EVEN LACHEN dicht voordroeg, reproduceerde tegelijkertijd Eijn stem in de spreekmachine, verbond later de filmlan taarn langs electrischen weg met de gramofoon en liet beide „gélijk" afdraaien. Maar van werkelijke ge lijkheid was natuurlijk geen 'sprake. Het klopte „on geveer", en het effect wekte alleen maar lachlust op. De mond van den gefilmde vormde zich voor geheel andere klanken dan die welke men in de gramo foon tamelijk onnatuurlijk te hooren kreeg. De drie genoemde heeren gingen geheel andere we gen. Zij fotografeerden tegelijk en met hetzelfde toe stel zoowel menschen, dieren en voorwerpen ^ls de door deze voortgebrachte geluiden. Men bespare mij de teclinische verklaring. Maar het resultaat was, dat beelden en geluiden op hetzelfde filmnegatief terecht kwamen. De geluiden zagen cr als strepen uit, die verticaal naast elkander stonden, dichter of minder dicht Deze film kwam op de gewone wijze In de lan taarn. De beelden werden weergegeven op het witte doek, de streepjes daaronder werden (alweer: het is hier niet mogelijk dit nader toe te lichten) in ge luid veranderd en door membranen op het oor voort geplant. Men hóórde nu, en zag, toonoelspelers die voordroegen; een heer, die een toespraak hield; een boerenerf, waar honden, kippen en varkens zich bewo gen en hun natuurlijke geluiden ten beste gaven. Het was verrassend en veelbelovend. Maar men hoorde éénmaal en niet weer. Na een jaar gingen de kraaten er over schrijven en -spraqen de meening uit, dat de „Ufa" bang was voor de nieuwe uitvinding, die een zware concurren tie kon worden, en daarom de uitvinders bewogen had, het geheim te verkoopen. Of het waar was? Het werd in elk geval niet tegengesproken. Maar een zoo sensationeele uitvinding kon niet verborgen blij ven. In Amerika, in Denemarken, gingen andere in- genieuse koppen aan het denken en probeeren. Men zegt, dat de Amerikanen al heel ver zijn en ons spoe dig de resultaten zullen toonen. Twee Denen, Poulsen en Petersen, kwamen eenige maanden, geleden naar Berlijn en bewezen, dat zij hetzelfde bereikt hebben als drie jaren geleden de DuitschZwitsers. Nu kwam dezer dagen inderdaad de „Ufa" met een uitnoodigiing om deze laatste uitvinding in ver beterden toestand te komen bewonderen. We heb ben er een klein programma van bijgewoond. De ver betering bestaat daarin, dat voor de reproductie van de geluiden gebruik gemaakt is van de bekende uit vindingen van den Duitscher Kuchenmeister, die o.a. de verbeterde spreekmachine „Ultraphon" in den han del gebracht heeft. De geluiden zijn inderdaad dui delijker, maar ze hebben, in tegenstelling met vroe ger, thans de onaangename nasale klanken van de gewone gramofoon. Een vioolsolo was het beste en toont, dat deze uitvinding het onderwijs onschatbare diensten zal gaan bewijzen. Men kon de viogerzetting van den virtuoos schitterend volgen. Ook een komi sche voordracht van Paul Graets. was goed. Een re productie van een orkest, dat Mozart speelde, echter ongenietbaar. Het is duidelijk, dat ook hier de concurrentie de uitvinders zal moeten aansporen tot verbeteringen. Maar het eindresultaat is toch al te overzien. We zul len straks de „unheimliche" vertooning krijgen van alles, wat in het leven geschiedt, in kleuren, plas tisch en met de natuurlijke geluiden. Wat we nu reeds genieten kunnen, werkt spookachtig en sprook jesachtig. Wat we later zullen hooren en zien, zal alles in de schaduw stellen: oneindig vermenigvul digde, levende werkelijkheid, die toch meohanisch is en daardoor het eeuwige leven heeft Men durft er nauwelijks aan denken. HET INSECTENLEVEN IN HET OERWOUD, Teleurgesteld in zijn verwachtingen wordt de ma- teuuirvorscher aan dien aequator, die zijn vooropge zette vooretellingl van de overweldigende schoon heid! dier tropische insectenwereld aan die werkelijk heid toetst, zegt de natuurkenner FeUdn Bryk, die deze ervaring thans opdoet Het insectenleven hier aan den aepuator, in Zuid- Afrika is' odet meer in het oog vallend als bij ons in Europa. Zooate bijl ons hameren, horen, tjilpen, 'knagen, jagen, imoordien en paren ze meestal' op plaaets waar zonder veel imoeite de menschen niet zo gemakkelijk, kunnen doordringen. Sonoone die ren leve in ook hier afgezonderd, Men moet ze opzoe ken, tenminste wanneer imien weet, waar men ze móet vinden. Heeft men de echter de gelegenheid ge vonden om ze van nabij, te bezien, dan overtuig- men zich reeds hij, den eersten oogopslag, dat de vor men hier veeil prachtvoller en memfgvuldiger zijn dan bi) ons: er zijn de ondenkbaar schoone dagvlin ders. fluweelbruin met gele randvlekken, papagaai- groene of hemelsblauwe, inet diepzwarte randen af gezet. alle zoo groot afls zangvogels, terwijl men bij de koWbri-achtlge kondïgizuigers, wier kleedi een mengelmoes is van koperrood, en metaalblauw, veel eerder het insect dani de vogel meent te herkennen. Over het aflgemo ennamen de (insecten hier reus achtige afmetingen aan. zoodat men, zich in een lang vervlogen tijfdlperk terug waant, waarin aïles zooveel grooter was daim thans. Beangstigend groot is de goliath en trots zijn herinneringen aan de beel tenis dór Egyptische keversteenen meent men veel eerder, een berggeest dan een kever voor zich te zien Ook de blauwgroene sprinkhanen met rood' of vio let gevlekte vleugels zijin reuzengroot, ongeveer als een spreeuw; pakt men ze toeefj, dan scheidden zij oogenbli'kkelijk uit de acbterfijfningien een zoo on draaglijk en onwelriekend vocht af, dat men ze op hetzelfde moment weer los laat In de duistere oerwouden, daar, waar men het het minst verwachtte, omdat een doodöche, bijna angst wekkende stilte diaalr over hangt, kan men' soms het meeste leven te zien krijfeien. Elen brandende, ste kende), dtodnniaidhtige woelsteniji barricadeert met haar. reuzentorandnetels, disitelbladige berenklauwen en doornige nachtschaden den toegang tot deze plaats. De zwarte kraüsspdhnen, de prototyp van de eenzaam levend» schraapzucht, leeft hier in sterk bevolkte kolonies bij* elkaar en spint zijn dikwijls tot vijtftien meter lange web, van boom tot boom, als wilde zij! de bakootrtijkbedd vam het verborgen schouwspel zooveel mogelijk bedekken. AlB een re quiem klinkt het orgelconcert der wilde honigbijen, 'Nog een paar schreden verder over dien natuur lijken trappengang, gevormd door de halfvrijgeleg- de boomwortels, en gij zijt bijl een bergbeek aange land, die 's nachts door leeuwen, luipaarden, buf fels en ander groot wild' tot stilling van hun dorst wordt opgezocht en er nu overdag schijnbaar alt uitgestorven uitziet. Kijkt men echter wat scher per toe, dan ziet men op eeen gedeelte bodem van een handbreedte dat door een opendmg in het dich te bladerdak door de verzengende tropenzon gebla- kordi wordt, een als in Doornroosje-slaap verzonken leven. Niets beweegt zach. Als door een tooverslag heeft zich alles aan de vochtige bodemkleuren aan gepast, waarin het zich volkomen verliest. Allereerst vindt mehi er de kleine insecten, die de voorboden zijn van de papilios (vlinders) welken ze als wegwijzers dienen. Deze fladderen eerst wat boven de aangewezen plek van hun kleine gidsen rond, als wilden zij zich van de rust ervan over tuigen, en strijken d"an neer. Eeitat daarna zetten zij zich, nadat zi) hun Vleugels hebben glad gestre ken, op de takken in de omgeving neer. zonder zich verdier te bewegen of eigens aan te storen zoodat er tussdhen hen en het xJloode loof zoo goed! als geen Verschil is. Zeifs beweegt zij zdtóh niet als de met roode forellen-oogen versierde paarlecmoergroene sa lama® danseres als een papieren draak stil aan komt glijden en naast haar plaats neemt. Tenlotte neemt op deze kleine plek, waar al zoo veel leven is, nog een kleine vrek plaats, de blauw- ling. Inhalig] ontrollen zij hun spiraalvormig opge rolde snuiten om ze in de zachte brei te steken ge vormd! door het oeverwater, vermengd met zand leem, dopde bladeren en buffelmest. Spoedig merkt men op, hoe na het genot van het "kostelijk nat,, die ononderbroken zijn natuurlijken weg uit het achter- iiji vindt, en men denkt onwillekeurig aan Baron v. Munchhamsen's dorstig paard, dat nadat door de wolven het achterste gedeelte was weggevreten, op zijn twee voorste beenen staande, ononderbroken wa ter aan de bron dronk, om het direct weter door de open buikholte te looien, oi om bij een weten schappelijk vooribeeldi te blijven aan dien vast gezogen bloedzuiger, wiens achterlijf men met een schaar heeft afgeknipt, opdat hij onafgebroken met de aderlating doorgaat, voor welk doel imen het dier gebruikte. Het lange verblijf van de tropische insekten aan de waterbronnen en de eigenaardigheid, dat ze het vocht direct weer loslaten heeft men wel eens ge meend, te moeten toeschrijven aan afkoeling met hot oog op de groote hitte daar. Wetenschappelijk klinkt dit zeer aannemelijk, doch juist is het geens zins# Geen behoefte aan afkoeling, maar pure drankzucht, drijft deze dieren tot het vele drinken. Bij scherpere waarneming zal men opmerken, dat de dieren zich in een kataleptischen toestand bevinden, in een soort verstijvingstoestand dus. Raakt men ze met den vinger aan en werpt men ze zélfs overzij, dan nog niet maken de anders zoo schuwe dieren aanstalten om weg te vliegen. Mieren maken van dezen toestand gebruik, om de dieren kleine, glazige Acreavlinders te overvallen, ze bij de pooten vast te pakken en ze als 't ware uit hun café weg te slepen. We gaan verder. Een leger van zwartbruinen t mieren kruist onzen weg, Roof en moord is ook 1 parool; als van elk ander krijgeleger. Wee de diew die ze onderweg ontmoeten. In eindelooze rijen, j lang dat het iemand begint te duizelen, gedrild t een modern leger, defiieeren ze aan ons voorbij Voorop ziet men de groot-koppige legeraanvoorden met hun vreeselijke tangen voor aan den kop. i men, hoe ze de boel inspecteeren en het comma verdeelen. Aan de zijden een haag van mieren .1 poot aan poot een beschuttende muur vormen als dekkingstroepen dienst doen. Verbazing en be. wondering komt bij dengene op, die deze zoo men. schelïjke inrichting gadeslaat. Onder de marchee rende troepen en dit moet behajfe verbazing, de lachlust bij iemand opwekken treft men zelfi individuën aan die op hun plunderingstochten in plaats van een ransel een levende knapzak" op hun rug meevoeren, kleine kevers, die een narcotisch werkend sap afscheiden, worden tijdens hun roof- Nu tochten mee rondgesleept, ofschoon deze „hulp in nood" voor de mieren een zeer gevaarlijke gast is, omdat de larven van deze kleine kevers de rijen van het mierenbroedsel aanmerkelijk kunnen dunner judcrèi Voor de volwassen mieren zien we, dat het een ge- leuters notmiddel is, waaruit is op te maken, dat in de tro- assen pen het genot van narcotische middelen bij veT- )g i sehillenfe groepen van insecten zeer verbreid zelfs tot een tweede natuur geworden is. Dat Th met die weduwe zou trouwen, daar had ik «b heele- maal geen erg in! Om je de waarheid te zeg gen: ik óók niet! Wel, ventje, waar ben je geboren Ik ben niet geborenIk heb een stiefmoeder! Ik geloof, dat wij te veel verstand hebben om carnaval te vieren. Jaen niet genoeg geld! Is het waar, juffrouw Pie- tersen, heb je juffrouw Klaas- sen verteld, dat ik rimpels in mijn voorhoofd heb? Ik? Maar juffrouw Hans- sen, ik ben zoo bijziende, dat ik nog niet eens de sproeten op uw gezicht kan zien! Je bent musicus? •Ja, ik speel viool. Speel je Schubert? Nee, ik zeg toch, dat ik viool speel! Dokter: Gorgel hier eens mee, met je hoofd zoo ver mogelijk achterover 1 Hé, kerel, wat beteekent dat? Een voorbehoedmiddel tegen influenza, tramongelukken én verdrinken. Men moet de kinderen nooit een slecht voorbeeld geven. lederen keer. dat mijn man en ik ruzie hebben sturen we den jongen naar buiten! t [a, men kan wel zien dat hu gewend is aan de buitenlucht. Als de franc blijft stijgen, zal de wiin binnenkort tweemaal zoo goedkoop zijn als nu. Wat 'n voordeel, hè? Heelemaal niet: ik zal doodeenvoudig twee keer zoo veel drinken! ♦*35# Zii lanterfanten en voeren geen sikkepit uit, luit. Ze schij nen zich te verbeelden óók offi cier te zijn! Te schijnt een tijdje op de golfbaan te willen doorbrengen? - Ja, mijn vrouw wil niet Reb ben, dat ik in huis rook! Tuffrouw Tansen: Heb ie 't al gehoord, de metselaar L«rksen is van een stijger gevallen en dood Tuffrouw Pieters^iDat heb ik al lang verwacht., hii zag er den laatsten tijd zoo bleek uit

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 16