Rommelkruid. dan volkomen. Het zou U dan niets verwonderen, wanneer boven de gigantische en grillig gevormde rotsblokken, uit die geheimzinnig diepe afgronden, plotseling reuzen of geweldige voorwereldlijke die ren omhoog stegen Be Arco N&turale. zelf ziet er uit als een groote olifant. Wanneer men er lang naar kijkt, dan is' het, alsof hij met opgeheven snuit op U afkomt, zoodat men wel den arm om Uw begeleidster leggen moet en haar zeggen, dat je een held bent en bereid, om voor haar alles te doen. Wanneer men geen last van duizeligheid heeft, dan kan men verder gaan door een zee van bloeien de myrthen, die bovenmenschelijk groot zijn. E'en paradijs gelijk, een begrafenis in de 18de eeuw. Een deftige, oude vrijster te Vianen stelde er bij zonder veel prijs op, dat- zij fatsoenlijk begraven zou worden. Daarom schreef zij in haar testament, dat zij den 29sten October 1734 liet maken, precies voor, hoe de begrafenis geregeld moest worden. Volgens het betreffende gedeelte van haar testament, was haar wil, „dat haar dode lighaam in een eyke kist gelegd moest worden, met schroeven en ringen, van binnen mét wit linne bekleed, ende met een swart bandje daarom gespeykerd en in het vertrek blijven staan daar sy in gestorven is, tot den dag van haar be grafenis. Begerende sy in de kerk te Vianen begra ven te worden, in hetzelfde graft, daar wijlen hare Moeder en Suster in rusten (zijnde gemerkt N 516), welk graft sij daarna niet begeerd dat geopend of ymand van hare vrinden in begraven zullen mogen worden; latende sy het graft daarnaast aangelegen (geteykent N 515) tot dispositie en begraffenis van haren neve J.'B. en zyne kinderen, mitsgaders om het dode lighaam van d'Heer A. E. in te leggen, zoo Zijn Edele alhier komt te sterven en begraven wil wesen, alsoo het zelve niet eerder uitgenomen zal mogen worden als na verloop van dartig jaren. Voorts ordonneert de Comparante dat haar dode lighaam op een baar naar de kerk moet gedragen worden door twaalf Jongmans. Aan yder van deselve zal in 't sterfhuys gegeven worden eeri silvere duca- tion in specie, mitsgaders een bouteltje wyn, en een geraspt wittebroot met een paar witte handschoenen, sonder te mogen hebben takjes in de mond of roos jes op den hoed. De twee Bodens moeten elk hebben een rouwband op den hoed, een paar witte handschoe nen, yder twy ryksdaalders met een bouteltje wyn en een geraspt wittebroot. Men zal drie uren moeten ryden, te weten 's morgens een uur en d'overige twee uren ten tyde der begraffenis; zullende aan de luyers tot een drinkpenning gegeven worden twee gulden, en aan de dienders naast het lijk gaande, twee schel lingen. Wijders zal de begraffenis op een stemmige wijse met rouwmantels gevolgd worden, zonder dat de Bodens takken of iets in haar handen zullen mogen hebben, waarna de Vrienden, Heeren en Burgers, die de begrafenis bijgewoond hebben, in het sterf huys met wyn en Frans broot vervarst en onthaalt zullen worden, als men bij fatsoenelyke luyden ge woon is, nevens danksegging. Dog zoo het quam te gebeuren, dat sy Testatrice buyten de stad Vianen aflyvig wierd, ordonneerd sy dat haar dode lighaam alhier ter stede overgebragt en in voegen en manieren als boven, in de kerk alhier ter aarde besteld zal worden". de koe in zegswijzen en spreekwoorden. Het kan geen verwondering wekken, dat een zóó nuttig en algemeen^ bekend dier als de koe in spreekwoorden, spreekwijzen, enz. een groote plaats inneemt. Behalve het woord koe dienen daarbij ook de woorden kalf, os en stier in aanmerking te ko men. Een aantal spreekwoorden en -wijzen volgen hier. Er is geen koe zóó bont, of er is een vlekje aan. Ze zijn alle geen koeien, die Blaar heeten (er is meer gelijk dan eigen). Men noemt geen koe Blaar, of ze heeft iets wits (dat is haar kenmerk dan ook). Hij heeft veel op den gaffel, maar weinig voor de koe (hoewel hij veel voeder heeft, vo»rt hij zijn koeien heel karig, is dus een gierige boer). Boer, denk vooral om je koeienl (behartig in de eerste plaats je zaken goed). De drommel schijnt achter de koeien te zitten (de zaken gaan niet goed). Als één koe biest, licht de ander den staart op. Als één koe biest, biezen ze alle (Biezen, ook bijzen en bissen genoemd, beteekent: hard loopen. Dat gebeurt meest door dat de koe plotseling door een horzel gestoken wordt en van pijn op den loop gaat. De andere doen dat alle na). Als het zóó is, komt de koe aan u (dan is je proces gewonnen). Wat ben je toch koe achtig (hang voor koeien, wat vooral de andere sekse is!), ,Die wil rechten om een koe, brengt er nog één toe" (Pieter de Bloot). Je letters zijn zoo groot als koeien ('t schrift is slecht en onbehouwen.) leiband koeien met gouden horens beloven. Al ster ven alle koeien in Brabant, dan erf ik er zelfs geen horen van (De spreker of spreekster heeft geen kans, éénmaal iets te erven). Een waarheid zoo groot als een koe. Zie, daar loopt een lakenvolder! (een koe met wit middenlijf en verder zwart, of er een wit taken om het lijf1 te; vandaar ook de naam). Hij' heeft een koe- of koeienoog (groot, ziek oog). Zoo rood als een koe zijn (een roode kleur hebben, ook vaak gezegd van donkere oude kleeren, die zoo'n kleur aannemen). Veel koeien,^veel moeien (die veel bezit, zit vaak in zorgen). Haal geen oude koeien uit de sloot! Wien de koe aangaat, vat ze maar bij de horens (die belang bij een zaak heeft, moet zich er ook voor inspannen). De koe bij de horens pak ken. Men weet nooit, hoe een koe een haas of een snoek kan vangen. Ik ben nu even vlug als het vo geltje dat koe heet (badineerend spreekwoord om een hoogen graad van luiheid uit te drukken). Zijn koetjes op het droge (of aan land) 'hebben. Over koetjes en kalfjes kallen. Die koetjes loopen in de wei, óf: die koetjes loopen in mijn wei niet (die za ken gaan mij niet aan). De één mag een koe ste len en de ander nog niet eens in den stal zien! De koestal is beter dan de koe (van de twee kwade din gen het minst kwade kiezen). Die jongen heeft koe- haar (rood of rossig hoofdhaar). Hij nam de koe en het kalf (eigende zich alles toe). Jij spreekt Fransch als een koe Spaansch. Een paard, dat beenen en hakken of hielen als een koe heeft, noemt men koebeenig, -hakkig en -hielig, m.a.w. zeer lomp gebouwd. Als het kalf verdronken is, dempt men den put. Men moet een kalf altijd „een kalf" noemen (ronduit zeggen, waarom het gaat). Jij hebt met mijn kalf geploegd (een ge- Die medicijnen z§n verdui veld duur. Helpen ze beslist te gen rheumatiek Beslist, meneer. Laatst kwam hier een klant, die bijna niet meer kan loopen en toen hem gisteren tegenkwam Bep-ie ais een haas omdat-ie bang was, dat ik hem de rekening zou pee- senteeren. heim, dat men slechts aan één persoon meedeelde, is door hem verraden; bij uitbreiding kan het ook beteekenen: plagiaat begaan). Hij is het kalf Mozes' (een zachtmoedig man). Een aanbidder van het gou den kalf zijn. Met Sint-Jutmus, als de kalvers op bet ijs dansen. Ze hebben kalverliefde voor elkaar. Iemand een kalf door zijn lijf halen (volkstaal, die beteekent: hem met een lang mes wonden of doo- dcn). 't Kalf is op één oor na gevild. Kalfsoogen smaken goed (spiegel- of gebakken eieren). Hij slaat het kalfsvel (de trom). Ze volgden 'het kalfsvel (wer den soldaat). Het gemeste kalf werd geslacht. HijH springt van den os op den ezel (hij gaat achteruit in zijn functie). Je valt er neer als een os, voor de bijl (op een lompe, onbeschofte manier aan tafel gaan). Een dorschende os moet men niet muilban den (een ijverig werker niet in zijn arbeid belemme ren). Wereldkroniek, v de verzorgster van schiller In het leven van Schiller heeft een brave beschei den vrouiw, van wie in de talrijke levensbeschrij vingen van den grooten dichter veel te weinig vers teld wordt, een groote rol gespeeld. Deze vrouw is Schiller'si vervolgster, Firiediri'ke Wilheilmiine Schwenke, de dochter van een predikant uit het Weimarsche dorp Langendembach. Nog geen acht tien jaren oud trad zij, in 1798 in dienstbetrekking bij Schiller's schoonzuster Caroline von Wolzogen. In 1804 en 1805 werd ziji Schiller's trouwe en on- moeide verzorgster Wat ziji als zoodanig door de rust en het goede in zicht van> haar practisch verstand1, door de aanhan kelijkheid, die geen opoffering te zwaar telde, 'en door haar toegewijde trouw gedaan heeft, is bij vele gelegenheden erkend door diegenen, die de fa milie 'S'chiller van meer nabij kenden, niet het minst door den grooten dichter zelf. Hoezeer men haar Hoeveel avonden per week ga n uit? r O, maar vier of vijf. Ik ben wat men noemt een httisrat. hiervoor erkentelijk was, bewijst de handeling van Caroline von Wolzogen, die de trouwe Friederike Schwenke in haar testament den geh'eelen kostbar ren boekenschat der familie Schiller naliet, waarin zich ook familiebrieven bevonden, die kostbaar ma teriaal bevatten voor Schiller's biografieën, helle of bolkop. Een visch, die in vele zeeën leeft, ook in de Noord zee en niet ver van onze kust, is de Globicephale of Bolkop, door de zeelui meestal Hille of Hildegonda ge noemd. De meeste Nederlanders weten van het bestaan van dezen visch niets af, maar onze visschers, die op de Noordzee ter haringvangst gaan, maken gere geld kennis met den waterbewoner, die tot de orde der walvisschen behoort en een lengte van 7 8 me ter kan bereiken. De Hille, door de zeevarenden ook wel familiaar- weg Kees genoemd, zwemt altijd in de nabijheid der haringloggers en is vaak. te zien bij het inhalen der netten. Als de zwaar met haring beladen netten op getrokken worden, ziet uien van tijd tot tijd een zwartgrijzen rug door het water schuiven, ter plaatse waar het net boven komt. De Hille is dan bezig de vissehen die uit het net vallen, op tel peuzelen. Hij laat zich daarbij in het geheel niet afschrikken door het eentonig knarsend en tikkend draaien van de windas, waarmede netten gehaald worden. Hij vergast zich maar aan de uitvallende haringen en komt zoodoende gemakkelijk aan zijn kostje. Het gaat alles kalm in zijn werk en het gebeurt maar zelden, dat de groote visch bij vergissing naar de haringen -in het net hapt, wat pleit voor zijn snuggerheid. De mannen aan boord zijn ook geen oogenblik bevreesd, dat <Üe Hille met zijn sterken staart het vischtuig stuk zal slaan. Eir ia een soort gemoedelijke gemeen zaamheid tusschen de haringvisschers en Kees. Het schijnt, voor zoover men zich herinneren kan, nog maar eenmaal voorgekomen te zijn, dat een Vlaardinger logger in de haringnetten een Hille mee optrok, die eenige keeren het net om zich heen ge- draaid 'had en er zoodoende geheel in verward ge raakt was. In het begin van den wereldoorlog is er een Hille aangespoeld bij Egmond. Het lichaam was geheel doorboord met mitrailleurkogels, waaruit men toen opmaakte, dat men hem waarschijnlijk voor een duikboot had aangezien. In het noordelijke deel der Noordzee, en nog noor delijker bij de Faröer, komt de Hille meestal voor in troepen van honderd stuks en meer. Daar schijnt hij zich in het bijzonder thuis te gevoelen, vooral in jaren, dat er groote haringscholen zwemmen. De bevolking der Faröer maakt druk jacht op den Hille. Die jacht vormt een voorname bron van inkomsten voor die eilandbewoners. Zij maken bij de jacht ge bruik van de omstandigheid, dat de groote vissehen de gewoonte hebben, dicht onder de kust te komen. Zoodra een aantal Hillen in de nabijheid der kust wordt opgemerkt, wordt de bevolking in de buurt ge waarschuwd door groote seinvuren. Heel spoedig daarna komen van alle kanten de booten opdagen en wordt de troep omsingeld in een halven cirkel, met de opening naar de kust. Door geplons in het water en door steenworpen drijft men de dieren zachtjes aan naar de kust, bij voorkeur daar, waar een bocht met glooiender», bodem) is. Zijn de dieren voldoende kustwaarts gedreven, dan scharen de booten zich in drie rijen achter elkaar om ontsnapping zoo goed mogelijk tegen te gaan. Men wacht een gunstige gelegenheid af, om één der dieren, als het met den kop naar land gekeerd is, te steken met een«lans. Het gewonde dier. schiet dan met een krachtige beweging landwaarts en wordt door de andere ge volgd. Een waar bloedbad volgt er dan. Van de boo ten uit tracht men een zoo groot mogelijk aantal die ren te dooden. Van het land af loopen de mannen tot deu hals in het water en trekken de gewonde vis sehen met haken op het strand, waar zij verder wor den afgemaakt. Het is wel merkwaardig, dat die groote sterke vis sehen, wier aantal soms meer dan honderd bedraagt, geen ernstige pogingen aanwenden, om tusschen de booten door te ontkomen naar de open zee, maar zich dicht op elkaar laten dringen tusschen de booten en het land, waar zij in het bloedwater een gemakkelijke prooi worden. Het vleesch wordt door de bewoners der Faroör ge geten, versch, gedroogd en gezouten. Van de ontvlees de koppen maken zij walletjes om de tuinen en de erven. Het is een eigenaardig gezicht, de lage houten huisjes, van elkaar gescheiden, niet door schuttingen of heggen, maar door de harde kopskeletten van Hil len. Rt. Nbl de hoogste torens. Het is belangwekkend enkele cijfers te zien, die de hoogte aangeven van verschillende torens, die om hun hoogte een zekere vermaardheid hebben. Wij, Nederlanders hebben in dezen niet veel stof om op te roemen, daar wij met den Domtoren te Utrecht eerst op de vijLen-twïntigste plaats komen. Wij ge- looven trouwens niet, dat onze bouwmeesters ooit be vangen waren door een soort Babelschen-Torenbouw- roes. De Utrechtsche Domtoren meet van den grond af 110 M., voegen we daar nog bij, dat het hoogste punt .van den Kwakkenberger Uitzichttoren meet 99 M. boven Amst. Peil. Nu komen de andere torens aan de orde. De Eiffeltoren te Parijs heeft nog steeds het record met 300 M.; dan volgen: New York, Woolworthhouso 250 M.; Washington, Washingtongedenkteeken 169 M.| P'hiladelphia, Stadhuis 167 M.; Turijn, Molö-Antoniel- lana 164 M.; Ulm, Munster 161 M.,; Keulen, Dom 156 M.; Hamburg, Nicolaikerk 145 M.; Michaelis-kerk 143 M.; Rome, St. Pieter 143 M.; Straatsburg, Munster 142 M.; Riga, St. Pieter 140 M.; Weenen, St. Stephanus 137 M.; Rostock, St. Pieter 132 M.; Hamburg,. St. Pie ter 127 M., Lubeck, St. Maria 124 M.; Hamburg, St. Die cataloog- deugt niet. Er staan niet eens prijzen in. Maar ie bent toch niet van plan iets te koopen Dat niet, maar hoe moet ik nu weten welke doeken ik mooi moet vinden Catharina 122 M.; Stettin, St. Jacob 119 M.; Lüneberg, St. Jan 113 M.; Berlijn, Keizer Wilhelmskerk 113 M.; Sleeswijk, Dom 112 M.; Leipzig, Raadhuis 111 M.; Lon den, St. Paul 111 M.; Berlijn, Dom 110 M.; Utrecht, Dom 110 M.; Weenen, Raadhuis 107 M.; Milaan, Dom' 105 M.; Moskou, Verlosser-kerk 105 M.; Parijs, Dame des Invalides 105 M.; Maagdenburg, Dom 103 M.; Augsburg, Dom 102 M., Londen, Parlement 102 M., Dresden, Paleistoren 101 M. De hoogste radio-stations zijn in dezen staat niet vérwerkt, dat te Königwüsterhausen is 283 M. hoog. een voorspelling die uitkwam. In de stad Lyon bestond een oude voorspelling, die zeide, dat er in de stad bloed zou1 vloeien, wan neer in het raadhuis de Rhöne en de Saone zich zouden vereenig<Éi. Nu; verheft dit raadhuis zich zoo hoog boven de beide rivierbeddingen, dat er wer kelijk) een geweldige overstrooming toe noodig zou zijn, om dat gebouw onder water te zetten. Toch is de voorspelling op zeldzame wijze bewaarheid en wel in 1793. Toen het volk op de Place de Bel cour het standbeeld van Lodewijk den Veertiende verwoestte, droeg rnien het beeld en de heide figuren die aan weerskanten van het standbeeld) hadden gestaan, naar het raadhuis. Het waren de heide zinnebeelden van de Rhöne en de Saone. Slechts weinige dagen later volgde het bloedbad der Jaco- bijnen, dat bloed deed vloeien door de straten van Lyon. wetenswaardigheden. Ia het U bekend: dat honden niet transpireeren? d a t zij warmte uitwasemen door hun tong? dat turf eigenlijk steenkool is in het eerste stadium van ontwik keling? dat wedstrijden in het snelvlie- gen van duiven tot de belangrijk ste sporten ter wereld zijn gewor den, waarop soms zeer hooge wed denschappen worden afgesloten, soms tot f25000 of f35000? d at er in de afgeloopen 1000 jaar slechts 13 Itotale zonsverduisterin gen in Noord-West Europa zijn waar te nemen geweest? De uitgever heeft gezegd, dat tegenwoordig alleen bekende namen koopers vinden. Mijn volgende roman zal ik dus onder het pseudoniem „Napoleon" uitgeven I dat de lengte van een normaal ontwikkeld mensch gelijk moet zijn aan zes keer de lengte va nde rech ter voet? dat wedstrijden zijn gevlogen tusschen postduiven van Lerwick naar Londen (meer dan 1000 K.M.) van Bordeaux naar Manchester en zelfs van Rome naar Manchester? dat er in Engeland verleden jaar 625.000.000 Kg. visch gevangen werd?. dat het King's College Hospital, een ziekenhuis te Londen, een groote kast buiten heeft hangen, waarin het publiek alle zilverpa pier van chocolade-reepen, cigaret- tendoosjes, enz. in kan werpen? dat men daarmee per jaar een bedrag van f50.000 hoopt bijeen te garen?, dat er in 1925 5.701.424 vrouwe lijke arbeiders in Engeland waren tegen 3.000.000 in 1900? Patroon (tot loopjongen)Je wilt morden vrij hebben om ie suikeroom te begraven? Dat is de zesde keer al van t ,aa I Wa je oaderdeband niet een paar mille in mijn zaak steken, zeg.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 14