Scbager Courant
In hèt Kurhaus.
Tweede Blad.
STEMT D. LEGUIT.
STEMT D. LEGUIT.
STEMT D. LEGUIT.
STEMT D. LEGUIT.
Gemengd Nieuws.
Donderdag 21 April 1927
70ste Jaargang. No. 8036.
Do dokter stolde voor: „U staat mij toe, dames:
Mijnheer Leroux Hij noemde de namen der
aanwezigen. „Mevrouw Buwitzer, de dochter Mitzi,
mevrouw Hennig, de dochter Gerda en mevrouw
Clard Weabach. Een jongo vrpuw met smachtende
oogen keek op. Eugóno boog. De dokter beantwoord
de nog enkele vragen, aan hem gesteld, en verwij
derde zich weer.
Mevrouw Buwitzer liep hem nog achterna: „Dok
ter!" Zij had nog een heeleboel vragen te doen. Ten
slotte wilde ze nog weten: „Wie is die jonge man?
„Studeert muziek, is dienovereenkomstig nerveus,
meer weet ik niet, om de beste wil van de wereld".
Mevrouw Buwitzer was maar half voldaan.
Eugène zette zich bij de dames neer.
„Bent u hier ook voor uw gezondheid?" vroeg
mevrouw Hennig.
Eugène antwoordde bevestigend.
Een lang mensch in witte pantalon en een tennis-
raket onder zijn arm, kwam zeggen, dat het terrein
vrij was, men kon dadelijk beginnen met spelen. Met
een haastigen blik overzag hij het troepje en den
nieuwaangekomene, Eugène, bemerkende wendde hij
zich tot dezen: „Fabrikant Ringhoser". Dan keerde
hij zich vol bezorgdheid tot mevrouw Wesbach: „U
ziet er vandaag wel buitengewoon bleek uit, beste
mevrouw".
„Met mij gaat het anders heel goed'zei mevrouw
Wesbach eonigszins kortademig, maar met een le
vendig glimlachje.
„Had u gisteren maar niet zoo lang gepokerd
zei mevrouw Hennig een beetje wrevelig. „U leidt
een onsolied leven. Wanneer men voor zijn gezond
heid in een badplaats is...." En zich tot mevrouw Bu
witzer keerende: „Heb ik geen gelijk?"
„Maar mama....", fluisterde Gerda.
„Onuitstaanbaar kreatuur", siste mevrouw Clara
Wesbach tegen Ringhoser de smachtende rol, die
zij altijd gewoon was te spelen, geheel pn al verge
tend.
Mevrouw Buwitzer zag met eenige ongerustheid
het gesprek tusschen Ringhoser en mevrouw Wes
bach. Ringhoser gold voor rijk. Zij putte zich uit in
alle mogelijke kleinigheden, om zijn liefde voor haar
dochter Mitzi te winnen. Gerda had den nieuwen ken
nis Eugène onafgebroken aangekeken. Thans keek
hij haar aan, waarbij haar blik als in een leegen af
grond heenzag. Clara verbrak de kortstondige stilte
door te zeggen: „Mijnheer Leroux, bent kunstenaar"'
„Wat heeft u voor invallen", informeerde Mitzi, Eu
gène van terzijde gadeslaande.
„Mag ik weten, waarnaar u vraagt?"
„Iets aan uw hoofd of in uw gezicht, brengt mij
op die gedachte. Ik kan het niet nader verklaren."
Gerda dacht: Ik had hetzelfde gevoel, ik vond al
leen de woorden niet.
„Ik speel piano en ik studeer muziek", antwoorde
Eugène op langzamen toon.
„Ach", liet Gerda zich onwillekeurig ontvallen, als
was haar een licht opgegaan. Mevrouw Buwitzer zag
Eugène van terzijde aan: Wat had men toch een ko
mische lui. Muziek.... wat was daar nu mee te ver
dienen?
„Ik heb het dus toch geraden", triompheerde Clara.
Ringhoser, die vreesde, wat terzijde te zullen wor
den geschoven, sloeg met luide stem voor, eindelijk
naar de tennisbaan te gaan.
Eugène ging met Mitzi vooraan. Zij lag hem het
landschap uit: „Hier is het zwembad, daar is ons
bosch". Hij moest daarheen kijken, waarheen haar
vinger wees. Het deed hem achterwaarts zien, naar
de vrouw met den moeden oogopslag. Gerda was
haar raket gaan halen. Ringhoser volgde met Clara.
Hij maakte allen het hof. Bij mevrouw Clara Wes
bach scheen het hem om een liaison te doen te zijn.
Gerda beviel hem oogenschijnlijk wel; zij was schoon.
Haar moeizaam gespande blik verleende haar het
aanzien van een niet-allèdaagsch ras. Mitzi was niet
levendig genoeg, het type van een «enigst kind, zeu
rig en verwend. Haar vader was echter directeur van
een naamlooze vennootschap, en daarmee was reke
ning te houden.
Ringhoser fluisterde Clara toe: „Die groene jongen-
schijnt Gerda buitengemeen te bevallen. Zij heeft hem
met haar blik in figuurlijken ,zin gesproken, geheel
verslonden". „Hij heeft een interessanten kop", zei
Clara. „Ik bemin u", fluisterde Ringhoser met over
dreven hartstochtelijkheid. Clara trok lachend haar
schouders op: „Hoeveel andere ook nog....?" „Alleen
u. Ik zweer het!" Hij legde met een. gebaar van ver
zekering zijn hand op zijn hart.
Mevrouw Buwitzer wachtte op de bocht in den
weg. Zij liet Ringhoser niet graag alleen. Vragend
zag zij hem tegemoet: „Hoe? Wat zei u?" Hij siste
tusschen zijn tanden: „De duivel hale die oude!" en
merkte luid op: „Wonderschoon weer vandaag!"
„Oftidat u toch niet tennist, moet u mij gezelschap
houden", zei Clara tot Eugène, toen zij op het ten
nisveld waren aangekomen. Een beetje huiverig trok
zij haar omslagdoek vaster om zich heen. Eugène
zette zich opgetogen naast haar neer...
Na het spel kwam Ringhoser met Gerda op hen
toegeloopen. Haar oogen hingen aan zijn lippen, zij
lachte nerveus
„Wij sloren wel?" vroeg hij ironisch formeel.
„In 't geheel niet", antwoordde Clara koel, doch
inwendig geërgerd.
Zij gingen naar het bosch, Clara met Ringhoser,
Gerda met Eugène. Ringhoser en Clara konden het
niet eens worden.
„Allen zijn zij op u verliefd", keerde Gerda zich
tot Eugène. „Allen".
„U behoeft ze toch heusch alleen niet te benijden",
zei Eugène en, haar opnemend, voegde hij er aan toe:
.Wanneer men zoo schoon is als u.."
„Vindt u, dat ik mooi ben", vroeg zij een beetje op
gewonden.
Ringhoser had dien middag geklaagd, toen hij ont
lokte, dat er van zijrTwollen jasje drie knoopen af
varen, dat het jonggezellenleven hem heelemaal niet
neer aanstond. Siddorend had zij .gedacht: Zal hij
erder spreken? Zou hij haar eenige hoop geven?
s Morgens had mama haar nog het verwijt gemaakt,
lat zij het niet verstond, mannen aan zich tè verbin-
'en. Dan was Mitzi heel wat anders.
Aan het diner verscheen Gerda in een rood zijden
apon, de taille door een Schotsche sjerp omgeven,
'ugène keek haar geboeid aan. Zij zag er betoove-
end uit. Ringhoser schonk haar ~een aandacht, hij
'as een en al belangstelling voor Mitzi. Gerda slikte
iet moeite den brok weg, die in haar kool omhoog
✓elde.
Het viel eenigezins op, dat mevrouw Clara Wes
bach niet aafi tafel verscheen. Ook Ringhoser ver
dween weer spoedig. Booze tongen trachten dit met
elkaar in vorband te brongen.
Eenige dagen later ontving Eugène bij vergissing
in zijn post een voor Ringhoser bestemden brief. Op
den omslag stond „Informatiebureau N N". Hij gaf
den brief aan Ringhoser over, die, hierdoor een
beetje in een pijnlijke positie gekomen, uon Eugène
vroeg, van deze vergissing maar niets te laten mer
ken; dat kwam wol meer voor bij do post.
Aan de lunch verkondigde mevrouw Buwitzer, dat
haar dochter Mitzi zich verloofd had met mijnheer
Ringhoser. Hartelijke gelukwenschen. Volon hadden
het reeds lang zien aankomen. „Werkelijk?" vroeg
mevrouw Buwitzer, die zich hield alsof ze er nooit
iets van gomerkr had. „Voor mij kwam het als uit
de wolken gevallen. Ik had het absoluut niet ver
wacht'.
Plotseling liep alles do eetzaal uit en het terras
op. Gerda Hennig was in onmacht gevallen. Mitzi
snelde naderbij, ook Clara stond op. Toen zij langs
Ringhoser liep, zei zij spotlachend en zeer zacht, zoo
dat niemand er iets van kon verstaan: „U bent een
schoft".
Gerda bleef drie dagen onzichtbaar. Eugène be
greep de samenhang tusschen al deze gebeurtenissen
niet, totdat Clara hem de heel® zaak uitlag. Toen
Gerda weer verscheen, bijfta nog mooior dan tevo
ren, omdat een lichte melancholie haar oogen om
floerste, voelde Eugène zich verplicht, haar wat op
te beuren. In de komedie van het gevoel, waarin die
anderen speelden, was zij misschien de eenige echte.
Clara dreigde hem met] den vinger. Eugène zeide:
„Neen! Het is iets als medelijden, dat mij tot Kaar
trekt".
Gerda was zichtbaar gelukkig, dat hij zich om
haar bekommerde. Het was als een rehabilitatie voor
de anderen, voor haar zelf. Beviel hem een van haar
japonnen, dan. trok zij die aan, wanneer zij met hem
uit wandelen ging. De menschen uit hun omgeving-
spraken over het nieuwe paartje.
Eugène voelde zich tenslotte gedwongen een rol te
Spelen, die hij niet begeerd had. Wanneer hij alleen
was, droomde hij van de nmdonna-oogen van me
vrouw Wesbach, doch verder kwam hij niet, want
Gerda wist hem steeds te ontmoeten en vast te hou
den.
Mevrouw Wesbach klaagde: „Ik ben zoo alleen.
Niemand bekommert zich meer om mij." Zij sloeg de
handen, blijkbaar doodongelukkig, in elkaar.
Eugène zeide: „Merkt u dan niet, dat ik u, altijd
weer u, alleen zoek, maar
„Bemint u haar?" vroeg Clara op onverschilligen
toon.
Aan het einde van de laan kwam Gerda hen tege
moet. Haar gezicht verstijfde, toen zij Eugène met
Clara zag.
„Gelooft u mij, drong Eugène aan, „laat mij niet
langer
„Heden avond in het park...." Reeds stond Gerda
voor hen.
„Ik heb u gezocht, mijnheer Leroux", stamelde zij:
„Wij zouden toch samen gaan wandelen?"
„Ach gunst", zei hij op spijtigen toon, „ik had het
heele maal vergeten. Maar wij halen het morgen in.
Ja? Hij sprak ongedwongen en met luchtigen stem.
„Ja", zei zij, maar zoo, alsof zij aan iets anders
dacht, door een ontastbare duisternis overschaduwd.
Aan het diner zat hij naast haar en sprak over
allerlei onbelangrijke dingen. Sprak hij? Sprak Ring
hoser? Het was Eugène, als had hij volkomx de rol
van Ringhoser overgenomen. Hij trachtte zichzelf
te gehoorzamen, rechtvaardigheid te zoeken voor het
dubbelspel van zijn gewetën. Uit zijn stem bleek zijn
innerlijke opgewondenheid. Gerda nam hem scherp
op, terwijl hij aan Clara dacht
Na tafel gleed hij langs Clara heen, haar toefluis
terende: „Verdwijn nu. Achter bij de bron wacht ik
op u". Gerda liet haar. blik niet van hem af. Hij ging
naar de piano en begon een wals te spelen; de ver
schillende paren draaiden weldra in het rond. Na
dat hij een oogenblik gespeeld had, riep hij: „Ik wil
ook wel eens dansen 1 Wie lost mij af?" Een dame
uit het gezelschap speelde verder, waarna Eugène
zich naar Gerda begaf en met haar danste. Met half
gesloten oogen zweefde zij op de rhytmus van de
muziek over de spiegelgladde dansvloer. Voor den
volgenden dans gleed zij in de armen van een ande
ren danser, terwijl Eugène zich naar de deur terug
trok. Daar hij zich onopgemerkt waande, was hij
met één stap buiten en liep toen ijlings den omhoog-
gaanden weg op naar de bron.
„Waar ben u", vroeg hij zacht. Clara stak hem
haar hand toe. Op hetzelfde moment greep hij deze
reeds vast en trok hij haar zonder een woord te zeg
gen, naar zich toe. Zij gaf zich rustig en als van
zelf sprekend aan hem over, beantwoordde zijn kus
sen met dezelfde vurigheid, als waarmee ze gege
ven werden. Zij leunde over zijn linker arm, zoodat
hij zich geheel over haar heen moest buigen om
haar lippen te kunnen bereiken. Dan liet zij allen
tegenstand varen en zonk, door Eugène ondersteund,
in het hooge gras neer
Plotseling knapte er iets links van hen in het
bosch tusschen de boomen. Toen werd alles weder
om stil."
Clara kromp ineen: „Wat was dat?" Beiden luister
den gespannen toe, doch geen geluid deed zich meer
hooren.
„....Een tak van een boom gevallen", fluisterde
Eugène.
Zij drukte zich angstig tegen hem aan: „Laten wij
gaan", stamelde zij en er klonk schrik uit haar stem.
Uit het Kurhaus klonk hun een wals tegemoet. Zij
ging direct naar haar kamer, hij in de zaal, waar
de laatste dans gedanst werd. Haastig dronk hij een
glas water leeg. Een onverklaarbaar gevoel van on
behagelijkheid drukte hem. Een kwaad geweten?
Aan wien was hij rekenschap verschuldigd?
Hij stoncl nog met eenige heeren bij elkaar, tijdens
dat de zaal ontruimd wérd toen mevrouw Hennig van
boven kwam en vroeg: „Is mijn dochter niet hier?"
Niemand had Gerda gezien. Zij was niet boven, zei
mevrouw Hennig, eenigszins onrustig. De chef-arts
kwam aangeloopen en vroeg wat er aan de hand
was.
„Juffrouw Gerda is verdwenen", merkte iemand op
schertsenden toon op.
„Een poosje geleden zag ik haar den tuin in
gaan", zei de dokter.
Een schrik voer door het lichaam van Eugène.
Plotseling dacht hij aan het geheimzinnige geruisch
bij de bron. Toen het bleek, dat Gerda niet in het
hotel was, ging men haar in den tuin zoeken. In
twee groepen, met lantaarns gewapend, zocht men
het park af.
Plotseling riep een van de zoekenden uit:,, Daar
ligt wat!" Hij belichtte den grond.
„Hot deksel van het bronreservoir, zei de dokter,
„maar hoe komt dat hier?"
Een lichtstraal tastte onzeker voorwaarts en bleef
tenslotte op het bronreservoir rusten. Dit was open.
Men hoorde het water klateren. Allen bogen zich over
den.rand. Uit louter nieuwsgierigheid keek men bij
het onzekere licht van de lantaarn naar beneden.
Plotseling schreeuwde een der heeren luid: „Heilige
hemel! Daar....! DaarI" Hij wees naar beneden.
Een donkere klomp lag in het wator, even onder de
oppervlakte.
Snel, snel! Touwen en een ladder!" De dokter hol
de naar het Kurhaus. De anderen staarden radeloos
in de bron. Een ring omspande als 't ware Eugène's
borst, hij kon nauwelijks meer ademen.
Dan kwam de dokter reeds anet twee badmeesters
terug. De eene bond zich een touw om het lichaam,
terwijl de andere hem in de diepte liet afzakken. Na
een oogenblik van beklemmende stilte kwam de roep
van beneden om op te trekken. Allen bogen zich
ademloos naar voren. Men hoorde hot afdruipen van
het water. Eindelijk verschoon den man boven den
rand van de bron met Gerda in zijn armen....
Den volgenden morgen troffen Eugène en Clara
elkaar bij het ontbijt aan; Zij wist nog van niets en
sloeg de handen inéén, toon zo het vreeseliike nieuws
vernam, „Dat was ja ontzettendl" Toen hij zijn ver
moeden uitsprak, dat Gerda hen misschien dien
avond wel was nagegaan, werd zij bloedrood: „Maar
dat was onmogelijk, belachelijk zelfs!" Toch konden
zij zich niet losmaken van de vrees, dat het zoo ge-e
weest was.
Allerlei veronderstellingen werdon gemaakt.
Men zei, dat Gerda zich wegens een ongelukkige
liefde van het leven beroofd had. Mevrouw Buwitzer,
Mitzi en Ringhoser waren reeds afgereisd, zoodat
tenslotte alleen Eugène overbleef, dien men verdacht
kon maken, ondanks alle verklaringen van den dok
ter, dat het gebeurde aan een ongeluk te wijten was.
Eugène cn Clara meden elkander als twee mede
plichtigen en konden elkander toch niet uit den weg
gaan. Zij verzocht hem zijn vermoeden uit te spre
ken, terwijl zij zelf niet minder leed onder de halve
zekerheid dan hij. Gerda's schaduw stond tusschen
hen in. Het 'was belachelijk, deze donkere' veronder
stellingen te maken. Elk vleiend woord, dat Eugène
Gerda gezegd had, klaagde hem aan, en Clara's
booze geweten herinnerde haar aan haar echtgenoot.
Zij vermochten ten laatste niet eens meer zich de
verliefdheden te herinneren, die zij elkander toege
voegd en hen vereenigd. hadden. De een voor den
ander dacht, dat het de schuld van den ander was,
dat zij elkaar ontmoet hadden. Eugène trachtte in
zijn werk vergetelheid te vinden, Clara keerde weer
naar huis terug, naar haar woning, waar zij niet
meer aan het voorgevallene herinnerd werd. Op een
morgen was zij afgereisd. Zonder afscheid te nemen.
Eugène was nu de laatstovergeblevene. Nog eenmaal
ging hij door het park. Vroeg verwelkte bladeren
dwarrelden over de paden. Hij maakte er zich zelf
een verwijt van, dat hij niet naar de zee gegaan was,
inplaats van naar deze noodlottige plaats. Dan was
was dat alles niet gebeurd, wat zich nu in deze en
kele weken had afgespeeld. Was er misschien een
noodlot, dat het menscheüjk pad leidde? Uit de verte
klonk hem een zwaarmoedige melodie tegemoet, als
antwoord op zijn vraag. Was het het Red, van welks
melodie hij sedert maanden al .een voorgevoel had,
zonder daaraan uitdrukking te kunnen geven? Moest
zooveel geschieden, leven, liefde, sterven en verza
king, voordat het kon ontwaken?
Bij de afscheidsvisite zei de dokter: „De gezond
heidskuur heeft u heel goed gedaan, mijnheer Le-
rouxl"
PLANTENZIEKTKNUXK.
5234-
CVragen. deze rubriek betreffende, la te zenden
aan den beer M. van Stijgeren te Heiloo. wat betreft
Kennemerland en den Langendijk. Vpor de Streek,
Bangert, en Beemster wende men zich tot den heer
K. van Keulen, Veenenlaan 88. Hoorn. Laatstgenoem
de heeft eiken Zaterdagmorgen spreekuur aan huis.
Alleen vragen op het gebied van Plantenziekten.
Alhoewel ik voor de rubriek „Kamerplanten", die
ik in sommige bladen had, reeds geruimen tijd niei
meer schrijf, ontvang ik nog steeds vragen over ka
merplanten en haar verzorging. Tot mijn spijt moet
ik die lezeressen berichten, dat ik die vragen niet.
meer kan beantwoorden, daar zij vallen buiten het
terrein der plantenziekten en zij te veel van mijn
tijd vergen. Daarenboven moet ik ook voor mijn ge
zondheid zorgen, daar ik nog niet geheel hersteld
ben. Dus voortaan alleen vragen op het gebied van
plantenziekten.
Proefnemingen voor 1927.
Kopersnlfaat en Kainiet tegen slakken.
Het volgend middel kan tegen Makken geprobeerd
worden: 1 deel fijngemalen kopervitriool (dus geen
fijne kristallen) op 20 deelen fijne kainiet, beter
waarschijnlijk% fijngemalen kainiet, Zal door Land
bouwkundig Bureau Kalisyndicaat, postbus 147, Am
sterdam worden beschikbaar gesteld. Per H.A. 400
K.G. Te'strooien 's morgens vroeg, als de slakken
nog vretend zijn.
Kopervitriool en zaagsel tegen slakken in kassen.
Plet vorig middel is in kassen waarschijnlijk moei
lijk toepasbaar. Daar kan men het volgende pro-
beeren:
1 K.G. kopervitriool in 6 7 L. heet water oplos
sen, dan zooveel houtzaagsel toevoegen, dat alle
vloeistof juist opgenomen wordt, zoodat een mengsel
ontstaat, dat niet te nat is om te worden uitgestrooid,
maar nog nat genoeg is, om in zeer kleine kluitjes
samen te hangen. Dit overal om en. tusschen de
planten strooien. Slakken, die er kruipend mee in
aanraking komen, sterven.
Gemalen haver of havermout met Parijsch groen
tegen pissebedden.
Moet bereid worden als zemelen en Parijsch groen,
doch droog mengen en uitstrooien. Een lichte be
vochtiging zal wel niet hinderen. Te vochtig in kas
sen is ongewenscht.
Pota.
Verkrijgbaar bij N.V. Handelsvereeniging v/h J.
en W. Wegman, Staaikade 3, Amsterdam of een der
Duitsche Kupferstaubmlddelen (verkrijgbaar te Wa-
geningen of bij N.V. Defa, Arnhem; probeeren tegen
blad- er- vruchtvuur bij komkommers, meeldauw
tomaat, valschen meeldauw bij bloemkool.
Ik heb boven deze middelen gezet: „Proefnemin
gen voor 1927". Het is dus niet zeker, dat ze afdoende
helpen, maar ze moeten geprobeerd worden. Wie
geeft zich op voor een proef? De heer Van Stijgoren
in zijn district en ik in het mijne, zullen gaarne bij
de proefnemingen tegenwoordig zijn.
Hoorn.
K. VAN KEULEN.
KÖPENICKIADE.
Sinds de onsterfelijke Heelmaker fo Köpemck
vermomd als kapitein wel wetendlsr dat in
het teermajaJigje Duiteöhland de unifkxrm almachtig
was ictn een ieder in rijd vaderland pa en; aimten
placht te zeggen, op wat een geüniformeerde
zeide of deed, zy!n slag sloeg en er met de
gemieentegftlden van door gang, herleeft de oölijke
bedrieger telkens weer, en wel steeds Weer in
öndere rollen, teneinde rijn goedgeloovigen mede-
toJensoLen hij den' neus to nomen.
Om maar één voorval te noemen, dat 'in den
laatsteen fcfld veel opriep 'baarde: het optreden van
„prins Wilhelm van Jdtehepzoilern" te Weimar en
en omgevingMaar ook buiten de Duiteche grens
palen telt de Kopenicksche kapitein .z-jn volge
lingen, tot in ons eerzaam vaderland: nog onlangs
paradeerde immers door de Apeldoornsehe straten
een 'kranig luitenant van de grenadiers, die bij
onderzoek een Haageoh chauffeur bleek te rijn,
pronkende met andermans weren I
liet geval vain Dr. Berster, waarvan de Duiteche
bladen althans molding m iken, i «liter «irnstiger
dan de vele precedenten. Want hierbij liepen mon-
sohenlevens gevaar.
De „Vosa. >Z." geeft liet volgende relaas van
deze nieuwe geschiedenis.
Ta fWümsdorf bij Zoffen is dezer <k$on oen
man gearresteerd, die aioli daar nis prakkHoecwnldl
geneesheer onder don naam dr, Beurster wilde ves
tigen. Daar men om oen of andere roden verden
king tegen hem opvatte, bekeek die reohorgo den
vreemdeling eens _wafc nader en kwam toen al
spoedig tót do ontdekking!, dat de „dokter" jnio-
inand anders was als do 25 jarige oude bekende
van haar, Schuchardt, uit llildburghauson, die we
gens verschillende «oplichtingen gezoJit werd.
De man bleek een tijdlang in oen longlijders^
gestioht bij Oranienburg als assistenbaris werk
zaam te zijn geweest, ofschoon hij slechts het
gymn.isium toe de do de klas ,e heul a ge,popen'
een nooit gestudeerd had. Bij' zijn solliedtaiie had
hij1, naar later bleek, 'vervalsekte papuecren over
gelegd, volgens wielke hij te Leipzagi en Marburg
had gestudeerd en. uok was gepromoveerd. Bij zyn
werkzaamheden in het gesticht toonde hij om-»
vangrijke kennis en wekte hij volstrekt geen ver
denking, totdat hy ook een functie kreeg op de
ohiurgische afdeoling van het plaat-sol ijk zieken
huis, Op. do operatiezaal bleek echter al- ras, dab
do nieuwe assistent wel theoretische, maar v-olstrokt
geen praktische kennis had. En toen hij bij de
behandeling van patiënten een paar grove fouten
mankte, word hij op slug ontslagen.
Tegelijkertijd word een onderzoek ingesteld naar
zijn vroeger leven en Z ;o kwam do goheele zi .ven
del aan hot licht. IIet bleek oua. dat do man enkele
jaren geleden wegenis t.ilrijke oplichterijen en vcr-
valschmgen in geschrifte te Zwiokauo meer dan
een jaar gevangenisstraf had gekregen en deze
straf ook' had uitgezeten.
/(Dr. Berster," had de brutaliteit dadelijk na
zijn ontslag bij hot ziekenhuis in verschillende
plaatselijke bladen aan te kondigen, dat hij" rioh
in, een dorpje bij Orainiienboirg als geneesheer wil
de vestigen. Deze advertenties liaddeh hom gehol
pen aan wat geld tob een bcjjLrag van 509 M., het
welk hem geleend werd, maar waarmede hij zich
uit .de voeten maakte.
Bij zijn arrestatie wist hij rich. uit do handen
der rechercheurs los te rukken, waarna hij een
poging tot zelfmoord, deed door van een heoeg.
trap af- te springen, welke poging hem echter
slechts een paar kwetsuren bezorgde. In de ge
vangenis te Berlijn beproefde nogmaals zich
het leven te benamen 'door zich oen verroesten
spijker in hot hart te staken. Maar ook dazo cpor
gmg mislukte.
Thans bevindt hij rioh In de Charité in Moebat.
De „Erakf. Z."3 meldt uit Lübtheen nog een
typisch paaltje,
Sinds Juni was daar aan een parriculiere school
cea learaar aangesteld, die zich dr. Reiohe noem
de. De man trad zeer zelfbewust en innemend
pp, 'zoodat hij zich spoedig bi] de bevolking on
voorwaardelijk vertrouwen had verworven-; hjj
hield er een auboi op na dn' wist riek in alle krter
gen toegang- \(fa verschaffen1. Op een goeden mor
gen was hij spoorloos verdwenen. Thans is geble
ken dat men met een oplichter te doen heelt ge
had, die heelemaal geen recht had op oen weten-
soha,ppel>ijken titel en „dat zijn examendiploma'g ver
valscht waren. Zooals in oneer zulke gevallen voor
komt. was dir. Reiohe niet alleen een zeer bekwaam
oplichter en bedrieger gebleken, maar had hij ook
getoond veel kennis te bezitten van 'het va'-k. dat hij
het zijne noemde."
Het school cu ra tori urn heeft na de ontdekking van
het bedrog een verklaring gepubliceerd, waarin
wordt meegedeeld, dat „.dr. Reicho" op 1 April ia
ontslagen, daar gebleken was., dat de man zijn par
tneren had' vervalsckt; vier jaar lang had' hij, ver
schillende besturen van onderwijsinrichtingen weten
te bedriegen. ..Dl*. Reiohe". aldus wordt nog gezegd,
heeft de school trouw gediend cn hij heeft' bij zijn
werk zulk een begaafdheid getoond, dat hij zich ten
opzichte van vele leerlingen zeer verdienstelijk heeft
gemaakt. Voor den goeden naam van do school moest
hij echter na de ontdekking van het bedrog ontslag
een wórden.
Een ander geval.
Te Berlijn heeft de politie een ..gascontroleur" ge
arresteerd. die sinds lang zonder eenige aanstelling
te bezitten bijl de menschen de meters opnam' en ook
wel ..voor de gasfabriek herstellingen kwam doen" -
Bij die bezoeken stal hiji dan wat hij machtig kon
worden.
Hen ziet ihet: vele variaties o-p het zelfde thema
en steeds lukt het- spel. althans tijdelijk. Hdbl.
EEN GESCHENK VOOR KOLONISATIE-WERK.
Leybourne F. Davidson. die een jaar celedon al
30.000 had gegeven om kolonisatieplannen in het
Britsche rijk te steunen, heeft andermaal 20.000
voor hetzelfde doel geschonken. De eerste som was
thans opgebruikt.
Leybourne Davidson is op 17-jarigen leeftijd naar
Ceylon gegaan en kreeg kort daarna van Iiew Gar-
'ens een bezending van tien rubber-planten, waar
van er zeven levend overkwamen en vijf nog t.e zien
zHn als groote en coed ontwikkelde boomen op de
'lul-1 oden-plantage Zij leverden als moederplanten
'e stekken voor de groote rubbercultuur, die thans
in de Oost ongeveer vier millioen acres geslaat. Da-
vidson's enthousiasme voor kolonisatie in 's rijks
overzeesche gewesten dagteekent al van vijftien jaar
releden. Toen rustte hij ongeveer 200 knapen, van
wie Barnardo's tehuizen er ongeveer 150 leverden,
en de rost afkomstig waren uit kolonies van het Lo-
•rer des Heils. voor Canada uit. Deze proef is uitste
kend geslaacd. aangezien maar één ioneen het er
niet heeft afgebracht. Vele.n van hen hadden in den
oorlog meegevochten als leden van het Canadeesche
expeditie-leger.
EEN HOEFIJZER EN TOCH GEEN GELUK.
Toen de elfjarige Frank Skelton te Huil op twee
den I'aaschdag zijn neus uit het venster stak. werd
dit lichaamsdeel getroffen door een hoefijzer, dat
een voorbijgaand paard juist verloor. De jongen
werd zoo ernstig gekwetst, dat hiji naar het zieken
huis gebracht moest worden.
EEN ADDERBEET,
Een 22-jarlg jongmcnsch uit Camberwell. die met
een meisje wandelde in Epping Forest. is daar door
een adder gebeten, die in het gras lag. De jonge man
schonk eerst weinig aandacht aan den beet. die hem
weinig pijn deed. Toen het paart.io echter te I.°ton-
stone gekomen was, stortte do man op den drempel
van de Green Man Inn- in 'elkaar. In bewusteloozen
staat werd hij zoo snel mogelijk naar het ziekenhuis
gebracht, waar zijn toestand bedenkelijk wordt ge
acht.
De gewone adder is de eenige giftige slang in het
Vereenigd Koninkrijk. Do beet doet eerst weinig
pijn. doch langzamerhand begint do wond op te zet
ten en neemt de pijn toe. totdat het slachtoffer ton
slotte bewusteloos wordt en wondkoorts V^ri;.