SchagerCourant
Hoogheemraadschap
Noordhollands Noorderkwartier.
Derde Blad.
Uit en voor de Pers.
Zaterdag 9 Juli 1927.
70ste Jaargang. No. 8079.
POLITIEK.
Het Hdbld. schrijft:
Het is langzamerhand de gewoonte geworden bij
de verkiezing van Gedeputeerden en wethouders in
Provinciale Staten en gemeenteraden, waarin geen
partij een overweldigende meerderheid heeft, overleg
te plegen omtrent de bezetting der colleges. Daar is
veol vóór Het hangt er echter v »<-l van af, hoe het
geschiedt. Als alle partijen, die door hun getalsterkte
mee recht op vertegenwoordiging kunnen doen gel
den, en allen, die tot overleg bereid zijn, daartoe wor
den genoodigd, kan zulk een overleg zeker leiden
tot de billijkste verdeeling der zetels en bezetting
met de beste menschen.
'Gisteren zijn in' verschillende Provinciale Staten
Gedeputeerden gekozen; ook in Noord-Holland. En
daarbij heeft ziph het verschijnsel voorgedaan, dat
de zetels vooral verdeeld waren, en niet door alge
meen overleg, maar bij onderlinge afspraak door die
partijen, die het meeste belang erbij hadden de tegen
woordige bezetting der zetels te behouden. Alleen de
chritelijk-historischen zijn buiten dit overleg geble
ven gehouden? maar de concerteerende partijen
waren het er blijkbaar over eens, dat de heer Van
Lennep als Gedeputeerde moest worden gehandhaafd.
Dit. verstandige gebaar zij geprezen.
Maar overigens hebben de sociaal-democraten met
hun 24 stemmen, de katholieken met hun 17 en de 8
vrijzinnig-democraten voor zichzelf gezorgd. Zij heb
ben, zooals de heer Asscher, onweersproken, vóór de
stemming meedeelde samen vergaderd, en bepaald,
dat het tegenwoordige college geheel zou blijven zit
ten. Ja, ja, zalig zijn de bezitters!
Wanneer wij de stemmencijfers in de Provinciale
Staten nagaan, blijkt deze verdeeling: 2 R.-K., 2 S.-D.,
1 V.-D., 1 C.-H. niet de juiste; representatief is dit col
lege zeker niet; de Vrijheidsbond met zijn tien stem
men dr. De Hartogh meegerekend kwam eer
der in aanmerking voor een zetel in het college van
Gedeputeerden dan de V.-D. De juiste verdeeling zou
o.i. zeker geweest zijn, wanneer in plaats van twee
R.-K. één R.-K. lid en één Vrijheidsbonder in het col
lege gekozen waren.
En dan zouden de linksche partijen er toe hebben
kunnen samenwerken, dat het college, dat nu drie
rechtschen en drie linkschen telt, linksch georiën
teerd ware geweest. De 24 S.D.A.P., 10 V.B. en 8 V.-D.
stemmen, samen 42, ruim de meerderheid in de Sta
ten, zouden dan in het college ook de meerderheid
gehad hebben. Dat zou zuiver geweest zijn.
De politiek, o.a. van sociaal- en vrijzinnig-democra
ten, heeft het anders beslist.
Algemeene vergadering van Dijkgraaf, Hoogheem
raden, hoofdingelanden en hoofdingelanden-plaats
vervangers van het Hoogheemraadschap Noordhol
lands Noorderkwartier op Donderdag 7 Juli 1927,
des morgens kwart voor twaalven in het Gemeen-
landshuis te Alkmaar.
Voorzitter de heer C. Wijdenes Spaans Jr., dijk
graaf, secretaris de heer j. P. van Aanstel, pen
ningmeester, de heer P. Groot, ingenieur, de heer
Poppens.
Voorzitter opent deze eerste bijeenkomst in dit
jaar en wijst daarbij op de treden van verheugenis
nu de heer Dekker, hoogheemraad, weer hersteld
aanwezig is en het Bestuur weer van diens ge
waardeerde adviezen heeft kunnen profiteeren. Spr.
wenscht den heer Dekker hartelijk geluk inet zijn
herstel en hoopt, dat dit herstel in de goede rich
ting door moge gaan. Applaus.
De notulen worden onveranderd vastgesteld.
Ingekomen stukken.
Van de heeren Breebaart, Barten en Best is be
richt van verhindering ingekomen, de heer Bree
baart is nog niet geheel hersteld, de heer Barten
is door ongesteldheid afwezig, de heer Best had el
ders vergadering, terwijl ook nog afwezig zijn de
heeren Edel en Nes. Hun plaatsen zullen worden
ingenomen door de heeren Zeeman, Schipper, Appel
doorn, terwijl de hoofdingeland, vacature-H. K. Kos
ter, die inmiddels hoogheemraad is geworden, ver
vuld wordt door den heer R. Kaan.
Voor kennisgeving wordt aangenomen de rooster
van oproeping der hoofdingelanden en hoofdingelan
den-plaatsvervangers.
Ged. Staten hebben goedgekeurd het besluit tot het
aangaan van een overeenkomst met de gemeente
Uitgeest voor de electrificatie van den molen „de
Waterdiéf".
De ingenieur deelt nog mede, dat op de begrooting
voor 1927 voor deze electrificatie niet was uitgetrok
ken een bedrag van f 150 voor vaste bijdrage aan de
gemeente Uitgeest.
De heer R. Kaan merkt, naar aanleiding van deze
toelichting op, dat met inbegrip van deze vastrecht
betaling, de stroomkosten dus ongeveer 20 cent wor
den, waarop de Voorzitter eraan herinnert dat de
vaste-bijdrage gedurende 10 jaren moet worden be
taald, want die bijdrage werd veriangd om de stich
ting mogelijk te maken.
Ged. Staten hebben voorts goedgekeurd het besluit
tot het aangaan van een overeenkomst met Zuider
zeewerken voor het maken van een kanaal van Vier
Noöraer Koggen met verbinding van de haven te
Medemblik.
Ook is goedgekeurd het besluit over het in bewa
ring nemen van archieven van andere waterschap
pen. Met 2 waterschappen is een dergelijke overeen
komst reeds gesioten, met een derde waterschap-
wordt onderhandeld.
Verder weruen goedgekeurd de besluiten tot aan
koop van z.g. overhoeken, het in hooger beroep ver
weren tegen den eisch van den heer Smit om seha-
devergoeuing, de rekening over 1925, de begrooting
voor 1927 en de kasgeldjeening voor 1927.
Voorts is ingekomen hét Prov. Blad, vermeldende
de wijziging van het reglement van het Hoogheem
raadschap. Al deze stukken worden voor kennisge
ving aangenomen.
Overeenkomstig de voordracht van Dijkgraaf en
Hoogheemraden wordt zonder hoofdelijke stemming
besloten tot aankoop van de vergaderlokalen van
het voormalig college van Hoofdingelanden van
Westfriesland van de Ambachten van Westfriesland,
genaamd Drechterland en van de Vier Noorder Kog
gen. Zie het nummer van 25 Juni 1.1., waarin we
mededeeling déden van de diverse voordrachten
van Dijkgraaf en Hoogheemraden voor deze verga
dering.
De heer Nes kwam ter vergadering.
Ten aanzien van de voordracht over een aan te
gane regeling met den Oosterpolder in Drechter
land omtrent den onderhoudsplicht van de buiten-
wateringsgeul stelt de heer D. de Boer een paar vra
gen, die door den Voorzitter worden beantwoord.
Ook deze voordracht wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen, evenals het voorstel tot wij
ziging van de instructie van den secretaris, den
penningmeester en den ingenieur en waardoor be-
eediging van deze functionarissen kan plaatsvinden
Het toekennen van een wekelijksche uit-
keering aan 2 oude werklieden.
Vervolgens komt aan de orde de voordracht tot
toekenning van een wekelijksche bijdrage aan den
heer N. Govers te Petten, die sinds 25 Maart 1907
tot einde 1915 en van 1919 tot einde 1926 vrijwel zon
der wezenlijke onderbreking bij de Hondsbossche zee
wering werkzaam is geweest en nu den 65-jarigen
leeftijd heeft bereikt, en die blijkens de geroffen re
geling, ingaande 1 Januari 1927 in aanmerking
komt voor eeni uitkeering van f 5 per week.
De werkman P. Koopman kwam, terwijl hij zich
per rijwiel naar zijn werk begaf, te vallen en is na-
dien volkomen invalide gebleven. Pogingen zijn
aangewend om hem voor een uitkeering ingevolge
de Ongevallenwet iri aanmerking te doen komen,
doch hierop kan Koopman bij beschikking van 30
Mei j.1. van den C'entralen Raad van Beroep geen
aanspraak maken. Koopman is 59 jaar en heeft
ongeveer 18 jaar aan de Hondsbossche zeewering
gewerkt.
Hoewel de hierboven bedoelde regeling alleen be
treking heeft op werklieden die den 65-jarigen leef
tijd hebben bereikt komt het Dijkgraaf en Heemra
den toch billijk voor, met het oog op het geval-
Koopman de regeling uit te breiden tot werklieden,
die vóór hun 65e jaar invalide zijn geworden. Bij
deze regeling 'zou dan een uitkeering kunnen wor
den verleend, welke aan de hand van de sterftekan
sen wordt bepaald, in dien zin, dat de kosten voor
het Hoogheemraadschap vrijwel gelijk zijn aan die
van een uitkeering van f5 op 65-jarigen leeftijd.
Naar dien maatstaf zou aan Koopman f4 per week
kunnen worden verleend, en Dijkgraaf en Hoog
heemraden stellen dit dan ook voor, met bepaling
dat deze uitkeering geacht zal worden 30 Mei 1927
te zijn ingegaan.
De heer Zeeman wijst er op, dat Koopman 18 jaar
in dienst van het Hoogheemraadschap is geweest
en één der beste steenzetters aan de Hondsbossche
was. Spr. wil niet den eenen arbeider tegen den
ander uitspelen, maar wijst er toch op, hoe noodlo:
tig het voor Koopman is invalide te zijn -geworden
en dat invalide zijn nog slechter is dan oud. Spr.
vraagt, of het niet mogelijk is dat Koopman een
zelfde uitkeering geniet als de oude werklieden.
De Voorzitter herinnert er aan, dat het geval-
Koopman is een eigenaardig geval en niet overeen
komt met de gevallen waarbij het Hoogheemraad
schap meerdere malen pensionneerend is opgetre
den. Het ongeval is hem buiten den arbeid van het
Hoogheemraadschap om overkomen, de verschillen
de colleges hebben de uitspraak gedaan dat het on
geval üit den man zelf is voortgekomen en dat is de
leden dat gen uitkeering ingevolge de Ongevallen
wet plaats vindt. Het Hoogheemraadschap heeft
toen gezocht naar een oplossing, een berekening
Gemaakt, waarbij D. en H. kwamen tot een uitkee
ring van f3.75. Het is natuurlijk mogelijk dal be
sloten wordt de uitkeering op f5 per week te be
palen, maar dan dient ook de consequentie ervan
voor andere ongevallen te worden aanvaard.
Do heer Zeeman wijst er op, dat het geenszins de
bedoeling is het voorstel van D. en H critisch te
beoordelen. Spr. zou ieder geval op zichzelf willen
beoordeelen en zegt, dat het leven, als mén invalide
is, al zoo zwaar is. Het is waar, men kan niet altijd
zijn hart laten spreken, maar men kan ook niet al-
iijd bepaalde regelen volgen. Het is spr.'s bedoeling
niet ti overbieden, maar in dit geval zag spr. de
uitkeering graag op f 5 bepaald.
De heer Schippers onderschrijft veel van hetgeen
door c.en heer Zeeman is gezegd. Bij de berekening
die D. en H. hebben gemaakt, hebben zij uit het oog
vt lieren, dat iemand die op 65-jarigen leeftijd de
uitkeering krijgt, ook nog Staatspensioen geniet en
iemand ci.ie op 59-jarigen leeftijd invalide is, krijgt
die met Het is om die reden dat spr. het voorstel-
Zceman ondersteunt.
Oe Voorzitter zegt, dat Dijkgraaf en Hoogheemrv
en meermalen bdjk hebben gegeven hoe het Hoog
heemraadschap sympathiseert met zijn arbeiders,
naar een uitzicht op de toekomst wordt daarbij niet
gehouden. Ook gedurende den tijd waarin de aan
vraag om uitkeering ingevolge de Ongevallenwet in
behandeling was, heeft het Hoogheemraadschap
steeds ondersteuning verleend, doch er komt een
maal een eind en'dit einde bestond uit het middel
'at D. en H. met hun voorstel meenden te hebben
gevonden.
De heer J. Burger stert de vraag, voor hoeveel
procent Koopman invalide is. Spr. wijst er ook op,
dat het Hoogheemraadschap nog geen regeling voor
dergelijke gevallen had en het dus gewone philan-
!ropie is. wat het Hoogheemraadschap doet.
De heer Poppens deelt mede, dat Koopman mis
schien nog enkele lichte werkzaamheden zal kun
nen doen, maar niet meer in dienst van het Hoog
heemraadschap. Zijn arbeidsprestatie is vrijwel ni-
nil.
De heer D. de Boer informeert naar de gronden
waarop de Centrale Raad van beroep heeft beslist
dat Koopman geen aanspraak op een uitkeering in
gevolge de Ongevallenwet heeft, waarop de secreta
ris het besluit voorleest, doch waardoor de heer De
Boer, verstonden we hem goed, niet veel wijzer was
geworden.
De heer De Boer merkt op, dat hij om dien eenen
gulden per week niet graag den schijn op zich wil
hebben alsof spr. niet meegevoelt in het lot van den
betrokken arbeiders. Maar het bestuur heeft de wel
willendheid betracht en die in het voorstel om een
uitkeering van f4 per week te geven, vastgelegd,
We weten dat de gelden voor het Hoogheemraad
schap door een massa "menschen moeten worden
betaald, die het niet op gemakkelijke wijze kun
nen opbrengen. Spr. oordeelt, dat „in deze gevallen
naast het gevoel ook het verstand moet spreken.
Spr. hield zich liever buiten stemming, maar oor
deelt dat het regel is dat het Dag. Bestuur derge
lijke zaken goed overlegt en spr. vindt, dat de
hoofdingelanden zich dan bij het oordeel moeten
neerleggen.
Het voorstel-Zeeman wordt alleen ondersteund
door den heer Schippers en komt mitsdien niet in
stemming. De voordracht van D. en H. wordt zon
der hoofdelijke stemming aangenomen.
De voordracht betreffende de regeling van de ver
goedingen van de voorzitters en de leden van de
stembureaux wordt zonder bespreking aangenomen.
Ook het voorstel tot aanvulling der begrooting
dienst 1926, en tot het doen van af- en overschrij
vingen op verschillende posten dier begooting vindt
geen bedenking.
De rekening over 1928.
De rekening over 1926, die sluit in ontvangst op
f 1340973.13 en uitgaaf op f 1303004.49, was nagezien
door de heeren D. de Boer, J. B. Wilken en J. Bur
ger.
Door den heer De Boer wordt een uitvoerig rapport
uitgebracht over het onderzoek, waarbij gewezen
wordt op het goed controleerend verband tusschen
het secretariaat en het penningmeesterschap, terwijl
net in toepassing gebrachte systeem voor aanslagen
en berekeningen ervan als een mooi stukje hersen
gymnastiek kan worden aangemerkt, aldus het rap
port.
De commissie heeft niets dan woorden van lof
voor de inrichting der auministratie en kan graag
adviseeren de rekening goed te keuren.
De heer Kraag vraagt nog een enkele inlichting
die door den penningmeester wordt verstrekt, waar
na de rekening wordt goedgekeurd,
Voozitter zegt, dat het ook het Dag. Bestuur be
kend is. hoe mooi het administratie-systeem van
den penningmeester werkt en met noeveel energie
het voor elkaar en onderhouden wordt. Spr. felici-
♦eert den heer Groot met het mooie succes en dankt
commissie en rapporteur voor den geleverden ar
beid.
Een kwestie met de aannemers.
Hierna komt in behandeling de voordracht over de
moeilijkheden die zijn gerezen met de aannemers
van de herstellingswerken aan den Zuiderzeeaijk,
die na den storm van 26—26 November 1925 nood
zakelijk bleken. In hun voordracht deelen D. en H.
meae, dat deze werken werden aanbesteed, verueeid
in 5 perceeien en de gunning plaats had van per
ceel 1 en 2 aan J. Stuurman te Amimerstol en A. P.
Volker Pzn. te Sliedyecht voor f87888, perceel 3 en
4 aan J. W. Roeloffs te Papendrecht voor f79.900,
perceel 5 aan J. W. Roeloffs. J. Stuurman en A. P.
Volker Pz., allen voornoemd, ^voor f149.700. Nadat
het werk bijna was voltooid, zijn met de aannemers
moeiüjkheuen gerezen. De aannemers betoogden veel
meer klei in de verschillende perceelen te hebben
moeten verwerken dan voor hen uit bestek en tee-
keningen te berekenen viel; zij schreven dit toe aan
de omstandigheid, dat de hun bij het bestek ver
strekte teekeningen, bevattende de dwarsprofielen
der te verhoogen en te verzwaren zeedijken, foutie
ve gegevens bevatten, gegevens die volkomen afwe
ken van den werkelijken toestand ter plaatse, met
dien verstande, dat de dijik in het algemeen lager
bleek te liggen dan in de dwarsprofielen werd aan
gegeven.
De meerdere levering aan klei werd berekend voor
perceel 1 op 530 M3„ perceel 2 op 7904 M3., perceel
3 op 1005 M3., perceel 4 op 3838 M3„ en perceel 5 op
9265 M3„ en adressanten vroegen hiervoor bijbeta
ling, hetzij dat dit als meerder werk werd verre
kend, hetzij dat zou worden bijbetaald bij wijze van
schadevergoeding.
Dijkgraaf en Hoogheemraden wijzen op art. 16 van
het bestek, dat regelt verrekening en tarief, terwijl
uit art. 4 van het bestek blijkt, dat de aannemer ten
aanzien van het grondwerk moet leveren, het noo-
dige en verdere uitdrukkelijk is bepaald, dat rlit
grondwerk niet voor verrekening in aanmerking
komt, en art. 5 zelfs voorschrijft, dat verschillen
tusschen den toestand ter plaatse en den toestand,
zooals die op de teekeningen is aangeduid, den aan
nemer geen aanspraak geven op wijziging van het
bepaalde in het bestek, noch op vergoeding van
welken aard ook.
£>e in art. 16 van het bestek voorgeschreven dag
boeken zijn regelmatig door de aannemers van alle
perceelen, of door hun gemachtigden voor accoord
geteekend en voor de perceelen 1, 3, 4 en 5 is noch in
het dagboek, noch mondeling tijdens het werk ©eni
ge opmerking gemaakt over het afwijken van de
op de teekeningen aangeduide dwarsprofielen van
jen werkelijken toestand. En waar ook bij het mon
deling onderhoud, dat door of vanwege ons college
met de aannemers is gevoerd, dienaangaande geen
enkel bewijs is geleverd, wordt de in het adres, van
de aannemers, voorkomende bewering, dat de gege
vens „volkomen afweken van den werkelijken toe
stand ter plaatse, met dien verstande, dat de dijk
.,in het algemeen lager bleek te liggen dan in de
„dwarsprofielen werd aangegeven1', door D. en H.
als ten eenenmale onjuist, verworpen. Het beroep
op verrekening wegens meerder werk gaat voor de
betrokken aannemers niet op. Evenmin kunnen de
aannemers zich op schadevergoeding of op den
aard der gesloten overeenkomst beroepen. Zouden de
aannemers zich op artikel 79 van de algemeene voor
schriften voor de uitvoering en het onderhoud van
werken onder beheer van het Departement van Wa
terstaat beroepen, dan hadden zij bij het ontstaan
der schade «dadelijk schriftelijk of telegrafisch aan
directie hebben moeten kennisgeven, wat niet is ge
schied. De levering van de meerdere klei kan dan
iok naar de meenmg van D. en H. niet als schade,
in den zin der A.V. worden aangemerkt.
Wat perceel 2 betreft, staat de zaak eenigszins an
ders. T.a.v. dit perceel heeft de aannemer geprotes
teerd tegen het profiel bij H.M.-paal 95, daar er
meer'klei voor noodig was, dan uit de teekening
zou zijn op te maken. Bij controle bleek inderdaad
dat het dwarsprofiel 95 van den bestaanden toe
stand afweek. Voor den aannemer van dit perceel
kan hierin wellicht eenige aanspraak op verrekening
zijn gelegen, doch alleen voor de bij H.M.-paal 95
geconstateerde afwijking.
Dijkgraaf en Hoogheemraden merken in hun voor
dracht evenwel op:
Intusschen mag de vraag of de aannemers met hun
verzoek om schadevergoeding te laat zijn geweest,en
net feit, dat zij dientengevolge hunne aanspraken
niet meer kunnen doen gelden, voor ons niet in die
mate overwegend zijn, dat elke andere beschouwing
daardoor bij voorbaat zou moeten worden verwor
pen. Niet op die wijze wordt het belang van het
Hoogheemraadschap het best gediend
Beslissend voor ons behoort te zijn de vraag, of de
aannemers, afgezien van formeel recht, op billijk
heidsoverwegingen aanspraak op schadevergoeding
kunnen maken.
Door dit standpunt te aanvaarden doet het Hoog
heemraadschap wel is waar gedeeltelijk afstand van
de rechten, die het aan de besteksbepalingen kan
ontleenen, maar voorkomt het de mogelijkheid, dat
een strenge toepassing van een voorschrift tot het
plegen van onrecht zou leiden; van den anderen
tant mag dan echter ook van de aannemers worden
geëischt, dat ook zij van hunne rechten of ver
meende rechten op schadevergoeding of verrekening
afstand doen.
In dien geest zijn door ons met de aannemers de
besprekingen en de briefwisseling gevoerd.
Het resultaat daarvan was dat de aannemers zich
accoord verklaarden met de bereidverklaring van
D. en H„ om bij de algemeene vergadering een voor
stel in te dienen om, indien het overleg, dat door den
Ingenieur met de aannemers zal worden gepleegd
aangaande het naar billijkheid aan ons toekennen
van eene vergoeding wegens door de aannemers bij
de uitvoering der werken volgens bestek 31 van het
Hoogheemraadschap Dienst 1926, hetzij voor alle,
hetzij voor een of meer peceelen, verwerkten meer
deren kleigrond dan volgens bestek te berekenen
was, onverhoopt geen resultaat zou mogen hebben,
dit ter beoordeeling naar billijkheid zal worden
voorgelegd aan den Hoofdingenieur-Directeur van
den Rijkswaterstaat in Noord-Holland, of bij diens
weigering of verhindering aan een anderen door
D. en H. aan te wijzen deskundige.
De aannem'ers zullen het oordeel van dien deskun
dige als bindend beschouwen en er in berusten.
Door Dijkgraaf en Heemraden wordt dan ook
voorgesteldö lo. de kwestie ter beoordeeling voor te
leggen aan den Hoofdingenieur-directeur van den
Rijkswaterstaat in Noordholland of bij weigering of
verhindering aan een anderen, door Dijkgraaf en
Hoogheemraden aan te wijzen deskundige, indien
het overleg, dat te dien opzichte dezerzijds met ae
aannemers zal worden gevoerd, niet tot een hun
bevredigend resultaat leidt;
2o. het onder lo. bedoelde oordeel van het Hoog
heemraadschap als bindend te beschouwen en er in
te berusten.
3o. goed te vinden, dat de kosten, verbonden aan
het uitbrengen van een oordeel, volgens door den
deskundige aan te geven regelen, door het Hoog
heemraadschap en de aannemers voor hunne reke
ning worden genomen.
Over deze voordracht ontstaat een zeer uitvoerige
discussie, die geopend wordt door den heer Groot,
Enkhuizen, en die er op wijst, dat de aannemers 2
redenen van schade aangeven, nl. foutieve gegevens
en groote zakking van den dijk. Spr vraagt wat
nu het meest juist is en wat fout is.
Voorzitter zegt, dat D. en H. dat juist niet kunnen
zeggen, want wat beweerd wordt is nog niet bewe
zen. Buitengewone verzakking is niet geconstateerd.
Dé heer Groot wijst er op. dat de heeren aannemers
dan toch hadden kunnen aantoonen, dat foutieve
gegevens in het bestek waren verstrekt.
Voorzitter zegt, dat er weinig dagen lagen tus
schen eten datum van uitschrijving der aanbesteding
zelf, maar na dien laatsten datum konden de gege
vens ook gecontroleerd worden. Tijdens de uitvoering
is ten aanzien van één profiel aanmerking ge
maakt.
rif i eer Gro.t oordeelt, dab da aannemers zeer
zwak st an.
Vooiz t.er zegt dat D. en1 H. dit met den lieer
Groot eenszijn, maar zij willen niet de kans loe
pen onbillijk te handelen en willen daarom een
recht aai d ge, cnpartijd ga beslissing.
De heer 14. Kaan zegt dat hij aan de hand van
de voordracht niet wil spreken over het recht,
ïlet werk is in 5 perceelen aanbesteed, en als er
quaest.e zou zijn dat foutieve gegevens onzer zjjdfl
zouden zijn verstrekt, dan zou dat het geval kun
nen zijn met perceel 2, bij H. M.L paal 95. Spr.
zuu. diaaroiin die quaestie terug willen brengen alleen
tot perceel 2, met de andere perceelen zich ge
heel aan1 het bestak willen houden. Spreker wijst
er op dat aannemen gevaarlijk werk is. en dijk
werken aannemen in het bijzonder. Spr. heeft nooit
gemerkt, dat als de aannemers flink verdienen,
zij' een deel der winst aan den werkgever terugbe
taalden, |ep spr. meent dan; ook dat het risico voor
de aannemers moet blijven. Door de aannemers
wordt opgegeven hoeveel voor elk perceel de
meerdere klei bedroeg, maar spr. zou graag willen
weten hoe dat is berekend,, theoretisch of door
middel van vervoermiddelen? Spreker vermoedt dat
het een schatting is. Om de beslissing in deze
zaak jaan een deskundige over te laten, spr. zou
daar tegen opzien, en vindt dat het Hoogheemraad
schap zijn eigen boontjes moet doppen, en alleen
ten aanzien van perceel 2 zelf een beslissing moet
nemen. Sper. wijst dan verder nog op art. 4 van
het bestek, waarin geen bepaalde hoeveelheid wordt
genoemd, maar gesproken wordt over het noodi
er e. V an schadeloosstelling kam equ niet worden ge
sproken.
Voorzitter zegt dat het ook niet wordt gedaan,
op billijkheidsgromd zou tot tegemoetkoming kun
nen worden besloten. Het is ook om die redenen,
dat'het Bestuur het denkbeeld van arbitrale heeft
verworpen doch de benoeming van een de3kundige
in handen heeft gehoudem Het is onze bedoeling
dat het. oordeel correct, zuiver, zakelijk wordt uit
gebracht.
De heer R. Kaan blijft het niet juist achten,
als de gebeele materie, 5 perceelen, aan 'het oor
deel van eeru deskundige zoui worden onderworpen.
Spr. wil zich blijven bepalen tot perceel 2, en wie
zal beter bet oordeel kunnen uitspreken dan ons
bestuur. Spr. kan in de voordracht geen enkel
motief vinden, waaruit zou blijken dat we ten aan
zien van de_ perceelen 1, 3, 4 en 5 schuld hebben
of onjuist zijn geweest.
De heer Burger is het in hoofdzaak met den heer
Kaan eens. Het staat voor spr. onomstootelijk vast,
dat de aannemers voor de perceelen 1, 3, 4 en 5 geen
rechten hebben en dan moeten wij ze ook niet geven.
Wat perceel 2 betreft, hier is iets niet in den haak
geweest.
De heer Van Meerveld wijst op de toelichting, die
niet9 te wenschen overlaat en op het feit, dat de
ernstige beschuldigingen van de aannemers zeer be
slist door het Dag. Bestuur worden afgewezen. Maar
onverklaarbaar vindt spr. het, dat D. en H. daarna
die consequentielijn verlaten en het oordeel aan een
deskundige willen overlaten. Voor alle perceelen is
de zaak afgeloopen, oordeelt ook spr., behalve dan
wat perceel 2 betreft. Ook spr. wil de zaak aan het
Bestuur overlaten, we hebben geen arbiters noodig.
Spr. zal met vrijmoedigheid tegen de conclusie van
D. en H. stemmen, doch wil wat perceel 2 betreft,
aan het bestuur opdragen met de aannemers in on
derhandeling te treden.
Ook de heer De Boer wil zich bepalen tot punt 2.
De heer Groot, Andijk, wil dit ook, het Hoogheem
raadschap kan de zaak in handen geven van den
ingenieur en spr. oordeelt, dat wie de portemonnaie
heeft, nog iets te zeggen heeft.
De heer Dekker. Hoogheemraad is van oordeel
dat ore>- de per joelen niet afzonderlijk geoordeeld
kam warum, de zaak moet in haar geheel worden
beiieken. Wat perceel 2 betreft, heefc het bestuur
de billijkheid erkend een vergoeding toe te kennen,
doch dit betreft dam met één aannemer, maar ver
schillende aannemers, die zich onderling hebben
veruonuen. Spreker meent daarom dat vastgehouden
moet worden aam het voorstel van heo bestuur,
en dat het met in de richting van splitsing, moet
worden gezooht, want dam zal de oplossing moei
lijker. zijn.
De heer de Boer: Gevoelt n n zwak?
De heer Dekker: Neen, niet zwak, maar de
aannemers treden in combinatie op, en dus kan
niet met eén aannemer de zaak afgewikkeld wor
den).
De heer d'e Boer zegt, dat als het bestuur zich
zoo zeker gevoelt, als uit da voordracht bljjkt,
spreker miet kam inzien waarom ten opzichte van
de perceelen 1,3,4 en 5 moet worden gemarchan
deerd..
Voorzitter wijst er op dat da aannemers meenein
aanspraak op i^argoedlng te hebben voor alle 5
perceelen. Ze zullen dus recht zoeken of zich onder
werpen aam ean uitspraak van een persoon door
ons aangewezen. Spreker zegt dat men moeilijk in
eigen zaak rechter kam wezen. Laat de vergadering
de voordracht aannemen of verwerpen, maar haai
de zaak niet uit elkaar. Het heeft heel wat moeite
gekost de oplossing te vinden die hier thans wordt
De heer Burger ziet niet in waarom de zaak
niet uit elkaar gehaald mag worden. Als de voor
dracht wordt verworpen, kan het Bestuur den
speeialen opdracht knjgen, ten aanzien van per
ceel 2.
Die heer Groot, Anldijk, vindt ,ook dat als de
voordracht wordt verworpen', den ingenieur opt-
dracht kan worden gegeven, na te gaan of een
meerdere hoeveelheid klei voor perceel 2 is ver
werkt.
Voorzitter wijst er nogmaals op, dat het Dag.
Bestuur liever niet het strenge standpunt inneemt
van het recht, het waar-kan-ik-mee af. doch dat
het billijk moet blijVen.
De heer de Boer zou niet de menschen zooveel
tegemoet willen komen, die ons het mo3 zoo op
de keel zetten.
Voorzitter erkent dat uitdrukkingen zqn gebe
zigd 'die beter achterwege hadden kunnen bleven,
maar het kan geen kwaad als we ons daarboven
verheffen. Spreker gelooft, dat dit ons eer grooter
dan kleiner zal maken.
De heer Zeeman zegt dat hij juist om die reden