Courant De aanslag. VOOR DE KINDEREN WAT PIM EN PUK OVERKWAM. Zaterdag 11 Juni 1927. 70ste Jaargang. No. 8063. flil Naar waarheid naverteld, door SIROLF. |I| adruk verboden. Alle rechten voorbehouden). [Bibberend van de kou en over al zijn leden sidde- nd, stond een oude man, in stemmig gestreepte jama, op bloote voeten in de gang van het nacht- ille huis. In zijn eene hand droeg hij een paar hoenen, in zijn andere een bundel slordig bijeen- spakte kleeren, jas, broek, vest, overhemd, boord 1 losfladderend dasje. Met voorovergebogen hoofd, heen de sidderende oude man, op het punt van de vlucht te slaan, te luisteren naar een geluid i den nacht.... Maar wat was er dan in vredesnaam aan de hand? Was er brand, inbraak, diefstal.... Neen, erger, was. Kijk, de zaak zat- zoo in elkaar. Na een ver- Loeiende reis, was hij dien avond tegen het mid- agmaal bij zijn neef, zijn eenigsten bloedverwant, angekomen. Dien neef' had hij in tien jaren niet ezien. Ondertusschen was neef getrouwd en na her- aald aandringen, was oom dan vandaag op bezoek ekomen, tevens om kennis te maken met het jon- e vrouwtje van zijn neef. De jongelui hadden hun om de eenigste die ze hadden, en dan nog wel en, die er zeer warmpjes in moest zitten met reugde ontvangen en hem met alle zorgen om- ingd. Zooals 't een suikerroom toekomt. En 't be- oefde dan ook niet te verwonderen, dat, toen Oom, »iet lang na het diner, te kennen had gegeven, dat hij vermoeid was en graag naar bed zou gaan, neef cn nicht om het hardst hadden verzekerd, dat zij iok altijd heel vroeg naar bed1 gingen. Oom hoefde ;ich dus niet te geneeren, kon gerust naar bed Haan. Zij zouden ook, tegelijkertijd, gaan slapen. Zoo- lat dien avond, om halftien, in het huis reeds de volmaakte stilte van den nacht heerschto. öom's ilaapkamier was benoden, naast den salon. Neef en licht sliepen boven Hoe long de oude man geslapen had, wist hij niet. daar opeens was hij' ontwaakt, mot de vaste over- •uiging, dateer „iets was". Hij was rechtop gaan muitten in bed. Had naar zijn horloge gekeken, het ïorloge met de fosforceerende wijzersom te ontdekken, dat het op negen uur was blijven stil- >ot id jtaan. Dan had hij zijn ademi ingehouden en ge luisterd, om tot de angstige ontdekking te komen, mlndat er in de kamer ernaastgesproken werd. Eti at, terwijl neef en nicht boven sliepen, on er an- ers geen huisgenooten waren Nadat je het slachtoffer door den modder hebt gesleept, neb je hem in het water gegooid. Waarom deed je dat? Om hein schoon te maken, edelachtbare Er was iemand in de kamer ernaast, die sprak. En het volgend oogenblik was hem bet bloed in de aderen gestold. Want er klonk ook een vrouwen stem, die antwoord gaf op het meer brommend ge luid van den fluisterenden mannenstem. Midden in den nacht. Wie had dat ooit gehoord, een vrouw, die tezamen met een man ging inbreken? Maar het werd nog erger. Want toen de oude man, de zenuwen tot het uiterste gespannen, goed toeluisterde hoorde hij dit vreeselijke: Zou je het wel wagen, weet wat je doet, het is misdaad 1 Ach kom, dat zijn vrouwenpraatjes. Het moet! Het heeft nu lang genoeg geduurd. Hij is oud, heeft weinig meer te verwachten en hij is rijk. Wij zijn arm. Wte {hebban het immers' al zoo lang overlegd? Neen, nu moet het gebeuren, Zoo meteen zal ik het doen. Weer zeide de vrouw iets, doch dat kon de oude man iet verstaan. Het koude zweet brak hem uit. Daar, in de kamer naast hem, waren.... zijn neef en nicht, die schandelijke bedriegers, die hom hier heen hadden gelokt, naar hun eenzame villa, om hem om zoep te brengen. Afschuwelijk was het. Hoor, hij kon duidelijk het gebrom' van hun stemmen hooren. Zoo dadelijk zouden zo zijn kamer binnen dringen en danMaar nee, zoover zou bet niet mogen komen. Geruischloos stapte de oude man met zijn trillende ledematen uit bed, griste zijn kleedingstuken bijoen en glipte door de deur, de gang in. Daar stond hij nu, bij de gesloten deur van den salon, en luisterde nog even, bibberend van de kou, naar de stemmen binnen. Die zwegen nu een oogen blik. Klaarblijkelijk maakten de samenzweerders zich gereed fci*® misdaad uit. 'e wü, Luisterden ze nu, met bun ooren tegen den muur, of oom wo" sliep! Nu was het zijn kans, om het leven er af te bren gen, De oude man sloop zoo vlug bij kon n8ar het einde van de gang. Daar, hij had. bijna do straat deur bereikt. Maar in zijn haast zag hij -in het half duister den kleeren standaard niet. Met een vaart liep; hij' er tegenaan. De standaard wankelde en met een vervaarlijke slag viel de zware standaard op do steenen vloer. De oude man stond een oogonblik als versteend van schrik. Zijn knieën knikten. Nu zouden zijn valsche neef en nicht, die den aanslag op zijn leven beraamden, wel dadelijk uit den salon in de gang komen vliegen. Niu zouden zij Daar klonk, boven op de eerste verdieping gestom- mal. Een deur werd geopend.* Voetstappen klonken, en even later riep een stem vah bovenaan de trap, naar beneden: Is daar iemand? Jaja, stamelde de oude mam Dan kwam opeens een man van boven naar be neden gesneld. Hij draaide het electrische licht in de gang op.... en daar staarde neef in het doodelijk verschrikte gezicht van oom Er waser iser zijnmenschen, moor denaars.. in den salon, stamelde oom. Je kunt ze hooren hoordaar spreken ze weer En ja, daar klonk, heel duidelijk verstaanbaar, de brommende mannenstem weer: „Goeden avond dames en heeren. cïit is het einde van het dramatisch tooneelspel: De aanslag. Goe den avond, dames- en heeren luistervinken, wel te rusten!" Toen barstte neef in een schaterlach uit en hikte, tusschen twee proestbuien: Dat is.... hahaha, dat was het Radio-programma van vanavond, We had den vergeten het toestel af te zetten, dehaha- haha, de luidspreker heeft U wakker gemaakt.... hahaha! Neef heeft nooit geweten, dat zijn oom hem één oogenblik verdacht heeft van een.... aanslag. OOK CHAMBERLIN! Chamberlin is er gekomen, 't Is in woorden gauw gezegd, Ook al kwam ie nog ton slotte In de nattigheid terocht! Hij, de drooggelegde Yankee, Bleek geweldig in z'n sas, Dat io zoo mot nat Europa Innig in connectie was! Kranig is ie doorgevlogen Op een schrale boterham, Iloel de wijde wereld snakte Naar het eerste telegram, Uren zwecfd'ie door don nevel Met Levine, 2fn passagier, Maar bij Dortmund vloog hij lager, Want hij rook het Dórtraundsch bier- Die Leyine, lang zal ie leven, Was een vastberaden guit, In z'n door-de-weeksoh colbertje Vloog hij kalm' het zeegat uit! En z'n vrouw.viel in een flauwte. Toen ie zoo de lucht in ging, Maar hij wuifde onverschrokken: „Well, good bye my lieveling!" 't Is voor dezen heer te hopen, Dat de luchtheld, hoog geëerd, Niet na aankomst van z'n vrouwtje Als pantoffelheld fungeert. Want een vrouw vergeet zoo spoedig. Wat een man vol koenen moed, In het eischend daag'lijksch leven Voor de huishoudduiten doet! Lindbergh is dus overvleugeld En z'n roem is wat gedaald, Hij, kreeg nu al concurrentie, Chamberlin heeft 't ook gehaald! Zelfs nog meerd're kilometers Bond hij aan zijn zegekar, Ook al raakt' ie boven Duitschland Dan een beetje in de war! En als and're vliegers volgen, Als het een gewoonte wordt, Spreekt men niet meer van „de helden", Maar alleen nog van „record"! Dan wordt alle durf vergeten En de vlucht in 't algemeen Valt in dollar-kilometers Tot een rekensom ineen!! Juni 1927. KR< Alle rechten voorbehouden! Toe, zing: eens Durf niet Er zijn zooveel nenschen. Dacht je, dat die naar je Jooden luisteren?! 49. Pim en Puk kwamen op een groot plein, waar een weekmarkt werd gehou den. Er stonden tal van kraampjes, waar in de heerlijkste dingen waren uitgestald. Je kon er een hoed lcoopen en een oude kachel, een pond gesneden koolraap en een prentenboek. Van alles was er te vinden. 50. In één der tentjes stond meneer Wonderlijk. Hij schreeuwde, dat het da verde. Alle konijnen-, hazen-, ratten-, muizen- en eekhoorntjeskwalen kon hij genezen met z'n meikevernierenmerg- zalf. Dat was toch zóó iets overheerlijks! En hij had het zelf uitgevonden, die me neer Wonderlijk. 51. Juffrouw Biervat had altijd last van kortademigheid. Als ze meer dan twee roode kooien op had, kreeg ze 't al be nauwd. Dokter Wonderlijk beluisterde haar hart en trok toen een héél bedenke lijk gezicht. Het was daarbinnen bij juf frouw Biervat heelemaal niet in orde, dat kon je zóó wel zien. 52. U is er slecht aan toe, juffrouw Bier vat, zei dokter Wonderlijk. Uw hart is afgezakt en ligt precies boven op Uw maag. Als U zoo doorgaat, dan drukt het heel Uw maag dicht en danwelte rusten. Dan is het met U gedaan! Geluk kig maar, dat-U nog tijdig bij mij geko men bent. 53. Deze meikevernierenmergzalf, zeide dokter Wonderlijk, zal U binnen drie maanden radicaal genezen. smeert 's morgens b# het opstaan en 's avonds vóór het naar ned gac.p een klein likje op Uw hart eri U^zal dadelijk alver licht worden. En de prijs van dit heerlijke middel is belachelijk; deze groote pot kost niet meer, dan anderhalve koolraap. 54. Juffrouw Biervat pakte haar potje meikevernierenmergzalf vast, -alsof het iets buitengewoon heerlijks was. Ze be taalde haar anderhalve koolraap en schommelde, zoo gauw ze kon, met haar zalf naai* huis. Ik geloof, dat ze leelijk beetgenomen is, fluisterde Pim, als ze wat minder at, zóu ze heelemaal geen zalf noodig hebben. 55. Zeg, kwam Puk ineens, terwijl ze Pim bij zijn linkervoorpootje pakte, weet jij hoe laat het is? We móeten om half twee aan de kade zijn, want dan ver trekt schipper Ringbaard met zijn schuit En we mogen niet te laat komen dat weet je. 56. Op een hoek van* het marktplein stond een klok. En op die klok was het vijf minuten over half twee. Wat schrok ken Pim en Puk. Nu waren ze tocji te laat. Stel je voor, dat Ringbaard al ver trokken was. Wat moesten ze dan begin nen?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 17