VOOR DE KINDEREN. Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat Voor de Kinderen. Het Geheim van het oude Horloge. n Je en eni iletvpft wek ing bi| n vo< Als een jonge baan bij bennen, ouder dan bij, ge- i wordt, is er aanvankelijk „rumor in casa" bij den oom; want de kippen spelen dan de bazinnen over [den baan. Deze trekt zicb daarvan echter niet veel |»sn. In onze geschiedenis komen twee zeehelden voor; lelijk: De Haan of het Haantje, eigenlijk Cornells [janszoon geheeten en Jan den Haen. Den eerste einde men „De Haan of het Haantje" naar zijn feilen strijdlust op zee. Zijn achtste overwinning op [de beruchte Duinkerkerkapers betaalde hij met zijn even! (1633). Jan den Hoenen, mede een wakker zeeheld, sneuvelde in de baai van Palermo in een zeeslag tegen de Franschen onder du Quesne (2 Juni 1676). Een maand vroeger was hij, door het sneuvelen van den grooten M. A. de Rutjter, in diens plaats opperbevelhebber van de Nederlandschescheeps- macht in de Middellandsche Zee geworden. Ten* slotte eenige spreekwijzen: Ik moet altijd maar hanewaken (laat op blijven), 'tls een haneveer, hanekam, hanepen (vrouw, heel wat mans). Ze is een hen met sporen (heeft veel van een bazigen haan). Hij ls een kemphaan (vech tersbaas). Je blaast jezelvon op als eon kalkoensche baan (zich heel boos maken). Ze schreeuwt als een pauwhaan (hard en scherp). Wat een snoeshaan ls dat (rare kerel). Een weerhaan zijn (telken# van mee ning veranderen). Je moet niet zoo'n haantje-de- voorstezijn (aanvoerder bij kattekwaad). ZIJ is een haantje, hanige (zeer vinnig, bazig). Wat ben Jij een haantje-pik (overal bij). Er kraaide geen haan naar ('t bleef geheim). Den gebraden haan uithangen (den rijken mijnheer Bpelen). Den rooden haan op het dak plaatsen ('t huis in brand steken). Jouw haan moet altijd koning kraaien (jij moet steeds je zin hebben). Twee hanen in één huis zijn als de kat en ds muis( een oneenig huisgezin). Een haan ie stout op zijn eigen dam (in eigen huls ls men 't meest op zijn dreef). Nu, zoo'n gebraden haan liegt er niet om (smaakt heerlijk). Jij bent.de baas van 'tkippen hok, als de haan weg ls (jij beteekent niet veel). Dat is geen schrift; 't zijn hanepooten (heel slecht geschreven). Hij zit in de hanebalken (waar eertijds de baan en zijn kippen sliepen). DaaT ligt een hane- boek (het eerste boek, dat vroeger de kinderen op de school ih handen kregen om te leeren spellen; er stond een haan op 't titelblad). Wereldkroniek. tscon, ten op; C< iwoor riep zoo lf [int ik verso) verde i, met van va van h \voe zi )en! Ei tjel >t je q altijd 749. Da autobus rijdt «n rijdt en Mimi zit er nog altijd in. Ze ls allang haar dorp voorbij, allang sijn alle bekende wegen verdwenen en ze wordt erg ang stig't moet ook al laat zijnl 750. Huilend loopt ze de vreemde landr wegen langs. Niemand te zien,, dien ze den weg zou kunnen vragen. „Ik kom nooit weer thuis", denkt Mimi wanhopig. 751. Het ls al schemerdonker als ze bij een eenzaam weiland een woonwagen ziet staan. Zou ze daar durven aan kloppen! Neen, dat durft ze vast niet... 752. Ze staat er nog als iemand naar bui ten komt, de Spullebaas Aap, die met z'n kermiswagen de dorpen afreist. „Ga maar naar binnen kind", zegt bij goedig, maar Mimi rilt van vrees. i. [amid lar Mi t Brits >p bez die i mder in daa xten ischen ken n ecl met 763. Mimi durft echter toch ook niet wei geren den woonwagen binnen te gaan. 't Is buiten al zwarte nacht. „Ga maar in dat boekje slapen kind", zegt vrouw Aap» 754. Slapen ja en droomen ook. Mimi droomt dat de apen haar met geweld meevoeren en koorddansen leeren. met 'li zweep! Dat moet ze dam straks op de dorpskermissen vertonmen. 755. Ja, en ook door een papieren hoepel springen, alles ver weg van vader en moeder en Hans. O, o, wat krijgt Mimi het benauwd, ze wil niet, ze wil niet.... 756. En dan is ze ineens wakker. De lie ve zon schijnt den woonwagen binnen, vrouw Aap brengt haar 'n lekker ont bijt en do baas zal haar straks den weg naar huis wijzen. Allemaal dus angst voor niets geweest! Ie bi Daar ginds komt de stoomboot Van Spanje weer aan. Hij brengt ons Sint Nicolaaa Ik zie hein reeds staan...... Ja, jongens en meisjes, de fijne avond van Sint Ni- colaas komt weer aan. Sint Nicolaaa brengt Jullie wat. En nu wil ook de Schager Courant niet achter blijven! De Directie looft uit een aantal mooie boe ken onder de lezertjes en lezeresjes, die deze week en de volgende het best de raadsels hebben opgelost! Is dat niet aardig? Ik boor jullie al lachen. Ik zal d« raadsels niet te moeilijk maken, hoor! Dan kan iedereen meedoen! We beginnen: V Met b ben lk een drank, maar ongezond voor kinderen. Met d ben ik.een dier, Je raadt het vast heel gauw. Met v ben 'k een getal, je mag bet niet verminde ren. Met n eet men me op, gebakken.... dus niet rauw. Met m ben ik een diertje, dat kruipt vlug in het rond. Miet p zit ik verborgen, soms heel diep in den grond Wat? 2. Och, nu zijn alle letters van 't mooie woord, dat ik bedacht had, door elkaar geloopen. Wie helpt me uitzoeken? Hier zijn se: aeklptsrwa Wat wès het? Oplossingen zenden naar L. ROGGEVEEN, MA- I RETAKSTRAAT 54, DEN HAAG. Volgonde week nieuwe raadsels. i EEN RIJMSPELLETJE VOOR DB WINTER AVONDEN. Pist: De bladeren vallen van de boomen. Jan: Spoedig gaat de winter komen. Wij rijden dan schaatsen op de haan. Klaas: Ik kan alléén er nog, maar op staan. Ik houd veel meer van )>aantje glijden. Anni e: Maar ik wil graag een poosje rijden. Dan heb ik toch* zoo'n erge pret! Marlet je: Moeder heeft de thee gezetl Wij krijgen ook een koekJ el Nu is Piet weer aan de beurt. Hij moet rijmen op «Koekje". En dan moet hij een nieuw zinnetje zeggen, eon slotwoord, waar Jan weer op rijmen moet! Ts dat niet aardig? Of 't gemakkelijk is? Dat durf ik niet te zeggen. R en soms ook weer niet! 't Ts heel gemak- •UJk om te rijmen op pret, bed, gezet, vet. met, enz. Maar 't is moeilijk, cm te rijmen: op 'v' Kachel! Probeer 't maar eens! Een paar versje el ONZE VINGERS. „Naar bed, naar bed',, sei Duimelot. Eerst nog wat eten", zei Likkepot. „Waar zullen we 't halen?" zei Lange Jaap „In moeders kastje", zei korte knaap. „O wacht", zei Pinkel, „dan verklap ik vast, Dat jullie snoept uit Moeders kast." VOOR MIJN MOEDERTJE. Wanneer ik eens groot ben, mijn moedertje zoet, Dan gaat u geen oogenblik langer te voet Ik ga met U rijden, als een konihgin. Een koets met vier paarden, straat uit en straat in. „Klets-klets" gaat mijn zweep! „Hoezee", zegt mij mond. Wij rijden dan samen de wereld rond. Ééns droeg U, mijn moedertje, mij op uw schoot, Dén ga ik u rijden.... och, was 'k toch maar groot! i Nieuwe avonturen van Brani Vingerling, door L, Roggeveen. Vervolg. Zingend verlieten de schoolkinderen de tent, om op 't etrand te gaan „pootje heden." De vreemde heer las nog rustig in z'n „Rotterdam mer", zonder op de omgeving te letten. Bram keek even den achterkant van het blad door, Opeens zag hij daar een kort artikeltje met het opschrift: „DE ZAAK STUYVESANT". „O....", riep hij hall gesmoord. Hij trachtte te le zen, wat er stond, maar de lezende heer vouwde de krant op, en legde die naast zich neer. Vervolgens stak hij een sigaret aan en blies de geurige wolkjes in kringen de lucht in. „Pardon, mijnheer", zei Bram met trillende stem, ,.mag ik mi'sschlon eventjes uw krant inzien?" De vreemde heer dranido zich om, keek Bram een oogenblik aan, streek even met de rechterhand langs zijn gezicht, alsof hij over iets nadacht, en zei toen: „Welzekerl" „Ik heb dien heer meer gezien", dacht Bram, „maar ik weet niet meer, waar...." HIJ1 nam de krant en laa haastig het arrtikeltje. Daar stond: DB ZAAK STUYVESANT. Onzs Haagsche correspondent meldt ons: On danks alle nasporlngen van de politie blijft de zaak-Stuy-vosant duister. Hoewel in alle groote bieden hernieuwde oproepingen gedaan zijn, heeft de onbekende wielrijder (men herinnere zich de aanrijding in de Wagenstraat) niets van zich laten hooren. Echter heeft zich bij den Comlmssarls van politie een verpleegde uit het Oude Mannen- en Vrouwenhuis vervoegd1. Deze grijsaard verklaarde, den „professor" zeer goed gekend1 te hebben. Hij wist met zekerheid t» zeg gen dat hij den „professor" 'o paar dagen voor diens overlijden, ontmoet heeft op den Prinsen gracht. De „professor" was zeer dik gekleed en droeg eon koffertje hij zich. „Met het looden kistje er inmompelde Bram. De vreemde heer keek op I Deze •verklaring is de oorzaak, dat de politie het onderzoek met kracht voortzet, daarbij ge steun door enkele geleerden hier ter sted.o Het nagelaten vermogen van prof. Stuyvesant, is, volgens zijn wenschen, uitgedrukt in 't onvoltooi de testament, onder verschillende inrichtingen ■van liefdadigheid verdeeld. Zijn natuurkundige in strumenten bevinden zich in 't Gemeentemuseum. Zijn kleederen en enkele artikelen van huis- houdeHjkon aard, zijn nagelaten aan mej. W., toentertijd huishoudster, van den professor, Mej. W. hoeft waarschijnlijk deze artikelen, die toot haar geen waarde haddon, aan uitdragers ver kocht. I „Juist", zei Bram. „Zei Je wat", Brammie?" vroeg Willy, die wee® verdiept was in de „Wereldkroniek". Welnee", antwoordde Bram. „hoe kom Je erbij?" „Ik meende U vast", lachte Willy, „Verbeelding, hoor", zei Bram. Hij las weer: I Men heeft indertijd 't niet-voltooi en van het testament toegeschreven aan vermoeidheid. Nu echter vast is komen te staan, dat de professor toch zijn huis verlaten heeft, nog wel met een koffertje bij zich, rijst de vraag: Zou er mis schien een andere reden zijn? De huishoudster heeft, bij toen gehouden on derzoek pertinent verklaard, dat de professor niet weg geweest is. De politie neemt thans aan, dat prof. Stuyvesant zijn uitgang verwzegen heeft. Waarom? I Bram liet de krant zinken. Ja, waarom? „Om 't 'looden kistje naar Hoek van Holland te la ten brengen," dacht hij. „Maar waarom bracht hij het daarheen? Waarom liet hij1 het niet thuis?" „Is U er mee klaar?" vroeg de heer opeens. Bram schrok. Hij kreeg een kleur en zei: „Neemt U me niet kwalijk, mijnheer. Hier ls uw krant terug. Ik dank U well" „Staat er iets in. dat U aantrekt?" vToeg de beer. „Ik zag U zoo ingespannen lezen." x Bram weifelde. Zou hij zeggen, wat hij las? Och ja, waarom niet? Het geval-Stuyvesant trok natuur lijk de belangstelling van een heeieboel menschen. ,.Tk las het berichtje over de zaak-Stuyvesant". zei hij. „Een vreemd geval", zei de heer. „En 't riet er niet naar uit, dat de politie H uit elkaar zal kunnen pluizen. In die drieëntwintig Jaar zijn alle men schen, die inlichtingen zouden kunnen geven, ge storven. Alleen de oude verpleegde uit 't Oude Man nenhuis leeft nog. Maar zijn verklaring is van weinig belang.*1 „Vindt U?" vroeg Bram. ,Dat is tenminste mijn meerling", antwoordde de heer. „Denkt U er anders over?" „Ja, dat is te zeggen...." zei Bram, ,4at is te zeg gen... ik vind van well" „Waarom?" vroeg de heer, tehwijl hij' Bram recht in de oogen keek. Bram dacht: „Oppassen, niet te veel zeggen, Bram- metjel" Luid zei hij: „Omdat de politie er óók zoo. over denkt l" „Aan dat antwoord heb ik niet veel", zei de heer. „Plotseling vroeg hij: „En de onbekende wielrijder, U weet wel, de man met het grijze sportpak...." „En met de grijze snor en de grijze baard..vul de Bram aan. „Precieswat denkt U daarvan?" „Niets", antwoordde Bram. „Zóó ver heb ik nog niet nagedacht I" „Zou U denken dat die méór van 't geval af weet vroeg de heer. „Tk bqu 't wol denken", antwoordde Bram. Hij werl een beetje verlegen door de ondervraging van den fceer. „En vermoedt U ook, waar de twaalfduizend gul don gebleven zijn?" vroeg de heer weer, terwijl hij zich ver over 't tafeltje boog. Angstig staarde Bram n 't vreemde gelaat» Twee strenge oogen staarden hem aan.... „Welke twaalfduizond gulden meent U?" stotterde hij eindelijk. „Heeft U t artikeltje in ,De Rotterdammer11 dan niet uitreiezen?" vroeg de heer, terwijl hij de krant weer openvouwde. Bram las: Men heeft indertijd aangenomen, dat de ver- moeidheid en de ziekte van prof. StuyvOBant oorzaak waren van enkele tegenstrijdigheden in 't testament. Het bedrag van 't aantal legaten, genoemd in dit 'testament was f 12000 hooger, dan 't bedrag dat in papieren en geld in de brand kast aanwezig was. Aan dit feit ls toen geen 'ruchtbaarheid gegeven. Thans Welnu?" vroeg de heer, die naast Bram was ko men staan, „wat zegt U daarvan?" Gestolen? Hè?" „Misschien", mompelde Bram. De heer ging zitten, en streek met zijn hand over 't gezicht, met een gebaar, alsof hij over iets nadacht... Bram staarde hem aan, en plotseling wist hij 'tül Vóór hem zat dszelide heer, dien hij gisteren tegen 't lijf geloopen was, vóór ft huis van professor Stuy vesant!!!! Die had datzelfde gebaar gemaakt!! Met oogen, wijd open, van schrik en verbazing, staarde Bram den heer aan! Wat kwam die in Hoek van Holland uitvoeren?? Opletten, opletten, Brammetjell Pas opll Pas opl! Daar schuilt wat achter!li „Misschien gestolen, denkt U?" VToeg de heer. „Dat zou niet erg zijn, voor den dief, want de diefstal Is dan al lang verjaard.! Straf krijgt hij niet meer, ook al zou alles ontdekt worden, tyahahal" Wéér streek hij met de volle band over bet gelaat, wéér met dat nadenkende gebaar, alsof bij.... Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 21