SelagcrCourant I POLITIEK IN INDIE. De man aan het venster. Q 1 V Tweede Blad. O RE it id Geen fabrieken Binnenlandsch Nieuws. Donderdag 17 Maart 1927. 70ste Jaargang. No. 8017. (Naar hot Fransch van SYLVAIN RENARD.) Monsieur Mare Mlchol keek verwonderd op toon ÜfoodB oven na achten do bel van de voordeur ovor- I ring. r Dat ral zeker voor een dringende raak zijn, zei hU halfluid, enfin, we zullen zien. Hij liefc-flo bezoe- f.er in zijn kantoor en noodigde hem met oen korte '••indbeweging uit om plaats te nemen. Het was een P* /j-istocrfttisch uitziend man, een weinig bleek en mid den dertig. De manier waarop hij in de clubfauteuil laats nam, bewees dat hij heel moe was. Waaraan heb ik het genoegen te danken?, yroeg Mare Michel. U zult wel verwonderd zijn dat ik zoo vroeg in len ochtend bij u kom, Monsieur Michel. - Ik veronderstel, antwoordde do aangesprokone, dat u dóórom zoo vroeg komt, omdat u wellicht staatsambtenaar bont, en om negen uur op oen of ander bureau moet zijn. De bezoeker keek den beroemden detective ver baasd aan on antwoordde zacht: Inderdaad. Ik kom met een eigenaardige aange legenheid hij u, Mr. Michel. Er is mij iets heel merk- (waardigs overkomen. Iets dat ik niet verkleren kan. Ik twijfel er niet aan dat iemand als u, die de duisterste problemen ontward hoeft, mij van dienst zal kunnen zijn. De detective maakte oen bescheiden-afwerend hand gebaar en vroeg: Met wien heb ik het genoegen? Mijn naam is Henry Thiioin en dat ik direct van mijn huis naar u ben toegekomen, bewijst wel.... Waarom zegt u mij niet de waarheid, - viel de detective hem in öe reden. Als u mij niet van den aanvang af in elk opzicht open kaart met mij speelt, spijt met mij dat ik u niet van dienst kan zijn. Niet de waarheid? zei do ander en keek den detective met een stom-verbaasd gezicht afïn. Ja, u heet niet Henry Thiroin en u komt niet van huis. Integendeel, u hebt vannacht in het Ho tel dos Champs Elysées gelogeerd. De bezoeker sprong uit zijn stoel op en staarde den detective aan alsof hij een wonderdier zag: Maar dat is fabelachtig!, riep hij uit. II bent verwonderd dat ik dat weet? Het is toch heusch heel eenvoudig, llit de versche krijtcijfers die ik onderaan do zolen van uw schoenen zie u bent zoo vriendelijk geweest de beenen over elkaar te slaan leid ik af dat u in een hotel gelogeerd hebt. Waarom dit juist het* Hotel des Champs Ely- sées moet zijn? Wel; op uw schoenen staat no. 446. Het eenige hotel in Parijs dat zooveel kamers heeft is het Hotel des Champs Elysóes. En wat uw naam betreft? Dat is nog veel eenvoudiger. In den rand van uw;hoed, die u naast u op den grond hebt ge legd, zie ik de initialen J. M. U hebt gelijk, monsieur Michel. Maar uit den aard van mijn positie was ik een beetje genegeerd, ik geef toe.dat het kinderachtig is orr u mijn naam te noemen. Ik ben de rechter van instructie bij de tweede corrcctioneele rechtbank en mijn naam is Jean Malterre. En het is een ernstige on raadsel- achtige geschiedenis waarvoor ik hij u kom. Mare Michel stak een van zijn gewone zware regie sigaretten aan, zooals hij altijd deed als zijn pa tiënt zijn „biecht" aflegde en leunde achterover in zijn bueraustoel. Vertelt u alstublieft. Ik hel) op het oogenblik een heel zware strafzaak a onderhanden. Een Apache, die tot een groote bende behoort en pas een week of dne geleden van de de- ffj portatie in Nieuw-Caledonië is teruggekomen, heeft j} W een roofmoord gepleegd. En den volgenden dag heb- rg' r' ben we hem al kunnen arresteertn. U bedoelt Marvelli? lava Inderdaad; ik mag ook wel veronderstellen dat u u van de sensationeele strafzaken op ie hoogte houdt. Het is absoluut niet twijfelachtig of Marvelli schuldig is. Niet alleen is het horloge van den ver- O moorden ëntiqair op hem gevonden, maar hij was ook in het bezit van 24.000 francs, over de herkomst waarvan hij geen behoorlijke inlichtingen kan geven. Bovendien i9 hij den bewuslen nacht in de buurt van de plaats van het misdrijf gezien. Maar Marvelli houdt zijn onschuld vol. Ik mag in alle bescheiden heid zeggen dat de keten van aanwijzingen tegen hem door mij om hem heen toegesnoerd is, want bij een verhoor heb ik hem in liet, nauw kunneq drij ven, zoodat hij telkens antwoorden gaf die elkaar tegenspraken. Maar toch is het mij nog niet gelukt een bewijs te leveren waar absoluut niet aan te tor nen is. Mac Michel keek den bezoeker onderzoekend-cri- tisch aan en vroeg: Wenscht u mijn advies in deze kwestie? Neen, monsieur Michel. Het betreft een per soonlijke aangelegenheid, die intusschen wel met de Mijd zaak-Marvelli samenhaangt. H Ik luister met belangstelliing. j| Terwijl ik gisteren voor den derden keer Mar- b|t| ve^* een verhoor afnam, kwam er een expresse-brief SI Uil voor mij. Het was 's middags ongeveer zes uur. r Toen ik de enveloppe opende, vond ik dit briefje. mz. I Mare Michel las het papiertje dat de rechter hem vaafl overreikte: Den rechter van instructie Malteire wordt in zijn eigen belang dringend aanbevolen te zor gen, dat de onschuldig in hechtenis genomen Jacques Marvelli onmiddellijk in vrijheid wordt gesteld. Als de heer Malterre dit bevel niet opvolgt, zal hij binnen drie dagon gedood wor- don. ?e,detective betastte het papier, hield hettegen net licht en vroeg daarop: ,77 HebtuMarvelli goed in de gaten gehouden, ter wijl u het briefje las? Ja. Hij keek mij rustig aan; naar het mij voor kwam een beetje hoon end. Kreeg u den indruk dat hij wist of vermoedde wat in het briefje stond? Ja. Wat. deed u daarop? - Ik liet Marvelli in do cel terugbrengen cn gaf last hem scherp in het oog te houden. Prachtig. En daarna? Daarop ging ik naar huis. Waar woont u? Avenue de Neuilly, niet ver van het Bois de Boulogna Bent u ongetrouwd? Ja. Ik heb het huis van mijn ouders geërfd en woon er alleen met mijn bediende. evelet ra Is er ln uw holt nog iets MJ*on*eri voorgeval len? Ja; iets wat mij aanleiding gaf om nachts 'niet thuis te blijven, maar in een hotel in de stad te gaan overnachten. Wat gebeurde er dan? Ik had nog een paar boodschappen te doon on kwam om ongevoor negen uur 's avonds thuis. De bodiondo wachtte al op me met het souper. Zooals gewoonlijk zette hij een flosch wijn voor me klaar en wenschte mij goeden nacht Hij ging naar zijn kamer, die gelijkvloers ligt, terwijl mijn zitkamer op de eer ste verdieping is. Aan de straatzijde? Neen, aan den tuinkant. ïk had mij juist aan tafel gezet en wilde een stukje brood nemen, toen ik opeens onder de broodschaal een biljet ontdekte. Hier is het. Hij gaf den defectieve een cartonnetje met een rouwrand met de woorden er op; NEEM U IN ACHT! Vroeg u uW bediende om inlichtingen? Direct. Hij wus even verwonderd als ik en verklaarde beslist dat het kaartje er een kwartier te voren nog niet gelegen had. Én er was ook nie mand behalve hij zelf in do kamer govveost. Is uw bediende to vertrouwen? Absoluut. Hij is al dertig jaar bij ons Jn huis en hoort om zoo te zoggen tot do familie. Gebeurde er vorder nog iets? Ja, Zooals u wol begrijpt, bracht deze vondst mij aan het nadenken. Nadat ik een paar hoppen gegeten had, merkte ik dat mijn eetlust hcelemaal weg was. Ik ging daarom naar mijn studeerkamer, die'naast de eetkamer ligt,; zette mij aan mijn schrijf tafel en verdiepte mij nog eens in het dossier van de zaak Marvelli, dat Ik mee naar huis had geno men. Opeens kreeg ik het vreemde gevoel dat iemand mij aankeek. Ik keek in de richting van het venster en zag Wat zag u? Een gezicht. Voor het venster. Hot staarde mij onafgebroken aan. Toon ik opsprong verdween het. Ik trok het. venster open, maar er was niets moer to zien; daarop onderzocht ik do vensterbank. Ontdekte u vootsporen? Neen. Dat was wo) boel merkwaardig, maar er was goen spoor te ontdekken dat er op wees, dat or iemand geweest was. Er lag alleen een fijn laagje zand op de vensterbank, wat er altijd ligt. bij Wes- tenwond; het is zand uit het Bois. Als or iemand met zijn voeten op de vensterbank was geweest, hadden er absoluut voetsporen waarneembaar moeten zijn. Maar niets daarvan. - Is het niet mogelijk dat de verschijning aan het venster een product van uw overspannen zenu wen is geweest? vol Rijwielen gekooht, maar een mooie collectie le klas merken, vanal f80.—, vindt U in onzen Rij wielhandel. G. ANNEVELDT, Dorpen, Laan, Schapen. Dat heb ik mij eerst ook afgevraagd. Maar tien minuten later kreeg ik het bewijs. Wat dood U? Alarmeerde U Uw bediende? Ja; ik rendje de trap af, haalde hem achter zijn krantje weg en we doorzochten samen den heelen tuin. Maar vinden deden we niets. Ik begon mijn „visioen" meer on meer toe te schrijven aan een.be- ginende zenuwziekte. Totdat ik in mijn kamer te rugkwam: Was daar dan wat veranderd? De rechter knikte. Toen ik terugkwam was het 'dossier-Ma rvelli verdwenen. In .plaats daarvan lag er een kaartje op mijn bureau: „Nog twoe da gen!" Daarop besloot U het huis to verlaten? - Ik kreeg inderdaad don indruk dat ik in ge vaar was. Ik zou in huis trouwens niet hebben kun nen slapen. Ik bestelde telefonisch een auto en liet me naar het Hotel des Champs Elysóos brongen. - I)nar hobt V heel verstandig aan gedaan, zei do detective, terwijl hij ernstig en peinzend keek. Ik voolde er weinig voor, vervolgde Mr. Malter re orn do Suroté in de zaak te helen; ik wilde daar niet don indruk vestigen dat- ik me ook maar ©enigszins liet intimideeren. Bovendieir geloof ik dat ik non dergelijke raadselachtige zaak, zooals, geloof ik, geen van .mijn collega's ooit hooft meegemaakt, in niemand» handen boter kan stellen dan in do Uwe, eindigde hij met een hoffelijke buiging. D'o rechterlijke macht beseft beutseb wel, wolk een groote steun zij in Uw arbeid heeft. De -detctivo liet deze lofrede over zich beeen gaan zonder een spier van zijn ernstg,, krachtig gezicht te vertrekken en vroeg rustig: Tot hoe laat bent U in Uw kabinet bezig? Tot zo ven uur. Ik zal U vanavond om zeven uur per auto van Uw bureau halen en met U naar huis rijden. Overi gens had ik gaarne dat U mij een machtiging zoudt geven om allo ruimten in Uw huis to betroden en dat U Uw bediende telefonisch van mijn "komst op de hoogte zoaidt atollen. Ik, 'Zoaii graag vanochtend nog Uw woning nauwkeurig inspecteeren. Mr. Malterre voldeed aan hot verzoek van Mare Michel en schreef op een visitekaartje een paar woorden. Hij reikte het den detective. Ik dank U. Dus tot ziens om zeven uur. - Ik. zal zorgen dat ik op tijd ben. Do deur viel achter de bezoeker dicht. De detec tive stond op, trok zijn jas san en verliet een paa.r minuten later eveneens het huis. Het sloeg Juist half zeven teen Monsieur Malterre zijn bureau verliet en de straat opging. Noch van Mare Marcel noch van een auto was in velden of we gen een spoor te bekennen. De rechter liep langzaam de straat af en wilds Juist den rijweg overstreken om de brug over te gaan, toen een blijkbaar Stom dronken arbeider op hem toowaggclde. Het scheelde maar een haartje of bij was met hem in botsing - gekomen. Maar toen de dronken man vlak bij hem wo.s, fluisterde dezo hem in: Gaat U links den hoek om en stapt U daar in de auto. De chauffeur is een assistent van mij; hij zal U naar huis rijden. Wacht U daar op me; ik kom direct bij U. Maar haast U wat: U wordt gevolgd. Hoogst verbaasd keek de rechter den pseudo- dronken man na, die alweer verder zwaaide.. Dat was immers de stem van Mare Michel geweest! Hij keek in do Jinikscshe zijstraat: daar stond inderdaad een auto/Hij liep er naar toe. De chauffeur groette hem niet, maar fluisterde, bijna zonder dat men een beweging van de lippen waarnam: Bent u monsieur Malterre? Ja. Stapt U dan vlug in. Toen do rechter defh voet op de treeplank zette, zette d'o wagen zich al in. (beweging. Mr. Malterre koek door het kleine ruitje achter in do kap en zng niet ver van do auto do dronken arbeider midden op de straat, staan. Hit scheen niet dan met do groot ste moeite zijn evenwicht te bewaren en balanceerde hoen on weer, waarbij hij nu eens het rechter-, dan weer het linkerbeen omhoog hlof. Een man liep hard in do richting ven de auto; hot leek wol of hij hot voortuig volgen wildo. Was het toeval of opzet? Do dronken man scheen naar dm hardloopcr t-oo to waggelen, stak een been uit met hot gevolg dot de ander erover struikelde en pardoes tegen den grond sloeg. Fen kwartiertje later hield de auto bij de Porte Maillot stil. De chauffeur opende het portier en zei: Monsieur Michel laat u verzoeken hier te willen uitstappon, monsieur Malterre. Loopt u alstublieft langzaam naar huis. U hoeft niet bang te zijn: ik volg u. Wordt vervolgd. V. ECONOMISCHE TOESTANDEN. OPVOEDING TOT AUTONOMIE. In ons vorige artikel wezen we er op, dat de mo derne landen in de industrie het. middel vaa bestaan vonden voor hun meerdere bevolking. Do daarvoor noodige factoren waren er aanwezig: kapitaal, intel lect en een voldoend ontwikkelde, krachtige, arbeid zame arbeidersstand, bovendien een geschikt kli maat De Inlandsche bevolking nu heeft niets van dat al les: geen inheemsch kapitaal, goen intellect, geen energie en een klimaat, dat yeel meer tot een rustig landbouwersbestaan verleidt dan tot fabrieksarbeid. De inheemsche huisvlijt groeide dan ook niet uit tot een winstgevende industrie, hoewel er zeer zeker be drijven zijn (we denken aan de batikkunst, koper- drijfwerk, vlecht- en weefwerk), waarin voor een energieke bevolking perspectief zou zitten, want over heel de beschaafde wereld worden de kunstzin en de vaardigheid, die er in tot uiting komen, be wonderd. Maar ool^ hot Westersche kapitaal durfde het niet aan in Indië belangrijke industrieën te vestigen an ders dan die, welke in direct verband met de Euro- peesche cultures staan (suiker- en ltininefabri eken), zelfs tot rubberfabrikage kwam men in Int land van de hevea nog niet. Dit is alleen te verklaren uit gebrek aan waardeering voor den Inlander als werkkracht in dienst van de industrie, en Westersche werkkrachten naar Indië te halen anders dan voor leidende functies, schijnt niet goed mogelijk. Daar voor zou een gemengde emigratie noodig zijn, zooals we die kennen b.v. van Europa naar Amerika welke emigratie allerlei standen van het eene naar het an dere land brengt. De Westerling moet evenwel voor zijn werk in het hem vreemde, tropischev klimaat zulke gunstige voorwaarden eischen (hooge salaris sen, dure verlofsregelingen), om zich levensomstan digheden te kunnen verschaffen, waarin hij gezond on gelukkig kan zijn, dat deze niet toe te staan zijn voor arbeiders: dan zou de industrie onmogelijk concurreererid kunnen zijn. En zoo blijft Jndië dus voor zijn textielgoederen en machinerieën afhankelijk van het buitenland. i'e daarvoor noodige energie zou de rijkdom van den grond (petroleum en steenkool), zoowel als de rijkdom aan stroomend water, gemakkelijk kunnen leveren; vooral waterkracht gaat ontzettend veel -ver loren, slechts hier en daar wordt zij benut. Zoo wordt Bandoeng er moe verlicht, werkt heel hot verzendsta tion Malabar door waterkracht en evenzeer de electrische spoorlijn Batavia—Buitenzorg, maar met de meeste rivieren vloeit een rijkdom aan energie naar zee. Het verkeer is de laatste eeuw zeer belangrijk ver beterd en heeft veel bijgedragen tot de uitbreiding der bestaansmogelijkheid van de groeiende bevolking. In Daendèls' periode begonnen met den aanleg van karrewegen en den bouw van bruggen, is men in later jaren gekomen tot den aanleg van tram- on spoorwegen, die Java nu als met een spinneweb be dekken. Daardoor zijn veel streken uit hun isolement verlost, wat van groote economische waarde is ge weest., Eigen landbouwproducten stegen in waarde, toen uitvoer mogelijk wag, en de invoer van noo dige voedingsmiddelen en andere levensbehoeften werdgoedkooper. Bovendien is het personenverkeer zeer groot; de prijs is voor inlanders dan ook slechts 1 cent per K.M., voor welk luttel bedrag zij dan ook nog betrekkelijk groote hoeveelheden vracht mogen meenemen. Ontwikkeling, levensgeluk, welvaart .zijn dus door de Yerkecrsverbetcring bevorderd, eri'wie weet, welke technische moeilijkheden daajvoor to overwinnen waren, weet ook, dat Westersche weten schap en Westersch kapitaal ook op dit gebied noo dig waren. Na al het voorgaande kan het niet meer Verwonde ren, dat Java in den loop van de 19de eeuw langza merhand is gaan voorzien in de behoeften vun 35 mil- lioen menscnen. Deze behoeften bleven over het geheel zoor eenvou dig; de doornsnee-Inlandor leidt een sober bestaan, zonder vee comfort, integendeel in vele streken heer- schen armoede en ondervoeding. Het is merkwaardig te zien, hoe Europeanen, Japanners on Chineêzen vaak in verbluffend korten tijd kans zien zich in Indië tot zekeren welstand op te werken, soms tot rijkdom zelfs, terwijl de Inlandsche groothan dol aars, grootgrondbezitters of kapitalisten zijn te tollen. De doorsnee-Inlander heeft niets op aarde dan wat klee- ren, soms wat sieraden, zijn grond en zijn huisje, en daarbij voelt hij zich gelukkig. Heeft hij eens óf voor zijn bedrijf óf voor een of ander feest geld noo dig, dan leent hij, zonder dat het besef iets schuldig to zijn hem uit zijn evenwicht brengt. Een Inlandsche huisbediende heeft dan ook altijd bij zijn mevrouw voorschotten; deze zijn natuurlijk renteloos, maar hoewel de Islam eigenlijk leenen tegen rente verbiedt- hij ziet er niets'tegen op bij rasgenooten of Chi- neezen geld op te nemen togen rente. Hij valt daarbij dan vaak in handen van woekeraars, die van hem 100 tot 400 rente eischen en niet zelden erin sla gen den leener volkomen afhankelijk van hem to ma ken. Aan dien verderfelijken woeker een einde te maken was het doel van de instelling van het Volks- credietwczen, dat tegén matige vergoeding landbou wers helpt aan bedrijfskapitaal. Beleening tegen onderpand was algemeen gebrui kelijk en ook dit was oorzaak van afzetterij op groote schaal; evenals in ons land heeft het Indische gou vernement dit bedrijf tot staatsmonopolie gemaakt cn de gouvernement|pandhuisdienst met zijn 6000 be ambten is een instelling van beteekenis geworden, zonder welke de bevolking het niet zou kunnen stel len.- Van sch&amt.e bij beleening is geen sprake, want iedereen beleent van tijd tot tijd, wat hij niet strikt noodig heeft; hoe zou Bandoeng met zijn 250.000 in woners anders aan 800.000 panden 'sjaars komen? Deze beide diensten beschermen de toch reeds zoo arme bevolking tegen uitbuiting door karakterlooze woekeraars. Na al het voorgaande is de volgende conclusie ze ker niet te gewaagd: vooralsnog is de aanwezigheid van den Westerling in Indiö absoluut noodig om die bedrijven gaande te houden welke onontbeerlijk zijn voóa 't bestaan der inheemsche bevolking, haar op te voeden tot meerdere ontwikkeling en haar te be schermen tegen verkeerde invloeden. Doet de Westerling dit alles uit pure naastenliefde? Wie is er, die dit gelooft? Waar zag men ooit een duurzame ingrijpende hulpverleening van volk aan volk, zonder dat er voordeel te. behalen was? En zoo ziet dan ook de groep van Nederlandsche intellectu- eelen, die als vertegenwoordigers van hetWestersche kapitaal in de Indische samenleving is geplaatst te genover de onontwikkelde en economisch z\yakke be volking kans groote winsten t? maken. W31 dat niat zoo, dan zou de Westerling zich terugtrekken, laten we dit eerlijk bekennen. Wordt dit feit evenwel door- oer. half-ontwikkelden stand van Inlanders ontdekt, dan is de kans groot, dat men, blind voor de voordeelen, die de overheer- sching vooralsnog geeft en in de naaste toekomst nog kan geven, de vreemdelingen als vijanden ziet en zich tegên hen keert onder de leuzen als: „Indië voor de Indiërs" en „Weg mot het Westorsch© kapitaal". Deze reactie is te begrijpen on ook meer ontwikkel de landgenooten zien onze verhouding tot Indië wel eens als die van Spanje tot ons land in de 16de eeuw of als die van Engeland tot Amerika in de 18de eeuw, aan welke verhoudingen door hooggeprezen vrijheidsoorlogen een einde is gekomen. Zoo eenvou dig is de zaak evenwel niet. In den Tachtigjarigen Oorlog zoowel als in den Amerikaanschen Vrijheids oorlog bevochten volkeren hun vrijheid, die zich met recht de gelijkwaardige achtten van hun overheer- schers en die zich dan ook na de overwinning zon der steun van derden in de rij der volkeren wisten te handhaven. Niet alzoo met Indië; in dit stadium van ontwik keling is onze kolonie nog niet rijp voor een zelfstan dig bestaan, van binnenuit zou dit bedreigd zijn door tyrannie van Inlandsche hoofden, hongersnood en ziekten, van buitenaf door overheersching van an dere moderne staten. Trouwens, zoolang de exploita tie van groote bedrijven in Indië voor 90 door vreemd geld geschiedt, zal de vreemdeling zich maar niet zonder meer buiten de deur laten zotten. Maar aan den anderen kant met men inzien, dat het op Men duur ondenkbaar ,is, dat een volk van 7 millioen een aan den anderen kant der aarde ge legen eilandengroep met 50 millioen menschen tot in lengte van dagen zal blijven besturen; men zal moeten begrijpen, dat de verhouding tusschen moe derland en koloniën zich zal wijzigen in de richting der autonomio van de laatste. En zooals wo den va der van een halsstarrigen zoon op het hart zouden drukken: reken er op, dat uw jongen straks volwas sen man zal zijn, sta zijn groei'tot rijpheid niet in den weg, anders keert, hij zich vroeg of laat tegen U on is hij als man Uw vijand, zoo zouden we tegen hen, die nu slochts spotten met hot verlangen naar auto nomie, willen zeggen: blijTt voortgaan het land te be sturen zoo noodig met krachtig© hand, maar houdt er rekening mee, dat ge in het land van -en ander volk zijt en dat dit volk naarmate het ontwikkelder wordt, medezeggingschap eischt. Want beter is het op to voeden tot zelfstandigheid en zich langzamer hand in vriendschap terug te trekken, dan vroeg of laat overrompeld te worden en als gehate vreem deling te worden uitgeworpen. DE ONBEWAAKTE OVERWEG. De Haarlomsche correspondent van het Hbld. schrijft: De Haarlemsche Kamer van Koophandel en Fa brieken heeft er goed aan gedaan door zich met een adres tot 'de directie der Noderl. Spoorwegen te wenden in verband, met de gevaren bij onbewaakte overwegen. Niet dat da Kamer met, het antwoord, door haar thans ontvangen, tevreden kan zijn, maar zij heeft er mee uitgelokt een uitvoerige uiteenzet ting door de directie der spoorwegen van het stand punt door haar in deze ingenomen en van den loop van zaken. 1 In haar antwoord zegt do spoorweg-dipectie Het" volgende: „Volgens de wettelijke bepalingen is' de beoordeeling of een overweg in aanmerking komt voor de opheffing van de afsluiting geheel in han den gelegd van den minister van Waterstaat. Wanneer nu na dezerzijdsch onderzoek naar onze meening een overweg voor opheffing der afsluiting in aanmerking komt, dan wordt door ons een daar toe strekkend voorstel aan den minister gedaan. De ze minister stelt het voorstel in handen van het Rijkstoezicht op de spoor- en tramwegen met een onderzoek en advies heiast. Wanneer ook dezen ambtenaar blijkt, dat ophef fing zoridar eenig bezwaar kan worden verleend, don wordt in algemeenen zin gunstig op bet advies be slist en de bewaking opgeheven. In geval van twijfel wordt do zaak nader onder zocht door een commissie, bestaande uit den rijks- hoofdingenieur der spoor- en tramwegen en den chef van de afdeeling onderhoud en bewaking der Nederl. Spoorwegen, die na onderzoek ter plaatse een rapport uitbrengen'. In den regel wordt door deze oommissie overeen stemming bereikt; mocht dit niet het geval zijn of mochten zich bijzondere omstandigheden voordoen, dan wordt nader overleg gepleegd tusschen den hoofdingenipur-generaal der spoor- en tramwegen en den chef van den dienst van weg en werken der Nederl. spoorwegen, alvorens door eerstgenoemde advies aan den minister wordt uitgebracht. Het zal uwe Kamer uit, dezen gang van zaken duidelijk zijn, dat niet lichtvaardig tot het opheffen an~de bewaking bij spoor-overgangen wordt beslo ten. Men kan natuurlijk over den eisch van zichtbaar heid der naderende treinen van den openbaren weg if van meening verschillen. Wij, zoowel als het rijk9- toezicht, heben ons steeds op het standpunt gesteld, dat waar de nadering van oen spoor-overweg duide lijk wordt aangegeven, van het publiek eenige op lettendheid mag worden verwacht en eenige voor zorg, bijv. langzaam, naderen van den overweg wan neer het uitzicht op den, spoorweg niet reeds op grooten afstand vrij is. Aangezien alle thans onafgesloten en onbewaakte overwegen stuk voor stuk nauwkeurig, zoowel door on9 als vanwege den minister van waterstaat, zijn bezien, onkennen wij, dat er een zoodanige overweg 'in Nederland is, waar, indien het publiek er maar eenige aandacht aan wenscht, te wijden en. eenige voorzorgen neeint, het uitzicht onvoldoende kan worden genoemd. Wij wezen in dit verband op het verbod, vervat in art. 11 van het Alg. Reglement op den dienst op de spoorwegen, om spoor-overwegen met een grootere snelheid dan 10 Km. per uur te naderen. Gelet op deze wijze, waarop de heffiing van de be waking van overwogen wordt voorbereid en op de na zijnerzijdscb onderzoek ontvangen machtiging van den minister van Waterstaat, terwijl de vaststelling, wat voldoend uitzicht is, geheel aan den minister is overgelaten, kunnen wij niet rnet ter zake niet door de wet aangewezen coleges in discussie treden en andermaal overweg na overweg aan een onderzoek onderwerpen." Om deze redenen verklaart de directie der Spoor wegen niet op de opmerkingen van de Kamer van Koophandel te kunnen ingaan. De commissie van verkeer on vervoer uit de Kal mer meent echter, da.t de zaak hiermee niet als af gedaan kan worden beschouwd. Zij stelt de Kamer voor, een brief te richten aan den minister van Wa terstaat, waarin zij als haar overtuiging uitspreekt, dat de gevolgde procedure bij, het wegnemen der overweg-afsluiting inderdaad van dien aard is, dat in 't algemeen niet behoeft te worden gevreesd voor overijling. „Dit neemt echter niet weg, dat omtrent de veiligheid van vele overwegen, verschil van mee ning bestaat en hij hernieuwde beschouwing van on bewaakte overwegen somtijds opnieuw tot beveili ging wordt, besloten." In den concept-brief wordt dan gewezen op hot prlncipleele verschil tusschen do Ned. Spoorwegen en de -K. v. K. betreffendo de vraag wanneer tot op heffing of niet-invoering van een beveiliging moet worden overgegaan. „De Ned. Spoorwegen laten als criterium uitslui tend gelden de al of niet noodzakelijkheid der be waking. De Kamer meent, dat bij het onbewaakt la ten van spoorweg-overwegen financieele argumen- ton aanwezig moet zijn, on derhalve naast de overwe ging of bewaking niet noodzakelijk is, ook de om standigheid', dat do bewaking aanzienlijke finan cieele lasten meebrengt, in aanmerking moet worden genomen. Ts dit laatste niet hot geval dan meent de Kamer, dat bewaking in vele, misschien in alle, ge vallen behoort te worden toegepast-'* In den concept-brief wordt gevraagd oS de minister zich met deze opvatting geheel of gedeeltelijk kan verecnigen. Mocht dit het geval zijn, dan meent c^e Kamer, dat haar rapport wellicht aarleiding kan geven om de bewaking van verschillende overwegen opnieuw in overweging te nemen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 5