SchagerCourant Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier. Derde Blad. Uit en voor de Pers. Zaterdag 9 Juli 1927. 70ste Jaargang. No. 8079. POLITIEK. Het Hdbld. schrijft: Het is langzamerhand de gewoonte geworden bij de verkiezing van Gedeputeerden en wethouders in Provinciale Staten en gemeenteraden, waarin geen partij een overweldigende meerderheid heeft, overleg te plegen omtrent de bezetting der colleges. Daar is veol vóór Het hangt er echter v »<-l van af, hoe het geschiedt. Als alle partijen, die door hun getalsterkte mee recht op vertegenwoordiging kunnen doen gel den, en allen, die tot overleg bereid zijn, daartoe wor den genoodigd, kan zulk een overleg zeker leiden tot de billijkste verdeeling der zetels en bezetting met de beste menschen. 'Gisteren zijn in' verschillende Provinciale Staten Gedeputeerden gekozen; ook in Noord-Holland. En daarbij heeft ziph het verschijnsel voorgedaan, dat de zetels vooral verdeeld waren, en niet door alge meen overleg, maar bij onderlinge afspraak door die partijen, die het meeste belang erbij hadden de tegen woordige bezetting der zetels te behouden. Alleen de chritelijk-historischen zijn buiten dit overleg geble ven gehouden? maar de concerteerende partijen waren het er blijkbaar over eens, dat de heer Van Lennep als Gedeputeerde moest worden gehandhaafd. Dit. verstandige gebaar zij geprezen. Maar overigens hebben de sociaal-democraten met hun 24 stemmen, de katholieken met hun 17 en de 8 vrijzinnig-democraten voor zichzelf gezorgd. Zij heb ben, zooals de heer Asscher, onweersproken, vóór de stemming meedeelde samen vergaderd, en bepaald, dat het tegenwoordige college geheel zou blijven zit ten. Ja, ja, zalig zijn de bezitters! Wanneer wij de stemmencijfers in de Provinciale Staten nagaan, blijkt deze verdeeling: 2 R.-K., 2 S.-D., 1 V.-D., 1 C.-H. niet de juiste; representatief is dit col lege zeker niet; de Vrijheidsbond met zijn tien stem men dr. De Hartogh meegerekend kwam eer der in aanmerking voor een zetel in het college van Gedeputeerden dan de V.-D. De juiste verdeeling zou o.i. zeker geweest zijn, wanneer in plaats van twee R.-K. één R.-K. lid en één Vrijheidsbonder in het col lege gekozen waren. En dan zouden de linksche partijen er toe hebben kunnen samenwerken, dat het college, dat nu drie rechtschen en drie linkschen telt, linksch georiën teerd ware geweest. De 24 S.D.A.P., 10 V.B. en 8 V.-D. stemmen, samen 42, ruim de meerderheid in de Sta ten, zouden dan in het college ook de meerderheid gehad hebben. Dat zou zuiver geweest zijn. De politiek, o.a. van sociaal- en vrijzinnig-democra ten, heeft het anders beslist. Algemeene vergadering van Dijkgraaf, Hoogheem raden, hoofdingelanden en hoofdingelanden-plaats vervangers van het Hoogheemraadschap Noordhol lands Noorderkwartier op Donderdag 7 Juli 1927, des morgens kwart voor twaalven in het Gemeen- landshuis te Alkmaar. Voorzitter de heer C. Wijdenes Spaans Jr., dijk graaf, secretaris de heer j. P. van Aanstel, pen ningmeester, de heer P. Groot, ingenieur, de heer Poppens. Voorzitter opent deze eerste bijeenkomst in dit jaar en wijst daarbij op de treden van verheugenis nu de heer Dekker, hoogheemraad, weer hersteld aanwezig is en het Bestuur weer van diens ge waardeerde adviezen heeft kunnen profiteeren. Spr. wenscht den heer Dekker hartelijk geluk inet zijn herstel en hoopt, dat dit herstel in de goede rich ting door moge gaan. Applaus. De notulen worden onveranderd vastgesteld. Ingekomen stukken. Van de heeren Breebaart, Barten en Best is be richt van verhindering ingekomen, de heer Bree baart is nog niet geheel hersteld, de heer Barten is door ongesteldheid afwezig, de heer Best had el ders vergadering, terwijl ook nog afwezig zijn de heeren Edel en Nes. Hun plaatsen zullen worden ingenomen door de heeren Zeeman, Schipper, Appel doorn, terwijl de hoofdingeland, vacature-H. K. Kos ter, die inmiddels hoogheemraad is geworden, ver vuld wordt door den heer R. Kaan. Voor kennisgeving wordt aangenomen de rooster van oproeping der hoofdingelanden en hoofdingelan den-plaatsvervangers. Ged. Staten hebben goedgekeurd het besluit tot het aangaan van een overeenkomst met de gemeente Uitgeest voor de electrificatie van den molen „de Waterdiéf". De ingenieur deelt nog mede, dat op de begrooting voor 1927 voor deze electrificatie niet was uitgetrok ken een bedrag van f 150 voor vaste bijdrage aan de gemeente Uitgeest. De heer R. Kaan merkt, naar aanleiding van deze toelichting op, dat met inbegrip van deze vastrecht betaling, de stroomkosten dus ongeveer 20 cent wor den, waarop de Voorzitter eraan herinnert dat de vaste-bijdrage gedurende 10 jaren moet worden be taald, want die bijdrage werd veriangd om de stich ting mogelijk te maken. Ged. Staten hebben voorts goedgekeurd het besluit tot het aangaan van een overeenkomst met Zuider zeewerken voor het maken van een kanaal van Vier Noöraer Koggen met verbinding van de haven te Medemblik. Ook is goedgekeurd het besluit over het in bewa ring nemen van archieven van andere waterschap pen. Met 2 waterschappen is een dergelijke overeen komst reeds gesioten, met een derde waterschap- wordt onderhandeld. Verder weruen goedgekeurd de besluiten tot aan koop van z.g. overhoeken, het in hooger beroep ver weren tegen den eisch van den heer Smit om seha- devergoeuing, de rekening over 1925, de begrooting voor 1927 en de kasgeldjeening voor 1927. Voorts is ingekomen hét Prov. Blad, vermeldende de wijziging van het reglement van het Hoogheem raadschap. Al deze stukken worden voor kennisge ving aangenomen. Overeenkomstig de voordracht van Dijkgraaf en Hoogheemraden wordt zonder hoofdelijke stemming besloten tot aankoop van de vergaderlokalen van het voormalig college van Hoofdingelanden van Westfriesland van de Ambachten van Westfriesland, genaamd Drechterland en van de Vier Noorder Kog gen. Zie het nummer van 25 Juni 1.1., waarin we mededeeling déden van de diverse voordrachten van Dijkgraaf en Hoogheemraden voor deze verga dering. De heer Nes kwam ter vergadering. Ten aanzien van de voordracht over een aan te gane regeling met den Oosterpolder in Drechter land omtrent den onderhoudsplicht van de buiten- wateringsgeul stelt de heer D. de Boer een paar vra gen, die door den Voorzitter worden beantwoord. Ook deze voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen, evenals het voorstel tot wij ziging van de instructie van den secretaris, den penningmeester en den ingenieur en waardoor be- eediging van deze functionarissen kan plaatsvinden Het toekennen van een wekelijksche uit- keering aan 2 oude werklieden. Vervolgens komt aan de orde de voordracht tot toekenning van een wekelijksche bijdrage aan den heer N. Govers te Petten, die sinds 25 Maart 1907 tot einde 1915 en van 1919 tot einde 1926 vrijwel zon der wezenlijke onderbreking bij de Hondsbossche zee wering werkzaam is geweest en nu den 65-jarigen leeftijd heeft bereikt, en die blijkens de geroffen re geling, ingaande 1 Januari 1927 in aanmerking komt voor eeni uitkeering van f 5 per week. De werkman P. Koopman kwam, terwijl hij zich per rijwiel naar zijn werk begaf, te vallen en is na- dien volkomen invalide gebleven. Pogingen zijn aangewend om hem voor een uitkeering ingevolge de Ongevallenwet iri aanmerking te doen komen, doch hierop kan Koopman bij beschikking van 30 Mei j.1. van den C'entralen Raad van Beroep geen aanspraak maken. Koopman is 59 jaar en heeft ongeveer 18 jaar aan de Hondsbossche zeewering gewerkt. Hoewel de hierboven bedoelde regeling alleen be treking heeft op werklieden die den 65-jarigen leef tijd hebben bereikt komt het Dijkgraaf en Heemra den toch billijk voor, met het oog op het geval- Koopman de regeling uit te breiden tot werklieden, die vóór hun 65e jaar invalide zijn geworden. Bij deze regeling 'zou dan een uitkeering kunnen wor den verleend, welke aan de hand van de sterftekan sen wordt bepaald, in dien zin, dat de kosten voor het Hoogheemraadschap vrijwel gelijk zijn aan die van een uitkeering van f5 op 65-jarigen leeftijd. Naar dien maatstaf zou aan Koopman f4 per week kunnen worden verleend, en Dijkgraaf en Hoog heemraden stellen dit dan ook voor, met bepaling dat deze uitkeering geacht zal worden 30 Mei 1927 te zijn ingegaan. De heer Zeeman wijst er op, dat Koopman 18 jaar in dienst van het Hoogheemraadschap is geweest en één der beste steenzetters aan de Hondsbossche was. Spr. wil niet den eenen arbeider tegen den ander uitspelen, maar wijst er toch op, hoe noodlo: tig het voor Koopman is invalide te zijn -geworden en dat invalide zijn nog slechter is dan oud. Spr. vraagt, of het niet mogelijk is dat Koopman een zelfde uitkeering geniet als de oude werklieden. De Voorzitter herinnert er aan, dat het geval- Koopman is een eigenaardig geval en niet overeen komt met de gevallen waarbij het Hoogheemraad schap meerdere malen pensionneerend is opgetre den. Het ongeval is hem buiten den arbeid van het Hoogheemraadschap om overkomen, de verschillen de colleges hebben de uitspraak gedaan dat het on geval üit den man zelf is voortgekomen en dat is de leden dat gen uitkeering ingevolge de Ongevallen wet plaats vindt. Het Hoogheemraadschap heeft toen gezocht naar een oplossing, een berekening Gemaakt, waarbij D. en H. kwamen tot een uitkee ring van f3.75. Het is natuurlijk mogelijk dal be sloten wordt de uitkeering op f5 per week te be palen, maar dan dient ook de consequentie ervan voor andere ongevallen te worden aanvaard. Do heer Zeeman wijst er op, dat het geenszins de bedoeling is het voorstel van D. en H critisch te beoordelen. Spr. zou ieder geval op zichzelf willen beoordeelen en zegt, dat het leven, als mén invalide is, al zoo zwaar is. Het is waar, men kan niet altijd zijn hart laten spreken, maar men kan ook niet al- iijd bepaalde regelen volgen. Het is spr.'s bedoeling niet ti overbieden, maar in dit geval zag spr. de uitkeering graag op f 5 bepaald. De heer Schippers onderschrijft veel van hetgeen door c.en heer Zeeman is gezegd. Bij de berekening die D. en H. hebben gemaakt, hebben zij uit het oog vt lieren, dat iemand die op 65-jarigen leeftijd de uitkeering krijgt, ook nog Staatspensioen geniet en iemand ci.ie op 59-jarigen leeftijd invalide is, krijgt die met Het is om die reden dat spr. het voorstel- Zceman ondersteunt. Oe Voorzitter zegt, dat Dijkgraaf en Hoogheemrv en meermalen bdjk hebben gegeven hoe het Hoog heemraadschap sympathiseert met zijn arbeiders, naar een uitzicht op de toekomst wordt daarbij niet gehouden. Ook gedurende den tijd waarin de aan vraag om uitkeering ingevolge de Ongevallenwet in behandeling was, heeft het Hoogheemraadschap steeds ondersteuning verleend, doch er komt een maal een eind en'dit einde bestond uit het middel 'at D. en H. met hun voorstel meenden te hebben gevonden. De heer J. Burger stert de vraag, voor hoeveel procent Koopman invalide is. Spr. wijst er ook op, dat het Hoogheemraadschap nog geen regeling voor dergelijke gevallen had en het dus gewone philan- !ropie is. wat het Hoogheemraadschap doet. De heer Poppens deelt mede, dat Koopman mis schien nog enkele lichte werkzaamheden zal kun nen doen, maar niet meer in dienst van het Hoog heemraadschap. Zijn arbeidsprestatie is vrijwel ni- nil. De heer D. de Boer informeert naar de gronden waarop de Centrale Raad van beroep heeft beslist dat Koopman geen aanspraak op een uitkeering in gevolge de Ongevallenwet heeft, waarop de secreta ris het besluit voorleest, doch waardoor de heer De Boer, verstonden we hem goed, niet veel wijzer was geworden. De heer De Boer merkt op, dat hij om dien eenen gulden per week niet graag den schijn op zich wil hebben alsof spr. niet meegevoelt in het lot van den betrokken arbeiders. Maar het bestuur heeft de wel willendheid betracht en die in het voorstel om een uitkeering van f4 per week te geven, vastgelegd, We weten dat de gelden voor het Hoogheemraad schap door een massa "menschen moeten worden betaald, die het niet op gemakkelijke wijze kun nen opbrengen. Spr. oordeelt, dat „in deze gevallen naast het gevoel ook het verstand moet spreken. Spr. hield zich liever buiten stemming, maar oor deelt dat het regel is dat het Dag. Bestuur derge lijke zaken goed overlegt en spr. vindt, dat de hoofdingelanden zich dan bij het oordeel moeten neerleggen. Het voorstel-Zeeman wordt alleen ondersteund door den heer Schippers en komt mitsdien niet in stemming. De voordracht van D. en H. wordt zon der hoofdelijke stemming aangenomen. De voordracht betreffende de regeling van de ver goedingen van de voorzitters en de leden van de stembureaux wordt zonder bespreking aangenomen. Ook het voorstel tot aanvulling der begrooting dienst 1926, en tot het doen van af- en overschrij vingen op verschillende posten dier begooting vindt geen bedenking. De rekening over 1928. De rekening over 1926, die sluit in ontvangst op f 1340973.13 en uitgaaf op f 1303004.49, was nagezien door de heeren D. de Boer, J. B. Wilken en J. Bur ger. Door den heer De Boer wordt een uitvoerig rapport uitgebracht over het onderzoek, waarbij gewezen wordt op het goed controleerend verband tusschen het secretariaat en het penningmeesterschap, terwijl net in toepassing gebrachte systeem voor aanslagen en berekeningen ervan als een mooi stukje hersen gymnastiek kan worden aangemerkt, aldus het rap port. De commissie heeft niets dan woorden van lof voor de inrichting der auministratie en kan graag adviseeren de rekening goed te keuren. De heer Kraag vraagt nog een enkele inlichting die door den penningmeester wordt verstrekt, waar na de rekening wordt goedgekeurd, Voozitter zegt, dat het ook het Dag. Bestuur be kend is. hoe mooi het administratie-systeem van den penningmeester werkt en met noeveel energie het voor elkaar en onderhouden wordt. Spr. felici- ♦eert den heer Groot met het mooie succes en dankt commissie en rapporteur voor den geleverden ar beid. Een kwestie met de aannemers. Hierna komt in behandeling de voordracht over de moeilijkheden die zijn gerezen met de aannemers van de herstellingswerken aan den Zuiderzeeaijk, die na den storm van 26—26 November 1925 nood zakelijk bleken. In hun voordracht deelen D. en H. meae, dat deze werken werden aanbesteed, verueeid in 5 perceeien en de gunning plaats had van per ceel 1 en 2 aan J. Stuurman te Amimerstol en A. P. Volker Pzn. te Sliedyecht voor f87888, perceel 3 en 4 aan J. W. Roeloffs te Papendrecht voor f79.900, perceel 5 aan J. W. Roeloffs. J. Stuurman en A. P. Volker Pz., allen voornoemd, ^voor f149.700. Nadat het werk bijna was voltooid, zijn met de aannemers moeiüjkheuen gerezen. De aannemers betoogden veel meer klei in de verschillende perceelen te hebben moeten verwerken dan voor hen uit bestek en tee- keningen te berekenen viel; zij schreven dit toe aan de omstandigheid, dat de hun bij het bestek ver strekte teekeningen, bevattende de dwarsprofielen der te verhoogen en te verzwaren zeedijken, foutie ve gegevens bevatten, gegevens die volkomen afwe ken van den werkelijken toestand ter plaatse, met dien verstande, dat de dijik in het algemeen lager bleek te liggen dan in de dwarsprofielen werd aan gegeven. De meerdere levering aan klei werd berekend voor perceel 1 op 530 M3„ perceel 2 op 7904 M3., perceel 3 op 1005 M3., perceel 4 op 3838 M3„ en perceel 5 op 9265 M3„ en adressanten vroegen hiervoor bijbeta ling, hetzij dat dit als meerder werk werd verre kend, hetzij dat zou worden bijbetaald bij wijze van schadevergoeding. Dijkgraaf en Hoogheemraden wijzen op art. 16 van het bestek, dat regelt verrekening en tarief, terwijl uit art. 4 van het bestek blijkt, dat de aannemer ten aanzien van het grondwerk moet leveren, het noo- dige en verdere uitdrukkelijk is bepaald, dat rlit grondwerk niet voor verrekening in aanmerking komt, en art. 5 zelfs voorschrijft, dat verschillen tusschen den toestand ter plaatse en den toestand, zooals die op de teekeningen is aangeduid, den aan nemer geen aanspraak geven op wijziging van het bepaalde in het bestek, noch op vergoeding van welken aard ook. £>e in art. 16 van het bestek voorgeschreven dag boeken zijn regelmatig door de aannemers van alle perceelen, of door hun gemachtigden voor accoord geteekend en voor de perceelen 1, 3, 4 en 5 is noch in het dagboek, noch mondeling tijdens het werk ©eni ge opmerking gemaakt over het afwijken van de op de teekeningen aangeduide dwarsprofielen van jen werkelijken toestand. En waar ook bij het mon deling onderhoud, dat door of vanwege ons college met de aannemers is gevoerd, dienaangaande geen enkel bewijs is geleverd, wordt de in het adres, van de aannemers, voorkomende bewering, dat de gege vens „volkomen afweken van den werkelijken toe stand ter plaatse, met dien verstande, dat de dijk .,in het algemeen lager bleek te liggen dan in de „dwarsprofielen werd aangegeven1', door D. en H. als ten eenenmale onjuist, verworpen. Het beroep op verrekening wegens meerder werk gaat voor de betrokken aannemers niet op. Evenmin kunnen de aannemers zich op schadevergoeding of op den aard der gesloten overeenkomst beroepen. Zouden de aannemers zich op artikel 79 van de algemeene voor schriften voor de uitvoering en het onderhoud van werken onder beheer van het Departement van Wa terstaat beroepen, dan hadden zij bij het ontstaan der schade «dadelijk schriftelijk of telegrafisch aan directie hebben moeten kennisgeven, wat niet is ge schied. De levering van de meerdere klei kan dan iok naar de meenmg van D. en H. niet als schade, in den zin der A.V. worden aangemerkt. Wat perceel 2 betreft, staat de zaak eenigszins an ders. T.a.v. dit perceel heeft de aannemer geprotes teerd tegen het profiel bij H.M.-paal 95, daar er meer'klei voor noodig was, dan uit de teekening zou zijn op te maken. Bij controle bleek inderdaad dat het dwarsprofiel 95 van den bestaanden toe stand afweek. Voor den aannemer van dit perceel kan hierin wellicht eenige aanspraak op verrekening zijn gelegen, doch alleen voor de bij H.M.-paal 95 geconstateerde afwijking. Dijkgraaf en Hoogheemraden merken in hun voor dracht evenwel op: Intusschen mag de vraag of de aannemers met hun verzoek om schadevergoeding te laat zijn geweest,en net feit, dat zij dientengevolge hunne aanspraken niet meer kunnen doen gelden, voor ons niet in die mate overwegend zijn, dat elke andere beschouwing daardoor bij voorbaat zou moeten worden verwor pen. Niet op die wijze wordt het belang van het Hoogheemraadschap het best gediend Beslissend voor ons behoort te zijn de vraag, of de aannemers, afgezien van formeel recht, op billijk heidsoverwegingen aanspraak op schadevergoeding kunnen maken. Door dit standpunt te aanvaarden doet het Hoog heemraadschap wel is waar gedeeltelijk afstand van de rechten, die het aan de besteksbepalingen kan ontleenen, maar voorkomt het de mogelijkheid, dat een strenge toepassing van een voorschrift tot het plegen van onrecht zou leiden; van den anderen tant mag dan echter ook van de aannemers worden geëischt, dat ook zij van hunne rechten of ver meende rechten op schadevergoeding of verrekening afstand doen. In dien geest zijn door ons met de aannemers de besprekingen en de briefwisseling gevoerd. Het resultaat daarvan was dat de aannemers zich accoord verklaarden met de bereidverklaring van D. en H„ om bij de algemeene vergadering een voor stel in te dienen om, indien het overleg, dat door den Ingenieur met de aannemers zal worden gepleegd aangaande het naar billijkheid aan ons toekennen van eene vergoeding wegens door de aannemers bij de uitvoering der werken volgens bestek 31 van het Hoogheemraadschap Dienst 1926, hetzij voor alle, hetzij voor een of meer peceelen, verwerkten meer deren kleigrond dan volgens bestek te berekenen was, onverhoopt geen resultaat zou mogen hebben, dit ter beoordeeling naar billijkheid zal worden voorgelegd aan den Hoofdingenieur-Directeur van den Rijkswaterstaat in Noord-Holland, of bij diens weigering of verhindering aan een anderen door D. en H. aan te wijzen deskundige. De aannem'ers zullen het oordeel van dien deskun dige als bindend beschouwen en er in berusten. Door Dijkgraaf en Heemraden wordt dan ook voorgesteldö lo. de kwestie ter beoordeeling voor te leggen aan den Hoofdingenieur-directeur van den Rijkswaterstaat in Noordholland of bij weigering of verhindering aan een anderen, door Dijkgraaf en Hoogheemraden aan te wijzen deskundige, indien het overleg, dat te dien opzichte dezerzijds met ae aannemers zal worden gevoerd, niet tot een hun bevredigend resultaat leidt; 2o. het onder lo. bedoelde oordeel van het Hoog heemraadschap als bindend te beschouwen en er in te berusten. 3o. goed te vinden, dat de kosten, verbonden aan het uitbrengen van een oordeel, volgens door den deskundige aan te geven regelen, door het Hoog heemraadschap en de aannemers voor hunne reke ning worden genomen. Over deze voordracht ontstaat een zeer uitvoerige discussie, die geopend wordt door den heer Groot, Enkhuizen, en die er op wijst, dat de aannemers 2 redenen van schade aangeven, nl. foutieve gegevens en groote zakking van den dijk. Spr vraagt wat nu het meest juist is en wat fout is. Voorzitter zegt, dat D. en H. dat juist niet kunnen zeggen, want wat beweerd wordt is nog niet bewe zen. Buitengewone verzakking is niet geconstateerd. Dé heer Groot wijst er op. dat de heeren aannemers dan toch hadden kunnen aantoonen, dat foutieve gegevens in het bestek waren verstrekt. Voorzitter zegt, dat er weinig dagen lagen tus schen eten datum van uitschrijving der aanbesteding zelf, maar na dien laatsten datum konden de gege vens ook gecontroleerd worden. Tijdens de uitvoering is ten aanzien van één profiel aanmerking ge maakt. rif i eer Gro.t oordeelt, dab da aannemers zeer zwak st an. Vooiz t.er zegt dat D. en1 H. dit met den lieer Groot eenszijn, maar zij willen niet de kans loe pen onbillijk te handelen en willen daarom een recht aai d ge, cnpartijd ga beslissing. De heer 14. Kaan zegt dat hij aan de hand van de voordracht niet wil spreken over het recht, ïlet werk is in 5 perceelen aanbesteed, en als er quaest.e zou zijn dat foutieve gegevens onzer zjjdfl zouden zijn verstrekt, dan zou dat het geval kun nen zijn met perceel 2, bij H. M.L paal 95. Spr. zuu. diaaroiin die quaestie terug willen brengen alleen tot perceel 2, met de andere perceelen zich ge heel aan1 het bestak willen houden. Spreker wijst er op dat aannemen gevaarlijk werk is. en dijk werken aannemen in het bijzonder. Spr. heeft nooit gemerkt, dat als de aannemers flink verdienen, zij' een deel der winst aan den werkgever terugbe taalden, |ep spr. meent dan; ook dat het risico voor de aannemers moet blijven. Door de aannemers wordt opgegeven hoeveel voor elk perceel de meerdere klei bedroeg, maar spr. zou graag willen weten hoe dat is berekend,, theoretisch of door middel van vervoermiddelen? Spreker vermoedt dat het een schatting is. Om de beslissing in deze zaak jaan een deskundige over te laten, spr. zou daar tegen opzien, en vindt dat het Hoogheemraad schap zijn eigen boontjes moet doppen, en alleen ten aanzien van perceel 2 zelf een beslissing moet nemen. Sper. wijst dan verder nog op art. 4 van het bestek, waarin geen bepaalde hoeveelheid wordt genoemd, maar gesproken wordt over het noodi er e. V an schadeloosstelling kam equ niet worden ge sproken. Voorzitter zegt dat het ook niet wordt gedaan, op billijkheidsgromd zou tot tegemoetkoming kun nen worden besloten. Het is ook om die redenen, dat'het Bestuur het denkbeeld van arbitrale heeft verworpen doch de benoeming van een de3kundige in handen heeft gehoudem Het is onze bedoeling dat het. oordeel correct, zuiver, zakelijk wordt uit gebracht. De heer R. Kaan blijft het niet juist achten, als de gebeele materie, 5 perceelen, aan 'het oor deel van eeru deskundige zoui worden onderworpen. Spr. wil zich blijven bepalen tot perceel 2, en wie zal beter bet oordeel kunnen uitspreken dan ons bestuur. Spr. kan in de voordracht geen enkel motief vinden, waaruit zou blijken dat we ten aan zien van de_ perceelen 1, 3, 4 en 5 schuld hebben of onjuist zijn geweest. De heer Burger is het in hoofdzaak met den heer Kaan eens. Het staat voor spr. onomstootelijk vast, dat de aannemers voor de perceelen 1, 3, 4 en 5 geen rechten hebben en dan moeten wij ze ook niet geven. Wat perceel 2 betreft, hier is iets niet in den haak geweest. De heer Van Meerveld wijst op de toelichting, die niet9 te wenschen overlaat en op het feit, dat de ernstige beschuldigingen van de aannemers zeer be slist door het Dag. Bestuur worden afgewezen. Maar onverklaarbaar vindt spr. het, dat D. en H. daarna die consequentielijn verlaten en het oordeel aan een deskundige willen overlaten. Voor alle perceelen is de zaak afgeloopen, oordeelt ook spr., behalve dan wat perceel 2 betreft. Ook spr. wil de zaak aan het Bestuur overlaten, we hebben geen arbiters noodig. Spr. zal met vrijmoedigheid tegen de conclusie van D. en H. stemmen, doch wil wat perceel 2 betreft, aan het bestuur opdragen met de aannemers in on derhandeling te treden. Ook de heer De Boer wil zich bepalen tot punt 2. De heer Groot, Andijk, wil dit ook, het Hoogheem raadschap kan de zaak in handen geven van den ingenieur en spr. oordeelt, dat wie de portemonnaie heeft, nog iets te zeggen heeft. De heer Dekker. Hoogheemraad is van oordeel dat ore>- de per joelen niet afzonderlijk geoordeeld kam warum, de zaak moet in haar geheel worden beiieken. Wat perceel 2 betreft, heefc het bestuur de billijkheid erkend een vergoeding toe te kennen, doch dit betreft dam met één aannemer, maar ver schillende aannemers, die zich onderling hebben veruonuen. Spreker meent daarom dat vastgehouden moet worden aam het voorstel van heo bestuur, en dat het met in de richting van splitsing, moet worden gezooht, want dam zal de oplossing moei lijker. zijn. De heer de Boer: Gevoelt n n zwak? De heer Dekker: Neen, niet zwak, maar de aannemers treden in combinatie op, en dus kan niet met eén aannemer de zaak afgewikkeld wor den). De heer d'e Boer zegt, dat als het bestuur zich zoo zeker gevoelt, als uit da voordracht bljjkt, spreker miet kam inzien waarom ten opzichte van de perceelen 1,3,4 en 5 moet worden gemarchan deerd.. Voorzitter wijst er op dat da aannemers meenein aanspraak op i^argoedlng te hebben voor alle 5 perceelen. Ze zullen dus recht zoeken of zich onder werpen aam ean uitspraak van een persoon door ons aangewezen. Spreker zegt dat men moeilijk in eigen zaak rechter kam wezen. Laat de vergadering de voordracht aannemen of verwerpen, maar haai de zaak niet uit elkaar. Het heeft heel wat moeite gekost de oplossing te vinden die hier thans wordt De heer Burger ziet niet in waarom de zaak niet uit elkaar gehaald mag worden. Als de voor dracht wordt verworpen, kan het Bestuur den speeialen opdracht knjgen, ten aanzien van per ceel 2. Die heer Groot, Anldijk, vindt ,ook dat als de voordracht wordt verworpen', den ingenieur opt- dracht kan worden gegeven, na te gaan of een meerdere hoeveelheid klei voor perceel 2 is ver werkt. Voorzitter wijst er nogmaals op, dat het Dag. Bestuur liever niet het strenge standpunt inneemt van het recht, het waar-kan-ik-mee af. doch dat het billijk moet blijVen. De heer de Boer zou niet de menschen zooveel tegemoet willen komen, die ons het mo3 zoo op de keel zetten. Voorzitter erkent dat uitdrukkingen zqn gebe zigd 'die beter achterwege hadden kunnen bleven, maar het kan geen kwaad als we ons daarboven verheffen. Spreker gelooft, dat dit ons eer grooter dan kleiner zal maken. De heer Zeeman zegt dat hij juist om die reden

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 9