Schager Courant
en
en
Geestelijk Leven.
Derde Rlad.
Infectie bij pasgeboren
Kalveren.
RT
Feuilleton.
ALS EEN MAN EEN
MAN IS
Zaterdag 29 Januari 1927.
70ste Jaargang. No. 7990.
Gedurende den ganschen duur van de drachtig-
feid omsluit de baarmoeder een hermetisch geslo-
ruirnte, daar de cenigste opening ervan door
slijmprop volmaakt gesloten is. Alleen 't bloed
moeder en vrucht staan met elkaar in verbin-
ig. Maar niet direct. Door steeds verder gaande
fijner wordende vertakkingen gaan de navel-
iteri van de vrucht over in een haarvatennet, dat
igt naast eenzelfde net, waarin de moederlijke
laten zich verdeelen, zoodat beide systemen nog
scheiden zijn door twee vliezige wanden, die
iun genoeg zijn om de gaswisseling koolzuur
laar 't moederlijk bloed, zuurstof naar dat der
Tucht en de overgang tot voedingssappen mo
gelijk te maken. In normale omstandigheden wordt
er verder niets doorgelaten en ontwikkelt de vrucht
zich vrij van alle ziekten eit ontstekingen waarmee
t moederdier behept mag zijn. Alleen als de baar
moederwand zelve ziék is aan tuberculose bij
voorbeeld komt het voor dat de vrucht ziek
geboren wordt. Als algemeene regel kan men aan
nemen, dat een voldragen vrucht niet alleen vol
komen gezond ter wereld komt maar ook nog
geen bacteriën herbergt. Behalve gezond is ze
Jus bacterievrij. In de eerste momenten van 't
zelfstandig leven wordt de laatste eigenschap
direct opgeheven. In den stal leven vele en velerlei
icteriën die met de eerste biest die 't kalf krijgt
»f door het eerste likken dat het doet aan schot
of bodem, bij myriaden binnengebracht worden.
Over 't algemeen zijn de kiemen zeer onschuldig
en blijven gasten, die aan de welgedekte tafel,
die 't darmkanaal biedt, meeëten. Een soort is er
tj*U tchter bij, die kwaadaardig kan worden, de coli-
Hvlt bacteriën. Zij komen veel voor in 't darmkanaal
van volwassen dieren en komen door den mest in
den stal, waar de bodem en 't strooisel ermee be
schijn. In een goed functionneerend digestieappa-
raat worden ze gedood of verzwakt door 't zout
zuur in 't maagsap en door de darmsappen, terwijl
bovendien een laagje slijm dat de darmwand van
binnen beschermt, hen het doordringen in den
darmwand verhindert.
Bij 'n pasgeboren kalf is de situatie echter geheel
anders. Maag- en darmsap'pen worden nog niet
aigescheiden terwijl 't slijmlaagje nog ontbreekt,
ioodat als ze binnenkomen voor of met het eerste
voedsel de kiemen met hun volle vitaliteit in kun
nen werken op 't onbeschermde darmslijmvlies,
ïoch ziet men bijna nooit dat de eerstgeboren
kalveren in den stal' ziek worden. Blijkbaar is hef
noodig dat de kiemen eenige keeren door 't kal-
verlichaam passeeren voor ze van onschuldige
parasieten veranderd zijn in kwaadaardige ziekte
verwekkers. De ziekte die ze veroorzaken is de
iranll kalverdiarrhee, in den mond der boeren „witte
scheet", naar de lichte kleur die de ontlasting
lekk
en
N.
gen.
aoa
zijn
5.
Singel
»a
smaal
d.
door HAROLD BELL WRIGHT.
Voor Nederland bewerkt door
C. F. VAN DER HORST.
12)
„Daar heb je onzen Phil," ging de Deken
voort, want die man naast hem verstond uitstekend
4t kunst te luisteren „Daar bestaat geen beter;
man in alle opzichten dan Phil Acton. Hij is ge
zond, hij weet zelfs niet wat het zegt een uur
ziek te zijn, sterk als een jonge stier, proper,
eerlijk, oprecht, geen enkele kwade gewoonte,
een uitmuntend werker en een heldere kop boven
dien, en al heeft hij misschien op school niet zoo
heel veel geleerd, hij heeft aardig wa't gelezen. Van
welken kant je hem ook neemt, er bestaat geen
beter man dan Phil. En toch zouden de meesten
van die menschen zeggen dat hij „maar" een cow
boy is. Wat dat aangaat, Jim Reid is ook niet veel
meer dan een cow-boy. Ik verzeker je, dat ik er
ontmoet heb, die bovenste beste menschen waren
en ik heb gestudeerde heeren gezien van de aka-
demie die geen duit waard waren en die' net zoo
veel van een werkelijken man aan zich hadden
als een van die poppen van de kijkvensters waar
ze kleeren aan hangen. Wat een vrouw die zich-
zelve respecteert, bewegen kan om zoo een te
trouwen, dat is meer dan ik ooit heb kunnen be
grijpen."
Wanneer de Deken niet zoo vervuld was geweest
van zijn eigen gedachte, dan zou hij zich verwon
derd hebben over de uitwerking die zijn woorden
op zijn metgezel hadden. Het aangezicht van den
jonkman was met een vuurrooden blos overtogen
en werd dan weer doodsbleek, hij zag den ouden
man aan met een uitdrukking van schaamte en
vernedering, terwijl zijn oogen van smart schenen
te spreken. Patches, die op het veld van de Kruis-
Driehoek aller bewondering had gaande gemaakt,
was nu weer de beschroomde en beschaamde, ver
bijsterde man dien Phil op den top van den Divide
ontmoet had.
Maar de goede Deken lette niet op hem, en aan
gemoedigd door zijn stilzwijgen, vervolgde hij zijn
verhandeling. „Ik wil daarmee natuurlijk niet zeg
gen dat de opvoeding iemand altijd bederft. Neen
krijgt door de onverteerde stukken gestremde
melk caseïne die er in voorkomen. Is de
ziekte eenmaal in- den stal aanwezig, dan wordt
de standplaats door de diarrhee doordrenkt met
ziektekiemen, die zich door verversching van 't
strooisel, door besmeuren van wand en schot ge
makkelijk in den gèheelen stal kunnen verbreiden.
Het kan zoover komen dat de kalveren reeds ge
ïnfecteerd worden voor ze goed en wel geboren
zijn, dóórdat het moederdier en de handen der
helpers niet zuiver meer zijn. In dat geval kan
geen kalf den leeftijd van drie dagen waarna
geen doodélljke ziekte meer ontstaat, daar de
beschuttlngsnilddelen zich dan ontwikkeld hebben
halen.
Meerdere malen komt het voor, dat een vee
houder van alle kalveren die hij teelt, tileen de
drie 4 vier 4 vijf eeistgeboronen groot ziet worden,
terwijl de overige alle sterven in hun eerste levens
dagen.
ir is nog een andere weg, waarlangs de infectie
bij pasgeboren kalveren binnen kan komen-, door
de navelvaten namelijk. Bij de geboorte worden
ze wel gerekt voor ze gescheurd worden, en trek
ken ze zich dus wat terug, maar de opening die
er blijft bestaan is groot genoeg om als porte
d' entrée te dienen voor de bacteriën, die op den
grond leven, waarmee de navelstomp in aanraking
komt. In de bloedstolsels die er ontstaan vinden
ze een uitstekenden voedingsbodem. Meestal gaat
de infectie niet zoo snel als wanneer ze door dep
bek binnenkomt, daar ze zich in een stilstaand
milieu naar boven moet werken en verder komen
de kiemen niet in den darm maar in 't bloed
terecht, dat ze door 't geheele lichaam verbreidt.
Daardoor komt het dat navelinfecties, die zich
niet blijven bepalen bij een navelontsteking, zich
kenmerken door gewrichtszwellingen en etteringen
in de organen.
Het voorkomen van infecties bij pasgeboren'
kalveren is een kwestie van reinheid. Is de ziekte
nog niet opgetreden in den stal, dan lijkt het mij
voldoende om voor elk kalf een nieuwe stand
plaats te zoeken. Misschien behoort het in vele
bedrijven wel tot de onmogelijkheden, maar is de
ziekte reeds opgetreden dan is het toch een voor
schrift dat vervuld moet worden. Bovendien moet
er dan grondig gedesinfecteerd worden door ko
kend water, creoline- of lysoloplossingen.
De voorschriften van Poels, den vroegeren di
recteur der seruminrichting, die de ziekte 't eerst
bacteriologisch onderzocht heeft, luiden aldus:
de omgeving der uiterlijke geslachtsorganen van
't moederdier benevens de staart en de uier, wor
den afgewasschen met een 3 creoline-oplossing,
de scheede met een sublimaat-oplossing van 1 op
5000 of met veel lauwwarm en later met koud
water uitgespoeld. Het kalf wordt op een schoon
laken opgevangen, de navelstreng zoo dicht mo
gelijk hij den buikwand afgebonden, afgesneden en
bevochtigd met een 5 oplossing van kalium-
permanganaat (tegenwoordig gebruikt men liever
joodtinctuur). Dan Wordt de bek gereinigd van 't
kalf en een dichtgevlochten muilkorf er om aan
gelegd. De biest wordt direct uitgezogen, waarbij
t aanbeveling verdient eerst iets uit te melken,
daar de eerste stralen geïnfecteerd kunnen zijn,
of wel de melk wordt in een schoonen emmer ge
molken en ingegeven dadelijk na de geboorte en
Z2-.1 uur later nog j/>1 litér. De muilkorf wordt
slechts bij 't zuigen of 't drenken verwijderd.
De strekking van al die voorschrifteh is duide
lijk. Reinheid gn nog eens weer reinheid is 't eerste
en laatste gebod. Alies n'auwgezet desinfecteeren.
Angstvallig waken, dat infectie noch door den bek,
noch door den navel binnen kan kajmen. Er kan
nog bij gezegd worden dat handen'en armen der
Besmettingsgevaar.
BIJ tijdig gebruik van MIJnhardfa Keelptjn-
iabletten voorkomt gij besmetting, daar deze
tabletten mond en keel zuiveren van alle smet
stoffen. Buisje 30 ct., Flacon 60 ot.
helpers gewasschen moeten zijn voor ze in aan
raking komen met de nieuwgeborene.
Door het inachtnemen van een consciëntieuze
desinfectie kan 't percentage der ziektegevallen
In een stal zeer gedrukt worden. Zijn de kalveren
reeds ziek, dan is er iets te verwachten van medi
camenten, die den darm reinigen of door 't in
spuiten van serum. Dit laatste kan ook als voor
behoedmiddel aangewend worden, waarbij echter
het onaangename geval zich voordoet, dat er meer
dere sera ingespoten moeten worden daar de ziekte
in sommige gevallen niet door coli- maar door
parakoli-bacteriën veroorzaakt wordt, en elke
soort maar door zijn specifiek serum beïnvloed
wordt.
U. WESTER.
Aam het einde van mijn vorige artikel' 'beloofd»
ik terug 'te kounen op uo mug, betreffende het
verbond tuasohan godsdienst en oorlog- en de door
uil briefschrijver gouiie noodzakelijkheid oui .'dan
godsdienst te bestrijden. Jon nu kreeg- is 'juist een
pa ur dagen goeden een sohrjjvan van een ar bolder
uit Jnwijuks-uis, dat ik hier wil overnemen, ibe
brief luidt aldus:
Waarde heer Aster,
Met genoegen uw Geestelijk Leven van Zaterdag
ik Jan. ji. gelezen en 'daaruit vernomen, dat u
de volgende keer over Godsdienst pn oorlog nu
schrijven.
Kn nu had ik a:i-n u een vraag te stellen:
Neem aan dat er een God is, die aimachtig is
enz. over de geheel» -wereld. Hoe is tiet nu ter
wereld mogelijk dat de pasioors en de domine's in
de loopgraven om den zegen op de wapens vragen.
in ijrankriik vroegen zy aat aan God 'en in
Dintschiand vroegen zij dat aan dienzeifdem God.
ik ben jaren iang rooinsch geweest .en aan mijn
ige-ooiegenooten Iteo ia herhaalde malen deze vraag
gesteld, maar dan haalden ztj hun schouders op. Nu
ben ik ide laatste jaren lid van de Ö.D.A.P.
ik Idenk zoo veel, ik won dat ik ju ij 11 gedachten
ia woorden kon omzetten. Dan ging ik ahe weken
oen idug er op uit eun propaganda ie voeren begon
uen oorlog met dut onderwerp: „is er éan God of
zijn er inéer, naar geiang der mogendheden i"'
Lioogaolhiend, .(etuz.)
Deze brief versterkt mü in mijne overtuiging, dat
het hoogst gewensubt ia over de geopperde iiuaestie
te schrijven. Want hier hoersent zeer groobe ver
warring bij velen, iun als wij een poging doen om
tot k-aarhaid te komen, moeten wij beginnen met
duude-ijk mogelijk te zeggi-n. wat 'we bedoeuen mei
de woorden, waarvan wij gebruik maken. Daardo-r
kan zeer veel misverstand worden voorkomen. Der-
naiVe moeten we eerst uitmaken, wat w» onder
godsdienst veistaam.
uenu, godsdienst, naar de gangbare opvatting,
.-noemen wy dat samenstel van vormen, gebroken,
oeremoniën, hetwelk is gobaseerd op de erkenning
an ne„ bestaan van een noogei- Wezen, een ood, en
dat in en door die vormen enz. dit Weren eert
en dient, iun zoo kunnen wij ook van godsdiensten
spreken, wanneer wij denkan aan de versehil'len in
cUe vormen en vooraL aan da voorstaUingen, welke
linen zich van God maakt.
Want die voorstellingen maakt men zich in over
eenstemming met zijn eigen aard en wezen.
Daarom kan de een in naam van God den oorlóg
Verdedigen en de ander in naam van God den oor
log bestrijden.
Dit zien we dan pok inderdaad gebeuren.
Er zijn godsdienstige memschen bij duizenden in
ons land, die met groote geestdrift het militairis-
ms. verdedigen. De vrijwillige landstorm en de
burgerwacht bloeden in hoofdzaak daar, waar de
mensohen het moest aan kerk en godsdienst .rijn
gaheoht. d.w.z. bij roomachen en orchodozen. V
zijn het, d e als gudsdiemsuge menschen juist zü'j
handelen. Hierop lettende, is het vokomen ver-
Jt-aorba&r, dat er zijn, cLe zeggen dat, terwido van
den vooruitgang der mensenhuid, de godsdienat
moet worden bestreden. Immers: dan beroepen ztj
zich op het feit, dat de godsdienat wordt gohruikt
om de menschen aan te zeieen en op te hitsen tot
wa.t zij Bióoht en cnmemsoheiifk achten.
En inderdaad: indien kon worden beweerd, dat
,clku godsdienst als zoodanig den oorlog en bc. mi-
Ijitajrtslne sanctioneerde, dan Zcu ik 'tv mot brief
schrijver, over wian ik het in heb vorige artikel
had, gelwei óeas z|jin.
Dan zum ik zeggun, waar da godsdienst hei Aur
zedelijk» in beslag neemt, veroordeelt hij1 zich
zoif on meet. bestreden worden.
Maar nu Hun wij: ook het begenovergesiutda. Er
zijn eveneens nu-mei-eii, dio op godedlcnstigo gron
den heftige bostxiidcra zijn van don 00neg (en dus
van liet uxlhtairismej zóó, dat zij zelfs do dienst
weigering vardoiiigea. Er zijn ovortuigdo „Ghristo-
non", die zich inet vuile bewustzijn beroepen op
hun Heiland en jm düres naam den oorlog vervloe
ken als ion volkomen ontkenning van liet groote
gebod der liefde en dus ongeoorloofd. Er 1 een
tijd geweest, dat de doopsgezinden .als een van de
eorete eisolien van hun ohriatenjken godsdienst be
schouwden: géan wapemon te dragen. Helaas is
-deze sekte in dit opzicht geheel verwaterd on is er
niet veel van den vroegeren vrc nen zin moor
overgebleven. Wat blijkt hieruit? Dat de godsdienst
zoowel voor al* tégen den c-orlog kan ge n gen.
Dit han^t alleen maar af van de rederijke inzichten
der belijders. In Jinoge mate ge,dt dit van den
Ohristeiijkem godsdienst. Echter daa,i-bij komt vuur
de belijders een zeer groote moeiiijklieirl. De Chris
telijke godsdienst ml. (en dit geldt zoowel voor
roomschen als protestanten) beroept zich bij hare
uitspraken gewoonlijk op het evangelie. En dit
evangelie is, vooral in de Bergrede (Mattheus V,
VI en VII) zeer positief in zijn zedelijke eisoheu.
Zóo positief dat net onbegrijpelijk is, dat er nog
getwijfeld kan worden aan ae consequenties dezer
eischen. En desniettemin zijn juist zij die voor
zich den Christusaiaam opcdachen, do felste
militairisten. Hoe dit te verklaren? De eenige ver
klaring voor mij is deze: zij durven het met hun
christelijke beginselen niet aan; met al hun uiter
lijke vroomheid, ontbreekt het hun. aan geloof in
den geest van het evangelie en in den triomf van
dezen geest.
Het zal den schrijver uit Ewijcksluis nu duidelijk
rijn, dat het daarom ook mogelijk is dat pastoors
en domine's van verschillende landen 0111 ze^eu op
de wanens kunnen vragen. Als ik bedenk, wat dit
beduidt, vind ik het afschuwelijk. Ik kan me geen
gruwelijker Godslasteraars voorstellén, dan pas
toors en damince's, die zich Teenen voor dit werk,
En ik vraag me af, wat er wel' in de zielen van
die wezens moet omgaan. Daarom vind ik 't ook zoo
verklaarbaar, dat er soms met bitter sarcasme over
gesproken en geschreven wordt. Ais een zeer raak
voorbeeld wil ik hier inlasschen een stukje, hetwelk
reeds vee jaren geleden werd geschreven in e-.-n
Deenseh blad ten tijde van den Russisch-Japan-
schen oorlóg.
God en de oorlóg.
De heilige Petrus trad voor Gods troon en bracht
tijding over den Russisch-Japanschen oorlog.
Toen hü er mede gereed was, viei de Russische
engel op de knieën en wrong de handen. „lie p
de Russen, Heer, de reohtzinmge Russen", smeek
te hij. „De czaar zal u prijzen te St. Petersburg,
foor u knielen te Moskou en zich voor u op he.
aangezicht werpen te Kazari'.
„Verpletter de wreede, hardvochtige Russen" b:id
de Fvjnsche engel, zijn somber, met tranen bevo.h-
itigd gelaat opheffend.
De Firansche engel fluisterde onzen Lieven Heer
in het rechteroor: „Sta de Ruseen bij, andere gaat
Frankrijk bankroet".
De Britsche engel' neigde zich naar 't linkeroor
des Heeran: „Laat de Japanners voorspoedig* b.ij-
ven, opdat wij niet in do noodzakelijkheid komen
te ra-veten helpen."
„Stort ze allebei in 't verderf," riep de Chin-eo-
iche engel, uit den grand van zjjn hart.
„Waar is de Japamsche angel'?' vroeg God. ,Ik
'zie hem niet."
„Hij is mee ten oorlóg getrokken," aaide Pe
trus. ,,Hfj legt juist aan op Port Arthur en schiet."
God zag den een na den ander aan. Toen gleod
daar heb je den jongen Stanford Manning"
Wanneer de Deken plotseling een geweer op
Patches had afgeschoten had de jonge man niet
terker verrast en ontsteld kunnen zijn. „Stanford-
Manning" zuchtte hij.
Op dat geluid keek de Deken belangstellend
naar hem. „Ik bedoel Stanford Manning, den mijn
ingenieur. Kqn je hem?"
„Ik heb wel eens over hem hooren spreken...",
was hij behendig genoeg te antwoorden.
„Hij kwam voor ongeveer drie jaren naar deze
streek", zeide de Deken, „hij kwam toer
regelrecht van school en daar heeft hij het zeker
,goed gemaakt. Hij heeft opvoeding en beschaving
en dat alles en bovendien verstaat hij de kunst
onder alle soort menschen zichzelf te zijn. Er is
dan ook niemand in Yavapai die voor Stanford
Manning zijn hoed niet afneemt."
„Is hij tegenwoordig in deze streek?" vroeg
Patches met een poging tot zelfbehéersching die
door den Deken niet werd opgemerkt.
„Neen, ik hoor dat zijn directie hem een maand
geleden naar het Oosten geroepen heeft. Denkelijk
zullen ze hem naar een van hun eigendommen in
Montana uitsturen."
Toen zijn metgezel daar niet op antwoordde,
ging de Deken voort, hardop dejikende, terwijl
Buck en Prince langzaam de helling opreden naar
den top van den Divide, „Ja, mijn jongen, ik heb
hier a! heel wat veranderingen in dit land bijge
woond. Ik kan mij nog herinneren dat er geen
enkele heining in heel Yavapai stond,'en
nauwelijks in het heele gebied. En tegenwoordig,
de laatste maal dat ik naar Skull-Valley reed,
raakte ik zoo de kluts kwijt, dat ik niet meer wist,
waar ik was. Toen Phil's vader en ik jong waren,
reden wij van Camp Verde en Flagstaffe in één
stuk naar Date Creek, zonder dat wij een enkel
stuk hoefden open te maken. Maar met dat al kan
ik toch niet zien dat de menschen veel veranderen.
Zij zijn goed en zij zijn slecht, net zooals zij altijd
geweest zijn, en ik denk dat zij altijd ook wel
zoo zullen blijven. In iedere kudde vee of paarden
die mijn eigendom zijn geweest, waren altijd lei
ders en volgelingen en ook. middensoort. Neem
Phil nu eens. Hij is precies zoo als zijn vader
vroeger was."
„Zijn vader moet een nobele man geweest zijn,"
zeide Patches met diepen ernst.
De Deken zag hem aan met een instemmende
beweging van zijn oogleden. „Nobeli" Gedurende
enkele minuten op dentop van den Divide bij den
bocht van den weg, waar Phil en de vreemdeling
elkander ontmoet hadden, keek de Deken in de
verte naar den Granietberg. En toen alsof hij
overluid dacht: „John Acton, de Eerlijke John,
zooals iedereen hem noemde, wij kwamen
tegelijk hierheen, toen'wij nog jongens waren. Te
voet zijn wij hierheen gekomen van Kansas. En
wij zijn voeling met elkander blijven houden al
den tijd dat wij opgroeiden tot mannen. Meestal
behandelden wij vee voor dezelfde patroons en
zelfs gingen wij dikwijls samen uit vrijen, want de
moeder van Phi! en Stella waren buren en groote
vriendinnen in Skull-Valley. Toen wij eindelijk
genoeg hadden opgespaard om van wal te steken,
huurden wij huisjes dicht bij elkander in de valley
en wij trouwden en zetten ons huishouden op. Ons
vee graasde bij elkander natuurlijk, maar de dieren
van John bleven aan den oostelijken kant van het
grasveld en de mijnen meer naar het Westen. Toen
er kinderen kwamen, John en Mary hadden
er drie eer Phil kwam, maar alleen Phil bleef in
leven, en onze voorraad vermeerderde en als
wij'een behoorlijk huis voor ons gebouwd hadden,
toen ging alles zoo goed als wij maar wenschen
konden. Toen nam John een wissel iri betaling
van een man in Prescott. Ik heb al mijn best ge
daan om het hem af te raden, maar hij lachte mij
uit. Het was een van de goedhartigste menschen
die ooit geleefd hebben, een van die menschen
die iedereen vertrouwen.
„Toen 'de zaak tot een eind kwam, was John
zoo ongeveer alles kwijt. Het lukte ons het huisje
uit den brand te redden, maar het vee en alles
moest er aan gelooven. En nauwelijks een jaar
later kwam Mary te sterven. Wij hebben eigenlijk
nooit geweten waf er met haar aan de hand was...
en daarbij was John ook niet meer de oude...
Tijdens den rondrit van datzelfde najaar kwam hij
te sterven... Ik w^s bij hem toen hij stierf.
Stella en ik namen Phil bij ons in huis wij
kennen geen verschil tusschen hem en onze eigen
jongens... Het oude huis is natuurlijk zijn eigen
dom en bovendien groeit de nalatenschap van zijn
ouders voortdurend aan, want sinds hij daar groot
genoeg voor was, heb ik hem loon betaald. Phil
zegt niet veel, ook niet tegen Stella en tegen mij,
maar ik weet dat hij plan heeft het oude huis vroeg
of laat weer te betrekken."
Na een lange stilte zeide de Deken weer, alsof
het de slotsom van zijn onuitgesproken gedachten
was: „Jim Reid is vastbesloten, en aangezien Kitty
hun eenige dochter is, vind ik het heel begrijpelijk
dat zij al eens over haar toekomst hebben nage
dacht. Ik vind het ook natuurlijk dat het meisje
zelf met haar drie schooljaren, niets voelt voor
het boerenleven zoo ver van alles af. Zij zegt het
wel nooit, maar meestal kun je Kitty toch aanzien
wat zij denkt, ook al zegt zij geen woord.
„Ik heb er ook zoo gekend," zeide Patches,
waarschijnlijk omdat er zoo weinig was wat hij
zeggen kon.
„Ja, en als je Kitty kent, dan zul je net als ik
zeggen, dat als er een man in Yavapai is, die de
hoeven van zijn allerbeste paard nacht en dag
zou stukrijden, alleen om een glimlach van haar
te winnen, dat die man gefusilleerd moest
worden."
Dien namiddag kochten zij in Prescott een uitzet
voor Patches en den volgenden dag aanvaardden
zij den terugtocht naar de hoeve.
Zij hadden den top van den heuvel bereikt aan
het westelijk einde van de graslaan, toen zij een
jonge vrouw op een zwart paard gewaar werden,
zij kwam het hek uit dat van dien weg toegang
geeft naar het weiland van Pothook-S. Toen zij
thuis het erf opreden, was het bijna tijd voor het
avondeten en kwamen de mannen van het werk
naar huis.
„Kitty is hier den heelen middag geweest,"
kwam Billy hen al heel spoedig vertellen. „Ik heb
haar alles van u verteld, Patches. Zij zegt dat zij
erg verlangt u te zien."
Phil lachte mee, maar Patches verbeeldde zich
dat er een schaduw lag over de anders zoo zon
nige oogen van den cow-boy, toen deze hem aan
zag om tot hem te zeggen: „Met dat groote paard
van u heb ik vandaag nog heel wat te stellen
gehad."
ZESDE HOOFDSTUK.
De Heining.
De opvoeding van Honourable Patches was
zonder verder uitstel begonnen. Omdat Phil's tijd
zoo overmatig in beslag genomen was door zijn
viervoetige leerlingen, werd de Deken zelf de leer
meester van den vreemdeling en alle mogelijke
karreweitjes die aan en om de hoeve voorkwamen,
van het schoonmaken van den varkensstal tot het
uitwieden van het onkruid in den tuin. dat alles
werd het thema van het onderwijs. De man wei
gerde niets. Zelfs scheen hij een soort eigenaardig
genoegen te vinden in het verrichten van het meest
vernederende werk, en wanneer hij zich vergiste,
en dat gebeurde hem dikwijls, -- dan iaci-te