)NS HOEKJE. verloren baby. VOOR ONZE JEtlGD SN geleden beloofde ft een teekea- dÏINu zou ik graag de inzendingen teeftijde-Maseon witten beoordee- Kilöb 1*1 dUB voor i°D««nö en meigjes va» van aunnen. aderen ven negen tot dertien j een ge- leuters onder de negen jaar. i de tro- essen mogen geheel vrij maken en ij ver- g naai eigen idéé inzenden. Meen en utoelijk deze voorwaarden ekeningen (pen, potlood, krijt of iw keuze gebruikt worden) mogen rijn dan een briefkaart-formaat Lg niet nageteekend worden, due [aatjes overtrekken, hoor I og 200 eenvoudig, dat hindert niet, helftje moot zelf bedacht en zon- n wie ook, geteekend worden, ere inzending moet naam, leef- [ree opgegeven worden, aile toeken i-ngen moet staan eteékend. Niet geholpen. aam, zonder deze verklaring, die eerlijk zal zijn, worden die inzen- Ij gelegd. r ij z e n worden uitgeloofd. >n tot en met 81 Maart aan de rroote Houtstraat 8. TANTE LENNIE ip was zoek en niemand wist waar n. In den tuin, in de kinderkamer, eld, in den boomgaard bij de appel- joomen, overal was gezocht, maar een spoor van de verloren baby te hg niet onder de tuintafel èn even zij weggescholen achter de vlier- bi.) den waterkant, waar Elly zich verstopte als juf 's avonds riep, dat moest komen en zij nog geen zin aar bed te gaan. Baby was en bleef het oogenblik af, dat Frida en overbuurtjes, 's namiddags op be- m gekomen. naar de keuken gegaan om thee te halen en zij had nog geroepen labv, ze valt bijna uit den wagen en Nettie wisten zoo'n leuk spel- Elly in minder dan geen tijd alle ïheid had vergeten en niet meer- leine pop had omgezien, leldenwinkeltje en Frida had een strook aan den grooten kastanje- iflngen, waarop stond: „Lekkers te Nettie hadden een tafeltje uit de gehaald en er een.servet over heen wit de poppenkeuken hadden zij het Iel genomen en de poederdoos uit de foer met twee flesschen. Op drie ver- papiertjes hadden zij „Toffee's", at" en „Chocolade" geschreven en de poederdoos en de flesschen be- rsenmandje uU den boomgaard dien- „taarton schaal" en papieren zakjes ug genoeg gevouwen om het geld in en. de kerseboomen lag 't vol van pitten, vogels lieten liggen als ze van de achten snoepten en deze pitten waren geldstukjes geworden, waarmee be- verkocht zou worden. Toen alles nu voor elkaar was gekomen, kon het beginnen. rzij weer een onder pitje ai zoo groeide geldvoorraad aan. Frida's winkeltjo ging best. In een oogenblik waren alle zakken vol pitten en er kwamen steeds meer, want van kerseneten krijg je nu eenmaal niet gauw ge noeg. Alleen moet je wel oppassen geen pit naar binnen te slikken, want dan zou jo pijn in je maag of buik kunnen krijgen en zou de dokter moeten komen, die je in bed hield on zou je den eersten tijd ook niet meer alleen in den tuin mogen spelen. Geen wonder dat Elly, Nettie en Frida de Baby vergatenEn mlssohien was het ook geen wonder, dat Baby wegliep en zoek raak te, want 't ls geen pretje om toe te kijken als er kersen worden rondgedeeld 1 Wat ook de reden was, Baby was soek ge raakt en de meisjes merkten het pas, toen er zeker al een uurtje was verloopen. „Wij moeten haar vinden, 't moet, 1 moet!" riep Elly half schreiend en Frida en Nettie waren net zoo geschrokken als hun vrien dinnetje. Zij zochten mee in alle hoeken en gaten in de kinderkamer, in den tuin, op net grasveld, in den boomgaard, achter de vlierstruiken, onder het aalbessenboompje en tusschen de frambozenstruiken maar Elly's Baby was nergens te vinden. Zij keken in de eetkamer, In de logeerkamer, onder de bed den, tot zelf 8 in de badkamer, maar Baby was daar evenmin. Zij gluurden door het raam van de keuken, waar Juf met het keuken meisje aan 't praten was. Zij gluurden naar binnen zonder te roepen, omdat zij liever niet vertelden, dat Baby zoek was. Elly begon te snikken. „Waar is ze toch, waar zou ze tooh zijn! Had ik maar eerder gekoken!" „Zij is niet in huis, niet in den tuin, nér gens!" zuchtte Nettie. „Ik denk, dat een tooverfee haar heeft weg genomen I" zei Frida nadenkend. „En als d&t zoo is, zul je haar wel niet terugkrijgen f Elly snikte nog harder. Maar ik wil haar terug hebben *t moét, *t moet. Ik wil haar niet missen, ze *is zoo'n schat!" „Laten we nog eens verder zoeken P* ant woordde Frida. Al heeft een fee haar meege nomen, is ze misschien nog wel in de buurt laten wij aan den anderen kant bij 't bosch gaan zoeken weet je wel, dat de elfjes en feeën daar wonen? Ik heb 't pas nog In 'n nieuw prentenboek gelezen!" Met z'n drieën gingen ze nu dien kant op en intusschen vertelde Frida verder. „Wij moeten oppassen, dat wij de fee niet boos maken!" zei zij. Als wij er eentje zien moeten we een buiging maken en héél beleefd zijn. Wij moeten ook alles doen wat zij zegt en „als 't u belieft" zeggen, als wij haar iets vragen. Misschien wil zij ons dan wel Baby teruggeven!" Spoedig kwamen zij in het bosch. Er liep een pad doorheen, en langs den weg bloeiden blauwe klokjes. Frida plukte een klokje on be woog het in haar hand. „Zóó roep ,ik de feet- jes!" zei ze en stilstaand luisterden ze aan dachtig naar antwoord. 1 nam nu zes kerseilpmen. Dit was igeld" en hiermee kochten ze kersen Telkens als ze oen kers aten. kre- „Ik hoor niets ik denk, dat zij er niet zijn!" zei Frida. Maar de deuren^ zijn open, dus mogen we naar binnen gaan!" „Ik zie geen deur!" zei Netti, rondkijkend- natuurlijk niet! 't Is een tooverdeur, dus die kun je niet zien" antwoordde Frida met overtuiging. „Als de feeën onzichtbaar zijn, kunnen wij odk niet vragen, waar Baby isl" zuchtte Net tie. „Kén 't niet??" riep Elly, die weer opnieuw begon te schreien. Maar de feetjes waren er wél en méér zicht baar dan gewoonlijk 't geval was. Zij zaten bij elkaar op de twijgen van een hoogen boom, en schommelden een wiegje, dat aan oen der sterkste takken bevestigd was. In het wiegje lag Baby en de feetjes zongen: Wiegelwaggel, wiegelwaggel. Welkom in ons foeënhuis. Lieve Baby, aardig kindje, Liep je zoo maar weg van thuis? Hebben zij niet uitgekeken? Lieten ze je zóó maar gaan? Lieve Baby, aardig kindje, Nóóit kom jij hier meer vandaan!" Wigelwaggel, wiegelwaggel, Ben je heel stil weggevlucht? Lig je lekker kun Je slapen, Bij ons, in de hooge lucht? Als je gróóter ben geworden Draag je héél lang feeönhaar, En dan ben je het prinsesje Van ons feetjes, allegaar!" Elly gaf een schreeuw van schrik en blijd schap. „O, 't is mijn Baby! mijn eigen lieve Baby!" U moogt baar niet houden! Ze is van mij. Geeft u haar dadelijk terug? als 't u be lieft??" riep ze. Gelukkig bedacht ze nog bijtijds d&t ze „als 1 u belieft" moeet zeggen om de feetjes niet boos te maken. „'t Spijt ons wel, maai wij kunnen haar niet meer teruggevenT was hot antwoord. „Wij vonden haar in bet bosch. Alles, wat wij in het woud vinden, behoort ons. Zij is dus niet meer uw Baby, maar de onze!" „Maar zij is niot van u! U moet baar mij teröggeven u moét u moétals u belieft??" sef Elly, die bet laatste gelukkig niet vergat Maar de feetjes daohten er niet aan. Zij ant woordden vriendelijk, maar heel beslist, hoe Elly ook schreide en smeekte: „Neen het gaat nletH „Je hadt dan maar beter op haar moeten passen r zeiden ze. „t Was neel onoplettend om haar te laten wegloopen. dus je verdient niet zoo'n lieve Baby te heDben. Nu behoort ze ons en wij houden haar hier tot ze groot is en dan wordt zij ons Prinsesje P Zeker sou Elly haar nooit teruggekregen hebben als Frida niet zooveel van tooverfee- tjes wist en gelezen had. „Baby wil niet altijd geschommeld worden I" riep ze „wat wilt u met haar doen als ae begint te schreeuwen?" Frida wist dat tooverfeetjes geen huilende kinderen kunnen uitstaan. „Maar zij zal toch niet schreeuwen, wel?" vroegen deze ongerust „O soms doet ze 't vreeselijkP zei Frida. Vooral als t tijd is vpor de Cesch!" zei Elly. Jfe H heusch? O hemel, dan kunnen wij haar niet houdenl Ons hoofd kan dit niet ver dragen; wanneer moet zij de flesch hebben?" riepen de feetjes angstig. „Precies om half vijf!" zei Elly. „'t Is bijna tijd," riep Frida. „U zult haar zoo dadelijk wel hooren!" „Noem haar mee gauw gauw! wij kun nen haar niet hooren schreien!" zeiden ze. En meteen lieten zij het wiegje zakken en gaven Baby terug. En Elly, Frida en Nettie liepen zoo gauw mogelijk uit het bosch naar huls, uit angst, dat de feetjes spijt zouden krijgen en Baby weer terughalen. Zóó kreeg Elly het* verloren kind terug en ik denk wel, dat ze voortaan beter op Baby ge let heeft De bevroren kikkers. Vijf kikkers, gewoonlijk wat vadsig en M, Die rende» naar huis toe, verschrikt door een bui Ze waren op 1 land aan den wandel gegaan En hadden hoe cöom 1 de paraplu ie laten staan. Nu sprongen ze voort fo ©en haastigen pee, Verlangend naar huis en de donkere plas 1 Ze waren bevroren de sneeuw wee zoo nat, Zij hielden van water, maar niet van een bad. Nu waren ze veilig en eprongen van pret Ineens kopje onder pardoes In hun bed En grootmoeder bracht daar kwek-kwek dat viel mee, Een kop vod anijsmelk en gloeiende dhee 1 TANTE LENNIE. Hoe Emmy eens. op hei Koord wilde dansen. (Slot). Emmy begpn te huilen. „O, k zal H noaH meer doen. vader!" riep ze. „Ja, Em, 1 dat heb je al zoo vaak beloofd" zei moeder. „Maar wat hebben we aan al die be loften, als je ze tooh niet houdt?" Daar begon ook Dora te huilen. „O, "k heb.... ookmmee"edaan!" riep ze. ,Jk wwasPanPPetrowitzI „Emmy is de oudste, en deed iets. dat niet mooht", sprak vader. „Ze moet daarvoor streng gestraft worden. Morgen gaat ze naar de gevange nis Nog harder begon toen Emmy te snikken en Dora snikte mee. Beiden gilden zij het uit, toeu vader tot moeder zei: „Vrouw, je denkt er w*i aan. om vandaag Bmy's koffer te pakken, want morgenochtend heel vroeg breng ik haar zelf met de auto weg". Moeder begon wel wat medelijden met haar waaghalsje te krijgen „Luister eens. maD" zer 2e. „zou het niet vee! beter voor Emmy zijn om haar naar het circus te brengen? 't Blijft aog eanige dagen in de stad, en ük hoorde juist, dat do directeur een meisje zocht, oan tot aorobau* op te leiden. Want in de gevangenis, zie ie, daarin heeft nes niemand van onze familie gr ietenEnne.... t zou zoo'n vreeeelijae sohande voor ons allen aiju, als nu juist ons doch tertje daarin zatO, wat zou dat een schanoe rijn! En," ging moeder voort, „ze houdt toch zooveel van koorddansen, en daarom zal ze het wel heel prettig vinden, oan een paar Jaren men een oirous overal heen te reizen „Neen, moeder, nee»!" snikte Emmy. „Ik vind het heelemaal niet pwttig! Die circusman Ulkit Juist on dien boozen Pan Petiowital Neen, £k wil niet naar het oirous!" „Je hebt niets te willen, kind", sprak vader; ,Je gaat! En daarmee uit! En natuurlijk begint nu ai voor jullie beiden de straf. Want jullie moogt den geheelen dag niet beneden komen, en dan,... om zeven uur naar bed!" Toen vader en moeder even later weer naar beneden waren gegaan, zaten de zusjes, als twee uilen op één stokje, elkaar met groote, droeve oogen aan te kijken. Zoo zaten ze nog, toen Anrne het eten boven bracht. „Moigen moet Ik naar het cdroua." vertelde toen Emmy met yeön snikje. „Ja, dat da ook Je eigen schuld", zed toen het meleje. „Aoh, nu ls Aimle óók al boos op me," klaagde Emmy, toen zij wéér met Dora alleen was. „Wat naar tooh! O, ük kan niet eten van verdriet!" „Eet juist,vandaag nog maar eens veel, Em", zei Dora. „Ais ie morgen in het ohous bent, moet je honger lijden. O, en ik heb nog een doos flikjes, die mag je wel meenemen, want lekkers krijg je daar natuurlijk nooit!" Dora meende het goed, maar haar vriende lijkheid maakte Ermmy nog veel bedroefder, zoo dat nog vóórdat het zeven uur was, Dora haar voorstelde: „Kom. Em, laten we maar - sla pen. dan vergeet je in je slaap het verdriet wel". „Ja", snikte Emmy. „O, moigen slaap ik in het oirous op 'het efcroo tusschen. de paarden!" Al heel gauw Lagen ze beiden in hun ledikant- jee. „Em", riep Dora, toen ze bijna in slaap was. „Em, vergeet niet om morgen de doos met flikjes mee te nemen, hoor!" „Ja. Dora, ik, zal er aan denken," snikte Em my, en ze sliep daarna snikkend in. Toen moeder even later kwam kijken, silenen Emmy en Dora reeds. Heel zacht kuste zij beiden op 't voorhoofd en ging weer stil heen. „Ze slapen rustig", zed ze toen tot haar man. Doch Emmy sliep dien nacht bing niet rustig! Ze 'had een vreesel ijken droom, waarin ze eeu echt oirousleven doorleefde. Vader had haar naar het oirous gebracht, en hij zei tot een man, die erg veel op Pan Patrowitz geleek: „Hier breng ik ie mijn dochtertje; ze heet Emmy, en ze kan al heel mooi op één been dansen. Wü je haar verder opleiden tot koorddanseres?" .Hou, heel graag, mijnheer" was het ant woord, en toen pakte hij Emmy op bij één arm en één been, en zei daarna: ..Maar ze moet eerst nog wat uitgerekt worden. Dat doet wel veel pijn, maar daar went ze wel gauw aan „Neem haar dan en rek haar uit," sprak weer vader, en toen ging hij heen en liet hMr bij den oirous-diirecteur. Er kwam nu dadelijk een dikke vrouw, die haar. Emmy, een rood fluweelen jurkje mét gouden loovertjes aantrok, en toen kwam weer de man met een karwats in de hand, en hij snauwde haar toe: „Vooruit, klim op het koord, en dans op -één been, en doe 't nog mooier dan op de vensterbank!" „O, "k kan niet meer dansen!" klaagde Emmy. „Dans, zeg ik je!" beval weer barsch de man. pDans op één been of ük sla je met mijn karwats! En ik zal je heelemaal uitrekken, je armen, je beenen en je hals, totdat je zoo lenig bent als een slangenmensch! En nu zul je dansen, prachtig dansen op één been!" Daar stond ze op het dunne, slappe koord op één been! Maar op eens werd ze duizelig en viel naar beneden, juist op het hoofd van den man! En toen „Kind, wat gil je toch?" vroeg een verschrikte stem, heel dicht bfj haar. Emmy. nog half in slaap, eloog do oogen op. Gelukkig, H was niet de oircus-raan, die zoo sprak, 't Was moeder, die met Dora voor haar bed stond. „O, moedor", zed ze, „o, ik droomde zoo vreesel ijk! 'k Was al in het cdroua, en o, die man leek zooveel op Pan Petro- witz! En bij kneep me in mijn armen en in mijn beenen en in mijn hals! O, en daar doet 't nu zoo vreeeelijk pijn, jui«t alsof 't echt gebeurd is!" Toen Emmy nu weer heel erg begon te hullen, en izeide, dat zo zoo 'heel erg moe was en overal zoo'n pijn had, begreep moeder dadelijk, dat 20 koude had gevat, door in haar onderjurk en op bloote voeten bij het geopende venster te staan. «Blijf nog maar wat in bed", Em," zed m vriendelijk. „O, en ,*fc moert toch straks naar het circus r klaagde Emmy. „De zal aan vader vragen, oan hert nog een weekje uit to stollen", zed moeder, en toen riep ze: „Man, kom eens boven!" „Wat is er?" vroeg vader. „Emmy heeflt. kou gevat, ae heeft overal pijn," was het antwoord. „We moesten haar maar niet naar hert oirous zenden „Wil je haar dan liever naai de gevangenis voor jeugdige misdadigere zenden?" vroeg vader. „We zullen maar denken, dat het bed de ge vangenis is," lachte moeder. „Ze zal er stellig wel acht dagen in moeten blijven, en dat. ia wel de allerzwaarste straf voor onze waaghals". „Nu, dan zullen we déérna nog wel eens zien, wat we met de koorddanseres sullen doen," bromde vader. Toen Emmy va» haar gevatte koude genezen was en vader haar nog eens onder het oog bracht, dat, zoo er weer Iets dergelijks gebeurde, zij, Em- mij, onherroepelijk ergens heen zou worden ge stuurd, waar zii het allesbehalve prettig vond, beloofde het waaghalsje, onder snikken en tranen, dat zij nu werkelijk niet meer zoo jongensachtig zou zijn. En toen zei moeder, die er bü was, dan ook tegen P >ra: „Door eet JU je flikjes maar op, wan: Emmy gaat niet naar het oirous!" „FUn!" riep Dora, „dan krjjgn ze maar de helft!". Emmy werd vanaf dien dag werkelijk wat minder jongensachtig Doch, of ze. na dien vroeselijken nacht i* het droom-circus. nooit meer op het koord heeft oedanst. dat vertelt de ge schiedenis. niet achter weet ik. dat zij 't nooit meet waacde. ir baar onderjurk en op één been. op de vensierbaak te gaan dansen! TANTE JOH. VERJAARDAG ITJTT' door I a B. DE LILLE HOGER WAARD Wieeje speefct: zls jarig En ze wacht op Jet Mooie theeserviesje Heeft z'ail klaargezet O, wat rilt baar Popje Nu toch netjes rechtl Béri mag ook meedoen. Is vandaag de knecht Daar stapt Jetje binnen, Bloemen in de hand, Veel geluk, hoor Wiosje! Roept de kleine klant Wat ts "t bier gezellig! Dolgraag drink ik thee, 1— Elven ga Y naar huis nog, Breng mijn, Pop ook mee. lïeide Poppenimoedere Spellen samen fijn, - Morgen zert. Jet ooilijk, Zal '1 m U n jaardag zijn. Dan wacht ik je, Wiesje, Met mijn theeblad op. "k Heb voor Pop en Béri Ook nog wel een kop. EXAMEN DOEN. Anton moet zijn toelatingsexamen voor 't Gym doen. Om hem dè schande van 't druipen I t^ besparen ,wil zijn vader hem eerst eens la-* i ten polsen en vraagt neef Frans, die als een knapperd bekend staat, Anton onder handen te willen nemen. Neef houdt niet van Antoi. 0D Anton niet van neef en nu h'eeft hij zich 1 voorgenomen, geen enkel antwoord goed te geven. Maar neef goeft 't niet op en heeft nu de I aardrijkskunde tot onderwerp gekozen. Neef: Hoe verdeelt men de wereld. Toon: Heel ongelijk, de eene'vorst heeft vóél meer dan de ander. N e e f: Ik bedoel de vijf werelddeelen, die keü Je toch? Toon: Zeker! De heele wereld, de andore wereld, de groote wereld en de nieuwe we reld. Neef: Kom, je weet 't wel beter: Europa, Azië, Afrika en Australië. Welke van die werelden zou ie 't eerste noemen? Toon: Afrika. Neef: Waarom? Toon: Afrika begint met een A. Neef: Noom eens een groot land in Europa? Toon: Het land. Dat hebben alle schoon- jongens minstens ééns por dag. Neef: Waar ligt Frankrijk? Toon: Vó<5r als je er heengaat; achter als jo eruit komt! Neef: Liever zom ik de grenzen hooren. Wat ligt er ten Noorden? Toon: Ten Noorden ligt Frankrijk ten Oosten Frankrijk ten Zuiden Frankrijk en ten Westen ->■ Frankrijk -— tenminste, als Jo in t midden staal Neef: Wat ken je van Engeland? Toon: Engelsche ziokte! Neef: Noem eens eenige bergen. Toon: Hilligersberg Meerenberg! Neef: (woedend). Daar hoor jij thuis, j (Toon maakt een buiging en neemt do beenen). Wat de oude hangklok dacht. J3k geloof, dat kleine Jantje van mij begint to houden," vA de oude hangklok, die in de g*ng hing. „Vroeger was hU altyd boos op mij, oanda'. hU vond, dat Ik zoo vreeselijik hord zeven uur sloeg en hU dan naar bed moest. Vandaag eohtor komt 'hU telkens eens even uit de spoelkamor ge leopen om mei een vriendelijk geripht naar mU te kijken. Ik begrijp eigenlijk niet goed, waaraan ik die plotselinge verandering te danken héb" „O. dat kan ük je wel zeggen," antwoordde een wandelstok, die in don paraplustander stond. Ik héb gisteren hooren zoggen,1 dat hU vanmiddag met zijn moeder naar oen oirous gaat. En nu komt hU telkens eene even kijken, of het al bUna tUd is". „Zoo", zei de ktok, wel wat teleurgesteld. .Is hot dat? Ik had juist hoop, dat wU goede'vrien den zouden worden". „Dat worden Jullie ook wel. als hU maar wat ouder is!" ging de wandelstok voort. „Let m-ur eens op mUn woorden: je zult zien, dat hU, dra hij een sroote jongen ia, je bU alles raad. pleegt en het heel naar vindt, als je ee»s een dsg wat bijzonder moe bont eir daarom liever nas» loopen wilt". „Dat, - hoop ik maar! Dat - hoopik maar!" tikte de ou 3e hangklok. „Tot zoolang zal ik dus maar gedold hebben."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 17