VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT DAMRUBRIEK. DE RING. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 27 November 1926. No. 7954. >je ke h< Je II RADIO XI m 9 m II in 9. 0 0 9 w m ui m f8 m 9 m is 9, it IK 2 51 flf m fjg ui 2 Si 0 m ft§ iH 2 9 i® u 2 2 ■M li Él jjü 9, fH M 9 M m Si m S 0 9, 2 m m «K> f® 2' it m 2 '9. 2 üf 2 gs m m m W/, 2 it Wk IÉ iü in 18 DE BRUINE COMMUNIST. In de Oost is weer gevochten En nu niet eens te Atjeh, Het vertrouwde midden-Java Deed aan dezen opstand mee. 'tVuur der wraakzucht laaide heftig Bij den hatenden Javaan, Bij de bruine communisten...... Winnen of ten onder gaanl Vele fanatiekelingen Gingen in hun witte kleed Tot den wanhoopsaanval over, Na hun voorge pre veld leed. Dit stond wel gelijk met sterven, Mitrailleurs op hen gericht Zeefden door hun snelle lijven, Reten door hun bruin gezichtl En ze tuimelden voorover, Offers van hun blinden waan, Dat de heerscher uit den vreemde Door hun moed was te verslaan. En ze zagen als verbijsterd, (Hersenschimmen zijn soms duur)f Dat het snelvuur beter doel trof, Dan hun wonder heilig vuurt Daar voltrekt zich weer een drama; In dat vreemde, verre, land, Waar 't gevoel zich heeft te bukken Voor het Europeesch verstand, Geen Javaan verzet kan plegen, Ongestraft en ongewond, Of de felle kogels fluiten Langs' zijn vaderlandschen grondt Holland wordt de toestand meester Met een militair gelaat, Communisme is noodlottig Voor het leven van den Staat, Bruine revolutionnairen Spelen eon verloren spel, De geheime blanke leiders Wisten 't van tevoren welt Maar wat zal de toekomst brengen Voor den trouwen werk-Javaan, Die eerbiedig neer'komt hurken Noor den rood-wit-blauwen vaan? Geeft hem voor zijn trouw wat toekomst, Zonder hebzucht, zonder schijn, Zóó, dat dankbaarheid voor Holland Hem aan^ Holland trouw doet zijnll rechten voorbehouden, rnber 1926. KROES. beiden in, en vervolgens ingeklemd. (ZÜo figuur, waan In a,: gummiplaat, b: koolkorreltjes, c: koperen plaat) De koolkorreltjes raken echter de koperplaat niet; het geheele toestel is dus een soort condensator. Sluit men nu de beide platen aan op een spanning van 100 a 150 Volt, dan gaan de korreltjes bewegen, zoodra het spanningsverschil tusschen de beide pla ten voortdurend verandert, wat het geval is, wan neer de luidspreker aangesloten wordt op een ont vangtoestel, (Het spanningsverschil tusschen de pla ten verandert, dus ook het veld, welke veranderin gen de kleine koolkorreltjes onmiddellijk volgen), De bewegende koolkorreltjos brengen de gummi- Bchijf en dus ook de lucht in trilling. Zij zetten dus Iedere stroomverandering in geluidstrillingen over, welke reproductie belangrijk zuiverder is, dan die van eenig ander systeem, daar noch de gummiplaat, noch de onsamenhangende korreltjes een eigen tril lingsgetal 'hebben. Van de afmeting der schijf hangt de geluidssterk te af, een groote schijf geeft dus meer (krachtiger) geluid dan een kleine. Opgehangen in een kamer', jyf op een voetstuk geplaatst, vult het de geheele kamer met geluid,, daar hoer van een richtingwer king geen sprake is. De geheele schijf toch komt in trilling, waardoor de omgevende lucht eveneens in zijn geheel in trilling gebracht wordt Voor het leveren van de benoodigde spanning van 100 a 150 Volt zijn de bestaande anodebatterijen ge schikt., zoodat deze luidspreker bij ieder toestel te gebruiken is. Alleen de wijze vart aansluiting ver schilt met die der gewone luidsprekers. In de lei ding van -f HS naar de plaat der laatste lamp moet men nl. een kleine smoorspoel plaatsen, terwijl pa rallel hieraan de luidspreker geschakeld moet wor den. Het moet natuurlijk nog blijken, of deze luidspre ker mechanisch voldoende sterk is, om praktisch nruikbaar te worden en of hij groot genoeg ver vaardigd kan worden, om de vereischte geluidsterk- 'e te geven. Afwachten is hier dus de boodschap. N.B. De volgende week een 'buitengemeen inte ressante beschrijving van het allernieuwste op Ra dio-gebied: Het zichtbaar maken van uitgezonden muziek. Verder in de komende weken Revue ders belang rijkste noviteiten op Radio-gebied, welke de I.R.T.A. de volgende maand zal brengen, en eventueel ook, wat de Jaarbeurs aan belangwekkends voor de Radio amateurs bood. 33. d een geheel ander principe is de luidspreker, "door Reisz uitgevonden en vervaardigd werd. dezelfde man, die ook de koolpoedermicro- uitvond. verliet geheel en al bet oude principe. Zijn preker heeft noch magneten, noch membraan, imin een hoorn, zoodat iedere resonantie uit- iten wordt. Wat ook zijn bedoeling was. Reisz-luidspreker bestaat uit: lo. een dunne en plaat van slechts een paar millimeter dik, rin overvloedig kleine gaatjes zijn geboord; 2o. dunne en slappe gummiplaat, welke bedekt ia koolpoeder, waarvan de korreltjes van verschil- grootte zijn. koperen en de gummi-plaat worden nu bijna elkaar gelegd, met het koolpoeder tusschen Oorspronkelijk verhaal door SIROLF. (Nadruk verboden, alle rechten voorbehouden.) Alles was plotseling wonderlijk licht geworden, toen hij in haar leven kwam. John Carper, met zijn groote, krachtige gestalte, zijn ernstige, oprechte oogen. Dat hij rijk was, daaraan dacht zij bijna nooit. Zoozeer was zij vervuld van zijn persoon. Af en toe bedacht zij met kloppend hart, hoe wonderlijk dit alles wel waswant, had zij niet altijd in haar meisjesdroomen gedacht, dat het zóó moest komen, haar groote geluk? O, het was natuurlijk heel dwaas van die kleine Doris, om te droomem En het was nog veel dwazer, omdat zij een gewoon winkelmeisje was, in de hee renmode-zaak „Au gant d'or". Nietwaar, het is toch ■e gek, dat winkelmeisjes zouden droomen van ge luk en liefde, alsof ze daar recht op hadden. Geluk, groot geluk, dat je het niet kan omvamen of ver- 'verken,Ndat is nu eenmaal niet voor winkelmeisjes. Die moeten handschoenen aanpassen en gekleurde dassen laten zien en zijden overhemden verkoopen. Maar geluk Ja, maarhet is heel gek, maar Doris' groote geluk was toch gekomen. In de gedaante van John Carper, die op een middag na beurstijd even een paar handschoenen kwam koopen in de ..Gant d'or". Een paar kleine, blanke handen deden met zachten druk een handschoen om zijn gespierde hand glij den. Twee donkore, wat melankolieko oogen, met lange zijden wimpers, keken daarbij toe. Een zachte stem vroeg toen beleefd (en natuurlijk heel onder danig): „Ik geloof, dat dit uw juiste maat Is, me neer?" Het duurde secondenlang, het stilzwijgen. Toen ke ken de donkere melankolieke oogen op en zagen recht in de oogen van John Carper, die als gefas cineerd staarden naar het donkere kopje, mot de zacht-glanzende weelderige haartooi, dat ingespannen over zijn hand gebogen was geweest. Den volgenden dag kocht John Carper weor een nieuw paar handschoenen. Wat heel verkwistend was, want het paar, dat hij den vorigen dag gekooht had, had hij nog niet eens gedragen. Maar dat was nog lang niet alles. In óón maand tijd kocht hij ten slotte 17 paar handschoenen, 12 paar slobkousen, oó dassen en 13 overhemden. Toen, op een dag, dat buiten de zon overmoedig scheen en baldadig met gouden zonneglanzen plensde, had Doris gevraagd, of hij soms een modezaak wilde opzetten. Wat hadden ze samen geproest. Zoo erg, dat de patroon van de „Gant d'Or" verschrikt was komen toeloopen. Maartoen was het ook uit geweest. Hij kocht geen handschoenen en overehmden meer. In plaats daar van haalde hij 's avonds om acht uur de juffrouw van den handschoenenwinkel af. Toen was Doris' groote geluk gekomen. En nu zouden ze zich gaan verloven. Morgen zou dat zijn. Morgenavond. Zou bij komen, zoli hij den ring, den mooisten ring, dien hij kon vinden, mee brengen. Dat zou tevens haar eerste geschenk zijn. Want zo had zeer beslist geweigerd, ook maar eenig geschenk van hem aan te nemen, zoolang ze nog niet heusch met hem verloofd Was. Alleen bloemen, dat had ze hém toegestaan. En eiken dag stond er nu, wanneer ze 's avonds in haar eenvoudige kamertje van bet pension Vink kwam, een nieuwe bos hoer- lljk geurende rozen of anjers, Nog even stonden ze zacht te praten, bij de deur van haar woning. Ja, ik weet niet eens, of het daar bij wel altijd bleef. Het was niet zoo heel licht bij de deur van het ouderwetsche huis, waarin me vrouw Verstraten, de officiersweduwe, Pension Vink hield. Het is best mogelijk, dat die brutale John Carper, die in één maand 33 dassen en 12 paar slob kousen kocht, daar in het halfduister .een kus druk te op die zijden wimpers of dat grappige lokje, dat onder Doris' hoed weerbarstig uit kwam kijken. Mis schien vond die Doris dat niet eens zoo heel erg. Want het was immers zoo'n dwaas winkelmeisje, dat dacht, dat iemand als zij, die handschoenen moest verkoopen, ook recht had op geluk! „Kijk eens", zei John Carper zacht, terwijl hij zijn portefeuille uit zijn zak haalde en er iets uitnam, „kijk eens, dat is voor morgenavond". Doris keek. Het waren twee loge-plaatsen voor don schouwburg. Ik geloof waarachtig dat ze John Carper daarvoor nog beloonde met een kus. Waar na ze vlug de deur in wipteterwijl John Car per met forsche stappen heenliep. Ik zei daar, dat ze de deur in wipte. Dat was niet heelemaal waar. Ze wilde dat doen. En ze was al half binnen, toen haar oog viel op een wit stuk pa pier, dat op den grond lag. Ze raapte het op, ter wijl ze John's voetstappen nog hoorde weerklinken. Ze draaide het licht in den gang op en keek. Naar dat papier. Opeens wprd ze heel bleek. Bijna zoo bleek .ls het papier in haar hand. Haar oogen staarden groot in de richting, waarin John zoo juist was heengegaan, met aan iederen wimper een groote traan. Die blonk als een diamant. Toen John Carper 's avonds aan Pension Vink kwam en aan het roodharige dienstmeisje naar juf frouw Doris vroeg, kreeg hij het vrij snibbige ant woord, dat juffrouw Doris niet te spreken was. 't Is natuurlijk heel kinderachtig voor zoo'n groote, sterke kerel als John was, maar hij kreeg een ge voel, net of alles om hem heen begon te draaien. „Wil je dan mevrouw Verstraten even roepen", hoorde hij zich zelf zeggen. Even later stond hij tegenovér de grijze officiersweduwe, die hem met iets minachtends in haar blik aanhoorde en beloof de, Doris te overreden, hem nog éénmaal te woord te'staan. Weer wat later John dacht dat het een eeuwig heid was kwam een heel bleeke Doris, met oogen, flonker van smart, de kamer binnen. Mevrouw Ver straten bleef in de nabijheid, in de andere kamer van de suite. Nietwaar, het past immers heelemaal niet, dat- twee jonge menschen zoolang ze nog niet getrouwd zijn, elkaar alleen binnenshuis spreken. Er kwam een heel flauw glimlachje om Doris' mond, toen ze John zag. Maar dat lachje was zoo in tens droef, dat dien dwazen John Carper een brok in zijn keel kreeg. En hij riep uit: „Doris, mijn kindje, wat is er toch gebeurd!" Toonloos herhaalde zij: „Wat is er toch gebeurd" Wat was er gebeurd? Had zij niet op dat briefje gelezen, dat uit zijn portefeuille gevallen was, gis teravond, dat hij haar bedrogen had, maar wat met haar gespeeld had? Want was dat niet een briefje, onderteekend met „je liefhebbende Helen" on stond daar niet in: „Ik zal-iheel graag vanmiddag met je meegaan, om samen den mooisten ring te koopen, die te krijgen is. Ik vind het een eenig, leuk plan netje". Die „liefhebbende Helen" kreeg dus ook al „den mooisten ring" van hem, werd door hem dus ook al als speelgoed gebruikt. Er had nog meer in dat briefje gestaan. Namelijk, dat cfie „liefhebben de Holen" om 3 uur bij den ingang van den juwe lierswinkel van Salomons zou zijn. Ze was er geweest. Doris had het zelf gezien. John was er ook. Heel snel was Doris toon langs den winkel geloopon en voor zoover ze met haar door tranen gesluierde oogen had kunnen waarnomen, had ze gezien, hoe John, o, zoo lief en hartelijk en vroolijk, mot zijn „liefheb bende Helen" had gelachen en gefluisterd on „den mooisten ring" had uitgezocht. John houdt dus niet eerlijk van me, had Doris gedacht en zo had beslo ten, .uit eigen' beweging, zonder nadere verklaring, met hem te breken, hem vóór te zijn. Ze zou maar wat zeggen, wat gaf het? Hij hield immers toch niet van haar? „'t Kan niet, John", zei ze zacht, „ik hou niet ge noeg van je". En toen drupten er twee dikke tra nen op haar wangen „Dat geloof ik niet!", riep die dwaze John toen wild uit, „zeg me wat er gebeurd is, iemand moet je iets gemeens, iets slechts over me verteld hebben, wat is het?" „Ik hou misschien niet zooveel van je,' als die „liefhebbende Helen", zei Doris. John Carper staarde stomverbaasd voor zich uit, met wijdopen oogen. „Helen?" stamelde hij. „Ja", zei Doris, „kijk, hier staat het toch, zoo heet ze, die andere", en ze wierp het briefje, dat ze den vorige avond gevonden had, op tafel voor hem neer. John Carper keek, alsof iemand hem onverwachts een draai om zijn ooren had gegeven. En toen be gon die dw;ize man te lachen, hoewel zfjnoogen zoo vochtig waren, dat ze bijna overliepen. Hij trok Doris naar zich toe, nam haar in zijn groote, sterke armen, kuste haar heel brutaal de tranen weg en zei: „Mijn lieve, kleine meisje, die Helen is mijn zus ter, die met me mee is geweest, om jouw ring te koopen. Ik heb er niet zoo'n verstand van, daarom vroeg ik haar om mee te gaan. Is hij niet mooi?" Hij vroeg dat, terwijl hij een heel fijn goud bandje, met één groote vonken-sprankelonden diamant, aan den ringvinger van haar linkerhand schoof. Dat handje trilde nog, als een angstig, gevangen vogel tje. Het was natuurlijk heel ongepast, vooral voor een winkelmeisje, dat eigenlijk alleen maar aan handschoenen en slobkousen en zijden overhemden mocht denken, maar Doris sloeg haar belde armen om zijn hals - ze moest ervoor heelemaal op haar teenen gaan staan en kuste hem. Deze week een 2-tal problemen uit 't Damspel. PROBLEEM Na L Auteur C. J. Ie Bleu. ZWART. WBR Stand Zwart, 11 schijven, op: 1 6 9 10 11 17 19 23 24 29 40. Stand Wtt, 11 schijven, op: 22 26 28 32 33 35 38 41 44 48 49. PROBLEEM Na 2. Auteur A. J. de Bruin. ZWART. WIT. Stand Zwart, 9 schijven, op: 9 12 13 14 18 19 21 27 31. Stand' Wit, 8 schijven, op: 20 22 24 28 30 33 38 39. De volgende aardige alwikkellng werd me nog toegezonden: Stand Zwart, 11 schijven, op: 3 8 9 10 14 17 18 20 22 28 46. Stand Wit, 11 schijven, op: 26 27 30 31 35 38 42 44 47 49 50. Op de volgende aardige wijze maakte WW winst- Wit: 44-40, 38—33, 20-21, 49—43, 43X34, 35X2. VOOR BEGINNERS. Stand Zwart, 2 schijven, op: 16 25 en 2 dammen op 12 60. Stand Wit, 1' schijf, op: 26 en 1 dam op 32. Zwart speelt 25—30, Wit laai daarop volgen 3243, Zwart wint nu dooit 12—3, 3—9, 60—17, 16X27 en Wit staat vast, OPLOSSING PROBLEEM No. 1. Wit: 48-43, 32-27, 36-30, 43X5, 5X2, wint OPLOSSING PROBLEEM No. 2, Wit: 38-32, 28-23, 23X3, 3X19, wint WETENSWAARDIGHEDEN. Is het U bekend: dat een Canadeesche witte leghorn kip een we reldrecord heeft gevestigd, door sedert 1 November 1928 dezer dagen haar 348e ei te leggen?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 19