h VOOR ONZE JEUGD c een écht „Hollandschen Jongen" oen geen Hollandsche jongen was. (Vervo% en atotV aorior ueA, dat MJ votefcrokt geen heftig i woa, mat» hij bieef bij zijn voaraemon i stolen. begon Gewit hom te sarren. K bob )o 1 na," riep hdj ate 1 er op ni, durft WJ niet, don is hl) bang, Jco- rit riaobt, dat do vreemde jcogec boog soa j ging daarom naar hem toe! rf te du oog te zeggen, dat ik een (hef riep hdj dreigend t be»D ft niet gozegd, maar wel, dat fk geen in wil stelen. p, due dat is net zooveel alm Jij bent de 5 boon en de dief. Wacht jongens, dat we hom oens andere vertellen. Ga op zij, dien Landilooper mores loeren. Als je o'n held bent, kom dan maar op!" li de vreemde jongen had geen tost in en. Hij had veel gereisd en ondervonden, list, dat, als hot tot een vechtpartij kwam, bom de schuld zou geven. En wie reu er foor moeten boeten? üurMjk hij, die landlooper. De anderen zon iaten loopen, maai hem zou men in de ge lnis zetten. En wat moest er dan van zijn worden? Dat zou stellig verhongeren. rh keerde hij zich om en ging heen. far heb je hu den lafaard!" riep Gerrit emor i.JFÜj is bang, jongens, hoezee! hij ie bang!" .anderen hadden ndei verwacht dat de Zi- k zich zou omkeeren en nu twijfelden zij (rat duidelijk aan hun houding te zien was. rdoor aangemoedigd, ldep Gerrit den [iden jongen na en gaf hem een stomip. De hor balde de vuisten, maai hield zich in en Jk vecht niet met jou." b jo wel, dat hij niet durft?" riep Gerrit. lat hem loopen hdj is bang!" 'lachten do •en. Iroofd gtaff de zwerveling hot dorp binnen, bobt brood voor zich en nootjes voor zijn en zocht toen de heiberg op. KKÜg was hdj in slaap het was warm en as doodmoe. t in de herberg was hot rustig geworden, ©stommel had opgehouden en alles sliep. Iden in den nacht werd do jongen wakker, farikte op, want bii had het benauwd en 't of er iets in zijn keel prikte. Was 't ver ing? Een scherpe brandlucht drong in zijn 'Hij sprong op en liep naai beneden. Hal- kre de trap kwam gen ddohte rookwolk tegemoet. fond, brand!" werd er meteen geroepen, b heftig geknetter deed zich booren en allo p vlogen door het fouae naar den uitgang, fngen werd meegesleurd en toen men bui- yos, kon men eerst zien, hoe groot het ge- geweest was. Een vlam sloeg uit een dei 1 en de vonken sloegen reeds de lucht in. ra stond de straat vol meneohen. Aan alle n hoorde men het hulpgeroep en de dorpe- baastten zich een brandspuit voor den halen. me jongen boefde van angst. Wat moest er j lijn trouw vriendje, hot ongelukkige aapje oven in het hokje opgesloten was, terecht I n? ider aarzolen vloog do moedige Jongen op het huis toe. 1 angstkreet ging onder de menigte op, toen den knaap in het brandende huis zag ver- en. Men dacht zeker, dat hij nu verloreü Jongen had de trap opgezocht; bfj stikte van den rook, maai hij diong er moedig ren, ijlde naai boven on kwam zoo op zol- 6 midden van den rommel, waar hij In r den weg niet kon vindien. Duidelijk e hij het Knetteren van het brandende i door een dakraampje zag hdj de vonken m gloed. Welken kant moest hij uit? r hoorde hij gelukkig bet armebeeetjo ker- Hoora! hij bad het gevonden. In oen bkk was bij erbij- en klemde het fa de ar- Nu naar beneden! Nauwelijks had hij een (tappen op de treden gezet, of hij ging ver- terug. De rook steeg bü de trap op, fa de zo» hij den gloed van bet vuur. Het was •lijk daar doorheen te dringen. Zou hij en zijn? Was er geen andere uitweg mo- r angst zocht bij den zokler lange, terwijl et bevende aapje tegen zich aandrukte. een raampje! Zou daar redding te ffl rijn? Met zijn vuist sloeg hij de ruit Hij voelde aan den buitenkant en ontdekte ikgoot. Leng mocht bij zich niet bedenken, fcop met mootte het raampje uit en bevond uu aan den rand van het dak. Jfaar is hij tor is hdj!" weid uit de menigte geroepen, spanning keek men naai boven. Men vreee- wn elk oogenblik naai beneden te zien m. nka, licksr riep men den knaap toe. I deod het, klom voarriohtlg <fe «goot en bereikte bet dak van bet naburige buis, ot oogenblik, dot do rook uit do pannen Moarjill was ook het gevaar voorbij, brandweermannen hadden tegen heit ao- imfa een ladder gezet en zód kan hij den 1 bereiken. Voorzichtig daalde hij den la», ladder af en werd beneden met ge jut oh en .Jol begroot Spoedig was de moedige daad fc dorpelingen bekend. Ook de eclmoljon- boordon het on Cterrtt het vemam, eohaamdB Mj rich net dat hij t niet gedwfd zou hebben. Er Is wweromoed nooddg om een brandend buis tn te dringen dan een paar appels te stelen don buurman! nJ°H$,n<i<in ocl,toDd vergezeldon do Jon den Zigeunorknaap, toen hij verder trok. nokten bom een jjddl pind huiten heg dorp en terier bad bom tets tot aandenken meegege ven. Voor bet aapje hadden ze nootjes gokoebt Ze namen niet afscheid, vóór de vreemde Joe gen beloofd bad, spoedig terug to komen. Sn ze gaven hem don ©erenaam ven een «ooht Hat- teodeaben Jongen". moo on flinkeo leider. JÖJ twfJfcMeo or geen oogenblik aan, erf deze zou eon oplossing we- ton te vinden. En zij werden niet teleurgesteld. Aan don achterkant van hot huis waren twee fa elkander loopende slaapkamers. Hier sliepen do boido nog Jonge kinderen en het was voor het raam dor Jongenskamer, dat twee angstige gezichten keken naar de Padvinders, die none- den stonden Bón blik was voldoende om Leo te overtui gen, dat bet raam der andoro kamer slechts met behulp van een ladder te bereiken was. Oogonscidjnlijk was het met het raam, waar vóór do belde kinderen «tonden, niet veel beter gesteld. Plotseling flitste het echter door Leo's brein, dat er een mogelijkheid bestond een gevaar lijke weliswaar, maar toch een mogelijkheid en de eenige, wilden de kindoren gered worden Jk heb je touw noodig. Hou Je klaar, tot ik roep," zei hij tegen één deT Padvinders, cïio in zijn nabijheid stond met het touw over zijn schouder, dat zij dien avond voor do wedstrij den gebruikt hadden. In het volgend oogenblik zagen de Padvin ders hun leider langs de regenpijp in den hoek bij de achterdeur naar boven klimmen. Terwijl zij hem geen oogenblik uit het oog verloren, werd zijn bedoeling hun al heel spoedig duide lijk. Een eind boren den grond liep een smalle Bjst, nauwelijks 25 cM. breed, langs één der muren van het huis, om bij ae achterdeur té eindigen. Het was Leo's bedoeling deze met behulp van de regenpijp te bereiken, want de lijst liep langs het zijraam der kamer, vóór welker ach terraam de kinderen stondon. Zou hij slagen? Zou do lijst breed genoeg zijn voor Leo om zijn evenwicht te kunnen bewa ren? Nooit zullen de Padvinders deze moedige daad van hun leider vergoten, maar ook nim mer zal Leo zelf deze oogenblikken vergeten. In gespannen aandacht keken de anderen toe, terwijl hij behoedzaam één voet op de smalle lijst zette en langzaam, voetje voor voetje, langs den muur Jiep. Met ingehouden adem volgden allen hem. Langzaam kwam hij voor uit Alleen iemand, die een groote dosis kalmte, moed en vastberadenheid had, kon deze taak ten uitvoer brengen. Leo Moor bezat deze eigenschappen en hoewel hij zich heel goed be wust was, welke gevolgen één misstap konden hebbon, verwierp hij elke gedachte aang evaar hebben verwierp hij elke gedachte aan gevaar Reeds naderde hij het raamhij was er! Het open te schuiven en er door naar binnen te klimmen was slechts een kleinigheid. „Hoera!" klonk het nu van beneden, v. „Het touw vlug!" riep Leo. In het volgend oogenblik greep hij het hem toegeworpen touw en maakte hij dit stevig vast aan een ijzeren ledikant in de kamer. Het andere einde hing langs den muur omlaag en meisje EER MOEDIGE REDDING, Naar bot Engelsch van EL A. WOOLLEÏ. Vrij bewerkt door a B. DB ULLS HOGERWAARD. Hot was een mooie avond. De man bescheen met haar heldere stralen een troepje Padvin ders, die van een wedstrijden-avond, welke in de naburige stad gehouden was, naar hun dorpje terugkeerden. De jongens hadden twee wedstrijden gewon nen en praatten druk over den heerlijken avond, dien zij gehad hadden. Het was een avond van allerlei emoties ge weest, maar de vroolijk huiswaarts keerende Jongens vermoedden niet, dat het grootste avontuur hun nog wachtte. „Het was een eenig leuke avond," zei Ben Foeter, „en we mogen tevreden zijn met den uitslag der wedstrijden, maar Plotseling hield hij op met spreken, „Wat is dat?" ging hij even later voort eo hij snoof flink op. „Ruik jij niets, Leo?" „Ja," antwoordde Leo Moor, de leider, „ik rook al wat, terwijl jij sprak." Vlug liep hij nu een hek aan den kant van den weg. „Het ig net een brandlucht!" zei een derde jongen. „Zou er ergens Vanaf den weg was er niets te zien, daar de boomen alle uitzicht belemmerden. Door het hok kon men echter verder kijken. Plotseling schoot het Leo Moor door de ge- dachto, dat de brandlucht van Boschlust, het aardige buitenhuis moest komen. In minder dan geen tijd was hij over het hek geklauterd. De andoro jongens volgden hem. „Vlug, Goorgel" klonk het boven van het hek. „Het is het huis van meneer Walton, dat in brand staat Als zij de alarmklok nog niet geluid hebben, moet de brandweer gewaar schuwd worden. Doe jij dat, George dan ga ik met de anderen naar het brandende huis." Bij deze laatste woorden zag hij kleine rook wolkjes uit het huis opstijgen. Hot leed geen twijfel: de woning stond in brand! „Kom mee, jongens!" riêp Leo, terwijl hij aan den anderen kant vlug het hek afsprong. „Er is werk voor ons! Maak voort!" George was al weg en al de andere Padvin ders snelden nu naar het brandende huis, Leo achterna. Deze riep hun reeds tegemoet: „Zijn waarschijnlijk uit! Krijg geen antwoord! Maar geloof, dat 'k een kind hoor huilen. Ze ker al naar bed en Het huis was niet groot en er waren geen dienstboden voor dag en nacht Uitwendig zag Ben Foster. klom er In, om het kleine men niet veel van den brand: slechts een paar I yan Leo aan te nemen, kleine rookwolkjes boven het dak waren zicht baar. De lucht verried echter duidelijk, dat er brand was. En terwijl de Padviöderë op orders van hun leider stonden te wachten, hoorden zij een krakend geluid, dat maar al te duidelijk de hevigheid van den brand verried. Als er kinderen in huis waren, zouden zij in bed liggen, waarschijnlijk aan den achterkant Md en hartelijk door zijn kameraden verwel- von het huls, schoot het snel door Leo's brein. komd werd. Hij was nagenoeg uitgeput, maar Hij zond nu do Padvinders onmiddellijk om dacht er nog aan te zeggen: „Pas op!" zei de laatste, die door den rook moeilijk kon "ademhalen. „De kamer is een oven! Het kind is bijna gestikt Voorzichtig hier is het" Loo was al weer langs het touw naar boven goklautord. Even later kwam hij mot den klei nen jongen in zijn armen beneden, waar hij het huis heen, terwijl hij en Ben Foster aan den voorkant door een raam, dat een eindje openstond, naar binnen keken., „Wij moeten naar binnen I" ze! Loo. „Ja," stemde Ben in. „En ik geloof, dat je gelijk hebt ik hooide daareven ook een kin derstem." Maar nog vóór hij uitgesproken had, had Leo het raam nooger opgeschoren en was er door naar binnen gegaan.-Hoe warm was het hier! Langzaam dood hij de gangdour open. Een ver stikkende rook en een ondragelijke hitte nood zaakten hem echter haar onmiddellijk weor te sluiten. Op hetzelfde oogenblik Tstond één der Pad vinders, die het huis waren omgeloopen, hij gend vóór het open raam en zei, dat er op de eerste verdieping aan den achterkant een jon gen en een meisje met bleeke, verwrongen ge zichten en angstig om hulp roepend vóór het raam stonden „Goed!" zei Leo op een toon, die wonderlijk kalm klonk, terwijl hij nadacht over hetgeen hij zooeven in de gang gezien had. „Wij zullen hen onmiddellijk helpen. Zoek een ladder en zorg er voor, dat de kinderen in hun angst niet uit hot raam springen. Kom Ben, we moeten weer door het raam terug." „Maar kunnen we dan niet „Nee, niet binnendoor. De trappen staan in brand. Vlug! We moeten hen redden!" Maar hoe? Langs de trap was een onmoge lijkheid en er was nergens een ladder to vin den. Bovendien stond het huis een heel eind van andere woningen af. Wat moesten zij doen Wel was één der Padvinders de brandweer gaan waarschuwen, maar dit was een heel eind en lang vóórdat er van dien kant hulp kon opdagen, zouden de kinderen gestikt of ver brand zijn! Ook legde Leo haastig uit, dat zij wel langs den klimop naar de eerste verdieping konden klimmen, maar deze groeide slechts aan den voorkant van hot huis, zoodat zij alloen de ra men aan de voorzijde konden bereiken. De brandende trap en de verstikkende rook in de gang zouden nier hetzelfde beletsel opleveren als beneden. Het waren ontzettende oogenblikken, maar de Padvinders lieten den moed niet zakken en stolden eon onbegrensd vertrouwen In hun kal- i „Jullie moeten jo verspreiden en de ouders zoeken. Die zijn misschien niet ver weg en wandelen een eindje. Zeg hun, dat de kinderen ongedeerd zijn." Tien minuten later kwam de brandspuit en deze slaagde er In den brand te blusschen, die zooals uit het onderzoek bleek ontstaan was door bet vallen van een zware hanglamp in de hall, een ongeluk, hetwelk te wijten was aan het doorbreken van een ketting. Het huls was voor een groot deel uitgebrand en de fa- boedel bijna geheel door het vuur vernield. Meneer en mevrouw Walton kwamen nu thuis en dit laatste tooneel de ontmoeting tusschen de dankbare, overgelukkige ouders en den fermen leider der Padvinders, is niet te beschrijven. Ik zal dus geen poging wagen. Johanna's Tooverslot. Naar het Engelsch van J. THORNE. Vrij bewerkt door a E. DE LÏÏ.LK HOGERWAARD. Er waren eens twee kleine meisjes. Het óéne heette Diontje en het andere Kitty. Dientje was acht en Kitty zeven jaar oud. Zij woonden fa een aardig landhuisje mot een mooien tuin. In dien tufa was eon hekje, dat toegang verschafte tot een heel groot bosch. Do kinderen hielden veel van het bosch, want er waren allerlei mooie boomen, bloemen en vogels. Wat echter de meeste bekoring voor hen had, was een diepe vijver, die half ver scholen lag onder overhangende boomen. De vijver was' zóó diep, dat het water bijna zwart leek, behalve als de zon er zich tusschen de boombladeren door in wilde spiegelen. Dan was het net, alsof duizend diamanten op den bodem schitterden. Kitty zei, dat er altijd blau we waterjuffors boven zweefden, maar als zij er in den winter heen gegaan wag, zou zij die toch niet gezien hebben. Op een warmen middag fa Juli speelden Dientje en Kitty mot hun poppen op het gras veld in den tuin, toen Kitty plotseling zei: „Ik heb iets heel leuks bedacht!" „Wat danf" vroeg DfcajQe. „We sullen Johocna mee naar rien vtfvor Tre men en haar laten «wemmen. 2c slot or bug warm uit en hot zal haai zeker opfriesoban." Nu was Johanna de lievelingspop dor beide moisjes. Zij had oen witte jurk aao^ en glim lachte twen iedereen. „Noen, zei Diontjo Jk ga niet moe» Je woei boel goed, derf we niet alloen bet boech fa mo gen gaan." „O, maai we worden al zoo grootf vond Kitty en zij deed een paar stappen fa do richting van bet bekje. „Dientje," begon ie wee», „ata je meegaat mi tk even Tooy*» nieuw zwempakje, voor Jo hanna halen." Dit was to veel voor Dientje en zij besloot mee te gaan. Even later Hepen de belde metsjos mot Jo hanna, die er snoezig uitzag to het nieuwe bad pakje, to het boech. Zij stapten regelrecht op haar doel al Bij den vijver gekomen, mocht Johanna duiken. Maar, o, wat zag zij er treurig uit, toen ze weer utt het water kwam! Haar mooie krullen waren heelemaal nat En haar gezichtje scheen ook al niet tegen het water te kunnen: alle kleur was plotseling van haar wangen verdwe nen. Dientje en Kitty vergaten heelemaal, dat Tony, die een echte badpop was, wel tegen wa ter kon, maar dit met Johanna niet het geval was. 3et is niet erg,' zei Kitty. J5e zal wel weer beter zijn, als ze droog is. Ze moei er natuurlijk eerst nog wat aan wennen." Wel een half uur lang zaten de kinderen aan den kant van het water met Johanna te spelen Gelukkig waren zij voorzichtig en was het aan den kant niet diep, want anders Eindelijk begon het Kitty te vervelen en ging zij wat heen en weer loopen. Plotseling riep zij uit, terwijl zij Johanna fa haar arm hield: „O kijk eens, wat oen mooie tak om op te zit ten, Dientje!" en meteen klauterde zij op den tak. Deze was echter oud en half verrot Hij brak en Kitty viel In het water. Johanna ging nu heelemaal kopje-onder. Gelukkig voelde Kitty grond onder zich. Dientje stond vlak bij haar en riep: „Kom er toc-h uit, Kitty! Kom er toch ultP ,Dat kan ik niet," antwoordde Kitty. „t Is net alsof mijn voeten al dieper en dieper fa de mod der wegzinken! Oh oh!" en zij snikte het uit „Grijp mijn hand, dan zal ik Je or uit trek ken," zei Dientje. Maar aJ stak zij haar handen ook nog zoo vor uit, zij kon toch niet bij Kitty komen en droigde zelf voorover fa den vijver te vallen. „Help! Help!" riep zij, zoo hard als zij kon. In het volgend oogenblik kwam de tuinman aangesneld. Gelukkig had hij een hark to de hand. Hij stak deze Kitty toe en trok haar, nadat zij de hark gegrepen had, naar den kant Arme Kitty, wat zag zij er uit! Zij was spierwit het water droop uit haar haar, uit haar jurk en overal uit. Haar lichte kousen zaten vol modder. „Loop maar vlug naar huis," zei de tuinman, „anders vat je nog kou." „Wil jo alsjeblieft Johanna ook Todden? Zij ligt nog in den vijver on zal zeker verdrinken," zei Kitty. „Wie is Johanna?" vroeg do tuinman ver schrikt want hij dacht niet anders, of Johanna was een kind. Kitty antwoordde: „ZIJ is mijn lievollngspop. O, redt haar alsje blieft" Nu zei de tuinman, nadat hij eonige pogingen met zijn hark aangowend had, dat hij Johanna niet vinden kon. Zij was stellig afgedreven naar bet midden van den vjj.ver, waar het heel diep was. GRAPJES. En moeder kon maar niet begrijpen, hoe hc mogelijk was, dat de lieve zoontjes op eo* kurkdrogen Juli-dag doorweekt thuiskwamen.. Meester. „Wanneer hebben de appelboomta. meest te lijden"? Leerling: „In de vaeantie meester". (Pietje Bol). Snikkend liep Kitty nu naar huls, op de hie len gevolgd door het oven eens snikkende Dientje. Moeder stopte Kitty vlug to bad en legde haar daarna fa haar bedje. Moedor was eigenlijk heel boos op haar beido dochtertjes, maar toen ze zag, hoe bedroefd zij waren en hoeveel spijt zij haddon, vergaf zij het haar. Kitty lag nog ln bed te 9Ti(kkon over bet lot van haar lievelingspop. Op haar toenen sloop Dientjo naar haai toe en zot: „Huil maar niet. Kit! Wo zullen spelen, dat Johanna naar de feeön fa hot Tooversloot ia' gegaan. Jaren lateT ,toen Kitty heelemaal groot was, moest zij, als zij den vijver met de waterjuffers' en de overhangende boomen zag, nog dikwiiU denken aan het ongeluk en hoe „.Toha.nnn's Tooverslot" haar gehoorzaamheid had gelperdl GOED ONTHOUDEN! Er kwam eens een jongen op school, dif „Hendrik Wacht" heotto. Toen hij ging zitten, j vroeg meester hoe hij heette. „Wacht" zei de jongen. De onderwijzer keek even vreerad op, maai zweeg, in de veronderstelling dat het venije wat verlegen was. Na eenige oogenblikken, toen de jongen nog geen ander geluid gaf, herhaalde hij zijn vraag. „Wacht" zei de jongen weer. Nog oven bleef meester kalm; toon viel hij ongeduldig uit: „Vooruit, zeg nh hoe Jo heet Ik hel lang genoeg gewacht!" Toen schaterde het „verlegen" jongetje hei uit on begreep meester, dat hij zich vergist had. Een boerenknecht had eon vrflbfljpt wi' den schouwburg gekregen. Heel vroegtijdig i&t hij in do comedia Toen hij thuis kwam vroeg mljnheen .Wel Jant hoe hoeft het Jo bevallen?" .Hoe! goed!" «ei Jan, .do raai was notjav goixl verlicht ea olie monsohan waren mooi gtf .Maar hoe vond Jo, wat or goeproken werd?" ja.dat waren hhn sakon daar heb ik niet naar golulstardi dat past niet) heeft vadet AVONTUREN BIJ DE VLEET. Avonturen bij de vleet, die Frans 's nachts zelfs niet vergeet! neen, hij gaat ze zelf beleven! Oompje, hoor eens! wacht eens even gaat u nu met mij eens mee varen heel ver over zee? Oom is weg Frans zwalkt alloen fa een bootje, rank en kloen; o, wat ziet hij vreemde dieren! albatrossen on plavieren, visschen, spuitend hoog, omhoog water fa een grooten boog. Visschen, vliegend door do lucht dat vindt Frans een groote kluchtl waarom is Oom niet gebloven? samen zoo iets to beloven, is toch eigenlijk pas fijn! kijk, daar zwomt ook een dolfijnj Frans wil nu wel weer terug; In je droom reis je heel vlug, maar zoo vreemde avbnturen moeten ook te lang nioi duren gauw naar Hollano koors gezet r-ien -5 Frans ligt weer fa zijn heil HERMANNA,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 17