofde en ze stak je, Maar jij bleef altijd goed gemutst, Geliefde strooien dakje! Hoe weet ik nog dien lichten dag, Wat was de wereld prachtig, Toen ik je kocht vol voorjaarsdrift,. Ik meen haast voor één-tachtig! Eu voor dat schrale hongerloon, 'k Mocht je niet meer vergoeden, Was je bereid me maandenlang Trouwhartig te behoeden. Soms hing je guitig op één oor, Of in m'n nek, 9m 't even, Je zwaaide zwierig in m'n hand Om groetend uit te zweven. En weet je nog van op dq hei, In m'n vacantie-weken, Toen steeg je tollend in de lucht Als een uitbundig teeken! Maar hoedje, dit vergeet ik nooit, j Of oudje, nee, niet vitten, Eens ben ik in m'n luie stoel Verstrooid op je gaan zittenI Je kreeg een barst vrind in je bol, Je bleef als steeds geduldig, Wat keek je me toen zielig aan, Wat voelde ik me schuldigl Je maakte al m'n tochten mee, M'n liefdes vol verlangen, Je hebt aan de lantarenhaak Vóór op m'n fiets gehangen. Je woei nooit af bij tegenwind, Wat was je houding edel, Je koordje heb ik nooit gebruikt, Jij hoorde bij mijn schedel! 0, oude, trouwe strooien hoed, Nu lig je op de vliering, De spinnen kruipen langs je bol Tot aan de schoonmaak-viering. Dafi draagt men jou hardhandig uit, Men lacht en geeft je stompen, Dan rust m'n zornerideaal Verfomfaaid bij de lompen!! Alle rechten voorbehouden. October 1026. KROES. ,WU nogï vu ij va ca kari ■lie m il" 28. ■itrt Men onderscheidt bij de raamantenne in hoofdzaak soorten van wikkeVneen, te weten: de spiraal- IftkkeMn'r (fig. 14 A) en de spoel (of band)-wikkeling 'fi 1' Fiv. B is een schematische voorstelling. (Belde methoden hebben hun vóór- en nadeelen. d - uraalw'kkeling 'och zullen da binnenste Jkkriir'-on ~prin~;er effect hebben dan de buiten- Maar deze wikkeling heeft het voordeal van een Jit.tp uitvoering van de antenne. De 9poelwikkeling leeft he' bovenaangehaalde'bezwaar niet, maar is daarentegen meekijker uitvoerbaar (vooral als band- wikkeling), dit laatste mat het oog op het maken van 8'iakkingen. h een vorig artikel wezen wij er op, dat het de yooikeur verdient bij gebruik van. een raamantenne Mn udtennespoel toe te passen. Hieruit volgt, dat, Tooral voor ontvangst van uitgezonden telefonie en elegrai ie op een groote golflengte, de raamantenne °°k een flink aantal windingen moet hebben. Daar entegen moet, het ook mogelijk zijn om stations met ortere, zelfs kleine golflengte te ontvangen. En al «an de condensator hier goede diensten bewijzen,, 0 antenne zelf moet toch ook kleiner gemaakt kun- en worden, wil men ten minste niet genoodzaakt Ja voor de ontvangst, van stations met uiteenloopen- 6 golflengte verschillende raamantennes te moeten &fto5Sen' D°°r nu op diverse punten in het raam a ingen te malken, kan een deel der windingen IJVER! Als de „baas" plotseling uit zijn prlvé-kantoor komt stormen en het stormsein hangt uit. uitgeschakeld worden, wat hetzelfde effect geeft; als een kleinere raamantenne. En nu eenige gegevens voor de eigenbouwers. Op een vierkant raam van 60 X 60 c.M. met spoel- (of band^wikkeling geven pl.m. 50 windingen een golflengte van pl.m. 1500 meter. Eenige afwijkingen zijn ténslotte wel mogelijk, maar dit is wel als maat staf aan te nemen. De draad, welke gebruikt- wordt, mag niet dun ner zijn dan 0.3 a 0.4 m M. Als regel wordt 0.7 m.M., dik draad, 1 of 2 maal katoen omsponnen (katoen al dan niet gekleurd) toegepast. Hiervoor is dus het zoogenaamde dynamodraad zeer geschikt. Iets beter is wellicht IJtz°draad, hetwelk bestaat uit dunne gevlochten koperdraadjes, welke koperdraadjes dan Geëmailleerd moeten zijn, dus van elkander ge ïsoleerd. Bij de eindverbindingen of aftakkingen moet er dan voor gezorgd worden, dat. de draadjes daar ter plaatse goed met elkaar contact maken Zou dit niet het geval zijn, dan zou de daardoor ont dane minder goede werking het voordeel van de toepassing van dit draad totaal te niet doen, Het spreekt vanzelf, dat de wikkelingen, goed sterk msnannen en geïsoleerd van elkaar aangebracht 'ooe'en woeden. Ten slotte moet men bij devervaardiging en nlaa'sinsr er rekening mee houden, dat het raam draaibaar moet zijn. Oorspronkelijk verhaal door SIROLF. (Alle rechten voorbehouden. Nadruk verboden. „Och, ja, je moet wat voor een arme stumper over hebben", zei Tunny, terwijl hij nonchalant met den dikken gouden ketting op zijn welgedane buikje speelde, „dat bankje van 25 had ik er met liefde voor over hoor". Tunny dronk met een voldaan gezicht zijn glas uit. „Natuurlijk", zei Willys, „we moeten elkaar hel pen. Dat was een goed idee van die commissie, die zich met de inzameling van gelden voor dat onge lukkige gezin van Harresden belastte. Een lijst in de krant voor de verantwoording der ingekomen ga ven. Dat helpt altijd best. Och, nu niet om' het een of ander, maar het is toch wel aardig, in de krant je gift'verantwoord te zien. Dan zie je ten minste nog wat van je geld. 't Is alleen wat duur, om op die manier je naam in de krant te krijgen, haha! Mij heeft het ten minste twee tientjes gekost, haha! Nou ja, ik maak maar gekheid, hoor! Maar zeg eens, Charldon, stond jij er niet bij?" „Wat", riep Charldon een beetje boos uis „heb Je mijn naam niet eens gezien? Ik dtond nogal boven aan, onder de eerste gevers. Och, een bagatel, een vijf-en-twintigje, net als Tunny. Nu Ja, je moet wat doen, niet? Die geeft van hetgeen hij heeft, is waard dat ie leeft, wat zeg jij Breezy?" Breezy knikte plechtig, slurpte langzaam zijn glaasje leeg en sprak gewichtig: „Kijk eens hier, ik ben een rare kerel. Dat wil ik weten. Maar als je nou hoort, dat er een gezin als dat van die Harres den in de penarie zit, nietwaar nu dan doe je ook wat. Gekheid, die Harresden, nou ja, hij lustte een borrel. Maar wie daarop let, is een kniesoor. Wij lustten er ook een, wat? En dan die lijst in de krant, verduiveld, dat was een handige- zet van die lui, zeg. Och kom, we zijn allemaal een beetje IJdel, zien ons zelf graag eens in de krant staan, wat? En dan voor een paar tientjes. Als je daar iemand nu mee helpjt, is 't niet zoo? Jongens, laten we er een drinken op bet welzijn van Harresden en op onze weldaden, haha! De hoeren rond het bittertafeitje in het stille café hoekje, schaterden luid op, hieven de glaasjes hoog en ledigden ze met welbehagen. Tunny stootte opeens de anderen aan: „Kijk", zei ij, terwijl hij op een man, die op een paar pas af stand aan de leestafel zat, wees, „kijk, daar heb je vaarachtig Nibble ook? Hé, Nibble, kon het er wel •i", om hier kopjes thee te komen drinken?" Nibble keek op en glimlachte. „Wel", zei hij niet onvriendelijk, „ik moest noodzakelijk een paar tijd schriften inzien, snap je?" „Ja, ik snap je best", lachtte Tunny, da's goedkoo- er, clan ze te koopen, wat? En nu heb je nog thee op len koop toe. Drommels, Nibble, jij bent er achter hoor! Maarre, zeg eens Nibble, waar stond jouw tiftam in die lijst voor Harresden? Ik heb je niet kunnen ontdekken? Of" was jij soms die N.N. met t 50.Hahaha!" De vier heeren schaterden. Een reuze-mop! Ja, die gierige Nibble, die zou f 50.voor Harresden ge- \en! Het idee! Hij at liever zijn eigen lever op, hahaha!" „toee nee", zei Nibble kalm, toen de vier weldoe ners uitgeschaterd waren, „die waren niet van mij. Ik geloof niet, dat het in dit geval juist was dien Harresden dadelijk met geld te helpen. Hij dronk, nietwaar? Wel, in dit speciale geval, was het naar mijn meening niet de juiste manier om te helpen. Daarom heb ik niet meegedaan." „Die is goed' niet de juiste manier, Nibble, je bent onverbeterlijk, haha, jij bent er achter, hoor! Gelijk heb je, dat is de juiste manier om je centen in je zak te houden. Daar ga je, Nibble',, riep Tunny en dronk nog eens uit. Nibble zei niets, wendde zich. af eén verdiepte zich in een groote krant. „Hebben jelui nog wat van die Jelly gehoord?" vroeg Breezy, ,,ik las een paar weken geleden, dat hij uit de hechtenis ontslagen was. Verbazend jam mer van dien snuiter. Aardige kerel wel. Die keek niet op een rondje. We hebben er menig een van 'm gedronken? Wat?" „Ja", zei Charldon, „gierig was ie niet. Stom van 'm, dat ie niet op zijn zaken paste. Net iets voocri Jel ly, om failliet te gaan. Heelemaal zuiver was het niet met 'm. Hm, zeg, anders houden ze je niet twee maanden preventief, op vermoeden van frauduleus bankroet. Wat zeg jij, Willys?" „Ik zeg niks", zei Willys. „Ik zeg alleen maar, dat je niet voor niemendal twee maanden vastgehouden wordt. Maar een fideele kerel was ie. Daar gaat niks van af. Wat doet hij nou?" „Jelly? O, ik geloof dat ie reist, voor een firma. Erg best moet ie het niet hebben. Maar precies weet ik het niet. Ik zie hem liever niet als wel, dat be grijp je. Als iemand zoo gederailleerd is, hm, je be grijpt m,e, niet? zei Tunny en trommelde met zijn dikke vingers op zijn zijden vest. „Die lui, als ze een maal mis zijn, komen ze altijd bij je leenen. Daar moet ik niks van hebben. O, niet dat ik geld van 'm krijg, dat niet hoor. Maar ik heb het een en ander gehoord. Hier", en nu fluisterde Tunny, zoo dat alleen de. drie vrienden hem konden verstaan, „hier, die Nibble, die moet ook nog een bom duiten van hem hebben. Wat z^al ie het land hebben, die oude duitendief, haha!" De anderen gnuifden van plezier. Wat was die Nibble er in geloopen. „Maar", ging Tunny luid voort, „dat neemt niet weg, dat 't toch een aardige snuiter was," die jelly... Even viel de stilte in het afgeschoten hoekje van het stille café, waar de vier vrienden om het kleine tafeltje zaten an even verder Nibble, verscholen ach ter een groote krant, aan de verlaten leestafel. Toen woei op eens de deur open, een felle windvlaag joeg door de warme café-atmosfeer. Het vroor buiten en het was of de wind door merg en been ging. Da delijk daarop sloeg de deur weer in het slot. En daar stond, verkleumd, bleek, met de handen in zakken van zijn vale regenjas, Jelly Groot, angstig, stonden zijn schuwe oogen in de holle kassen. Toen hij de vier vrienden daar bijeen zag zitten, in de behaaglijke warmte van het stille café, was het, alsof er een glimp van hoop, van blijde verwachting in zijn oogen kwam. „Ik dacht wel, dat jelui hier zouden zijn," begon hij schor. De anderen zwegen, keken strak naar hem. Jongens", brak hij opeens los, „wie van jelui wil me een tientje leenen? Ik zit vreeselijk in de rats. Geen cent in huis! Enne, er moet thuis wat gebeuren, mijn vrouwis in omstandigheden. Het kan elk oogenblik gebeuren. Beslist, je hebt 't over morgen terug! Ikverdien weer. Ik reis voor een firma. Ik heb aardig verkocht. Maar overmorgen krijg ik de provisie pas. Aan 't eind van de maand Waarachtig ik heb het verdiend. Maar ik kon tóch niet de eerste de beste maand al om voorschot vra gen? Snappen jelui niet. Ik vind hetverschrikke lijk beroerddat ik het vragenmoet. Een tien- je maarOp mijn woord van eer, overmorgen heb ben jelui het terug!" Jelly hield op, keek wanhopig den kring rond. Niets dan strakke gezichten. Bij dat op mijn woord van eer, had Tunny wat gesnuffeld. Maar niemand gaf een antwoord. „Duseh, wie van jeluiWil niemand me dan dat tientje leenen? Ilc dacht dat jelui, jelui wa ren toch, jelui zijntochmijnvrienden?! Jij, Tunny? Tunny keek strak voor zich, als had hij niets ge hoord. „Willys, wil .-jij niet?", ging Jelly voort on zijn cogen smeekten bijna.Willys staarde naar zijn glas. „Charldon, jij misschien?", fluisterde Jelly nu bij na. Charldon knikte van nee. „Breezy, jij?" „Jelly keek, al zijn hoop gevestigd op den laatsten tier vier vrienden, wilde de verlossende woorden wel haast van ^reezy's lippen kijken. „Je vraagt zooveel", zei Breezy langzaam, „maar wil je een borrel, Jelly". „Dank je", zei Jelly, heesch, „ik vraag geen aal moes, Breezy." Het vuur in zijn oogen was gedoofd. Hulpeloos, nog even dralend, keek hij het stille café door. Zoekend naar hoop, naar uitkomst, die er niet was Er ritselde een krant. En een vriendelijke stem zei: „Zeg, Jelly, wil Je dat geldmisschien van mij aannemen, ikke zou je^ graag willen helpen Jelly, kop op, jongen, moed" houden!" Het was Nibble die gesproken had. Jelly keek op. „Jij, Nibble", riep hij uit en de tranen sprongen hem in de oogen. Hij sprong op hem toe, greep zijn hand en drukte die, dat Nibble even met zijn oogen knipte van pijn. Dan stond Nibble op, klopte Jelly op zijn schouder, greep zijn hoed en jas en zei zacht, terwijl hij Jelly onder den arm nam: „Kom mee, Jelly, man, maak je geen zorgen, ik zal je helpen". De vier weldoeners keken met groote pogen én domme, niet begrijpende gezichten naar het twee tal, dat door de deur verdween. „Bluf!", mompelde Tunny. Voor kleine onverwachte voorvallen-.». Het is niets ongewoon, dat kleine jongens, dit? gaan visschen, den angsl In hun handen, beenen of ergens anders In hun lichaam krijgen, inplaats van in den bek van den visch, waarvoor zij uitgegaan zijn. Zij zijn onvoorzichtig met den hengel. Haakpennen zijn ook zeer onpleizierige gasten, vooral als zij diep In het vleesch dringen. E'enigen tijd geleden werd ik bij een dame geroepen, die in de warande in een leuningstoel was gaan zitten, waar op een haakwerkje lag. Do haakpen zat meer dan drie cventlmeter diep in haar heup. Een man, die aan het scharrelen was' op een plank-in een kast, zoowat ter hoogte van zijn oogen, raakte, toen hij met zijn handen over de plank heen en weer streek, om het gezochte voorwerp te pakken, in' aanraking iqet een oude haakpen, die daar toevallig lag en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 15