Bijvoegsel der SchagerTCourant van Vrijdag 24 December 1926. No. 7970.
>r
HerKerstfeest'van
Louise Servatius
PANTOMIME»
$at
an
de
ifht
l'K
ï-
H
Eindelijk was te dan in het Armenhuis aange
komen0, wat had die weg haar eindeloos lang
geschenen! Met een lichten tucht zette Louise Ser
vatius zich op een der harde banken, die aap twee
zijden den muur der spreekkamer flankeerden.
Twee lange, rechte banken, die met een klein vier
kant tafeltje en een goedkoope klok aan den wand,
het eenige meubilair van het geheeld vertrekje uit
maakten.
£en der in het gesticht opgenomen meisjes, een
flink kind, met een vroolijk gelaat, kwam naar
haar toe en vroeg haar, even te willen wachten.
„Er zijn er nog eenigen vóór u, mevrouw, maar het
zal toch niet lang meer duren. De Directrice ver
zoekt u, een oogenblik geduld te willen hebben".
De tikkende klok met haar nijdige geluidjes van
goedkoop binnenwerk, was de eenige verstoorster
van de intense stilte, die er in het gebouw heersob-
to.
Louise Servatius scheen diep in gedachten.en
die gedachten waren niet van vrooHjken aard. On
der haar kleine bontmutsje keken een paar krul
letjes uit, blonde krulletjes, doch met reeds hier
en daar een zilveren draad ertusschen. Waar gelaat,
dat nu met een kleurtje-van-de-kou overdekt, was,
vertoonde die scherpe trekken langs den neus en
bij de mondhoeken, die, bij menschen met sterke
karakters, spreken van een groot en smartvol lij
den, niet minder bitter in zijn felle pijn, omdat het
dapper gedragen wordt...—
Louise Servatius was in droevig gepeins ver
zonken. En zoozeer was zij verdiept in haar treu
rige gedachten, dat zij ternauwernood de andere be
zoekers, die zich in de spreekkamer bevonden, liad
opgemerkt. Er was nog een man van middelbaren
leeftijd, met een groot, in papier gewikkeld pak
onder den arm. Dan was er nog een dame, ock in
het bont, evenals zij. En dan nog een oud paartje,
hij de deur. Een zwijgend oud paartje, man en
vouw, die hunne handen ineengestrengeld hiel
den. Louise sloeg geen acht op die menschen.
liet meisje van zoooven kwam weer binnen en
liet .len rr.nn met het groots pak in het Kantoorti
der directrice. Even later kwam hij er weer irt
-- zonder doch met een glimlach op zijn ge
laat. Zeker had hij met zijn geschenk één der arme
kleinen gelukkig gemaakt en dat geluk weerspie
gelde zich op zijn gelaat
De dame in het bont ging langs Louise hoen en
kwam kort daarop terug met een zonnig gezicht
en aan haar hand een schat van een meisje, net
een kleine Italiaansche, maar erg mager. Het kind
scheen ondervoed. Toen stonden de oude man en
de oude vrouw gelijktijdig'op en gingen op hun
beurt de kamer der directrice binnen.
Stilte in het huis.drukkende stilte. Het
viel Louise op, dat de zoo bekende geluiden van
sprekende en lachende, of soms huilende kinderen
er vandaag niet waren. Misschien lag het aan het
vroege ochtenduur.
De deur van het kantoortje ging open en dan
kwamen do beide oudjes weer naar bulten lang-
caam. Even nam Louise die twee gestalten op. Zij
waren zeker in de zeventig en wat zwak ter been.
De man, wat grooter dan de vrouw, liep een weinig
gebogen, als hadden de jaren en het leven hem een
last op de schouders gelegd, die ternauwernood
door hem kon worden gedragen. De vrouw strom
pelde voort, als was zij in een droomtoestand. Ma
gertjes en gebogen, het grijze hoofd bedekt met
een ouderwetsch kapothoedje, steunde zij op den
arm van den man. Langzaam, heel langzaam, gin
gen «Ij het vertrekj door met «tapjes, klein en
wankel twee oude, oude menschen.
De directrice begroette haar bezoekster warm.
De cheques van do Servatiussen waren altijd voor
flinke bedragen geweest en de muurbeschildering
met de engelenkopjes had zeer de aandacht getrok
ken en er was zelfs over geschreven In de couran
ten. De directrice mocht gerust hartelijk zijn.
„En, wat kan ik voor u doen, mevrouw Serva
tius?" vroeg zij, nadat zij elkander een gelukkig
Kerstfeest gewenscht hadden.. „Wat komt u
Louise Servatius onderbrak haar.
„Ik heb een kerstboom klaar staan en nu zou ik
een paar kindertjes willen meenemen", zeide zij,
een tikje ademloos, „alleen voor vandaag, begrijpt
u. Kindertjes, die anders geen kerstboom zouden
hebben en geen pleizier; wier moeders vandaag moe
ten werken. Dit" zij haperde „dit zou anders
een eenzalme Kerstmis voor me wouden. Ik moet
trachten te vergeten te vergeten
De directrice knikte begrijpend en baar hand
ging over den lessenaar heeritnaar de vrouw in
het bont. Er heerschte een oogenblik zwijgen. Ja,
het wó/S verschrikkelijk I dacht de directrice. Arme
mevrouw Servatius! Binnen het Jaar haar man èn
haar kind verloren! Die afschuwelijke griep!Het
was te hopen, dat er nog kinderen binnen kwamen,
vandaag, want op het oogenblik waren ze alle reeds
wegEn wat een moed van die vrouw, om door te
gaan met het schilderen van kinderfiguren en kin
derkopjes! Die eenzaamheid moest afschuwelijk
vóórhaar zijn!
KERSTDINER.
Het jongetje, dat geen pl aats over hield voor het dessert.
En er was een duidelijke klank van spijt in haar
stem, toen zij zeide:
„O, mevrouw, ik vrees, ik vrees zij aar
zelde „In den regel zouden wij kinderen te ovei
hebben, die er alles voor zouden willen geven, een
dagje bij u te mogen doorbrengen; maar juist nu
Ziet u, verschillende moeders zijn thuis van
haar werk, daar het zoo'n hooge feestdag is. En er
zijn nog andere dames en heeren ook die
j.uist zoo voelen, al£ u, mevrouw. Eenzaam. Ën
die kwamen of telefoneerden gisteren om kinderen.
En daarom is vandaagvandaag is de heele
kinderafdeeling leeg. Het laatste meisje, Roosje,
ging juist weg, toen u binnen ftwam. Een mager
kindje, met een beetje bruine tint. Misschien hebt
u haar zien passeoren met die dame".
Louise Servatius knikte. En de tranen stonden
in haar groote blauwe oogen. Zij herinnerde zich
ide dame in het bont. die de kleine aan de hand
had meegevoerd. Was zij maar een minuut eerder
gekomen! „Ik had er zóó op gerekend", zeide zij
on er trilde iets in haar stem! »zóó gerekend! Ik
had alles in orde. De kerstboom,, de cadeautje-
Zou er geen mogelijkheid zijn, denkt u
De directrice sprak op levendigen toon. Men
schen, die in armenhuizen werken, leeren wel op
gewekt spreken» als zij Mn aandoening willen ver
bergen.
„Natuurlijk, als u zoudt willen wachten", zeide
zij. Louise Servatius stond op.
„O, mompelde zij, „Ik zal wachten. Och er zit
niet veel anders voor me op, vandaag, dan wach
ten.-...." haar stem beefde een beetje en zij wepdde
zich snel naar de deur.
En woer was zij in de kleine spreekkamer. Lee-
ger nu, dan die geweest was. Alleen de oude man
en de oude vrouw waren er nog, hand in hand. Dicht
bij elkaar op de bank en spraken niet. Stil ging
Louise ndast hen zitten. Achter in de gang klon
ken een paar opgewonden vroolijke stommen
en zij stierven weer weg.-
Maar in do spreekkamer klonk alleen het scher
pe tikken van de goedkoope klok.Louise Ser
vatius voelde lederen tik van de klok iedere tik
was als een steek van pijn.
Een half uur.
Drie kwartier.
Louise volgde het trage beweeg van de wijzers,
tot het haar een marteling werd en zij zenuwach
tig het gelaat van die goedkoope klok afwendde.
Toen zag zij, dat hef zwijgende paartje nóg steeds
naast haar zat, op de bank; de oude magere han
den ineengestrengeld, Louise vergat een oogenblik
haar eigen teleurstelling en keek naar die beide
oude menschjes. Zij schenen haar aanwezigheid in
het geheel niet op te merken.
Wat zaten zij daar stil en eenzaam en alleen!
En die indruk van eenzaamheid, dien zij bij hun
aanblik kreeg, maakte haar vagelijk ongerust over
die beiden. Haast tegen haar wil begon zij te pra
ten:
„Wacht u ook?" vroeg zij.
De oude vrouw schrok heftig op. De zachte stem
van Louise klonk haar als een pistoolschot in de
ooren. De oude man liet de kleine hand los, die hij
al dien tijd had vastgehouden. Hij was -het, die
antwoordde: „Ja, wij wachten". Zijn stem beefde en
de oogen, die hij opsloeg, glansden dof door een
floers van tranen. Een oogenblik zweeg Louise. Die
tranen brachten haar in de war.
Toen: „lk hoopte hier een kind te vinden, dat bij
mij thuis Kerstmis zou mogen vieren", zeide zij, „ol
eigenlijk, twee kinderen. Maar zij zijn allemaal al
weg. Het zal een treurige Kerstmis voor me worden,
ben ik bang".
Plotseling snikte het oude vrouwtje het uit. Zóó
plotseling, dat Louise opsprong. „Ik had heelemaal
vergoten, dat het Kerstmis is", fluisterde zij, tus-
sghon de snikken door.
Haar stem ver-Ijlde tot een heel dun geluidje,
doch Louise ving iets op van „de eenzame jaren".
De oude man sloeg zijn arm om het schokkende
lichaam der vrouw. Zijn stem klonk opeens sterk,
beschermend. „Toe nu, toe nu, lieve'V zeide hij.
„Zoo, kom, kom! Het is niet voor zoo erg lang.
Niet voor zoo langl En dan hebben we
toch ook de bezoekdagen nog. Iedere maand eens.
Denk eens aan, hoe we daar lederen keer naar zul
len uitzien! En het zal niet voor zoo
lang zijn—".
Louise voelde, dat zij getuige was van een drama.
Haar eigen verdriet was vergeten. Zij keek naar
het door smartlijnen doorgroefde gelaat van de
vrouw en naar de oogen van den man, die zijn
zielepijn duidelijk weerspiegelden. Haast zonder er
bij te denken, was zij vlak naast het oude vrouwtje
gaan zitten en haar hand sloot zich over de ma
gere vingertjes in de gestopte katoenen handschoe
nen.
„Ge hebt verdriet", zeide zij en haar stem was
heel zacht; „vertel het mij maar. Ik weet, wat ver
driet is. Denk maar niet, dat ik het niet begrijpen
zal. Vertel het me maar toe".
De oude man deed stijfjes. Zijn gestalte nam een
ietwat krijgshaftige houding aan. Hij hulde zich
in zijn trots als in een harnas. Maar de oude vrouw
had haar waardigheid verloren en haar houding
was niet krijgshaftig. Met groote dankbaarheid
wondde zij zich naar do andere vrouw, die medege
voel betoonde.
„Wij moeten naar het Armenhuis toe", snikte
zij, en haar magere handen strekte zij naar Louise
uit. „Wij moeten naar het Armenhuis toe, waar
heen ze ouden van dagen sturen, die geen geld heb
ben! Wij zijn getrouwd; wij hebben samen vijftig
jaar lang een eigen huishoudentje gehad en nu
sturen ze ons naar het Armenhuis". Haar stem sloeg
over van aandoening.
En weer zweeg Louise Servatius een oogenblik.
ZIJ tastte, als het ware in haar geest naar een woord
van troost.
„Lieve", zeide zij eindelijk, „die huizen zijn soms
werkolijk goed. En het is toch ook veel gemakke
lijker voor u, daar te wonen, dan een eigen huis
houding te moeten doen. Misschien gaat ge het nog
erg prettig vinden".
„Wij zouden daar wel tegen kunnen, in zoo'n
huis te leven", zeide hij langzaam, en Louise voel
de hoe hij zich inhield, om kalm te blijven „wij
zouden ons daarbij wel neer kunnen leggen. Maar
zij vertelde ons vandaag", hij wenkte in de rich
ting van" het kantoortje „dat wij niet naar het
zelfde huis mogen. Ik moet naar een inrichting voor
oude mannen en zij naar een gesticht voor oude
vróuwen Natuurlijk mogen wij elkaar eens in de
maand bezoeken. Op bezoekdagen. Maar wij zijn
nog nooit gescheiden geweest nooit in al die
vijftig Jaar. En ik vrees, dat zij 'snaobts mis
schien bang zal zijn;; zonder mij!" Zijn stem
brak.
Do slanke artistenvingers van Louise gingen
voort op de handen van het vrouwtje te kloppen.
Maar haar lippen lieten geen woerden door en haar
oogen stonden vol tranen. In haar hart alleen,
herhaalde zij steeds weer steeds weer de woor
den, die de oude man gesproken had. Gescheiden te
worden na vijftig jaar lief en leed te hebben ge-
deeldl
„Maar, daar moet toch iets op te vinden zijn
op de een of andere manier. Zeker
Langzaam schudde de oude man het hoofd. De
vrouw snikte nog, tegen zijn schouder aangeleund,
doch zachter nu, zooals een kind snikt—.
En Ineen ontdekte Louise, dat zij over die twee
menschen dacht, alsof het kinderen waren. Echte
kinderen een jongen en een meisjel
„Neen", zeide de oude man, „neen, neen. Zij", zijn
hand maakte weder een beweging in de richting
van het kantoortje, „zij zeide, dat ei^ niets op te vin
den was. Er wordt niét al te veel gedaan voor oude
menschen. En dus
Louise Servatius wist in haar hart, dat het waar
was. Er zijn menschen genoeg, die graag iets doen
voor kleine kindertjes. Voor lekkere mollige babies.
Maar deze oude kinderen, even hulpeloos, even be
hoeftig neen, veel behoeftiger wat gebeurde
daarmede? En ze zeide: „Waarom zouden wij hier
eigenlijk blijven wachten? Het is Kerstmis! En ik
heb een gezellig huis. En een lekker middagmaal
wacht ons. En ik heb een kerstboom. Ze hadden u
toch zeker vandaag niet willen wegsturen? Toch
nog niet zoo gauw? Waarom zoudt ge niet met mij
mee naar huis gaan? Wacht", zij sprong op en ging
de kamer van de directrice binnen, zonder aan
kloppen te denken, „dat maak ik wel met haar in
orde!"
En zoo gingen zij met haar mede; een beetje on
zeker, een tikje verwonderd. Mee naar het huis,
dat ledig was, niettegenstaande alle voorbereidse
len, die voor het Kerstfeest getroffen waren.
Anna, de trouwe meid van Louise, deed open on
een oogenblik was zij uit het veld geslagen bij het
zien van die twee oude gerimpelde gezichtjes, waar
zij kinderen verwacht had. Maar oogenblikkelijk
daarna straalde er groote sympathie uit haar trou
we oogen. „De arme schatten", zeide zij zachtjes, en
leidde hen het huis binnen on bracht hen naar de
mooiste logeerkamer om een oogenblik uit te rusten
en zich wat op te knappen.
„Die cadeautjes zijn nu niet geschikt meer", zei
de zij tot Louise, toen zij beneden kwam, „wij moe
ten gauw wat anders zien -te vrzinneru Ik heb nog
een nieuw kanten kraagje en een doos postpapier;
die kan voor hem dienen Louise had daar ook al
aan gedacht. Zij moest die kindergeschenken ver
vangen door andere en wel spoedig; vóór haar gas
ten weer beneden kwamen.
Een gekleurden zakdoek, een das, dien George
nooit gedragen bad, de dcos briefpapier en het kan
ten kraagje. En dan nog een bosje kunstbloemen
en een zilveren potlood. Geïmproviseerde cadeaus,
maar toch niet kwaad 1 Zij legde ze vlug onder den
boom, naast de andere,-vroolijke geschenken, die
voor de kinderen bestemd geweest waren. En zij.
kon er, om de een of andere reden, zij wiet zelf xHot
waarom, niet toe komen die cadeautjes op te rui
men.
Bevend en met een hoogroode kleur van opwin
ding, verliet zij tenslotte den salon en don boom,
die glinsterde en flonkerde.
Met Anna samen ging zij de menschjes van boven
halen. Zij waren nog steeds een beetje van streek,
doch er lichtte een gloed in het oog van den man,
dien zij er straks niet in gozien had. En de gerim
pelde wangetjes van het kleine vrouwtje vertooh-
den een opgewonden blosje. Louise zag, dat zij kin
derlijk verheugd waren en zenuwachtig. Over de
zilveren hoofden heen sprak zij snel tot Anna: „Wij
zullen eerst maar gaan eten en daarna den kerst
boom gaan bekijken. Denkt ge ook niet, dat dat 't
beste zal zijn?"
Het vrouwtje glimlachte. De oude man knikte.
„Een kerstmaal!", zeide hij, en zijn stem beefde,
„een kerstmaal! Dat hadden wij niet gedacht, wel
lieve?" hij sprak tot zijn vrouw „geen kerst
maal.
En nu sprak de oude vrouw voor het eerst, sinds
zij in huis gekomen was Vlug bukte zij zich over de
hand van Louis^ en drukte er haar oude, bevende
lippen tegen. „Geen kerstmaal", zoo eindigde zij
den zin van haar man, „met een vriendin!"
Ziji tafelden gezellig en toen het maal was afgeloo-
pen, schoof Anna, die steeds als een schutsengel er
gens op den achtergrond was gebleven, de stoelen
weg, Toen gingen zij alle vier, langzaam, gelukkig
gestemd, naar den salon.
De kaarsjes waren aangestoken en de gordijnon
neergelaten, om het licht van den Decembermiddag
buiten te sluiten.
Aan den voet van den boom lagen de geschen
ken in het schitterend licht van den kerstboom te
pronken en het Kerstkindje, in don top, keek wel
willend op hen neer.
De beide oudjes bleven van verrassing een oogen
blik als aan den grond genageld staan en Vonden
geen woorden vinden om aan hun verbazing lucht te
'g
M,