Schager Courant en en Geestelijk Leven. Derde Rlad. Infectie bij pasgeboren Kalveren. RT Feuilleton. ALS EEN MAN EEN MAN IS Zaterdag 29 Januari 1927. 70ste Jaargang. No. 7990. Gedurende den ganschen duur van de drachtig- feid omsluit de baarmoeder een hermetisch geslo- ruirnte, daar de cenigste opening ervan door slijmprop volmaakt gesloten is. Alleen 't bloed moeder en vrucht staan met elkaar in verbin- ig. Maar niet direct. Door steeds verder gaande fijner wordende vertakkingen gaan de navel- iteri van de vrucht over in een haarvatennet, dat igt naast eenzelfde net, waarin de moederlijke laten zich verdeelen, zoodat beide systemen nog scheiden zijn door twee vliezige wanden, die iun genoeg zijn om de gaswisseling koolzuur laar 't moederlijk bloed, zuurstof naar dat der Tucht en de overgang tot voedingssappen mo gelijk te maken. In normale omstandigheden wordt er verder niets doorgelaten en ontwikkelt de vrucht zich vrij van alle ziekten eit ontstekingen waarmee t moederdier behept mag zijn. Alleen als de baar moederwand zelve ziék is aan tuberculose bij voorbeeld komt het voor dat de vrucht ziek geboren wordt. Als algemeene regel kan men aan nemen, dat een voldragen vrucht niet alleen vol komen gezond ter wereld komt maar ook nog geen bacteriën herbergt. Behalve gezond is ze Jus bacterievrij. In de eerste momenten van 't zelfstandig leven wordt de laatste eigenschap direct opgeheven. In den stal leven vele en velerlei icteriën die met de eerste biest die 't kalf krijgt »f door het eerste likken dat het doet aan schot of bodem, bij myriaden binnengebracht worden. Over 't algemeen zijn de kiemen zeer onschuldig en blijven gasten, die aan de welgedekte tafel, die 't darmkanaal biedt, meeëten. Een soort is er tj*U tchter bij, die kwaadaardig kan worden, de coli- Hvlt bacteriën. Zij komen veel voor in 't darmkanaal van volwassen dieren en komen door den mest in den stal, waar de bodem en 't strooisel ermee be schijn. In een goed functionneerend digestieappa- raat worden ze gedood of verzwakt door 't zout zuur in 't maagsap en door de darmsappen, terwijl bovendien een laagje slijm dat de darmwand van binnen beschermt, hen het doordringen in den darmwand verhindert. Bij 'n pasgeboren kalf is de situatie echter geheel anders. Maag- en darmsap'pen worden nog niet aigescheiden terwijl 't slijmlaagje nog ontbreekt, ioodat als ze binnenkomen voor of met het eerste voedsel de kiemen met hun volle vitaliteit in kun nen werken op 't onbeschermde darmslijmvlies, ïoch ziet men bijna nooit dat de eerstgeboren kalveren in den stal' ziek worden. Blijkbaar is hef noodig dat de kiemen eenige keeren door 't kal- verlichaam passeeren voor ze van onschuldige parasieten veranderd zijn in kwaadaardige ziekte verwekkers. De ziekte die ze veroorzaken is de iranll kalverdiarrhee, in den mond der boeren „witte scheet", naar de lichte kleur die de ontlasting lekk en N. gen. aoa zijn 5. Singel »a smaal d. door HAROLD BELL WRIGHT. Voor Nederland bewerkt door C. F. VAN DER HORST. 12) „Daar heb je onzen Phil," ging de Deken voort, want die man naast hem verstond uitstekend 4t kunst te luisteren „Daar bestaat geen beter; man in alle opzichten dan Phil Acton. Hij is ge zond, hij weet zelfs niet wat het zegt een uur ziek te zijn, sterk als een jonge stier, proper, eerlijk, oprecht, geen enkele kwade gewoonte, een uitmuntend werker en een heldere kop boven dien, en al heeft hij misschien op school niet zoo heel veel geleerd, hij heeft aardig wa't gelezen. Van welken kant je hem ook neemt, er bestaat geen beter man dan Phil. En toch zouden de meesten van die menschen zeggen dat hij „maar" een cow boy is. Wat dat aangaat, Jim Reid is ook niet veel meer dan een cow-boy. Ik verzeker je, dat ik er ontmoet heb, die bovenste beste menschen waren en ik heb gestudeerde heeren gezien van de aka- demie die geen duit waard waren en die' net zoo veel van een werkelijken man aan zich hadden als een van die poppen van de kijkvensters waar ze kleeren aan hangen. Wat een vrouw die zich- zelve respecteert, bewegen kan om zoo een te trouwen, dat is meer dan ik ooit heb kunnen be grijpen." Wanneer de Deken niet zoo vervuld was geweest van zijn eigen gedachte, dan zou hij zich verwon derd hebben over de uitwerking die zijn woorden op zijn metgezel hadden. Het aangezicht van den jonkman was met een vuurrooden blos overtogen en werd dan weer doodsbleek, hij zag den ouden man aan met een uitdrukking van schaamte en vernedering, terwijl zijn oogen van smart schenen te spreken. Patches, die op het veld van de Kruis- Driehoek aller bewondering had gaande gemaakt, was nu weer de beschroomde en beschaamde, ver bijsterde man dien Phil op den top van den Divide ontmoet had. Maar de goede Deken lette niet op hem, en aan gemoedigd door zijn stilzwijgen, vervolgde hij zijn verhandeling. „Ik wil daarmee natuurlijk niet zeg gen dat de opvoeding iemand altijd bederft. Neen krijgt door de onverteerde stukken gestremde melk caseïne die er in voorkomen. Is de ziekte eenmaal in- den stal aanwezig, dan wordt de standplaats door de diarrhee doordrenkt met ziektekiemen, die zich door verversching van 't strooisel, door besmeuren van wand en schot ge makkelijk in den gèheelen stal kunnen verbreiden. Het kan zoover komen dat de kalveren reeds ge ïnfecteerd worden voor ze goed en wel geboren zijn, dóórdat het moederdier en de handen der helpers niet zuiver meer zijn. In dat geval kan geen kalf den leeftijd van drie dagen waarna geen doodélljke ziekte meer ontstaat, daar de beschuttlngsnilddelen zich dan ontwikkeld hebben halen. Meerdere malen komt het voor, dat een vee houder van alle kalveren die hij teelt, tileen de drie 4 vier 4 vijf eeistgeboronen groot ziet worden, terwijl de overige alle sterven in hun eerste levens dagen. ir is nog een andere weg, waarlangs de infectie bij pasgeboren kalveren binnen kan komen-, door de navelvaten namelijk. Bij de geboorte worden ze wel gerekt voor ze gescheurd worden, en trek ken ze zich dus wat terug, maar de opening die er blijft bestaan is groot genoeg om als porte d' entrée te dienen voor de bacteriën, die op den grond leven, waarmee de navelstomp in aanraking komt. In de bloedstolsels die er ontstaan vinden ze een uitstekenden voedingsbodem. Meestal gaat de infectie niet zoo snel als wanneer ze door dep bek binnenkomt, daar ze zich in een stilstaand milieu naar boven moet werken en verder komen de kiemen niet in den darm maar in 't bloed terecht, dat ze door 't geheele lichaam verbreidt. Daardoor komt het dat navelinfecties, die zich niet blijven bepalen bij een navelontsteking, zich kenmerken door gewrichtszwellingen en etteringen in de organen. Het voorkomen van infecties bij pasgeboren' kalveren is een kwestie van reinheid. Is de ziekte nog niet opgetreden in den stal, dan lijkt het mij voldoende om voor elk kalf een nieuwe stand plaats te zoeken. Misschien behoort het in vele bedrijven wel tot de onmogelijkheden, maar is de ziekte reeds opgetreden dan is het toch een voor schrift dat vervuld moet worden. Bovendien moet er dan grondig gedesinfecteerd worden door ko kend water, creoline- of lysoloplossingen. De voorschriften van Poels, den vroegeren di recteur der seruminrichting, die de ziekte 't eerst bacteriologisch onderzocht heeft, luiden aldus: de omgeving der uiterlijke geslachtsorganen van 't moederdier benevens de staart en de uier, wor den afgewasschen met een 3 creoline-oplossing, de scheede met een sublimaat-oplossing van 1 op 5000 of met veel lauwwarm en later met koud water uitgespoeld. Het kalf wordt op een schoon laken opgevangen, de navelstreng zoo dicht mo gelijk hij den buikwand afgebonden, afgesneden en bevochtigd met een 5 oplossing van kalium- permanganaat (tegenwoordig gebruikt men liever joodtinctuur). Dan Wordt de bek gereinigd van 't kalf en een dichtgevlochten muilkorf er om aan gelegd. De biest wordt direct uitgezogen, waarbij t aanbeveling verdient eerst iets uit te melken, daar de eerste stralen geïnfecteerd kunnen zijn, of wel de melk wordt in een schoonen emmer ge molken en ingegeven dadelijk na de geboorte en Z2-.1 uur later nog j/>1 litér. De muilkorf wordt slechts bij 't zuigen of 't drenken verwijderd. De strekking van al die voorschrifteh is duide lijk. Reinheid gn nog eens weer reinheid is 't eerste en laatste gebod. Alies n'auwgezet desinfecteeren. Angstvallig waken, dat infectie noch door den bek, noch door den navel binnen kan kajmen. Er kan nog bij gezegd worden dat handen'en armen der Besmettingsgevaar. BIJ tijdig gebruik van MIJnhardfa Keelptjn- iabletten voorkomt gij besmetting, daar deze tabletten mond en keel zuiveren van alle smet stoffen. Buisje 30 ct., Flacon 60 ot. helpers gewasschen moeten zijn voor ze in aan raking komen met de nieuwgeborene. Door het inachtnemen van een consciëntieuze desinfectie kan 't percentage der ziektegevallen In een stal zeer gedrukt worden. Zijn de kalveren reeds ziek, dan is er iets te verwachten van medi camenten, die den darm reinigen of door 't in spuiten van serum. Dit laatste kan ook als voor behoedmiddel aangewend worden, waarbij echter het onaangename geval zich voordoet, dat er meer dere sera ingespoten moeten worden daar de ziekte in sommige gevallen niet door coli- maar door parakoli-bacteriën veroorzaakt wordt, en elke soort maar door zijn specifiek serum beïnvloed wordt. U. WESTER. Aam het einde van mijn vorige artikel' 'beloofd» ik terug 'te kounen op uo mug, betreffende het verbond tuasohan godsdienst en oorlog- en de door uil briefschrijver gouiie noodzakelijkheid oui .'dan godsdienst te bestrijden. Jon nu kreeg- is 'juist een pa ur dagen goeden een sohrjjvan van een ar bolder uit Jnwijuks-uis, dat ik hier wil overnemen, ibe brief luidt aldus: Waarde heer Aster, Met genoegen uw Geestelijk Leven van Zaterdag ik Jan. ji. gelezen en 'daaruit vernomen, dat u de volgende keer over Godsdienst pn oorlog nu schrijven. Kn nu had ik a:i-n u een vraag te stellen: Neem aan dat er een God is, die aimachtig is enz. over de geheel» -wereld. Hoe is tiet nu ter wereld mogelijk dat de pasioors en de domine's in de loopgraven om den zegen op de wapens vragen. in ijrankriik vroegen zy aat aan God 'en in Dintschiand vroegen zij dat aan dienzeifdem God. ik ben jaren iang rooinsch geweest .en aan mijn ige-ooiegenooten Iteo ia herhaalde malen deze vraag gesteld, maar dan haalden ztj hun schouders op. Nu ben ik ide laatste jaren lid van de Ö.D.A.P. ik Idenk zoo veel, ik won dat ik ju ij 11 gedachten ia woorden kon omzetten. Dan ging ik ahe weken oen idug er op uit eun propaganda ie voeren begon uen oorlog met dut onderwerp: „is er éan God of zijn er inéer, naar geiang der mogendheden i"' Lioogaolhiend, .(etuz.) Deze brief versterkt mü in mijne overtuiging, dat het hoogst gewensubt ia over de geopperde iiuaestie te schrijven. Want hier hoersent zeer groobe ver warring bij velen, iun als wij een poging doen om tot k-aarhaid te komen, moeten wij beginnen met duude-ijk mogelijk te zeggi-n. wat 'we bedoeuen mei de woorden, waarvan wij gebruik maken. Daardo-r kan zeer veel misverstand worden voorkomen. Der- naiVe moeten we eerst uitmaken, wat w» onder godsdienst veistaam. uenu, godsdienst, naar de gangbare opvatting, .-noemen wy dat samenstel van vormen, gebroken, oeremoniën, hetwelk is gobaseerd op de erkenning an ne„ bestaan van een noogei- Wezen, een ood, en dat in en door die vormen enz. dit Weren eert en dient, iun zoo kunnen wij ook van godsdiensten spreken, wanneer wij denkan aan de versehil'len in cUe vormen en vooraL aan da voorstaUingen, welke linen zich van God maakt. Want die voorstellingen maakt men zich in over eenstemming met zijn eigen aard en wezen. Daarom kan de een in naam van God den oorlóg Verdedigen en de ander in naam van God den oor log bestrijden. Dit zien we dan pok inderdaad gebeuren. Er zijn godsdienstige memschen bij duizenden in ons land, die met groote geestdrift het militairis- ms. verdedigen. De vrijwillige landstorm en de burgerwacht bloeden in hoofdzaak daar, waar de mensohen het moest aan kerk en godsdienst .rijn gaheoht. d.w.z. bij roomachen en orchodozen. V zijn het, d e als gudsdiemsuge menschen juist zü'j handelen. Hierop lettende, is het vokomen ver- Jt-aorba&r, dat er zijn, cLe zeggen dat, terwido van den vooruitgang der mensenhuid, de godsdienat moet worden bestreden. Immers: dan beroepen ztj zich op het feit, dat de godsdienat wordt gohruikt om de menschen aan te zeieen en op te hitsen tot wa.t zij Bióoht en cnmemsoheiifk achten. En inderdaad: indien kon worden beweerd, dat ,clku godsdienst als zoodanig den oorlog en bc. mi- Ijitajrtslne sanctioneerde, dan Zcu ik 'tv mot brief schrijver, over wian ik het in heb vorige artikel had, gelwei óeas z|jin. Dan zum ik zeggun, waar da godsdienst hei Aur zedelijk» in beslag neemt, veroordeelt hij1 zich zoif on meet. bestreden worden. Maar nu Hun wij: ook het begenovergesiutda. Er zijn eveneens nu-mei-eii, dio op godedlcnstigo gron den heftige bostxiidcra zijn van don 00neg (en dus van liet uxlhtairismej zóó, dat zij zelfs do dienst weigering vardoiiigea. Er zijn ovortuigdo „Ghristo- non", die zich inet vuile bewustzijn beroepen op hun Heiland en jm düres naam den oorlog vervloe ken als ion volkomen ontkenning van liet groote gebod der liefde en dus ongeoorloofd. Er 1 een tijd geweest, dat de doopsgezinden .als een van de eorete eisolien van hun ohriatenjken godsdienst be schouwden: géan wapemon te dragen. Helaas is -deze sekte in dit opzicht geheel verwaterd on is er niet veel van den vroegeren vrc nen zin moor overgebleven. Wat blijkt hieruit? Dat de godsdienst zoowel voor al* tégen den c-orlog kan ge n gen. Dit han^t alleen maar af van de rederijke inzichten der belijders. In Jinoge mate ge,dt dit van den Ohristeiijkem godsdienst. Echter daa,i-bij komt vuur de belijders een zeer groote moeiiijklieirl. De Chris telijke godsdienst ml. (en dit geldt zoowel voor roomschen als protestanten) beroept zich bij hare uitspraken gewoonlijk op het evangelie. En dit evangelie is, vooral in de Bergrede (Mattheus V, VI en VII) zeer positief in zijn zedelijke eisoheu. Zóo positief dat net onbegrijpelijk is, dat er nog getwijfeld kan worden aan ae consequenties dezer eischen. En desniettemin zijn juist zij die voor zich den Christusaiaam opcdachen, do felste militairisten. Hoe dit te verklaren? De eenige ver klaring voor mij is deze: zij durven het met hun christelijke beginselen niet aan; met al hun uiter lijke vroomheid, ontbreekt het hun. aan geloof in den geest van het evangelie en in den triomf van dezen geest. Het zal den schrijver uit Ewijcksluis nu duidelijk rijn, dat het daarom ook mogelijk is dat pastoors en domine's van verschillende landen 0111 ze^eu op de wanens kunnen vragen. Als ik bedenk, wat dit beduidt, vind ik het afschuwelijk. Ik kan me geen gruwelijker Godslasteraars voorstellén, dan pas toors en damince's, die zich Teenen voor dit werk, En ik vraag me af, wat er wel' in de zielen van die wezens moet omgaan. Daarom vind ik 't ook zoo verklaarbaar, dat er soms met bitter sarcasme over gesproken en geschreven wordt. Ais een zeer raak voorbeeld wil ik hier inlasschen een stukje, hetwelk reeds vee jaren geleden werd geschreven in e-.-n Deenseh blad ten tijde van den Russisch-Japan- schen oorlóg. God en de oorlóg. De heilige Petrus trad voor Gods troon en bracht tijding over den Russisch-Japanschen oorlog. Toen hü er mede gereed was, viei de Russische engel op de knieën en wrong de handen. „lie p de Russen, Heer, de reohtzinmge Russen", smeek te hij. „De czaar zal u prijzen te St. Petersburg, foor u knielen te Moskou en zich voor u op he. aangezicht werpen te Kazari'. „Verpletter de wreede, hardvochtige Russen" b:id de Fvjnsche engel, zijn somber, met tranen bevo.h- itigd gelaat opheffend. De Firansche engel fluisterde onzen Lieven Heer in het rechteroor: „Sta de Ruseen bij, andere gaat Frankrijk bankroet". De Britsche engel' neigde zich naar 't linkeroor des Heeran: „Laat de Japanners voorspoedig* b.ij- ven, opdat wij niet in do noodzakelijkheid komen te ra-veten helpen." „Stort ze allebei in 't verderf," riep de Chin-eo- iche engel, uit den grand van zjjn hart. „Waar is de Japamsche angel'?' vroeg God. ,Ik 'zie hem niet." „Hij is mee ten oorlóg getrokken," aaide Pe trus. ,,Hfj legt juist aan op Port Arthur en schiet." God zag den een na den ander aan. Toen gleod daar heb je den jongen Stanford Manning" Wanneer de Deken plotseling een geweer op Patches had afgeschoten had de jonge man niet terker verrast en ontsteld kunnen zijn. „Stanford- Manning" zuchtte hij. Op dat geluid keek de Deken belangstellend naar hem. „Ik bedoel Stanford Manning, den mijn ingenieur. Kqn je hem?" „Ik heb wel eens over hem hooren spreken...", was hij behendig genoeg te antwoorden. „Hij kwam voor ongeveer drie jaren naar deze streek", zeide de Deken, „hij kwam toer regelrecht van school en daar heeft hij het zeker ,goed gemaakt. Hij heeft opvoeding en beschaving en dat alles en bovendien verstaat hij de kunst onder alle soort menschen zichzelf te zijn. Er is dan ook niemand in Yavapai die voor Stanford Manning zijn hoed niet afneemt." „Is hij tegenwoordig in deze streek?" vroeg Patches met een poging tot zelfbehéersching die door den Deken niet werd opgemerkt. „Neen, ik hoor dat zijn directie hem een maand geleden naar het Oosten geroepen heeft. Denkelijk zullen ze hem naar een van hun eigendommen in Montana uitsturen." Toen zijn metgezel daar niet op antwoordde, ging de Deken voort, hardop dejikende, terwijl Buck en Prince langzaam de helling opreden naar den top van den Divide, „Ja, mijn jongen, ik heb hier a! heel wat veranderingen in dit land bijge woond. Ik kan mij nog herinneren dat er geen enkele heining in heel Yavapai stond,'en nauwelijks in het heele gebied. En tegenwoordig, de laatste maal dat ik naar Skull-Valley reed, raakte ik zoo de kluts kwijt, dat ik niet meer wist, waar ik was. Toen Phil's vader en ik jong waren, reden wij van Camp Verde en Flagstaffe in één stuk naar Date Creek, zonder dat wij een enkel stuk hoefden open te maken. Maar met dat al kan ik toch niet zien dat de menschen veel veranderen. Zij zijn goed en zij zijn slecht, net zooals zij altijd geweest zijn, en ik denk dat zij altijd ook wel zoo zullen blijven. In iedere kudde vee of paarden die mijn eigendom zijn geweest, waren altijd lei ders en volgelingen en ook. middensoort. Neem Phil nu eens. Hij is precies zoo als zijn vader vroeger was." „Zijn vader moet een nobele man geweest zijn," zeide Patches met diepen ernst. De Deken zag hem aan met een instemmende beweging van zijn oogleden. „Nobeli" Gedurende enkele minuten op dentop van den Divide bij den bocht van den weg, waar Phil en de vreemdeling elkander ontmoet hadden, keek de Deken in de verte naar den Granietberg. En toen alsof hij overluid dacht: „John Acton, de Eerlijke John, zooals iedereen hem noemde, wij kwamen tegelijk hierheen, toen'wij nog jongens waren. Te voet zijn wij hierheen gekomen van Kansas. En wij zijn voeling met elkander blijven houden al den tijd dat wij opgroeiden tot mannen. Meestal behandelden wij vee voor dezelfde patroons en zelfs gingen wij dikwijls samen uit vrijen, want de moeder van Phi! en Stella waren buren en groote vriendinnen in Skull-Valley. Toen wij eindelijk genoeg hadden opgespaard om van wal te steken, huurden wij huisjes dicht bij elkander in de valley en wij trouwden en zetten ons huishouden op. Ons vee graasde bij elkander natuurlijk, maar de dieren van John bleven aan den oostelijken kant van het grasveld en de mijnen meer naar het Westen. Toen er kinderen kwamen, John en Mary hadden er drie eer Phil kwam, maar alleen Phil bleef in leven, en onze voorraad vermeerderde en als wij'een behoorlijk huis voor ons gebouwd hadden, toen ging alles zoo goed als wij maar wenschen konden. Toen nam John een wissel iri betaling van een man in Prescott. Ik heb al mijn best ge daan om het hem af te raden, maar hij lachte mij uit. Het was een van de goedhartigste menschen die ooit geleefd hebben, een van die menschen die iedereen vertrouwen. „Toen 'de zaak tot een eind kwam, was John zoo ongeveer alles kwijt. Het lukte ons het huisje uit den brand te redden, maar het vee en alles moest er aan gelooven. En nauwelijks een jaar later kwam Mary te sterven. Wij hebben eigenlijk nooit geweten waf er met haar aan de hand was... en daarbij was John ook niet meer de oude... Tijdens den rondrit van datzelfde najaar kwam hij te sterven... Ik w^s bij hem toen hij stierf. Stella en ik namen Phil bij ons in huis wij kennen geen verschil tusschen hem en onze eigen jongens... Het oude huis is natuurlijk zijn eigen dom en bovendien groeit de nalatenschap van zijn ouders voortdurend aan, want sinds hij daar groot genoeg voor was, heb ik hem loon betaald. Phil zegt niet veel, ook niet tegen Stella en tegen mij, maar ik weet dat hij plan heeft het oude huis vroeg of laat weer te betrekken." Na een lange stilte zeide de Deken weer, alsof het de slotsom van zijn onuitgesproken gedachten was: „Jim Reid is vastbesloten, en aangezien Kitty hun eenige dochter is, vind ik het heel begrijpelijk dat zij al eens over haar toekomst hebben nage dacht. Ik vind het ook natuurlijk dat het meisje zelf met haar drie schooljaren, niets voelt voor het boerenleven zoo ver van alles af. Zij zegt het wel nooit, maar meestal kun je Kitty toch aanzien wat zij denkt, ook al zegt zij geen woord. „Ik heb er ook zoo gekend," zeide Patches, waarschijnlijk omdat er zoo weinig was wat hij zeggen kon. „Ja, en als je Kitty kent, dan zul je net als ik zeggen, dat als er een man in Yavapai is, die de hoeven van zijn allerbeste paard nacht en dag zou stukrijden, alleen om een glimlach van haar te winnen, dat die man gefusilleerd moest worden." Dien namiddag kochten zij in Prescott een uitzet voor Patches en den volgenden dag aanvaardden zij den terugtocht naar de hoeve. Zij hadden den top van den heuvel bereikt aan het westelijk einde van de graslaan, toen zij een jonge vrouw op een zwart paard gewaar werden, zij kwam het hek uit dat van dien weg toegang geeft naar het weiland van Pothook-S. Toen zij thuis het erf opreden, was het bijna tijd voor het avondeten en kwamen de mannen van het werk naar huis. „Kitty is hier den heelen middag geweest," kwam Billy hen al heel spoedig vertellen. „Ik heb haar alles van u verteld, Patches. Zij zegt dat zij erg verlangt u te zien." Phil lachte mee, maar Patches verbeeldde zich dat er een schaduw lag over de anders zoo zon nige oogen van den cow-boy, toen deze hem aan zag om tot hem te zeggen: „Met dat groote paard van u heb ik vandaag nog heel wat te stellen gehad." ZESDE HOOFDSTUK. De Heining. De opvoeding van Honourable Patches was zonder verder uitstel begonnen. Omdat Phil's tijd zoo overmatig in beslag genomen was door zijn viervoetige leerlingen, werd de Deken zelf de leer meester van den vreemdeling en alle mogelijke karreweitjes die aan en om de hoeve voorkwamen, van het schoonmaken van den varkensstal tot het uitwieden van het onkruid in den tuin. dat alles werd het thema van het onderwijs. De man wei gerde niets. Zelfs scheen hij een soort eigenaardig genoegen te vinden in het verrichten van het meest vernederende werk, en wanneer hij zich vergiste, en dat gebeurde hem dikwijls, -- dan iaci-te

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 9