ONS HOEKJE.
ET VERBODEN EILAND.
Een kleine Rakker,
Caesar.
a a EB UUX HQQHBWAAMX
VOOR ONZE JEUGD
HOLLANDSCHE JONGER
ft bun een echte Jongen,
üat»e je mij wel aan?
R'ie er met mij wil vechten.
Dien durf ik best te staan.
Ze .noemen mij: „de bokser",
Dit klinkt toch als een klok,
i ben ook niet maltentig,
Hang niet aan moeder's rok.
Ik noom ook nóóit do beonon,
Dat valt mij heusch niet in,
aar Als ik ooit ga loopen
D»n is hoi.... toot eou spinl
TANTB LENNia
(Naverteld door TANTE LENNIE).
(Vervolg).
parend on klimmend, telkens blootstaand
kot gevaar uit te glijden on te vallen, be
te üij do vooruitstokondo rotspunten. Daar
fcbftozo, angstig toekijkend, want zo morkto
<iat do afstand tusschon haar en het drij-
ichuitjo te groot was om don sprong te
on. Daarbij was oen roeispaan overboord
sgen do andere hing er half uit on kon
ieder oogenblik weggespoeld worden.
golukkig! Eon flinke golfslag bracht
chuitje binnen haar bereik en zonder aar-
sprong ze naar beneden
door oen wonder kwam zo in het schom-
nd ding terecht, maar door den schok
oldo hot maar oven of het was gekanteld,
arbij raerkto zo tot haar schrik, dat do
roeispaan op hot water dobberde. Zij
Ie zoo ver mogelijk over den rand om hem
ijpen, maar hot lukte niet en steeds groo-
rêrd de afstand.
inio plenste nu haar handen In het water
achtte zóó vooruit te komen, maar de
m was veel to sterk en het schuitje werd
kracht naar do rotsblokken toegedreven,
hot zeker te pletter zou moeten slaan. Hot
0 was goedig, maar -ze was bijna zeker
et ging gebeuren.
mmin zag ze kans al zwemmend den
te bereikon, want juist hier vormden
telkens kloino draaikolken en zelfs de
zwemmer zou hier moeten verdrinken.
in zeil was in zicht en de mogelijkheid
redding scheen uitgesloten. Ze verzette
tegen het gevoel van onmacht en angst,
aar bijna den adem benam en probeerde
tplanken van het schuitje los to rukken
eze als roeispaneri te gebruiken.
t8oling gleed een andere, grootere boot
een scherpen bocht van achter de rots
en te voorschijn en kwam haar te hulp.
izittende was een jongen van omstreeks
jaar. Hij was groot en breedgescbou-
en zijn rossige haren fladderden in den
de handen voor den mond. als roeper,
_J haar aan en het meisje antwoordde op
de wijze en trachtte hem te doen hegrij-1
fat zij volkomen hulpeloos was. De jongen i
een ijzeren haak, slingerde deze naar
buitje en wist het vast te krijgen. Tege-1
ijd sloeg een golf over den rand en maak-
mie kletsnat Maar hij trok het lichte
1 moe tot zo veilig in een inham landden
vlak naast elkaar lagen. De jongen keek
eisjo met z'n groote grijze oogen door-
nd aan en vroeg op strengen toon: „Wat
jo hier uitvoeren?"
aio biechtte op.
maar jo durftr zoi hij. Jk ben Jack
drick. Vader zag je gaan, maar heeft
kan niet opstaan. Nu kwam ik In zijn
„ik denk," voegde hij er meesmuilend
at vader wel een hartig woordje to zeg-
icft."
heb do vogels geen kwaad gedaan," ver-
e Fannie zich.
haalde do schouders op, maar gaf geen
ord. Hij zotte voet aan wal, trok haar uit
buitje oh zei: wacht hier op me en
volg je dit pad ik loop even voor
do wachtte oen poosje eo volgde toen
ngewozen weg.
af do top van do kHp kon men hot
overzien, dat gedeeltelijk begroeid was
>nnen. Een open weg voorde naar een
rij. die welig met gras begroeid was.
was dat? Fannie zag aan den voet van
luvel, tegen de helling, haar jonge redder
1 Krond liggen, worstelend met drlo ko-
woo van hen drukten hom op den grond,
do dordo trachtte hem te binden,
jio was voor geen kleintje vervaard. Zij
1,0 goen seconde, maar stormde er op af
ao ais ©on Roodhuid qq het oor
logspad. Als ik zeg, dat de nwonon vertxtosd
waren een jong meisje en oen grooten hond
zoo plotseling vóór zich to zien, zon dit niet de
gewaarwording weergevon, die het drietal on
dervond. Ze waren een oogenblik verlamd van
schrik en hiervan maakte Fannie gebruik. Ze
greep het geweer, dat op den grond lag, maar
een der mannen pakte een stuk hout en wilde
haar te lijf. Ze wist hem handig te ontwijken.
De hond vloog hem naar de beenem dus kon
hij niet veel meer beginnen. Ze richtte het wa
pen op de beide andoren die bang door baar
kordaat gedrag hot op een loepen zotten.
Jack was opgesprongen. „Dat. heb Jo kranig
raanf* hiep hij. „Jo kwam Jtrlrt bijttjds
vind jo een meisjeom ntot te voego
tenr
Zóó uttto htj zijn (tonkboaarhcM.
Het gevolg van deze geschiedenis w*», dftt
de kerels achter slot en grendel gingen en dut
hot laatste boek van den heer Kendrick, waar
in vele afbeeldingen uit hot leven van wfldo
vogels, was opgedragen aan juffrouw Fanrdo,
die in de motorboot van Jack's vader menig
tochtjo met hem en den ouden beer
naar „hot verboden eiland*".
Moes en kleine broer zaten samen in de odïte*»
galerij mot eon groote doos blokken to spelen»
Moes bouwde kunstige torens en huizen, die de
kleine vont telkens met gejuich, zoodra ze 1
waren, omver wierp, terwijl hij dan met
grappig hoog kinderstemmetje riopc
(meer) mammie, mog raeew.H
Ja, kleine broer, kon nog niet goed pratoof
hij kende maar een paar woordjos, doch hij waa
ook nog pos anderhalf jaar. Maar „nog meew^
kon hij al heel aardig zeggen en dat was al
heeleboel waard, want nu kon hij bij allee, v-
er om hom heen geboerde, dademk ittn instem
ming laten blijken en bty allee, wat wj aardia
of lekker vond, riep hij steeds „nog meess* ed
dan begreep iedereen hem wek
Juist was Moes weer begonnen om een
boogen toren te bouwen, zoo'n hoogen
Daar stond Freddie met s'n hond in rijn armen
daar stond hl) voor zijn Papa en Mama, „Freddie'*
sprak vader „zorg er voor, dat je goed studeert.
„Ja Papa, dat zal ik doen. Maar zorgt U nu voor
Caesar en dubbel nu zijn baas voor zoon tijd
naar Engeland gaat". „Dat- zal ik, m'n jongen"
sprak papa. „Maar kijk. daar komt de auto al
aan, Freddie". Freddie zei voor het laatst zijn
ouders vaarwel en toen zijn hond, die goeie,
trouwe hond. De auto werd in beweging gezet en
bracht Freddie in korten tijd naar het station.
Daar kwam de trein aanrollen, die hem naar
Engeland zou brengen Een half jaar later kreeg
Freddie een zusje en daar z'n mama meende, dat
de hond jaloersch op het kind zou worden, stelde
zij haar man voor een goed tehuis voor Caesar
te zoeken. Papa liet zich overhalen en vergat
zijn belofte aan Freddie. Hij gaf de hond cadeau
aan een van zijn pachters, n.1. aan boer Harmsen.
Op diens erf werd Caesar aan de ketting gelegd.
Op zekeren dag sprak de boerin „Harmsen, we
moeten de hond maar weg doen. Hij is wel erg
waakeoh, maar het is een groote slokop; er zijn
kleine honden genoeg te krijgen, die ook wel
blaffen, als er dieven of zoo op het erf komen".
Harmsen liet zloh ook overhalen, daar er boven
dien nog wel een duitje aan te verdienen was.
Hij sprak „Ik zal hem aan Teun zien te verkoo-
pen voor trekhond". De koop werd gesloten en
zoo verhuisde Caesar naar Teun. Teun was geen
beste maD. Hij spande Caesar voor zijn wagen,!
maar deed het nirt goed, zoodat de arme Caesar
haast geen adem kon nalen. Eens kwam er een
heer van de dierenbescherming aan en Teun
kreeg een bekeuring voor het verkeerd bespan
nen. Toen de heer weg was, moest de arme Cae
sar het. ontgelden. De man sloeg en schopte het
arme beest. Waar hij het maar raken kon. De hond
keek hem mot -bedroefde oogen aan en kroop jan
kend onder zijn kar.
En thuis bij Freddie Er was een brief uit
Engeland gekomen, waarin Freddie schreef, dat
hfj z'n vader, moeder, zusje en ook de hond in
goede gezondheid terug hoopte te zien. Vader
keek Moeder veelbeteekenend aan en deze zei
„We moeten Caesar maar woer terug zien te
krijgen, want het was Freddie's lievelingshond.
Papa ging daarop naar Harmsen, maar hoorde
tot zijn schrik, dat deze het dier verkocht had
aan Teun. En deze had hem weer geruild voor een
gemakkelijker hond; zoo als hij het noemde. Me
neer moest maar eens naar Rotterdam gaan, naar
de honden-markt. En meneer ging naar Rotterdam!
Er waren veel honden op de markt, maar nergens
was Caesar te zien. Daar stonden stakkerigen
half kreupele honden met hun trouwe honden-
oogen te wachten op een baas om hun leven te
slijten onder donkere karren. Maar waar meneer
ook zocht, nergens was Caesar te ontdekken. Mis
troostig glnff hi] naar huis en toen hij thnis
kwam, was zijn zoon juist gearriveerd. Moeder had
het Freddie zeker al verteld. Het was geen prettig*
samenzijn dien eersten avond, .Freddie ging al
vroeg naar bed. Hij droomde Caesar trekhond,
hij hoorde hem blaffen, wat was hij benauwd. 0,
Jullie mogen mijn Caesar niet slaan, het is mijn
hond. Hoor, hoe Caesar blaftPlotseling springt
Freddie uit bed, wat hoort hij toch Droomt hij
nog of is het echt Hij luistert, luistert en Ja
midden in den nacht staat Caesar voor het huis
to blaffen. Op bloote voeten vliegt Freddie naar
benedon endaar stond Caesar! En het werd
een nachtelijke bedrijvigheid. Moeder nam een
mand en maakte er een bedje in. Vader smeed
vleesoh voor Caesar en Freddie was hem aan het
wassohen. Den volgenden'dag was er vergadering
"van do Anti-Trekhondenbono. Vader, Moeder en
Freddie gingen er ook naar toe. De vergadering
was spoedig afgeloopen on ieder ging weg, maar
zij waren met s'n drieön de eereten, die naar het
podium stapten en ziah als lid opgavon. En steeds
onthielden zij de sprenk van <6 dierenbescher
ming „Behandel de dieren met zachtheid, spaar
de vogels en misbruik de honden niet".
Ingezonden door Goudmail tjo,
oud 18 jaar.
dat broer, soüb als hij rechtop sou gaan staan,
nog niet bij den top zou kunnen komen. He*
bouwwerk was juist halverwege, toen do 1
jongen, die in de voorgalerij bezig was,
achter kwam om te vertellen, dot et een <3
was, die naar Mevrouw vroeg.
Mooe stond haastig op, wierp een
bUk door de achtergalerij om ach te
dat broee, als hij alleen achter bleef,
kwaad kon, en na een kleine vermaning
kereltje om «oet met de blokjes te blijven spekny-
gbg te noot vcroo, «aas <fc bewxtote* laI to
wachten.
Weldra wmkq beódortoroeB in oen dsrok
gewikkeld, man* tooh luisterde Moes telkens meê
oen half oor noot do geluiden, aie uil de oohtete
galerij kwamen. Zoolang te bet vroolijke kinder
stemmetje en het Getik ven do blokken op den
grond nog telkens hoorde, wae ze Beker o* van»
a&t broer zoet aan het spelen was.
Maar de bezoekster eon Jong, vroohjk vroowtfa.
vertelde zulke smakelijke verholen, dot M<x«
Dó een poosje vergat naa* de geluiden uit do
achtergalerij te luisteren en horteHjk lachte om
allee, wat haar verteld werd.
Intussohen speelde broe* eerst zoet met
Wokken. Hij probeerde don koon, waa*aon Moêa
al begonnen wae, verder af te makon. maar b?)
do eersto blokken, die hjj erop wilde
stootto hij met rijn buikje tegen den i
boeraberdeboem viel alles naar beneden. Ben
beetje beteuterd keek hij naa* de plek, waar eerst
zoo'n mooie toren stond en nu niet» dan eea
wanordelijke hoop blokken lag. Bn hij overlegde
juist bij zichzelf, of hij nu zou gaan huilen of
niet, toen hij zioh. plotseling bedacht, dat het
toch ook wel eens aardig spelletje zou zijn om
eens flink met de blokken te gaan rommelen
en ze links en rechte over den grond te smijten.
Maar na een poosje verveelde dat tooh ook en
is om zich heen, of er niet iete anders
■9» Poppenhuis
door
Gordijnen prijken vóór alk raam.
Da kamér» riia behangen.
Eön dooi er dtonst ote cdtvertrefc
Hooft toH dttvam, stoelen,
Ben bJoemembak, piano zelfs.
moet fer „thuis" wel voeten
fel <T tunxTre eet Familie Pop;
Wat staat t buffet daar netjee?
Heeft laden, twee, voor zilver ea
Voor messen en i
In H keukentje staat - ie 1 niet echt?
Een koakfonrafe met oven.
Daar kan ons Sientjo heel den'dag
Op koken, braden, stoven.
bi t slaapvertrek zijn bedden en
De wieg voor *t baby-popje.
Ah Poppenanoeder Stentje belt.
Dan drukt ae op een knopje.
broer keek eens om zich heen, of
was, waar hij mee zou kunnen spelen.
Hij heesch zioh aan een poot van de taf et
overeind en begon een onderzoekingstocht doo*
de kamer. Hoog boven zich op de tafel en op het I
buffet lagen wel allerlei dingen, die hij dolgraag
eens in zijn haüdjes gehad zou hebben, maar hoe I
hij zioh ook uitrekte en op zijn teentjes ging P111, broer to zeggen, dat hij daar iets ondeugends
staan, hij kon er niet bijkomen. I p^an, maar het glundere, laohende, kleve-
Dan maar weer verder en hu stond hij voor *?8e zag 6r zoo komiek uit, dat ze plotse-
Luilekkerland, de spenkast, waar moeder allerlei I "Dg. hartelijk begon te lachen en haar bezoekster
heerlijks in bewaarde, als beschuitjes, koekjes, .?m bf°f te komen
enz. De deur stond op een heel klem kiertje en '£t)'con» die geprobeerd had mot het geel van de
broer stak zijn vingertjes er tusschen, trok.... floep I s01* Chineesje van zichzelf te maken.
iii 1,1 i Min r/1ÜT1 TYlül-lrtfl nftt Mnaa n 11 /ia imAAmi
Ook hebben wij een bad in huls,
Dat kunnen we niet missen.
De poppen gaan zioh elke week
Geregeld dus verfrissohen.
Op zolder wordt heel wat bewaard.
Daar hangt de wasoh te drogen.
Vis feest, hoor! als bij regenweer
Ze daar ravotten mogen.
1 Huls is gesohilderd, rood en groen,
't Moet toch op 't onze lijken!
Ik ben judst met den schoonmaak klaar;
Toe, koon eeaus bij ons kijkenI
Kom afejebMeft op theebezoek.
Laat allee je goed smaken.
Wo hopen, dat de gasten gauw
Op hun gemak geraken.
Gastvrijheid toch is onze leus;
Ons huisje, dat heet „Welkom".
Dat je dus niet voorbij moet gaan,
Daar denkt vanzelf een elk om
daar vloog de deur open en viel do kleine onder
zoekingsreiziger languit op den grond.
Weer trok even zijn lipje, want hij wee vrfi
hard neergekomen, maar toen -hij die open kast
voor zich zag, vergat hij al gauw bet beetje
pijn en krabbelde hij weer overeind. Wat een
boel leuke witte dingetjes stonden daar op die
onderste pla^k, daar moest hij meer van weten.
In elk handje nam hij er één en ging er op zijn
Bn toen broer merkte, dat Moes en de vreemde
Mevrouw zoo om hem laohen moesten, patste
hijjvroolijk met zijn vlakke handje in het eierdoor
op den grond, terwijl hij met een juichend stem
metje aldoot riep: ^Nog meew, mammie, nog
meew."
Maar daar moert Moes natuurlijk niets van
hebben. Verbeeld je, broer nog méér eieren uit
de kast te laten halen l
Moes en de Mevrouw pakten hem allebei op
gemakje mee op den grond Voor de kast zitten.
Het leken wel balletjes. Hij tikte ze eens zachtjes 6611 armPje en droegen hem teen, terwijl
tegen élka«, het gaf niet veel geluid. Dan maar 1 >>em zoover mogelijk van zich af hielden, naar
wat harderKrakI zeiden de mooie witte badkamer, waar hij nog eene heelemaal in-
dingetjes en een kleverig goedje droop over zijn 8ewrev^n - mee* oa nu-t zeep pn warm
handjes. Hè, dat was nn nog eens een feuk spelle- watór' vond de kieine man heelemaal
tje, dat deed Moez nu nooit met hem. ?!et <"!rdl8- hi] «peelde liever met de leuke witte
Wacht, hij zon het nog eens doen. En broer dingetjesen het kleverige goedje, dat er uit
nam er nog een paar..._ en nog een paar en J 86 tegen elkaar aan tikte. Maar
vermaakte zich kostelijk. De vloer om hem heel A P jm toiete, hh moes!
was bedekt met een kleverig geel laagje en xqn 885.aad. worden.
kleertjes zaten vol vettige plekken.
Met volle handjes patste hij op den grond, dat
de spetters hem om de ooren vlogen en begon
toen zioh er heelemaal mee in te wrijven; aat
deed Moes ook altijd mot hem, ak hq in de bad
kamer ingezeept werd.
Broer vond het een heel ernstige bezigheid,
want hij mocht geen enkel plekje overslaan en
hij had bet zoo druk, dat hg geen tijd had osn
met zich zelf te praten.
Intussohen waren Moes en de vreemde Mevrouw
uitgepraat en bedacht de eerste met schrik, dat
ze de laatste tien minuten heelemaal vergeten
had om' op te letten, of ze broer nog met de blok
ken hoorde spelen. Aandachtig luisterde ae even,
maar het was doodstil achter.
Goede hemel, als hij zoo muisstil bezig was,
gebeurde er in de achtergalerij vast iets, dat niet
heelemaal in den haak was.
Moes sprong op, vroeg haar bezoekster, oi
ze even naar broer mocht gaan kijken en liep
vlug naar achter, maar bij de deur bleef ae een
oogenblik sprakeloos staan van schrik en ver
bazing.
Daar zat, vlak voor de spenkast, met een heel
ernstig geziohtje een heelemaal geel en glimmend
En je begrijpt, dat Moes later, wanneer ze
kleinen broer wéér eens alleen in de kamer liet
spelen, eerst keek of de spenkast wel goed. op
CL J. ZOUKOK.
maal ceel waren. Moes wreef zich de oogen uit.
Was dht broertje well
Daar keek het gele ventje op en lachte vriende
lijk tegen zijn moeder, terwijl nij mot een verrukt
stemmetje zei: „Nog meew, mammie, nog meew."
HOS SOMMIGE BLOEMEN AAN HAAN
NAAM KOMER
Fudhsia's worden genoemd naea
Fnctia, die deze bloemen ontdekte.
Zoo vond Andiró DahJ de Dahlia's.
De Camelia weid van Japan naar
overgebracht door een zendeling, genaamd KameL
Van de Magnolia - zegt men. dat ah genoemd
werd naar Magnol de Montpelier,
Het VLngeaihoedakiuid heeft den vorm van een
vingerhoed.
De ster-vormlge. bloembladeren van de Aeter
geven deze bloem haar naam, zeggen de Engei-
eohen, daar „een ster" In het Bngelsoh to
Jö> stor"
De Anemoon zou „wtod-bioem" betoekenen en
heeft sui'ko teoro büoemblaadjjes, dat rij bfl het
minste windje bewegen.
Het Slaapmutsje dankt haar naam aan haar
vorm, misschien ook wel aan het fedt, dat sfl
zich *8 avonds sluit; doch dit kenmerk heeft
sjj met veel bloemem gemeen.
De Korenbloem ie tueschen het koren te vinden
en de Zonnebloem wendt haar gelaat naar de zon.
Het Sneeuwklokje laat haar kelkje, dat veed
lijkt op een klokjo, dikwijls boven de sneeuw
bongelen. Het luidt de Lente in
0toou8 beteekent saffraan, waaraan de gele
kleur der bloem doet denken. Oorspronkelijk
waren orocussen n.1. geel, late* negxtaa oefc
MUZIKALE ZEEHONDEN.
Het is bekend, dat zeehonden dol rijn op flul
ten, of eonig ander muzikaal geluid. Als de Es
kimo-jager deze dieren vangen wil en or nor
gons een ontdekt, begint hü te fluiten. Na ko:
teren of langeren tijd za! hij dan een zeehoc
in de nabijheid van zijn harpoen zien verschijne-
De man ligt plat op den grond van het ijs e
zet zijn zacht, mi eens klagend en dan weer lok
kend gefluit voort. Er komen weldra meer zee
honden In de nabijheid der plaats, van-wat
het gefluit klinkt.
Zij heffen zioh nu zoo hoog uit het water ov
aw bun kg lichaam dit toelaat en schudd<
hun koppen langzaam hoen en weer, Juist als<-'
zü daarmede de maat der muziek willen oa-r
goven. Langzamerhand komt de zeehond, di
van zfjn makkers het moodigrt is, wat diohf<-
bij den jager Deze springt dan op en gehoi
pen^dooT den tweeden jager, die zioh in zijl.
onmiddellijke nabijheid bevindt maakt hij he
dier af. y
Eteze methode heeft echter nog meer suoce#
wanneer niet de voorste Eskimo fluit, doch eej
andere, die orp korten afstond achter hem lig".
Bange Hannie.
Is Jn "t water fijn
*k wou een visch wel zijn,
o, wat heb *k een pret,
Schatert kleine Jet.
Rietje houdt haar vort
Tooa 8peeit, dat ze wasctri
e Look
t mijn muts is zoekt
1 Water Ib zoo natf
•te *k houd niets van een ha*l
V- o, I k ril er van,
lajmneTt kleine Ban.
Maar hees soeje Bé
denkt: Ik deed graag mest
wae Han maar kwJH
hè, zoo'n flauwe meid!
DhuKfretn roepen haan
V- toe Bé, kom nu
te- mot een fermen pion»
ben je zóó bfj ons.
Bó-tJe tocht; hotneeof
Eannio laat zo staan.
Piw Meedt rij zich -•
zoo^fi Uetoo guül
raa, zfl is niets bongf
Wod: het duart niet toog,
of die kleine Han
iooot ook, wat ze kso.
Btrafcs springt m wei ma»
Set haar zusje Ré
in to toch zoo'n bad
k 1 «w aaM