DOUWE EGBERTS DOUWE ECBERTS Onderlinge Brandwaerborg-Maatschappij, Mager Vischmeel merk „Neptunus" AROMA-KOFFIE PAKJES-THEE HAAR KERKGANG. STORMRAMP. A. SLEUTEL - Kantoor Landbouwstraat - SCHAGEN. Fa. Gebr. Rotgans, Daarom vindt het zooveel aftrek. Tandtechniek. j. KOSTER, Fietstochten VERZEKERTIU bij de Molenstraat C 13, SCHAGEN Mevr. KRAMER, /vraagt uw winkelier x ALLÉÉN OM DE KWALITEIT A RODENT- Spreekuur van 9 tot 12 en 2 tot 4 uur. den. waarom de kaotoairoöhter uitspraak doet! en verdachte tot t 8.— boete af 5 doffen hechtenis veroordeeld. EEN BEETJE BEKOORLIJK. Do hiear O. H. te Behagen had langs de spoor baan tusschen Behagen en Oudiesluis gefietst zon- der daartoe veargimning te hebben^ zoodat hjjl was aangehouden. Het was ook wel een beetje be koorlik meende verdachte, die in de Hoep woont, een zoodoende gauw thuis meende te kunnen zijn- Maar dit hall uurtje verschil komt hem niette- istaande op f 4.Haete of 4 dagen hechtenis Een autotj© was misschien £n diit geval nog goedr kooper geweest. DE WILDE DIENST. De 41 jarige chauffeur H. G. .Soh. uit Dm Helder vervoerde reeds eenien tijd in zijn autobus werkloozen uit Den Helder naar Anna Paulowna, alwaar dezen werk konden krijgen. Hij! had echter alleen een goedkeur ingsbewija voor-jsijtn wagen om in de gemeente Helder te rijden, en hem was op het secretarie te Den Helder gezegd, dat hij hietrv mee in dit speciale geval de wet op de middelen van openbaar vervoer niet zou overschrijden. De ainbt. van het 0. M. was echter een andere meening toegedaan en beschouwt dit ais een wilde dien t, die eveneens in de wet is opgenomen! als openbaar middel van vervoer en eisoht tegen ver dachte f 20.boete of 20 dagen hechtenis. De uitspraak is 16.of 8 dagen. Verdachte gaat tegen dit vonnis in hooger be roep. SLACHTOFFER VAN DE NAVORDERING. Nog altijd verschijnen er slachtoffers van de navordering, die eens door de Raden Van Arbeid werden toegepast, om het bedrag aan zegels bin* men te krijgen, en waarop in de Sohagetr Courant onlangs door middel van ingezonden stukken al meer dan eens is gewezen. Ditmaal was het de timmermanspatroon P. BI. te Barsingerhorn, die altiid op deze wijze aan zijn verplichtingen had voldaan en nu eensklaps tegen de lamp Rep. Tegen het vonnis van 43 X 1.boete, waartoe hij reeds eerder veroordeeld was geworden, was hij. in verzet gekomen, van welk vonnis da ambt. van het O M.. bekrachtiging vraagt. De uitspraak wordt echter 43 X 50 ©ent, of 43 X 1 dag hechtenis, zoodat deze dag voor verdachte altjd nog, een voordeeltje oplevert van f 21.50. Wegens niet verschijnen worden bij verstek veroor deeld: Voorthuizen, overfcr. motor- en rijHvielwet f 4 pf 4 idagen; O. Eriks. Petben, idem f 4 of 4 kL; iSlikker idem f 4 of 4 <x.Zuidema, idem f 4 of 4 <1.; Modder, idem f 4 of 4 dl.Luit, idem f 4 of 4 d.; Haker, idem/ f 4 otfi 4 d.Hangias, idem f 3 Of 3 d.; Veugar, idem/ f 3 of 3 d.; Dekker, idem f 3 lof 3 dj.; v. Schaak, idem( f 3 erf 3 d.> Krap, idem f 4 of 4 d.; Moeoh, idem f 4 of 4d.j Waiboer, idem f 4 óf 4 d.Minnema, idem l 4 of 4 d.; Klare, idem/ 4 of 4 d.; Seuteman, idem f 4 of 4 dl.; Ligt/hart), idem f 4 of 4 d.;' Groot ïdémj f 4 lof 4 dl.; Vlicsborgemi,idem; 4 of 4 di-J Wasmans, Adiomj 4 of 4 d'. Barton, overtr.. wet op openb. middel van ver voer f 20 of 10 d.; Garpentier, overtr. politieveitardi. Behagen, 8 of 8 d.; Den Das, idem 8 of 3 d.; Hcdda, overtr. WTareöwttt*7 of 4 d.Overniearet overtr. lart. 444/ f 6 to® 8 a.j Geertje Kater, overtr. spoorwegwet 0.50 of 1 d.; Schonk, idem f 4 of 4 d.j Punt, ovwrtr. asbtetïdisWelil, 2Xi4ioffl2x4.)d. tesn! 2 X £5 pi' 2 mifladt 5 Idl.; R. dieWït, niet voor de keuringsraadi verschonen r 7 of 7 dl.; Joh. Haze- belt, overtr. politieverotrd. St. Maart/er* 5 ctf d. H W, Klos, overtr. arbeidswet f 12 of 12 d. en 2 mialaff f 5 tof 2 maal 5 d.; KI. Bakker, ervertr. art. 427, m v. S. f 4 Offi 4 ^Band, ovetrtr. kiesy wet f 0.50 of 1 d.; Blaauboer. idem. fl 0.50 of 1 d.: Tics, idlem f 0.50 of 1 d.; Fblnheer, idem 0.50 of 1 d.; Kjoorn, openb. dronkieinscihia$ 1' lof li d.," eer, overtr. poJitieverord. Sohagan 4 of 4 d.; Gebr. Goedhart, overtr. Zondagswet, filkTf 4 o# 4'01 PLANTENZIEKTENLEER. 251. Vallerszlekte in de kooL Bodem- of zaadbesmetting. De heer A. Pijper te Wognum schrijft mij hierover het volgende: Ik wil trachten mijn bevindingen gedurende deze achtereenvolgende jaren op t papier te zetten. In 't jaar 1924 werd door mij een half morgen met «pruitkool beplant, 2/3 gedeelte werd beplant met hoogstam Beemster spruiten en 1/3 met halfstam Brusselsche. De hoogstam Beemster had in erge mate te lijden van de vallersziekte, terwijl zich in de half stam Brusselsche geen enkele val Ier voordeed- Het Doorzitten bij Wlelrljden, een door de ion verbrande Huid, Schrijnen en Smetten veriacht en geneest men met Doos 30, 60, Tube 80 ot. PUROL Bii een bodembemesting hadden m.i. beide poorten vallers moeten hebben. De tegenstelling was sterk. Beide soorten met een tusschenruimte van 3 voet van elkaar gepoot, de eene regel hoogstam met veel val lers en de andere regel met halfstam geen enkele. Waar nu de hoogstammen van beproefde kwaliteit waren, wilde ik die gaarne door bouwen, doch was bang voor erfelijk belast zijn van 'het zaad. Ik wende mij nu tot den heer Van Keulen om ad vies dienaangaande, welke zei, dat zaadbesmetting niet uitgesloten was en inen daar wel degelijk reke ning mee moest houden. Desniettegenstaande zette ik 100 van de mooiste en gezondste planten uit. In 't voorjaar 1925 werden door mij nog weer 50 planten verwijderd, die naar mijn oordeel meer of minder voor zaad winning onge schikt leken. Van de 50 overgebleven 'planten teelde ik ongeveer 10 K.G. zaad. Door 18 bouwers werd in 't voorjaar 1926 zaad van mij toetrokken en uitgezaaid. De uitkomsten waren al zeer verschillend. Bij een bouwer, welke een pond zaad had uit gezaaid, werd haast geen enkele spruit geteeld, zoo veel vallers had hij. Ook werden door dien bouwer heel wat planten verkocht aan "andere bouwers, maar bij al die verbouwers hetzelfde, n.1. heel veel val lers. Nog een ander had bij zijn eerst uitgezette plan ten geen enkele valler, terwijl hij bij zijn tweede pluk heel wat vallers kreeg. Weer anderen hebben van 't zelfde zaad geen enke len valler. Dit alles wijst, dunkt mij, op een besmetting van 't zaadbed. De besmetting trad bij den een eerder in, dan hij den ander. Nog een geval in mijn naaste omgeving is mij be kend van belangrijken aard. Iemand teelde in 1925 zelf zijn spruitkoolzaad, doch had zijn zaadplanten op ongeveer 50 M. van een baan savoyekoolzaad-stul- len gezet. Een ernstige vervalsching was daar natuur lijk het .gevolg van. Niettegenstaande dat, zaaide hij voorjaar 1926 zijn eigen geteelde zaad toch uit en kreeg natuurlijk een gewas met zeer veel bastaarden. Ongeveer 40 Zijn eerst uitgezette planten bleven vrij van vallers, terwijl zijn tweede pluk in zeer ern stige mate te lijden had van de ziekte. Maar nu is het eigenaardige, dat geen der bastaarden werd aange tast. Deze hebben zich ontwikkeld tot krachtige, kern gezonde planten. Met den wensch, dat meerdere bouwers hun onder vinding in deze bekend zullen maken, wat zeker den onderzoekers ten goede zou komen, eindig ik dit be toog. Wij danken den heer Pijper zeer voor zijn duide lijke uiteenzetting en sluiten ons bij zijn wensch aan. In de hooge, koude kerk, in lange rijen dicht op elkaar, zaten de menschen te luisteren naar de preek. De kille kou zoog op uit de grauwe steenen van den vloer, als een ijzing langs hun beenen, die ze hoog opgetrokken hielden op de stoelsporten voor hen, sommigen hadden een stoof, waar ze knusjes over heen bogen, met knippende oogen voor de optrillende asch'hitte. Stijf stond de kou om hen, de kale witte muren schenen wel hoog-staande ijsvlakken, die al maar hun kou naar hen toebliezen; en door de ronde gordijn- looze ramen, heel hoog in de effen wanden kwam 'n grauw, kil licht neer op de bibberende menigte. Dominee, op den preekstoel, als 'n geel bakje uit stekend uit den muur, onder het orgel, las z'n preek, zwaaide heftig z'n gebaren rond, met breed-bewegen de togamouwen... vreemd-onbewogen bij z'n luid-gal- mende stem stond z'n gezicht achter de telkens blik kerende brilleglazen. Opzij van het kerkruim, onder de galerijen, waren de banken van de rijken... daar lagen planken op den grond en zaten ze op dik-saaien kussens in de goed- gesloten banken. En men luisterde er stil-aandachtlg naar dominéé. Maar middenin, in de lange stoelenrijen op de stee nen, waar de burgerjuffies zaten, op hun mat-gladde haren de wiebelende kapothoedjes, en de werklui, hun Zondagshoed voorzichtig in den schoot van hun vrouwen, daar rukte telkens de zuigende kou de aandacht weg, dat ze even gingen verzitten, onge merkt hun handen even hol hielden voor hun warm- ademenden mond. Toch probeerden ze telkens weer te luisteren.,,, maar dan. ineens, als *n vinnige kneep door hun lijf, schoot de kou op, dat se nog vaster zich samenkromden, hoog hun vooten op den stoel voor hen diep-weg hun handen in d'r zakken of onder haar sjofele omslagdoeken. Onder den preekstoel, twee treedjes op van het ruim, was het doophek. En in z'n katheder, laag tusschen de om hem liggende bijbels, zat daar de voorlezer. Schuin op z'n hoofd naar den preekstoel vlak voor hem, luisterde hij, rustig goedkeurend, naar dominee. Z'n kaal-geschoren gezicht stond strak in onbewogen aandacht, en in z'n achterovergebogen nek lagpn dikke vleeschplooien, als koorden, over z'n witte boordje. Kalm, z'n al-men over elkaar, zat hij, heel be schut voor de kou, in z'n hokje.... met een onmerk baar, langzaam bewegen van z'n voet, verschoof hij af en toe de stoof onder zich, zonder z'n blik van do minee af te wenden. Aan weerszijden, voor de banken der ouderlingen, stonden twee rijen stoelen. Daar zaten, Zondag aan Zondag, lang voor het be ginnen van den dienst, de oude vrouwtjes te wachten, tot het tien uur zou slaan. Ze kortten zich den tijd met het lispelend gebabbel- over de voorbije week, snoven, stijf-onhandig elkaar toegestoken, eau-de-cologne op d'r schoone zakdoe ken, zogen mummelend pepermunten. En van baar plaats, een endje uit boven het ruim, zagen ze langzamerhand de menschen komen, soms, als ze een kennis zagen, wenkten ze, achteruit- halend haar hoofden, naar nog vrije stoelen, scho ven dan dioht-op, plaats maken voor wie er bij kwam. Dan kregen, ze haar stoven, waarvoor ze, al 'lang tevoren, vijf centen in d'r hand hielden geklemd. En der voeten over de broeiige aschwarmte, in de holte van d'r schoot de gezellige rommel van beurs je, flacon, kerkboek... op der gemak achteruit tegen de de rechte stoelleuningen, waren ze klaar voor de preek. Ze luisterden nu, schuin op hun hoofden, naar de vlak boven haar galmende stem van dominee, vijf oude vrouwtjes naast elkaar, vroom-aandachtig. Op den hoek, bij het trapje naar de kerk, breed-uit in de omhulling van haar omslagdoek, zat Bet je. On bewegelijk zat ze naar boven te kijken, langs haar bleek gezicht hingen scherp-zwart de brides af van haar hoedje, pluimig achterover op haar hoofd. En genoegelijk hield ze haar armen gekruist onder d'r doek.... ze had nou de puntverdeeling van dominee goed gehoord, wachtte, eerbiedig al van te voren, op de uitwerking. Iedereen kende haar, dat wist ze; en eiken Zondag weer was 't haar trots vanaf haar stoel langzaam door de kerk rondglurend, soms iemand naar haar te zien kijken, ja, soms wel een ouderling, of een van de heeren diakenen. Dan dacht ze dadelijk: „ze kij- ke naar me, ze zienne me", breeduit vouwde ze dan haar rokken nog 's recht over haar stoel, kuchte, trotsch-verlegen. Maar twee Zondagen nu achtereen was haar stoel' vrij gebleven... Op haar kamertje, waar ze, netjes in d'r spullen, tusschen haar glimmend fornuisje en spiegelende linnenkast, leefde van een legaat van haar dooie mevrouw, had ze, warm-achterin de bed stee, ziek gelegen, twaalf dagen lang. De buren hadden haar verpleegd, telkens kwam er een naar 'haar kijken, hoe 't ging. En Betje, al maar hoestend, liet zich gedwee goed doen, slikte wat ze meebrachten, een kommetje soep, of soms wel een eitje, 't Waren allemaal christelijke menschen, op de trap; Zondags gingen ze naar de kerk... dan lag Betje heel alleen in 't leege huis, en dacht aan de kerk, aan d'r stoel bij 't trapje naar het ruim, en hoe de menschen misschien nou aan elkaar zouden vragen, waar of Betje was. En even vouwde ze haar handen mee, als 't wek kertje elf sloeg.... nou was dominee ten naaste bij an 't danken... „die op 't krankbed gelegen, niet op konden gaan naar Uw huis"'... 't Was of ze 't hoorde, nou werd er voor haar gebeden, voor haar.... „op 't krankbed gelegen".... In zalig genieten lag ze daar maar aan te denken, tot de buren thuis, haar een kammetje chocola brachten. En dan vertelden ze haar de preek, met de puntverdeeling en wie er wa ren en wie nietEn Bet", zeien ze dan, „d'r is voor je gebeje ook, nou zal Je wel gauw opknappe". „Ja", zei ze dan dankbaar, „met Gó's hulp". In die twaalf lange dagen, van maar stil liggen kijken tegen den muru van haar bedstee, was "er, langzaam een plannetje bij haar opgekomen. Eerst, toen ze er aan dacht, schrok ze van haar eigen be denksel, maar langzamerhand was ze zich aan 't idee gaan wennen, zóó, dat ze ten slotte aan niets anders meer dacht, al maar erover peinsde, hoe ze 't zou zeggen. Want ze wou voor zich laten bidden, als ze beter was.... telkens frunnikte ze zinnetje samen, maar tel kens weer dacht ze: nee, nee, zoo niet... „Dominee, wil u as-j-blieft eens bidden",.... nee, dat ging niet.. En weer begon ze, langzaam mummelend.... „Een dankbare herstelde".... Tot ze, blij, een goed zinnetje had gevonden. En om 't niet te vergeten, zei ze, half-hardop, 't telkens weer over, twee dagen lang, tot ze opstond. Toen had ze 't dadelijk opgeschreven, op een blaadje van d'r kalender, met groote, bevende letters: „Ik vraag u vrindelijk, dominee, of u voor mijn bidden wil, Ik ben van een krankheid hersteld", D'r naam zette ze er niet onder, want ze dacht, trotsch op haar bekendheid: „Dat zienne de menscho toch, dat Ik 't ben"... Em 'b morgens heel vroeg in de kerk, had ze 't stilletjes aan1 den koeter gegeven: „Koeter, een briefje voor dominee." Toen was ze, blijrwaolitend, op haar plaats gaan ritten. En vanaf de hoogte van het doophek zat ze lachend te knikken tegen de haar vragend aankij kende menschen, glunderde tegen haar buurtjes: „Ja mens, ik ben weer beter, hoor".... „Gelukkig/' zeien de anderen dan. En zijl: „Ja, met Go'ö hulp'. Heimelijk zat ze zich al te verkneuteren^ over wat komen zou, ze zouen allemaal vast stiekem naar haar kijken, als dominee straks zou bidden^ wat 'n eer... wat 'n eer... Maar ze zei er niks van, tegen niemand, ze zoue wel hooien... Stijf trok ze haar doek om haar schouders, Mem- de haar armen dichif op elkaar... mens, mens, wat 'n kou, dacht ze... toch lekker, zoo'n staaf., broeiig voelde ze de warmte optrekken langs haar beenen. Voorzichtig duwde ze de stoof 'n endje vooruit, hield toen, ongemerkt, 'n beetne voorovergebogen, haar koude gericht in de opaampenda hitte. Ze vond 't wel lekker, bloed: een tijdje zoo ritten, ze rook de heete sintels en d'r gezicht was heelamaal omwaasd door de trillende kolen broeding. 't Was of die warmte haar 'n beetje verdoofde, maar toch vond ze 't lekker, bleef stil voorovergep bogen, suffend luisteren naar de effen' galming van dominees stem. Nu moesten ze ringen... dominee gaf het vers op, last "t voor, de voorlezer belde voor 't orgel. Ze ging weer terug leunen in haar stoel, ze wot^ 's naar de preekstoel zien of dominee soms naar haar te kijken zat. Maar toen za haar hoofd achterover boog, was 't ineens, of er een wijlde zwaaiing om haar op sloeg"... erven zag ze nog dominee's gericht, achter de glinsterende brilleglazen, maar "t was óf 't in eens hoog boven haar opschoot, verweg, of de heele kerk rioh plots uitbroedde tot een ontzaglijke ruimte, 'm witgapenden afgrond, waar zij in meeiv fliste... „Ach gossie, ze wier zoo naar, zoo naar".,. „Juffrouw," stootte ze nog uit, ik ben zoo raar, zoo eng".... en za sohommeldo op haar stoel heen en weer, haar handen slap vooruit, tastende naar steun... 't Gaf een klein schrikkende beroering in de menschen om haar heen; de koster kwam aangedraafd, bracht haar weg. Juist toen haar wiekelend hoedje door 't deurtje naast dan preekstoel verdween, dreunde de eer ste orgeljubel zwaar door de kerk. Achter, in 't doopkamertje, zat ze naast het knap perende potkacheltje,bibberende dronk ze uit het glas water, dat de bankenjuffrouw haar voorr Langzaam kwam ze nu weer bij, keek met knipt- pemde oogen rond zch naar dei menschen om haar. En de juffrouw stond al maar babbeland voor haar met 't glas: „Toe mens, drink nog- 's... 't is zeker die kou, is dat 'n kou, ,t is zonde daTt 't zeg, maar je zou zoo doodvrióza.. toe dan maar juffrouw... zoo, wordt 't wat beter nou,., gelukkig, mens. Wat kan je toch al niet krijge..." De koster stond erbij1, voorzichtig nippend van MI V.W blnrnmofid „Zoo." lachte hij „da' kan ik je wel aanzien zoo'n bleek hoofd. Maar de bankenjuffrouw kwam haar te hulp: „Hé jakkes, koster, zei ze boos, .nched toch' int met je praatjes, tas 'n mens toeh niet zoo in rin fa'soen' „Ben u nou wat 'beter, juffrouw," zei ze weer tegen Betje. En Betje, heel ontdaan nog van haar duizeling, fluisterde: „Ja, zeker, dank uw« wol. Maar ik wou nou toch maar liever weggaan." „Ik zal je d'r wel uit laten, moeder, rumoerde da koster „je kerkboek? Da «al fk wel bewaren, hoor. Je komp toch de andere wookP' En Betje, al maar knikkend, schuifelde achter hem aan naar dé achterdeur. Toen kon ze 't niet langer uithouden. .Koster." »edde ze plotseling, als n ameekeling, „en m n briefje?" „Dat hert de dominee al," zedde hj geruststellend. „Gielukkig," zuchtte ze. Toen klepte hij de achterdeur open, waardoor de kou, als 'u plotse waaiing, naar binnen viel. „Diag moeder,'r riep hij1, „pak je maar goed in, hoor," „Ja, ja," murmelde ze, 4,dank je wel. dank je wél...." En langzaam, met schuivende, stijve stapjes, liep za weg. Al maar was ze in gedachten nog in de kerk. op haar stoel ondier de preekstoel, ze voelde de kou niet, zag de menschen niet, op de volle Zondagsdrukke straat. Maar aldoor dacht ze aan haar briefje: „Lekker," fluisterde ze dan telkens koppig, „lekker, wordt er toch voor me gebeje... Zuster van *n krankheid hersteld.... dat ben ikke, ikke." gevestigd fe BARSINGERHORN. AGENTEN zijn te Abbekerk de heer J. Bruijn; Anna Paulowna de heer Jb. Jonker Hz.; Barsingerhorn de heer P. Eriks; Dirkshorn de heer And. Wink; Heer hngowaard de heer Chr. Vis; Hoogwoud de beer J. G. Spaander; Kolhorn de heer A. Droog Kz.; Nieuwe Niedorp <ie heer S. G. Wit Sz.; Schagerbrug de heer P. Oosterman; Schagen de heer Jan -Zeeman; St Maartensbrug de heer G. Veuger Hz; Twisk de heer H. Joosten; Winkel de heer W. Roggeveen; Wieringerwaard de heer H. Boekei; Zuid»Scharwonde de heer D. Schoenmaker; Alk maar de heer J. G oet, Nieuwpoortslaan 136; Koegras, Callantsoog, de heer C. J. Jiramink. Directeur, Boekhouder, Jb. KOSSEN. Jb. BAKKER Ar. Zitting Donderdags te Sehagen voorm. 1011 u. bij den heer J. IGESZ. Veriekert Uw huls tegen Stormschade. Premie billijk. CORRESPONDENT voor Schagen en Omstreken Gediplomeerd Opticien, Electrische Slijperij. Speciale inrichting reparatie en spoedbestelling. Qroote verscheidenheid Optische Artikelen. Leveranciers Ziekenfondsen. /gyïs£\ bevat 55-60 pCt. eiwit, 17-18 pCt. phosphorzure kalk, max. 4-5 pCt. vet, max. 4 pCt. «out. Deskundige. Geeft allé vertrouwde inlichtingen betreffende de regeling der bloeds omloop. Succes verzekerd. Consult van 10—7 uur. Zegel voor port. Brouwersgracht 62 huis, Hoek Hee- renmarkt, Amsterdam. Verkrijgbaar bijFa. Nic. TIMMERMAN te St. Pancras, Voor Bergen en Schoorl bij de V.P.N. afd. Schoorl. Constructiewerf „NIC. WITSEN", STOEL, ALKMAAR. IJzeren Mestkruiwagens Onverslijtbaar bij behoorlijk gebruik ROEIT houdt in één r\tvvehl nacht grootc schoon- H. ATT Erf maak onder dit ongedierte. Geoakkelllfc co ongevaarlijk. 50 ct. en f I- Plantsoen Schagen, houdt alle dagen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 6