chagerCourant
t
leestelijk Leven.
DE PLEEGMOEDER
RAAD SCH00RL.
F H
h'
f
'■I
Tweede Blad.
H
fe
Vrijdag 24 December 1926.
69ste Jaargang. No. 7970.
KERSTMIS.
De lichtjes branden overal,
De zllv'ren appels stralen
En zachtjes komt ln donzen val
Sneeuw van don homel dalen.
En dekt de donk're aarde toe
En al haar droeve zorgen,
Er ruischen stemmen in de lucht
Van licht en nieuwen morgen.
F. LASSCHE.
tot is het bijzonder voorrecht der dichters, dat zij,
[enkele regels soms, zoo treffend juist een stem-
ng kunnen weergeven. Als wij 't bovenstaande ge-
htjo lezen, hotwelk toch zoo doodeonvoudig is,
|t 't ons onmiddellijk op, hoe hier met een paar
brdim precies datgene gesuggureerd wordt, wat
telkenjare weer als de hoofdgedachte van het
'stfeest voor don geest komt. Het is namelijk de
lerpe tegenstelling tusschen het donkere en droeve
j aarde in de uitdagen des jaors en tusschen de
inkelende lichtjes, welke de mensch ontsteekt en
stemmen, welke hij verneemt, hem sprekend van
groote licht, dat rijzen zal met den nieuwen dag.
n wij voelen hoe het Kerstfeest, als feest des
lts, moést ontstaan bij onze voorouders, wier le-
zoo eng venveven was met het leven in de na-
ir.
ie trieste grauwheid, de druilerige kilheid der De-
nberdagen, doen als vanzelf het verlangen naar
I en licht geboren worden,
fjl Vanneer eenmaal het Christendom zijn zegepra-
n I de tocht door de wereld is aangevangen en wan-
pr de nieuwe cultus wordt gevestigd in de Chris-
ifiguur, steeds meer op den voorgrond wordt ge
tal st, wanneer feesten worden ingesteld, dan is
iets vanzelfsprekends, dat de Christusgeboorte
rdt gesteld op den tijd, waarin men gewoon was
feest van den wintor-zonnestilstand te vieren,
as Christus niet als een nieuwe zon verschenen
aarde?
Jiaschop Ambrosius zegt in oen zijner „Sermones",
1 t het goed was, dat de dag van 's Heilands ge-
orto dag der nieuwe zon werd genaamd, om-
t door des Zaligmakers komst het heil van het
mschelijk geslacht vernieuwd was.
Rn een andere bisschop, Gregorius, schrijft van het
rstfeeet: „dit is de dag, dien de Heer ons gegeven
eft. Dat wij ons verblijden en vroolijk zijn! Met
m vangt de duisternis aan af te nemen, en de
ïgte der nachten krimpt, en het geschiedt niet door
wal, o broeders, dat dit feest in dit gedeelte des
irs invalt: neen, de natuur verkondigt daardoor
geheimvollen samenhang met de geboorte van
»zus. Zij schijnt als het ware uit te roepen: O
ensch, w^nd uwe aandacht op het verborgene! Gij
dat de nacht zijne grootste lengte heeft verkro
tte -n en niet kan toenemen, maar ook niet stilstaan.
Bdenk den nacht uwer zonden, die ook zijn hoog-
5 toppunt bereikt had1 en niet verder kon gaan;
den is hij tot stilstand gebracht, opdat bij niet
ortga. Gij ziet het machtiger licht en de hooger
lande zon Christus 1 Denk aan de tegenwoordig-
lid des waren lichts, aan de stralen des evangelies,
,t de gansche aarde verlicht!"
We zullen de ontwikkelingsgeschiedenis van het
irstfeest niet verder volgen. Voor ons menschen
n dezen tijd vol verwarring en verscheuring, is
.n veel meer belang de vraag of het Kerstfeest voor
is nog zijne beteekenis heeft. Gevierd wordt het
ct steeds méér luister. Wanneer wij een vergelij-
j ng maken tusschen than9 en bijvoorbeeld dertig
ar terug, dan is het verschil in de kerstviering
lorm! Toen was 't een ernstig kerkelijk feest en
en ging op de beide feestdagen in grooten getale
iar 't bedehuls; thans is er drukte in winkels en
ié's en restaurants, waar roode lampjes branden
versierde sparreboompjes prijken!
Het kerstfeest is blijkbaar op weg om voor de
•oote menigte te worden, wat het Sint Nicolaasfeest
eds is, nl. een feest voor ouden cn jongen, waarbij
an niets anders wordt gedacht dan aan gezellig-
eid, aan vroolijk bijeenzijn, aan te geven en te
htvangen geschenken.
[Eerlijk gezegd, dreigt hierom het kerstfeest mij
kngzamerhand onsympathiek te worden.
Toch bon ik van oordeel, dat het nog altijd
looie gedachten kan opwekken en daardoor een
ezegende tijd kan zijn.
En nu kom ik terug op het hierboven geplaatste
gdiohtje en in 't bijzonder op de beide laatste regels
er ruiscl^n stemmen in de lucht van licht en meu
ren morgen". Dit is 't, waarop ik voor de lezers
ran dit blad juist thans den vollen nadruk wilde
eggen. Daar is tegenwoordig een alom merkbare
Dzinking te bespeuren onder de menschen. Het
1 dealisme kwijnt en versterft, het vertrouwen op de
oekomst maakt plaats voor cynisch ongeloof en
laarmede gepaard gaande onverschilligheid. Er is
vassende onaandoenlijkheid en stompzinnige be-
usting, zelfs bijl het gruwelijkste gebeuren, aat de
larten moest doen bonzen. Overal waar ik kom,
(peur ik de symptomen van dit verschijnsel.
Wanneer wij een gesprek aanknoopen met de
nenschen van dezen tijd, een gesprek dat even ult-
aat boven de gewone banaliteit en wij brengen het
>p wat men pleegt te noemen „den geest des tijds",
lan kunnen wij er bij negen tienden vast op aan
at we een klaagtoon zullen hooren. Ik verbeeld
iïe soms zelfs, dat het een soort van mode is ge-
Svorden om eenigszins meewarig te spreken over de
luidige levensverschijnselen.
Hierin schuilt een gevaar. Wij worden licht een-
(ijdig en zien maar steeds naar een zelfden kant,
ion der op den andere te letten.
[Daarom is 't goed. dat er nog een Kerstfeest is.
Niet om dan vroolijk uit te gaan of om anderen ma
terieel e verrassingen te bereiden, maar om 'herin-
Berd te worden aan de groote gedachte, welke dit
[eest voor den ernstiger mensch symboliseert.
1 ..Er ruischen stemmen in de lucht van licht en nieu
'en morgen".
Zoo donker kan het op aarde niet zijn. zoo zwart
an de al-overhuivende nacht niet wezen of daar
'lijft toch altijd iets in den mensch van een vast
houden aan het geloof, dat de duisternis wijken zal!
Als ik hier spreek van duisternis, dan bedoel ik
laarmede. alles wat het leven leelijk maakt, wat
Ingaat dus. tegen wat ik diep in mezelf ervaar als
Qöd en zuiver en rein.
En is dit niet iets heerlijks? Denken we ons in hoe
impzalig het zou wezen als de mensch dit niet meer
ezat. Dan zou het leven een wanhoop zijn. dan zou
ne energie verdooven.
Denken we ons in. hoe we tegenover de wereld en
fJiaar weedom haar lijden en - haar smart zouden
taan. wanneer wij' absoluut hadden verloren elk ge-
Dof op beter.
.8.
R»-
ede
'Als we eens niet konden gelooven. dat betere tijden
zullen aanbreken, dat de menschen zullen komen tot
hoogere beschaving, dat het zedelijk bewustzijn zal
rij'zen. dat de ongerechtigheden zullen wijken, dat
wreedheid zal worden overwonnen, dat menschon-
waardige verhoudingen zullen verdwijnen.
Dan zouden we moeten vervallen tot dat ellendige
cynisme, dat zoo koud ons aandoet.... dan zou de
dood de eenige vreugde zijn. de verlossing, de uit
komst.
De denkende mensch. die den moed bedt om de
dingen te zien. zóó als ze zijn en die deze durft be-
oordeelen. met zün zuivere hart, voelt dikwijls een
afschuw in zich opkomen tegen bet leven, zóó als
het door de menschen geleefd wordt; hij speurt den
leugen, de onwaarachtigheid, de liefdeloosheid over
al. HU' huivert bij de gedachte aan de komst van den
tijd. dat de oorlog die thans wordt voorbereid, weer
zal losbranden., dat als wreede dieren ze weer te
genover elkaar zullen worden geplaatst' de men
schen die.. ..christenen zich noemen. Dan gebeurt
het dat hij soms met moeite een vloek binnenhoudt...
En daar komen oogenblikken waarin zelfs do meest
geestdriftige zijn vertrouwen voelt verflauwen.
Maar dan is de tijd gekomen om te luisteren naar
die „stemmen van licht en nieuwen morgen."
En die stemmen verstaan wij. als we rustig gaan
neerzitten en overpeinzen wat een lange mensch-
heldsgeschiedenls ons leert. Dan zien wij weer den
groei, den opwaartschen gang. Dan worden we er
ons weer van bewust, dat or geen stilstand kén we
zen. Gelijk de dag op den nacht moet volgen, altoos
weer opnieuw, omdat er is de eeuwige stuwing van
het in alles drijvende, dringende Leven zoo moet
ook het zedelijk mindere door het zedelijk meerdere
steeds worden opgevolgd; zoo moet m.a.w. de mensch
beid steeds hooger rijzen. In dezo dagen worden wij
er toe gebracht om hieraan iuiat onze aandacht te
schenken en dankbaar gedenken wij wét de mensch-
hoid zich reeds heeft verworven. En knoopt zich
daaraan dan niet onmiddellijk vast de gedachte dat
ook het diep-begoerde hoogere zal bereikt worden.
Het klinkt sommigen ietwat vreemd, als ik het zeg
en toch is het mijn zeer gevestigd© overtuiging: wat
de mensch héél sterk begeert, waar hij inderdaad
met zijn heele ziel naar haakt, dat verkrijgt hij
ééns zeker! Want in het zeer krachtige begeeren ligt
do vervulling van dit begeeren opgesloten.
Een menschdom. dat den oorlog niet meer wil, waar-
échtig niet meer wil uit diepe en zuivere motieven,
wordt van den oorlog verlost.
Een menschenwereld, welke bestaande verhoudin
gen heeft leeren veroordeelen. als onzedelijk, «él
nieuwe en betere toestanden scheppen.
„Er Juichen stemmen in de lucht van licht en
nieuwen morgen."
Goddank, dat we op ons Kerstfeest van deze stem-j
men kunnen en mogen spreken. Want ze zijn er. ze
klinken op uit alle zuivere harten en groote. sterke
zielen, die geen vrede meer kunnen hebben met veel
in deze wereld.
En naar die stemmen luisterend voelen wij' weer
groeien ons geloof en vertrouwen in de toekomst#
weten wij1 't wederom met groote innerlijke zekerheid
dat er. is een eeuwig excelsior!
ASTER.
een Kerstvertelling
door
H. G. Cannegieter.
(Nadruk verboden.)
Langen tijd geleden woonde er in een klein stadje
een echtpaar, dat veel verdriet had over hun eenige
dochter. Niet, dat Marvella zoo'n zondig schepsel
was, integendeel, zij was te nauwgezet van geweten.
Haar deugdzaamheid had baar allengs menschon-
schuw gemaakt en. hoewel ze het aanzien wel waard
was. herinnerden zich slechts de naaste huren haar
trekken.
Want al sinds een klein jaar kwam het meisje de
deur niet meer uit. Ze sloot zich op in haar woning,
omdat de wereld daarbuiten zoo slecht was. Ze er
gerde zich aan alles, wat ze om zich heen zag en
hoorde.
Wanneer haar bejaarde ouders, om haar op te
monteren, haar op een wandeling meenamen, ont
zette Marcella zich over de lichtzinnigheid van de
menschen, die in het plantsoen samen stoeiden, die
zich opschikten in de straten, die muziek maakten
op het marktplein, of in de danshuizen, waar zij
voorbijkwam, zich luidruchtig vermaakten. Zelfs^
naar een praatavondje kon Marcella met haar ouder
niet meegaan, vanwege de ijdele woorden, die men
daar onder elkaar sprak en de zedekwetsende toe
spelingen, die men daar op elkaar maakte.
En lezen? Waren de boeken, die vader soms voor
haar meebracht, niet altijd weer vol van hartstocht
en spoorden zij niet aan tot misdrijf en oneerbaar
lovensgedrag? Vulden de verhalen, die moeder haar
vertelde, niet de verbeelding met onheilige voomeh
lingen en ongeoorloofde verlangens?
Zoo zat Marcella eenzaam in 't stille huisje aan
den donkeren wal bij de poort en verdiepte zich lou
ter in hetgeen het Boek der Boeken aan vroomheid
bevat. HJer was het licht, dat gelukkig ruimschoots
tegenwicht bood tegen de duistere, booze wereld
daarbuiten.
Onbeweeglijk zat Marcella in de verlaten woning
en las in het Evangelie. Vader en moeder waren te
kerk gegaan om den Kerstavond te vieren. Tever
geefs haddon ze hun dochter ook nu weer trachten
over ie halen. De kerk was toch geen zonde en
Kerstmis vieren niet slecht? Maar het meisje had
geantwoord, dat zoo ze langs de rumoerige straat
en over het wereldsche marktplein te kerk zou gaan,
ze toch haar aandacht niet bij de plechtigheid zou
kunnen bepalen, omdat de herinnering aan de licht
zinnigheid, die ze onderweg had gezien en gehoord,
haar vrome gedachten doorkruisen zou.
Liever wilde ze,in eenzaamheid haar opmerk
zaamheid onbesmet wijden aan het eeuwige schoone
en reine Kerstverhaal. Geen nagalm van een schan
delijk lid. geen heugenis van een ergerlijk straat-
tafereel mochten haar godsdienstige overgave in den
weg staan. Louter het geluid van de kerkklokken
over de stille sneeuw kon haar innig en ijverig ge
bed begeleiden.
En zoo gingen de ouders, hoofdschuddend en
zuchtend, en lieten voor de zooveelst© maal ook nu
weer de vrome Marcella in eenzaamheid thuis.
Marcella had het veibaal van de herders gelezen
en zou juist met het bezoek der drie koningen 'be
ginnen, toen een eigenaardig gerucht haar op
schrikte. Buiten, in de sneeuw kermde en krijschte
een kat, maar deze meewarige 'klachten hadden iels
eigenaardigs, dat Marcella niet alleen afleidde, maar
zelfs benauwde. Ze liet haar lectuur in den steek en
liep angstig het vertrek op en neer. Ze was plotseling
bang in haar eenzaamheid en ontstelde van het kra
ken van de vloer onder haar schichtige stappen
Toen het gekerm aanhield en dringend werd, was
het alsof een geheimzinnige macht, sterker dan haar
vrees, haar noopte, de deur te ontsluiten en op ont
dekking te gaan. Plotseling gaf Marcella een kreet
en boog zich over een vreemdsoortig, rood ge
streept pak, dat tegen den drempel, der woning ge
drukt in de sneeuw lag,. Het was een kind. 'blauw
van kou en uitgeput van het huilen. Het lag daar in
dekens gewikkeld, die door een band bij' elkander
wetden gehouden.
Marcella. met haar vondst in het vertrek wederge
keerd, drukte 't verkleumde kind tegen haar borst,
enwas of een weldadige warmte daar binnen
stroomde. Een gevoel- van innigheid beving haar.
zooals zij nog nimmer gekend had. Ze kalmeerde
het kind met moederlijke gebaren, ontdeed het van
zijn overtollig geworden verpakking, laafde het met
warme melk en legde het te koesteren in de mollige
slaapstee.
Toen het 'kind spoedig van vermoeidheid was in
geslapen. nam het meisje plaats op haar stoel, maar
met het lezen van het Kerstverhaal was het uit. Tel
kens en telkens moest zij1 opstaan,, om een blik in
de bedstee te werpen, en de stilte, waarin de adem
haling van het kind hoorbaar was, werd haar tot een
zeldzaam genot. Ze voelde zich voldaan en tevre
den; alle angst voor haar eenzaamheid was gewe
ken en alle ergernis, over de wereld daarbuiten op
gelost in een vage en onbestemde welwillendheid.
Haar ouders, thuis gekomen, herkende hun doch
ter niet meer. Met een belangstelling, die zij al jaren
ontwend waren, sprak Marcella over hetgeen hun
ten opzichte van het kind stond te doen. Het kind
was te vondeling gelegd, daaraan behoefde geen twij
fel te rijzen, maar wie had hef gebracht en waarom
Juist hier? De vader, dia den volgenden ochtend ter
stond op onderzoek uittrok, kwam zonder nadere ge
gevens thuis. Maar toen hij voorstelde, het kind af
te staan aan het weeshuis, verzette Marcella zich
heftig: als er niemand kwam opdagen, die aanspra
ken kon doen gtlden, wilde zij haar schat voor zich
zelf houden.
Er kwam niemand en zoo bleef bet kind, waar bet
was. Marcella week geen oogenblik van hete wiegje,
en liet niet toe dat zelfs haar mceder zich met de
kleine Agnita bemoeide. Naijverig als een kloek be
schermde zij' het hulpelooze kuikentje tegen ieder,
die belangstelling toonde.
En dit waron er velen. In de buurt had zich spoe
dig het gerucht van de vondeling verspreid en alle
vrouwen kwamen nieuwsgierig een kijkje nemen.
En allen verbaasden zich over de verandering, die
zich bil Marcella vertrokken had. Men besprak onder
elkaar, wat wel de reden kon wezen, en een scherp
zinnig baker ontdekte spoedig verband tusschen de
ze verandering en de komst van het kind. Dat ver
haal van de vondeling was een praatje; nu bleek im
mers duidelijk, waarom de preutsche en vrome Mar
cella zich hijkans een jaar in eenzaamheid opgeslo
ten had? Wie had zooieta van dit schijnheilig schep
sel durven denkenl
Zonder dat Marcella er de oorzaak van vermoed
de, begon de wereld nu haar te mijden, zooals zij
vroeger do wereld gemeden had. Wanneer zij in
het heerlijk lenteweer met den kinderwagen over de
straat wandelde, liepen de buurvrouwen haar zon
der groeten voorbij, en gaven achter haar rug knip
oogjes. Achter de horretjes wezen de tantes en groot
moeders den kinderwagen na en onthaalden zich
op een boetpredikatie ten koste van 't meisje.
Marcella echter bemerkte niets van dit alles. De
wereld bestond voor haar slechts uit Agnita; alleen
wat Agnita deed, was van belang.
Voordat ze 'twist, kwam echter de tijd, waarin Ag
nita zich met de wereld bemoeien ging. En nu kreeg
die wereld door Agnita waarde en beteekenis voor
haar pleegmoeder. Met het kind sprak Marcella
andere kinderen aan en verheugde zich in de pret,
die de kameraadjes Agnita verschaften- Met het
kind ging ze naar den bakker en naar den winke
lier, omdat Agnita gebrand was op het snoeperijtje
dat haar als toegift op de boodschap geboden werd.
Met het kind hield ze stil bij een draaiorgel of wan
delde zo langs de kramen der jaarmarkt.
Zoo leerde ze door het kind de wereld van een
andere zijde bekijken dan ze vroeger gewend was
gewjeest; zo leerde genieten van de fleur en de vroo_
lijkneid, die het, leven argelooze schepselen schenkt.
En .toen weer de Kerstavond was aangebroken, en
Agnita fleemde en dreinde, om met &aar mee to
gaan naar het feest, liet Marcella zich verbidden. De
opgetogenheid van het kind stak ook haar, aan, en
toen ze samen met het kind neerknielde bij de
kunstig opgestelde kribbe en met het kind luister
de naar den jubelend en koorzang, beleefde ze voor
het eerst het Kerstwonder. Wat was het alles mooi
en goed om haar heen: de menschen in de geheim
zinnig verlichte kerk, maar evenzeer de menschen
daarbuiten in de gezellige winkelstraten en in het
vroqlijke marktgejoel.
Voorspoedig groeide Agnita op en nog voor ze
den huwbaren leeftijd bereikt had, was ze reeds het
middelpunt van de dartele jongelingschap. Agnita
was levenslustig en mooi on Agnita kende geen
kwaad. Haar pleegmoeder, met wie ze na den dood
van Marcelle's ouders samen was achtergebleven,
liet haar in alles vrij, omdat ze alles wat Agnita
deed, bewonderde en prees. En zoo kwam het, dat,
voordat het meisje en haar pleegmoeder er erg in
hadden, Agnita moeder werd van een levenloos
kind.
Weer was het Kerstavond en de beide vrouwen
zaten eenzaam in bet stille vertrek. Agnita nog
niet geheel hersteld, liet neerslachtig het hoofd in
de handen hangen en Marcella, die nogmaals tracht
te het Evangelie te lezen, drupten de tranen langs
het gelaat. De vrouwen spraken geen woord on in j
de stilte drong het verre gelui van de Kerstklok
ken tot binnen de woning door.
Plotseling verhief Agnita zich met een gebaar
van woeste wanhoop en brak uit in een beschuldi
ging tegen haar pleegmoeder. Dat zij nu door ieder
gemeden werd en voor ieder te schande liep, was
Marcella's schuld. Zo had nooit geweten, wat ze
nu wist: dat ook Marcella er een was geweest ais
zij. Dat zij, Agnita, een kind der schande was en
dat daarom het leven harer moeder zoo verlaten
was geweest. Maar, met de ervaring, die haar moe
der bezat, had deze haar dochter moeten waarschu
wen. Dan had zij bh Agnita kunnen voorkomen,
wat zij zelf zich roekeloos op den hals had gehaald.
Toen lichtte haar pleegmoeder haar in. Zo vertel
de de geschiedenis van de vondeling, die op een
Kerstavond had gelogen in de sneeuw voor haar
deur. En ze beleed, dat zo het kind voor zich had ge-
Souden, ofschoon ze geen moeder was en van het
loederschap en wat daarmee samenhangt, over
geenerlei ervaring beschikt. Nu berouwde het haar,
dat ze Agnita niet tijdig voor de wereld gewaar
schuwd had, maar de wereld was zoo mooi en zoq
goed geworden, sinds Agnita haar de wereld had lee
ren bekijken met de oogen van een kind. Ze had op
de wereld vertrouwd, gelijk ze op Agnita vertrouwd
had, En nu was, door haar verblinding en onver
stand, alles zoo vreeselijk geloopen. Marcello, de
smeekende handen om den hals van Agnita gesla
gen, bad haar, haar te vergeven, nu zij te goeder
trouw zoo als opvoedster gezondigd had.
Het meisje, door de biecht harer pleegmoeder ver-
teederd, liet haar tranen den vrijen loop. Ze drukte
Marcella een kus op het voorhoofd, streelde haar
over de rimpelige wangen en over het grijzende haar,
maar stond toen op met een wilskrachtig gebaar,
en liep, met langzame schreden, doelbewust naar de
deur. Toen Marcella goed en wel tot bezinning
kwam, was Agnita verdwenen.
Don volgenden Kerstavond zat Marcella wederom,
gelijk op dien avond vóór de komst van het kind,
alleen in haar stille vertrek. Peinzend over haar op
het Kerstverhaal opengeslagen Bijbel, dacht zij aan
Agnita, die nooit was teruggekeerd, maar over wie
somtijds onrustbarende geruchten tot haar doordron
gen. De wereld had haar argeloos pleegkind in haar
onmeedoogenden maalstroom verzwolgen.
De wereld, die booze, zondige wereld, die Mar
cella was gaan haten, en vreezen. zoodra zij tot de
jaren dos onderscheids was gekomen! Die donkere
wereld van misdaad, onzedelijkheid en bedrog, die
men niet kón ontloopen, ook al sloot men zich op
in eigen huis. Die, toen zij de straat en de markt
en de boeken, ja zelfs de kerk uit wantrouwen ont
vlood, tot haar was gekomen in de gestalte van een
hulpeloos kind!
Maar ineens verhief zich Marcella met stralende
oogen. Donker en slecht de wereld? En Agnita dan,
het kind van haar hart? Agnita was déar en was
als allen daarginds om haar heen, en die allen daar
ginds. langs de straat, op de markt, in de kerk, wa
ren als Agnita.
Agnita! en met een innig gebaar streelde de grijze
vrouw het medaillon, waarin het dierbare portret.
Ze trok haar mantel aan; de kerkklokken luidden,
een glinstering kwam in haar oogen, en, met
zachtheid de deur ontsluitend, als vreesde zij oude
herinneringen te storen, maakte Marcella zich op
naar de kerk, om, op den heiligen Kerstavond, mèt
allen en vóór allen, falende, hulpbehoevende, lief
hebbende menschen als haar pleegdochter en zij,
den Hemel te lofprijzen voor het Licht, dat, door
nevelen en tranen, toch vertroostend de worstelende
menschheid beschijnt
Vergadering' van den Raad op Woensdag 22 Do-
Gember 1926, des middags 2 uur.
Alle ledeü zijn aanwezig..
Voorzatter de heer Baron Van Fridagh, burge
meester, secretaris de heer Smita.
Na opening volgt lozing der notulen* dia onder
dankbetuiging worden vastgesteld.
Schoorl zonder wijkverpleegster.
Door den Voorzatter wordt mededeeling gedaan
van de voorloopigo kennisgeving van Ge;
zinsverpleging, dat voor Warmenhuizen een wijk
verpleegster is aangesteld, zoodat Koedijk en
Schoorl zonder wijkverpleegster zitten. Binnenkort
Zal eorf verzoek tot deze beide gemeenten worden
gericht om gezamenlijk f 1000 subsidie beschikbaar
te stellen, opdat hen 2a zuster kan worden aange
steld. i v
De heer Schermer geeft de wenscMijkheid te
kennen, dat'de Witte Kruissaf deeling opnieuw, en
dan in samenwerking met haar zustervereniging
te Koedijk, een verzoek oan «subsidie tot de ge
meenten Schoorl en Koedijk richt, opdat een ver
pleegster van Het Witte Kruis wordt aangesteld,
öpr. heeft principieole bezwaren tegen een zuster
van Gezinsverpleging, en wel in verband met de
kerkelijke tint. i
De Voorzitter heeft er reeds met Br. Heringa
over gesproken, zoodat de Witte Kruichafdeeling
wel met eani verzoek zal komen. De hoofdzaak voor
oins moet blijven, dat de gemeente eau zuster krijgt.
De gemeenterekoning van 1924 is goedgekeurd; do
over het raadsbesluit tot het aangaan van
voor het GJS.B. is door Ged. Star
Bjj de kasopname bij den gemeente-ontvanger een
den administrateur van het G.E.B. waren "de kas
en bescheiden met elkaar in overeenstemming.
Ingekomen was een dankbetuiging van ae Kar
aaaalbewonors voor de aansluiting aan hebG.E.B.
van de Zijperelluis. i
Voorzitter herinnert aan de actie, die gevoerd!
wordt om den wegi in de Duinstreek te doen be
stemmen allls primaire Weg, waartoe de toezegging!
in beginsel is verkregen.
Goedgevonden wordt, dat B. en W. aan den
Ned. Aannemersbond en den «R.K. Bond van
Bouwpatroons meodoelen dat deze gemeente het
edschen van borgen voor uit te voeren gemeente
werken niet noocug vindt.
Het fanfarecorps ,,dei Vriendschap" en de V.V.V.
te Groet vroegen subsidie, maar zullen eerst de re
kening van 1926 moeten overleggen
Eenden of eenden.
Voor te houden Wegwedstrijden voor eenden vraagt
de Pluimveehouderij subsidie, maar de gemoen t&-
finamtdën maken het niet wel mogelijk, aan bet
verzoek te voldoen en ook worden hier niet zoo-
"veel eenden gehouden. 1
Aan het verzoek van de gemeente Warmenhuizeaol
om vergoeding van kosten voor 4 leerlingen uit on
ze gemeente, die de O.L. school te Warmenhuizen
bezoeken, wordt goedgunstig beschikt. Vanaf 1926
zuilen do ouders van de leerlingen de meerdere koe
ten, die uit oen (dergelijk .bezoek voortvloeien^
dienen te storten, doen ze dat .niet, dan zullen de
(kinderen de school' te Schoorl' moeten bezoeken.
Aan de gemeente Alkmaar moeit een bijdrage
Voor NhlvwheidsonclcrwijvS t worden verstrekt vanj
f 161.97. Wordt Voor kennisgeving aangenomen.
Op een verzoek van den heer A.^J. Har brink
Numan, oan alsnog oen bouwvergunning te verke
nen aan D. Min te Bergen voor stichting van
een woning op een nab!i.i de dokterswoning gele
gen gedeelte, wordt afwijzend beschikt, omdat uit
•een tweede schrijven van adressante te concludee-
ren valt. dat hot eerste schrijven wordt ingetrokken;
Een voorstel van B en. W. om van Mej. J. E.
WegelSn te Bennekom aan te koopen een strookje
grond, gedragen in den berm van de Slotlaan, ter
grootte van pllm. 3 M2. tegen den prijs van f 1.50
per M2., wordt Zonder besproking goedgevonden.
B. en> W.. stellen voor, om voor het torenuurwerk
te Groet een klokkenist aan te stellen op een 4 wedde
(van f 15 per jaar. Het bedrag der wedde is in ver
houding met die van den Hókkenist te Schoorl.
De heer Van Lienen had in de vergadering van
B. en W. voorgesteld het salaris op f 20 te bepalen
en ook nu verdedigt hij dit voorstel, rthans met dit
resultaat, dat de raad overeenkomstig den wensoh
van den heer Van Lienen besluit.
Als klokkenist wordt met algemeene stemmen!
benoemd de heer K. Zwakman, .on waar de heer
Zwakman reeds als zoodanig werkzaam was, wordt
de benoeming geacht to zijn ingegaan op 15 Maart 11.
De veranderde tijdsomstandig
heden- Verschil van meening.
Aan de orde komt de voordracht van B. en W.
om van de na 1 Januari 1927 nieuw aan te stel
len ambtenaren en werklieden in dienst-der ge
meente, een pensoenisbij drage te heffen van 5 pet.
ja-
i on
j dit
iot
I>rk
ii (•-
q igf
[fit
i BT-
I fX>
ral»
'O-
'I. lor
'rijn
Urn
or
r
JO
ij'
jRiat
|lan
jijde
jht
Pr
i'T
o
.1
il
ll
•5
1
I
i