SchagerCourant
Waarom hij het paard haatte
WAT PIM EN PUK OVERKWAM.
VOOR DE KINDEREN.
ibloem
i
vierkai
welt
van
voe/e
nreemd
zijn
deren"
n dag
en
engen,
naar
die n
't oog
n het
kind i
iwong
een
lelkan
•den.
ES.
dadel
goed
so
in
zout,
oellei
ij en
degej
>n tijf
de k'
ft
al
o(
ouw
.Zaterdag 6 Augustus 1927
70ste Jaargang. No. 8095.
Een fragment uit het leven -van meneer Spatjes.
Vrij naar een Engelsch gegeven door SIRiOLF.
(Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden).
Meneer Spatjes keek minachtend naar den grooten
glanzenden auto, spuwde eens op den' grond, trok zijn
druipsnor gelijk met zijn bovenlip verachtelijk! om
hoog en zei. Niks waard, meestert
Nee. meester, niks waardI Al dat auto-spul mit
die malle fratse van olie en (beziene en zoo. Ein dat
gevlieg langs de wegl Niks waard, zeg ik. Geef mij
maar die goeie ouwe tijd, van de paarde en de. rij1—
tuige, toen de borrels nog vijf cente kostteAsse
we toen uitgonge, dan kon je ten minste zegge, dat
je lol had. Kom daar nou eris om! As je nou mit
i een gezelschap uit rlje wil, in zoo'n autobus, dan mag
je eerst wel ge-orreve hebbe, om dat te kenne betale.
En dan vlieg je nog zóó hard langes de weg, dé je
d'r duizelig van wordt. Nee, meester, dan in die goeie
ouwe tijd. As het mooi weer was, en dat was het
in die tijd5 altijd'! gonge we elke Zondag mit de
'platte kar van de Schille-kees uit rije! Fijn hoor!
En dan krochten we allemaal een stoel: mee, om
te zitten. Zoo deeje wij, ziet U, En een lol datte we
hadde! D'r zate natuurlijk geen veeren onder die
kar van de SohillenJkees, omrede dat de schillen en
de ouwe korsten brood en de kliekkis van drie dagen
oudi daar toch geen weet van hadde. Nou, en dan
hobbelde dat wel een beetje over de keie, hè? Een
reuze-pret hadden we dan. Elk kwartier moste we
fitte stilhouwe, om te tellen, of alle passagiers er nog
op zaten. En dan ginge we weer terug om de lui op
te pikken, die er afgevallen waren. Wat een pret
dat gaf, ken U' wel zóó nagaan. En gezellig dat het
was! Ein, een kennis da je daar opdeed- Je hoorde
meer nieuwtjes, dan een ander in eën heele week!
Allemaal verhalen over reuze-fijne ojneratles en bui
tennissige geheurtenisse, nou, fijn hoorhoe me
neer Kwibhel was uitgegleje over een kersenpit en
zijn nek met 12 steken most worden angenaaid on
dat juffrouw Snorruk al zes keer was geopereerd an
I d'r blinde darm en dat bij de laatste operasie de dok-
j ter zijn hoed spoorloos verdiwenen was, en dat TCees-
I sie Flops mit se school naar de dierentuin gong en
dat ie daar zoo verschrikkelijk schrok van een zee
hond, die .sprekend op den bovenmeester leek. dat
115. De keeper (der Flapooren zag Pim op
zijn heiligdom,1 toestormen. Hij had maar
één kans om een doelpunt te verhinde
ren: h-ijl moesit uitloopen. Daar snelde
hij al op Pim toe om hem den bal te
ontnemen.
116. Vlak voor het doel botsten Pim en
de keeper tegen elkaar op De schok was
zoo hevig, dat ze allebei vam de sokken
raakten en naar de sterretjes! (staarden
die voor hun oogen stonden te dansen.
Was het stuk, dat ze giste--
ren opvoerden in proza of vers
vorm g-eschreven
Dat weet ik nietik ben
vreemdeling''
hij een fluitje inslikte en dat je toen heel duidelijk
in zijp buik kon hooren fluiten, als 'hij diep adem-
haalde I
Verstapdig dat die paarde ware, daar had je geen
idee van. Enne we hadde natuurlijk allemaal hart
voor die knol. (Barend! Rutje gaf, 'm bij elle'ke aanleg
wat te eten en te drinken. Eén keer was Barend
in een royale bui en toe most die knol met alle ge
weld' bier drinken! Hij, rustte niet, vóórdat Gerrit van
de Schille-kees want zoo hiette die knol een
heele pot bier achter zijn paardekiezen had. En toen
had je die knol moete zien loopen! As een kievit
meneer. En hij danste er de sjarrelston bij, onder
weg,. Nou, probeer jij nou eens een pot bier in die
beschuitbuis-van-een auto van ie te gooie, dan krij'g
je 'm geen stapi meer vooruit! Nee meester, ik heb
altijid veel van paarde gehouwe, altijd. En ik! zou er
nog van houwe, as overlaast dat gevalletje niet was
gebeurd mit die achternicht 'van me. U mot wete, ik
heb een achternicht van me vrouwskant, die geen
kip noch kraai hêt en die er dik in zit. Minstens
een ton! Een soort suikeroom' dus of zoo iets. Nou
ja, je begrijpt me wel. Die komt ons eens opzoeken.
U begrijpt, wij zetten ons beste beentje voor. Het
mensoh was toen al vijf en negentig, mot U wete.
Daarom zeg ik zoo, weet Je wat, we gaan morgen
uit rijden. Best, 'zei me vrouw's achternicht, maar ik
wi'1 niet in zoo'n nieuwerwetsche auto, want die
sjaffeurs zijn altijd dronke. En je feet, ik kan geen
drank zien!
Goed zeg ik, ik zal een open rijtuig bestellen, met
een heel mak paard, die zelfde knol die ik altijd
neem, as ik Zondags mit me kameraad een eindje
ga toeren. Die kent me en die zal me niks doen.
En dan rij ik zelf, nou?
Me suikeroom vond het best en den volgenden
■dag rij ik met het bakkie voor. Me vrouw en d'r
achternicht stapen in en ik rij' weg. i\ou, alleè gong
fijn, hè, en ik1 zing op den hok luidkeels {om me
vrouw's achternicht te plezieren natuurlijk) dat
lied, u weet wel, van: „AL zou ik koning wezen, Mijn
hoogste wensch zal zijn. Steeds water mogen drin
ken, Weg bier of drank! of wijn!" Maar daar komen
we adn dat kleine café'tje van Bram Snot6rs, Laat
me die knol nou daar stilhouwe, zonder dat ik er
iets aan ken doen. Ik ruk aan de leidsels en ik
schreeuw: vort knol, vort, vort- Maar die paarde-
biefstuk draait ijskoud zijn kop om, laat zijn tanden
zien, of ie me staat uit te lachen of ie zeggen wil:
nou, mot je d'r niet eentje nemen, ik wacht wel hoor!
Met de grootste moeite, terwijl ik met me tong het
geluid! maakte, of er iemand een groot glas leeg
dronk, lókte ik hem voorbij dat koffiehuis. Toen ik
omkeek, zag ik, dat me vrouw's achternicht haar
neus ophaalde en door me heen keek. Nog geen vijl
minuten verder blijft die hond van een knol weer
staan, bij. „De eerste aanleg". Toen probeerde ik de
suikeroom,, die weer haar neus ophaalde, uit te leg
gen, dat er iedere week! een reiziger in spuitwater
en warme worstjes met dit rijtuig en deze knol alle
koffiehuizen afreed. Maar me vrouw's achternicht
zei niets en haade alleen maar haar neus op. In de
twee uw dat we reden, heeft die os van een knol
twaalf keer stilgehouden en omgekeken naar me.
Toen op eens draait hij om, zonder dat ik er iets van
gezegd heb, en of ik al rukte aan de teugels, het gaf
niks. Hij! ging terug. Aan één stuk rende hij door,
naar de stal. Wat heb je daar voor een hoop vodden
in je rijtuig liggen? vroeg de haas van die knok Ik
kijk om, en daar zie iki de overblijfselen van mijn
vrouw en d'r achtericht op den vloer van het bakkie
liggen. Ze waren van angst op den vloer gaan zit
ten, onder het bahkie. Toen ik ze er eindelijk! uitge-
vischt had, was het eenigiste, wat ik van me suiker
oom te hooren kreeg, zaoiets als: moordenear, dron
kelap!
Toen i1c verleden iaar in de
stad was, zae ik een goochelaar.
Jie roode en witte wiin uit de-
'Hfde flesch schonk'
Daar hoef ie niet voor naar
te stad te eaan. Onze kruideniei
rooehelt> drie verschillende soor
ten koffie uit lezelfde kist1
In vijf jaar hebben we niets meer van haar ge
hoord. Totdat we een tijdje geledén (bericht van haar
overlijden kregen. Den volgenden dag kwam er een
dikke brief van een notaris. Ha, dacht ik, ze heeft
ons blijkbaar toch tot haar erfgenaam benoemd.
Maar wat denk je, dat er in die brief zat? Een kort
briefje, dat ze haar heele vermogen vermaakt had
aan de Vereeniging tot veredeling van het Volksver
maak. En dan zat er nog een boekje in, dat heette.
12 onschadelijke manieren om den dronkaard te ge
nezen!
Nou, vanaf die tijd kan ik geen3paard meer zien!
WETENSWAARDIGHEDEN.
Is het U bekend.
dat de Kaiteur-watervallen, op 250 mijl van
Georgetown, de hoofdstad van Britsch Guyana (Z.
Am.) gelegen, de hoogste ter wereld zijn?
dat deze 5 keer zoo hoog zijn als de Niagara^wa-
tervallen?
dat de mensch gemiddeld VA vierkante meter
huid op zijn lichaam heeft?
d a t er wordt beweerd, dat kortzichtige menschen
in den regel tot de intellectueel hoog ontwikkelden
behooren?
d a t de uitvinder van de naaimachine, een Anno-
rikaanscho arbeider, 1819 geboren, in 1867 stierf on
toen 2 millioen dollar naliet?
dat een oeuw nooit op een Woensdag of een Za
terdag kan beginnen?
dat het Wilhelmus het oudste volkslied in Euro
pa is, dan volgt het Engelsche, dat uit 1704 dateert?
da't de Melkweg 6000 lichtjaren van ons land ver
wijderd is, dat is 6000 maal 366 maal 24 maal 60
maal 300000 K.M.
1
113. Daar begon Puk plotseling te roo-
pen: Op Pim. Nog maar een paar minu
ten. Maak nog een kooltje! En alle aam.
hangers van de Wipstaarten begonnen
te loeien als ossen, die bang zijln vooil
een naderend onweer.
117. Maar de bal was kalm doorgerold...
Toen Pim en de keeper opstonden, zagen
zei heel het pub!' Jp staan dansen en
springen van vreug. Ze keken naar het
doel en zagen dat de keurig in 't
hoekje was gerold, 't Was 2—1 voor de
Wipstaarten,
114. Daar werd Pim den bal toegespeeld.
En dadelijk begon bij te rennen, te ren
nen! Geen der Flapooren kon hem bijL
sloffen. Hiji liep de backs voorbij en snel
de recht op het doel van zijn tegenstan
ders toe.
118. Even later was de wedstrijd geëin
digd. Het publiek stroomde het veld op,
zette Pim op een paar sterke schouders
en zong:
Laat de klok' maar luiden,
Laat de klok maar slaan,
Er is geen eene Flapoor,
Die Wipstaart 'kam verslaan,
('t zal niet gaan).
120. Maar toen Pim en Puk thuis kwa
men zagen ze hutn leien liggen met het
onafgemaakte strafwerk. Weet jij nog,
wat we schrijven moeten? vroeg Pim.
Neen, weet jij het niet? vroeg Puk. En
de zóndaren keken elkaar verlegen aan.
119. Biji het naar huis gaan zei Puk tegen
haar beroemden broer: Dat heb je fijn
gedaan, zeg. Meester Rammelaar was
óók op het veld. Hiji heeft z'n parapluie
laten vallen, zoo klapte hij, toen je het
tweede doelpunt maakte.
Huisbaas: De vereeniging van
huiseigenaren heeft besloten in
staking te gaan.
Huurder: Tuist. Dus de vol
gende weken worden de buren
niet opgehaald?