VOOR DE KINDEREN.
ip-
Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat
Voor de Kinderen.
Het Geheim van het oude
Horloge.
die was niet bang voor critiek.
[00 weinig Diderot, één der samenstellers van de
ite encyclopedie, enkele Jaren vóór de Fransche
rolutle, zich om critiek bekreunde, kan blijken
het volgendei
Op jekert-n 'norgen kwam een Jongmensch bij
pi met een manuschript en versacht het te willen
lezen 011 mogelijke aanmerkingen op de marge
rillen schrijven.
jtrot, die gaarne iemand een dienst bewees, bo
ni zulk», maar toen hij ging lezen, merkte hij,
dat het een satire op hem en zijn geschriften be
vatte.
Toen de schrijver den volgenden dag terugkwam,
vroeg hij hem, waarom hij hem aanviel en de copte
aan hem ter beoordeeling gaf,
Och, mijnheer Diderot, ik zal 't u openhartig
vertellen, wat mij daartoe dreef, was het antwoord
van den jongen schrijver. Ik hoopte, dat u mij een
vergoeding zou willen geven, als ik het manuscript
niet niet drukken.
Een blik op den jonkman overtuigde Diderot van
hut feit, dat armoede de oorzaak van deze handelwijze
was. 11 ij hield die opmerking evenwol voor zich en
zei:
Nu, als dat uw bedoeling is, kan ik u wel een
adres geven, waar gij een grootere belooning zult
ontvangen met uw SRtire wel te laten drukken, dan
ik u kan geven om het niet to doen. Draag uw sa
tire op aan den prins; laat ze inbinden mei zijn wa
pen op den band, breng ze hem en hij zal u gewis
niet onbeloond laten..
't Was eigenlijk in 't geheel niet mijn bedoeling,
't manuscript uit te geven, luidde het bedeesde ant
woord van den Jonkman. Ik wilde u in geon geval
onaangenaam zijn, maar ik ben zonder inkomsten en
ten einde raad. Daardoor kwam ik op het zonderlinge
denkbeeld, waarvan ik nu de ongepastheid zeer
wel inzie. Het zou mij zeer moeilijk vallen een op
dracht aan den prins te schrijven.
O, ik vind 't niets onbetamelijk, critiek op mtjn
werk te leveren, zei Diderot. Men kan dan de argu
menten tegenover elkaar stellen en do juistheid ba-
oordeelen. Uw werk is dus zeer nuftig en verdient
belooning. Maar heb een oogenblik geduld, dan zal
ik een opdracht voor u schrijven, indien gij dat goed
vindt.
De opdracht werd geschreven, het werk gedrukt
en aan den prins gezonden, waarvoor de schrijver
een aardige belooning kreeg.
00
Heel erg moe en een beetje amgatlg ook
komt Mimi eindelijk thuis. Met bleek en
ongerust gezicht' staat moeder Poezekat
in de deur. „O kind, kind", roept ze,
„waar heb je gezeten?"
758.
„Vadur en. Hans zijn al sinds vanmor
gen vroeg er op uit om je te zoeken, ze
hadden geen rust meer in huis
En waarheen ze trokken weet ik niet
Wat veroorzaak je ons 'n narigheidl"
759. Ja, vader Poezekat en1 Hans dwalen
links en rechts en vragen iedereen: „Hebt
U soms een klein poezemelsje gezieaT1
Maar niemand' kan uitsluitsel geven.
700. Dan gaan ze naar alle zijden roepen:
„Mimi Mimi....!" VengeefB. Nergens komt
Mimi's kattekopje opgedoken, ze ls en
ze blijft wegl
Eindelijk komen vader Poezekat en
Hans aan een klein-, vriendelijk uitziend
huisje. „We zullen hier ook maar *ns vra
gen". besluit vader zuchtend, en trekt aan
de bel.
762.
De bewoonster, juffrouw Puchond,
komt naar voren. „Een poezenmeisje?
Ja, dat heb ik straks het bosch zien in
gaan. Dien kant op." O, wat zijn vader
en Hans blij.
703. Aanstonds slaan ze de richting vaa het
bosch in. „Hè, zucht Hans, ,,'k zal dolblij
zijn als ik haar weer zie. Maar 'n standje
verdient ze toch ook. soo'n nest.
764.
En dan ontd'ekt vader Poezekat voet
stapjes van kleine schoentjes op het
witte boschpaadje. „O Ja, die kunnen best
van Mimi zijn. Loten we ze maar volgen."
We beginnen met onze prijsraadsels.
Je oplossingen zijn:
Bier.
Dier. 2. Werkplaats.
Vier.
Nier.
Mier.
Pier.
GOEDE OPLOSSINGEN ontving ik van Klazienije
vaan. Bergen Nelly Bakker, Amsterdam; Tr. Bos-
Tippolytushoef; Willem en Johanna Jimmlnk,
legras; Cath. B09. Oudesluis ;Trien Smit, Koegras;
aziena IJff, Oudkarspel; Marieke l.indonbergh,
udesluis; Johanna Glim, Anna Paulowna Jan
lom Lutjewinkel (mijn beste brave Jan, ik zie, dat
't wel kan. Je raadsels zijn heel goed. I-Iou dus
aar goeden moed.) Gerrie Boontjes, Arkel, Jan
tje Smit, Oude Niedorp; J. Haringhulzen, Heor-
itgowaard; Jan Schene, Schagen, Ap en Jansje No-
Oudesluis.
(De rest volgende week.)
I
nieuwe raadsels.
1. Tk had een paar heerlijke vruchten in een
sndje gedaan. Och jongens, nu zijn ze gekneusd en
broken en alle stukjes, liggen doo" elkaar. Help me
Hntjes om ze in elkaar te zetten:
la eeee ppp rrsk.
2. 't Ts de naam van een héél bekend man en hij
IBtaat uit 12 letters.
7—8 Is een meisjesnaam.
129-11103 doet pijn. Auf
4-2-5 —6 is weer een meisjesnaam.
En 1 is gelijk aan 12.
Do oplossingen van de raadsels zenden we zóó
Doodig mogelijk weg. Willen jullie ook je leeftijd
tfblj zetten?
Volgende week vermeld' ik de namen van de goede
lossers, en vertel jullie meteen wie de gelukkige
ritwinnaars zijn. Op die manier komt Sib terklaas
^*maal bij jullie, hè? Niet te lang wachten met
Wi&Mulen, hoor kinderen!
7, roggeveen, maretak-straat m, den
'AAG, Jullie kennen t adres nog wel, nietwaar?
Nieuwe avonturen van Bram Vingerling,
door L. Roggeveen.
Vervolg.
'Alsof hij langs zijn haard strijkt", dacht Bram op-
Doodsbleek voelde hij zich worden...., een
koude rilling kroop langs zijn rug....
^ar dan ls deze heer de onbekende fietsrijder,
die uit vrees voor ontdekking, snor en baard afge
schoren heeft 1 Dus hier vóór me zit iemand, die
ook het geheim van professor Stuyvesant kent."
Wel?" vroeg de heer, terwijl hij Bram scherp' aan
keek, „U denkt dus gestolen?"
„Ikik.. ..ik weet het niet," stotterde Bram.
Meteen stond hi] op.
Kom. Willy, we gaan weg."
Vragend en verwonderd week Willy z'n neef In
't bleeke gezichtl Ze betaalden en gingen weg. La
chend keek de vreemde heer ze na....
„Is er wat, Brammie?" vroeg Willy. „Je ziet zoo
bleek...."
„Ja", antwoordde Bram, „ik heb hoofdpijn, ik....
Ik., voel me heelemaal niet lokker!"
„Misschien heb je kou gevat daarstraks in d'ie bui"
zei Willy.
„Ja, ik denk 't ook....", zei Bram.
De vreemdeling stond op, keek peinzend naar de
zee, en fluisterde:
„Dusin een looden kistje.... ik dacht het wel!
En zou die Jongen.'t Is niet te geloovenl"
Hij stapte het strand op.
„Dus tóch hier in Hoek van Holland! Heb ik daar
voor al' die jaren loopen zoeken, hier en ginds en
overal, om er een vreemden jongen mee vandoor te
zien gaan? Maar.... hoe.... weet.... hij.... dan...
alles? Hoe weet hij, wat lk nog niet eens weet? In
elk geval
De vreemdeling lachte, klopte op z'n jas
„....In elk geval.... heb ik op 't oogenblik de
portefeuilledie zal me wel helpen!"
Hij haalde de portefeuille, die hij Bram had weten
te ontfutselen, zonder dat deze het merkte, uit zijn
binnenzak, keek er even in, lachte weer, en stapte
weg....
I
Al vroeg waren Bram en Willy weer in den Haag
Onderweg had Bram niet veel gesproken. Eh Willy
dacht, dat Brammie een stevige kou gevat had. Bram
Het z'n neef maar in die waan. Na de hevige on
weersbui was de zon in al z'n kracht gaan schijnen,
en na een kwartiertje fietsen voelde Bram zich lang
zamerhand heerlijk droog en warm worden.
„Zeg thuis maar niets", zei Bram .„Ik voel mo
trouwens al heel wat heter ook!"
„Mbrgeni ben je weer (kiplekker, Brammie," zei
Willy.
„Welja", zei Bram, maar z'n gedachten waren heel
-anders.
Thuis holde hij naar z'n kamertje, zette het kleine
looden Jcistje op de tafel, tastte naar de portefeuille...
„Hè, waar is die gebleven?" d'acht hij. „In mijn
andere zak? Ook niet! Ik ben hem kwijt! Verforen?
Dat moot well 0„ wat spijt me datl"
Teleurgesteld' ging Bram zitten. Maar toen hij 't
loodon kistje zag staan, begonnen zijn oogen te
schitteren eni zijö.' hart klopte van zenuwachtige
blijdschap.
„Ik.... heb.... de uitvinding van professor Stuy-
vesant", fluisterde hij, „dinar staat het groote geheim
voor me op de tafel."
Hij bekeek bet' looden kistje nauwkeurig, 't Was
niet groot, ongeveer een drecimeter lang, 6 oentimo-
ter breed en 4 centimeter hoog.
„De wanden zijn tamelijk dik", dacht Bram, „want
't kistje is nogal zwaar. Zou ik 't openmaken....
zou ik
Met trillende vingers draaide hij 't kistje om, en
bekeek 't van alle kanten, om do sluiting te zoeken.
Hij ontdekte aan den zijkant twee kleine koperen
uitsteeksels.
Geen schroeven", fluisterde hij, „maar puntjes. Ik
zal er oons op druk kan.w
Voorzichtig drukte hij met z'n beide wijsvingers op
de koperen uitsteeksels. Er. geboorde niets....
„Nog eens", fluisterde hij weer, „ik zal wat harder
drukken."
Weer gebeurde er niets....
Toen drukte BTam zoo stevig alis hij kon op de
koperen knopjes; met een knarsend geluid sprong
het déksel open.... groene vonken sprongen uit het
kistje te voorschijn.... Bram zag een golvende
massa., blauwgroen poederppeens werd1 hij
met kracht tegen de deur geslingerd.... de gordijnen
woeien, als door oen geweldigen orkaan bewogen,
door de openstaande ramen naar buiten.... een
stoel viel omde tafel trilde,.... het electrlsche
lampje schudde razend heen en weer., botste tegen
het plafond'.... het porseleinen kapje viel in stuk
ken naar beneden....
Met inspanning van al z'n krachten kroop Bram
op handen en voeten naar d'e tafel.... een groene
gloed 'straalde hem vanuit het kiste in de oogen, zoo
dat hij bijna niets meer kon zienhet was, alsof
hij tegen een geweldige windvlaag in moost krui
pen.... hij tild'e zijn rechterhand boven den tafel
randmet kleine schokjes wist hij z'n hand tot
vlak bij 't kist'je te krljgonen met z'n laatste
kracht gooide hij het deksel dicht.
Meteen was alles stil. 't Lampje hield op met
schommelen; dé gordijnen fladderden niet meer.
Bram stond op, zette de istoelèn recht, veegde de
scherven hij elkaar en keek rond.Wat een wan
orde!! Geen schilderijtje hing meer recht; de sprei
van z'n bed' lag opgerold boven zijn kussen; de de
kens lagen in een hoek; de bloemen uit het vaasje
logen overal verspreid, 't vaasje zelf stond, wonder
lijk genoeg, bovenop de kleine boekenkast, terwijl 't
eerst op d'e tafel had1 gestaan, 't kleine koekoekklokje
weesacht uur, terwijt 't 'kwart voor vijven was!
Doodsbleek ging Bram zittenI Wat een razende
krachten had hij ontketend!
Wat een geweld zat er dn dat looden kistje verbor
gen!
„Wat gek", dacht Bram, „nou 1» 't kistje dicht en
nou merk je nietsl 't' Looden omhulsel houdjt de
kracht tegon. Gelukkig maar!"
HIJ stond op. Z'n knieön knikten. Hij1 borg hèt loo
den kiste met t geweldige geheim onder in z'n boe
kenkast, ordende z'n haren, strikte opnieuw z'n das,
on ging naar beneden.
Op de trap hoordé hij z'n moeder mopperen.
„Wat er nou aan de hand is", zei ze, „ik weot het
niet. Tk sta In do kamer, om de tafel t.e dekken en
opeens vliegt het tafelkleed uit m'n handen, de vor
ken en messen Tammelen op den grondi, d« klok be
gint te slaan, vijf uur, half zes, zes uur achter el
kaar...."
.Hihihi", lachte Grietje.
„Ja, lach maar", zei moeder „lk heb nog nooit zoo
Iets meegemaakt 't Leek wel, of de heele kamer door
elkaar geachud werd. Alles hangt scheef. Ga maar
kijken!"
Moeder en Briefje gingen naar binnen.
„Och, och", zuchtte Bram, „wat heb ik gedaan,
Wat ben ik begonen!"
Hij ging de kamer in.
Meteen vertelde z'n moeder hem de heele historie;
Willy, die van zijn kamertje kwam, keek verbaasd' op
„Heb jij wat gemerkt, Willy? En jij, Bram?"
„Nee, tante 1"
„Iknee, niets moeder."
,,'t Was precies, of er in de kamer een storm be
gon te razen", zei moeder.
„Vanmiddag in Hoek van HoUand' stormde 't óók
Opeens zoo", zei Willy, „nietwaar Brammie?"
„Ja", zei Bram, ,<'t was een reuzebui opeenfll"
Grietje hing do heele boel weer recht.
„Je zou toch zegge...." lachte ze.
Bram dacht: „De huiskamer ligt) precies onder
mijn kamertje. Zoo komt het, dat Willy on Grietje
niets gemerkt hebben. Ik zal wat voorzichtiger moe
ten zijn met 't krachtpoeder."
Vader kwam thuis. Toen hij' V verhaal van' dén
.storm" gehoord had', schudde hij 't hoofd, keek
Bram even aan.... maar.... hij1 zei niet»!
Dienzél'fden avond! kocht' Bram van' zijn Hoogen-
raedteche guldens een nieuw ballonnetje vo^r zijn
electrische lamp.
Doodmoe rolde hij om tien uur In zijn bed. Aller
lei gedachten gingen hem door zijn hoofd.
Wat een kracht.... wat een kracht", dacht hij,
„als ik 't kistje weer open wil hebben, zal ik 't voor
zichtiger moeten aanleggen. Als ik eens een gaatje
in den zijwand kon boren, een fijn gaatje....? Dat
zal ik eens probeeren...."
Meteen sliep hij, zoo vaat als een muur.
Wordt vervolgd.
En.,., tot ®lot: een versje voor de kleintjest
SINT NÏCOLAAS KOMT!
Klap in je handjes, vroolijk en blij,
Want zes December is nu nabij t
Straks komt Sint Nlcolaasl O wat een pretl
Dan gaan we «muilen, koek en banketl
t
Kijk eens: mijn schoentje gaapt al zoo wijdt
Moedertje, zeg eens: Is het al ttjd't
'k Zal er In atoppen een handjevol hooi.
Dan vindt het paardje mljm achoen o zoo mootl
I
O Sinterklaasje, hoor m|f eens aam:
Ik heb opzettelijk nooit kwaad' gedaan.
O *k ben zoo vroolijk .'k Ben toch zoo hl IJ,
Want..,, zes December la weer nabijI
Jongens en meisjes, lk heb nog dén wenscht dsit
Sint) NJcolaas Jullie nint zal vergeten, en dat Jnlll.
veel plezier mogen hebbenl
8ehrljf 1 m» maar eensl