SchagerCourant VOOR DE KINDEREN. ROMMELKRUID. Zaterdag 23 April 1927. 70ste Jaargang. No. 8037. EENHOORN. Verschillende apotheken dragen nog den naam van Eenhoorn en ook is er een hoorn embleem in ver scheidene wapenschilden terug te vinden. Een en an der valt te verklaren uit de omstandigheid, dat een hoorn in vroegere eeuwen zeer veelvuldig als ge neesmiddel werd aangewend. Tegenwoordig gebruikt men dat geneesmiddel niet meer, omdat de weten schap, de traditie van eeuwen heeft verdrongen. Men vraagt niet meer, welke geneesmiddelen heeft men vroeger toegediend, maar men gaatna, welke.midde len practisch resultaat hebben gegeven. Hoe komt het, dat men zelfs in de 18e eeuw nog geloofde aan de wonderbare geneeskundige kracht van eenhoorn? Voor een groot deel zal dat toegeschreven moeten worden aan zijn zeldzaamheid en aan het bijna on verwoestbare bijgeloof dat zeldzame stoffen een bijzondere geneeskundige waarde hadden. Men had natuurlijk geen duidelijke voorstelling hoe die kracht werkte. Het was een gevoel van onmacht tegen de geheimzinnige invloeden, die ziekten veroorzaakten en het leven soms in korten tijd vernietigden, dat de menschen deed grijpen naar bestrijdingsmidde len, zonder dat zij zich afvroegen, of het middel wer kelijk doeltreffend zou zijn. De onwetendheid speelde den menschen parten. Men zag niet tegen offers op, om het kwaad te be zweren. En w®t duur was door zijn zeldzaamheid, werd aangegrepen, om daadwerkelijk, aan te toonen, dat geen offer te groot werd geacht. De oenhoorn was, naar men algemeen geloofde, oen zeldzam dier, dat boven dien zeer schuw was cn zich uitsluitend ophield op afgelegen en ontoeganke lijke plaatsen in de diepe donkere wouden van verre werelddeelen. Het was dus zeer lastig, zoo'n dier te vangen cn zich meester te maken van den hoorn, to meer, daar eveneens algemeen word aangenomen., dat het dier woest en gevaarlijk was. •De toorn werd gebruikt als inwendig geneesmid del in den vorm0van poeder of schraapsel, maar deed ook dienst als amulet, door hem of een stukje ervan op de bloote borst to dragon. Bij onontwikkelde volken ziet men hot dragen van amuletten zeer veel- als afweermiddel tegen allerlei kwade geesten en demonen, die ziekten veroorza ken, zoo als zij meenen. In de beschrijvingen, die door onze voorouders van een eenhoorn gegevon zijn, zit vaak heel wat zinnebeeldigheid. Van; Maerlant heeft oen beschrij ving gegeven, op welke wijze het woeste dier gevan gen kon worden, Daarvoor was 't noodig, dat een reine maagd ge heel alleen In het woud werd' gebracht, waar het dier zich ophield. Dan zou het nader komen, zijn woestheid afleggen, den kop in den schoot van de maagd leggen en gaan slapen. Dan moesten de jagers plotseling verschijnen, om het dier te vangen. De allegorische beteekenis, die Van Maerlant aan dat verhaal hechtte, was de volgende: De. eenhoorn stelt Jezus voor, die vóór zijn mensch- wording toonde tegen de afvallige engelen en de zondige stervelingen, en na uit de kuische Maria ge boren te zijn, de menschheid zachtmoedig en barm hartig diende, maar daarna door de Joden gevan gen en gedood werd. Met verschillen© variaties vindt men bovenstaand verhaal terug hij vele andere schrijvers. Maar ze ko men toch alle hierop neer, dat het dier gevangen werd om den hoorn. De enkele gave hoornen, die hier en daar bewaard werden, beschouwde men als te zijn van een onschat bare waarde, In de 16e eeuw rekende het kapittel van de St. Maria-kerk te Utrecht twee gave eenhoornen tot zijn kostbaarste schatten, niet alleen om hun geldswaarde, maar vooral ook, om dat zij iemands le ven konden verlengen, wanneer hij uit de holte in het ondereinde water dronk. Tegen vergiftiging behoedde de eenhoorn ook: Ka- rol do Stoute had: hij zijn tafelgereedschap een drinkbeker met een eenhorn. De hoorn hing aas een ketting om den beker. Voor hij dronk, doopte hij don.hoorn in den wijtn. Hertog Albrecht van Gelder bezat eveneens zoo'n drinkbeker, met twee zilveren staafjes en een stuk eenhoorn. Ook de hoef van den eenhoorn werd gebruikt. Men legde dien onder bord of beker, ijegon hij1 warm te worden en te rooken^ dan was dat een zeker bewijs dat er gif op 't hord of in den beker aanwezig was; Maar niet alleen tegen vergif, ook' tegen andere gevaren kon het wondergeneesmiddel zijn diensten bewijzen, vooral tegen gevaarlijke, acute en koortsi ge ziekten. Ini de 17de eeuw werd als bestrijdings middel tegen de pest in een populair geneeskundig werk aanbevolen: een uitgeholde ud,, gevuld met the- riac en eenhoorn.. Gemengd met fijngestampte kreef ten- en snoekoogen, kon het poeder een pasgeboren kind behoeden tegen „viericheyt en alle quade win den." Langzamerhand is het geloof aan de wonderbaar lijke geneeskundige werking van eenhoorn minder geworden. In het laatst der 17e eeuw begon de twijfel eraan meer en meer te rijzen. De menschen werden ooki langzamerhand wat wijizer. -» De twijfel aan de kracht van het geneesmiddel weTd niet weinig versterkt door velerlei onthullingen omtrent gepleegd bedrog. Echt eenhoorn was zeer zeldzaam, zooals men zei, maar gaandeweg was bijl na iedereen in het bezit gekomen van een stukje. En eenhoornpoeder kon men overal verkrijgen. De zeldzaamheid van den eephoora aan den eenen kant en de groote voorraden van het genees en voor behoedmiddel aan den anderen kant wezen ten dui delijkste aan, dat er op groote schaal bedrog werd' gepleegd. Het geloof in de geneeskracht ven eenhoorn moest dus wel gaandeweg minder worden en ten slotte ge heel verdwijnen. B'ott. Nwsbl. WETENSWAARDIGHEDEN. Is het U bekend: det de oudste herberg in Engeland is de histo rische George Inn te Norton St. Philip, Somerset, wiens vergunning dateert van 1397? dat reuzen en dwergen eigenlijk menschen zijn met ziekelijke af wijkingen. De meesten worden niet oud on zijn ook psychisch minder waardig. dat het oudste ziekenhuis ter wereld is het St. Bartholomous zie kenhuis te Londen, dat voor ruim 800 jaar door don hofnar van Hen- drink I gesticht werd. d a t op het eiland Ceylon wegen van caoutchouc zijn? dat er ongeveer 380.000 diersoor ten bekend op aarde zijn? dat do gemiddelde hoeveelheid kolen, die de Amerikaansche mijn werker jaarlijks boven brengt, 600 ton is,, terwijl de Engelsche mijn werker het gemiddeld niet verder brongt dan tot 200 ton? d a t in 1925 door alle kopermaatschappijen ter we reld '100.000.000 ton kopêrerts werd geproduceerd, met een gemiddelde opbrengst van nog geen 2 na melijk 1.410.000.000 K.G.? dat alle waterkracht ter wereld, die gebruikt zou Dit is een buitengewone hond. Alles wat ik geschoten heb, brengt-ie mei Het zou wat 1 Als hij alles - kon brengen wat ie gemist heb, d&n zou hij een wonder zijnl MUZIEK. L Symphonie-mnziek2. Ka- mer-nraziek3. Jazz. kunnen worden, bedraagt 450.000.000 paardekrachten? dat hiervan slechts 3.000.000 wordt gebruikt? v dat men in China reeds in het jaar 700 vingeraf drukken gebruikte voor identificatie van personen? dat de eerste cacao-boonen naar de oude wereld werden gebracht door Hernando Cortez, de beroemde Spaansche ontdekkingsreiziger, die ze op zijn terug reis van Mexico meebracht? dat Miss Shulfrid Sjorgen, te Torontó (Canada), het langste haar ter wereld heeft? dat haar haar 3 meter lang is? dat zij 5 tot 6 uur noodig heeft om het te was- schen en to drogen? dat zij kapster is en haar werk bestaat uit Het „bobbed" en „shingelon" van andero meisjes? WARE WOORDEN. Van iedereen te willen leeren getuigt van hooge wijsheid. Vraag eorst welke opvoeding iemand gehad heeft, voor ge hom veroordeelt. Iets van den ruimen adem/ der bergen omwaait cds als wij met de heroën des geestes in aanraking komen. Een sterke ziel is schoon! Een koning in zijn kroon Is slechts een zwakke wederschijn Van wat oen ziel in zich kan zijn. XTTI. WAT KWAAK DROOMDE BN HOB HIJ HULP VOND. ïoea de kippen dan waren hei hok uitgeloopeu, Ib Kwaakje boet stSl m hot ^Taavwkl gekropen. Waar geen kiixl of geen nnmsch pi geen kip naar hem keek, Hij daoht dai van moeheid en pijn hij bezweek, Hij voelde op zijn rug nog de pijnlijke beten fier kippen, die hem hadden op du hielen gezeten. En «til en veirdriefcig, vermoeid en gewond Viel hij rustig in slaap op den vochtigen grond, Bn droomde de zotste en gekste aller drooinen, Dat de tijd van geweldige wraak was gekomen, Dat hij was als een reus, zoo sterk en zoo groot, Dat hij pakte een schooljongen vast in zijn poot En kneep heui, zoo hard dat de jongen luid gilde En smeekte of hij hem weer loslaten wilde. Maar Kwaak wilde ook van genade niets weten, Hij duwde den knaap in een doos zonder eten. Daarna was du heust van den meester gekomen Ja een kikker kan soms ook heel wonderlijk droomen Hij polote den meesteer naeedoogenlooe beet, Waarna hij hem in een inktvijver. smeet. Hij vervolgde den prof, die met kikvorschen-pooten Heel angstig de vlucht nam in plassen en slooten Bn ving hem per dot in een reuzengroot net En pakte hem beet met een glimmend pincet En stopte hem onder een koepel van glas Alsof hei een vangst van de wetenschap was. En de Ako, die laffe en ruwe kwajongen, Daar maakte hij jaeht op met geweldige sprongen En slingerde hem met een zwaai in de gracht. Met een leger van kikkers ging hij op de jacht Op kippen en hanen en dames met koenen, Alleen om te plagen en te koelen zijn woede. De drooin was zoo druk en zoo ruar en verward, Dat hij wakker weer schrok met een snel kloppend hart. .t.tso .uk ii,j i..uu, doch toen zag hij dichtbij Een graskikker springen, wui was hij toon blij. Hij sprong op van plezier, met. tranen in d' oogon En was amo geroerd en zoo teeder bewogen, Dat hij kwaakte: „O, broeder" en mot trillende 't Verwonderde dier aan zijn hart heeft gealotea. „O broeder, mijn vriend en mijn redder in nood, „Ik ga van verdriet en ellende nog dood. „O, wijs me den weg, als het kan dezen unoht „En breng me terug naar mijn dierbare gracht." De gra6kikker nu was in 't eerst wat ontdaan. Maar hoorde toen Kwaakje's geschiedenis aan Bn zei: „Weee verstandig, je bent nu te moe, „Ga vanavond nog niet naar de kikkergraobfc toe, „Maar blijf nu bij mij eerst een nachtje logeeren, „Dan zulten we straks bij de Moot gaan eoupeeawn." Daar hebben zo toen in den nacht nog bed laat Over alles gezellig en ernstig gepraat. Ook zijn droom heeft ons Kwaak je den Maar de graskikker stond van zoo'n En hij zei: „Ja, zoo'n menseb is oamenschelijk wreed „En veroorzaakt ons dieren veel pijn en veel leed, „Maar zelfs als w ij hadden voor wraak zulk een kracht, „Dan was ons gevoel veel te week ee te zacht." XIV. Of» WB6 MAAR T DtBRB'RE HCI8. Den aadesen ochtend voor dog en voor dauw Was Kwaakje «I wakke®, want hij wflrie zoo gnaw Ais hij eetagszins kon op weg naar de gracht. De graek&ker sBep nog, zoodot Kwaak er aan dacht Zijn gastheer met een duwtje voorzichtig te wekken, Maar deze begon zich al spoedig te rekken, De oogen te op'nen, en heerlijk te gapen, Want hij had heel wat beter dan Kwaakje geslapen. De rast van vriend Kwaak was voortdurend gestoord Door beelden van huis, en daar hij had gehoord Het heerlijke lied van wrokkerwroak, Dat schitfrende lijflied der familie Kwakkwak, Dat hem van verlangen en blijdschap deed zuchten. Had hij om zijn hart een klein beetje te luchten, Heel zachtjes geneuried, het bekende refrein „Wrokwroak, 't is een eer om een Kwakkwak te zijn." „We zullen nu eerst maar een stukje gaan eten", Sprak de gastheer. „En nadat we hebben ontbeten „Breng ik je een eindje, maar eet nu genoeg, „Want de weg is heel lang en het is nu nog vroeg, „En voor je e® bent zal het avond wel zijn." Maar de honger van Kwaak was verschrikkelijk klein, Want hij was zoo .onrustig en zoo ongedurig En verlangde naar de gracht en de thuiskomst zoo vurig 1 De graskikker bracht hem tot 't eind van de sloot, Nam afscheid en drukte hem stevig de poot En legde hem uit hoe hij verder moest gaan. „Eerst vijfhonderd sprongen van dit plekje vandaan, „Rechtuit en dan links, daar zie je een huis, „Dat is vlak bij het water tegenover de sluis. „Dan volg je den kant van de vaart, en wat later, „Zoowat driehonderd sprongen, dan ga je te water, „Maas pas daar erg op voor baarzen en snoeken, „Daar moet je dan zelf maar een klein beetje zoeken „Tot je bomt bij een gat in den stijlreohten muur, „Dan moet je daar door in het donke®, een uur „Of twee drie, en dan kom je terecht in een plas, „Die vroeger een stuk van de stadsgracht ook was. „Daar zwem je doorheen en dan zie je de boomen „Van de wallen waarachter terecht je moet komen." Kwaak knoopte dit alles heel goed in zijn ooren, Geen woordje er van ging er voor hem verloren. Welgemoed trok hij verder, heel flink en oordaat, Reisde door, onvermoeid, al werd het ook laat. Vond de vaart met het huis en de sluis en het water, Het riool met het gat en belandde toen later In het stuk van de gracht dat afgedamd was, Klom daar op de helling en sprong in het gras, En zoo kwam hij zonder dien dag ook te eten. Ja zonder zelfs even te hebben gezeten, Om kort maar te rusten op dien heel langen tocht, In de gracht, die hij zoo onvermoeid had gezocht. En juist op 't moment, dat 't ooncert zou beginnen, Viel Kwaak onverwacht in den grooten kring binnen. En morgen vertel ik tot slot en besluit Hoe warm werd ontvangen de wakkere guit.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 19