ONS HOEKJE. scfiledenis van „Mop" S 'J. Angstige Oogenblikken. 1 Werk voor het kastje. „jhbie vroeg mij, of Ik geen aardige foor Viöt kastje -wist op te geven. Zien leuk die jongen knutselt met lucifers- Qteegft natuurlijk 1). Met dtt voorbeeld léetje geduld kun je ook wel zcto'n aar- makoa Probeer het maar eens! TANTE LENNIR Ben berijmd verhaal door TANTE LKNNTBL V80 een Meine poedelhond jisd een ronden kop om itjn broeden, platten neus WW) den aam van „Mop". woonde in oen deftig huls bad wn meesteres item heel jong gekregen had groot bracht met de flesch. morgens vroeg, bij hot ontbfll n 8muUlo Mopje moe, kreeg hij lekkoro besohuil ook een kopje thoo. j was in huis de Hoveïfog sliep '8 nacht hi een mand, roeid met watten, lekker zacht tk naast het ledikant Mop/o dacht*, „zoo gaat het goed, ben ln huls do bons", -jar toon gebeurde or lote ware clea op Sinterklaas, kwnm oen heele groote mand, pak met kleurig lint, laarln zat jo raadt het mxitt beeldig poppenkind I mooie pop met wangetjes zachto, rose was lange, blonde krulletjee kijkertjes van glas. bad een briefje ln de hand. Mop te lezen stond kan hóói netjes praten, hoor f loud Ik ook mijn moncT. hangt, een touwtje aan mijn been, dit voorzichtig beet als je hieraan éyon trekt, io zeg Ik, hoe ik hoetP Mopje wist niet, wai bfj zag, ke$ verwonderd toe hoorde, hoe het poppenkind iel piep'rig zei j „Loeloe!* >n aprong hij, uit nieuwsgierigheid it schoot jo van de vrouw <llo riep boos: „Weg, nare hond, b geen tijd voor jou!" HD0 hond keek doodverschrfld, itond hij haar wel goed i rolden tranen uit zijn oog angs zijn zwarten snoet r zij zij danste van plezier loeloe in hot ronu oen hoekje, zat alléén Uopbodroefde houd. l't vrouwtje weor uit rijden ging, fopje bijna school, naast haar zat do nieuwe pop, led ln rood fluweel 1 önd 'kook stil de auto na, Hkt en vróósHjk naar ïöptde toon ln 't poppenhuis «<oeleu door olkoar.... Nfd van al die narigheid mager als een hout, r Loeloo word geducht verwend, ze nóg ioo stout ging hot weken, maandenlang, eens, i.p eokeren keer moesterosjo wand'len ging, eerlijk zoiuorwetif. letje hing woor aan haar orn^ edsig om te staan, 1 gedachten liep do hood VuigKiam achterna.t JtUnen bij oen groene wd, wooinon, kletn en groot Nes blauw vergeet-mij-nlet do iKMA VOOR ONZE JEUGD ©v Hot vrouwtje zag de polletjes^ Die stonden aan den rand Bn lei hut popje éven nee% Dicht bij don waterkant Bn vroolijk lachend, plukte zij De bloemen, klein en groot Maar toen zij omkeek naar de pop, Log Loeloe In de sloot 1 Het vrouwtje gaf een harden gil, Zij zag het drijvend ding, Maar Mopje sprong het water In En greep haar lieveling. En héél voorzichtig zwom de hond Met Loeloe naar den kant En bracht de half verdronken pop Behouden weer aap land. Zijn haren dropen van het nat Hij zag er VTééselijk uit Maar 't vrouwtje zoende Mopje toch Van blijdschap op zijn Bnuitl Bn 's avonds lag bij haar in bed De haast verdronken pop, Maar aan het voeteneind sliep óók Haar lieve, trouwe Mop 1 door QB.DB LILLB HOGER WAARD. Jan en Karei, zoontjes van notaris van Buren waren een stelletje jongens, zooals er twaalf in een dozijn gaan. Ze waren volstrekt geen brave Hendrikken en hielden veel van een grap, ,jte voel" zeiden hun ouders en onderwijzers zelfs, maar ze zouden tooh nooit met opzet iemand pijn doen of schade berokkenen. Dat dit wel eens bij ongeluk gebeurde, ja, welke Hollandsohe jongen zou niet bij onder- vinding weten, dat dit maar al te gemakkelijk- 1 geschieden kon? Jan en Karei vonden dat op zoo'n oogenblik dan wel vervolend, erg ver- volond zelfs, maar och, ze waren het zoo heel gauw weer vergeten, Hun geheugen scheen hen voor dergelijke dingen maar al te spoedig in den steek te laten. En tooh kon datzelfde geheugen hun soms de beste diensten bewijzen, Geen hunner zou b.v. vergeten op een lang vooruit afgesproken vrijen middag naar Oom Jorissen te gaan, die een groote heereboerderij had niet ver van het dorp, waar de familie van Buren woonde. Evenmin zouden zij vergeten, dat eiken Vrijdagnamiddag, even na vieren,de Sprits-man kwam om Moeder van zijn heerlijke, versohe sprits te verkoopen. Dat was altijd een wedstrijd: wie Vrijdagmiddag het eerst thuis was: Jan en Karei of de spnts-man. Gewoonlijk wonnen de beide eersten het, maar sinds het groote land huis, dat vlak bij hun villa gelegen was, niet meer bewoond werd, was de Spnte-ruan wel vijf minuten oerder bij hen en het was niet gemakke lijk, die vijf minuten in te halen. De Sprits-man was dus in den laatsten tijd gewoonlijk de eerste, maar veel aoheelde het niet en het gebeurde hoogst zelden, dat hij hen nog tegenkwam, nadat hij mevrouw van Buren reeds sprits verkocht had. AU het een enkele maal gebeurde, riep h^j hun toe: „Ga maar gauw naar huis, jongens I Versoh is de sprits het lekkerst 1" Nu, daarin had de Sprite-man natuurlijk ge lijk: versch was de sprits het lekkerst. Moeder zei dan lachend: „Maar jongens, dat weten jullie nu al: hoe sprits versch smaakt. Waoht dus eens met ze te proeven, tot ze oud is. Dan kun jé zelf over het versohil oordeelen." Terwijl Moeder dit zei, gaf ze beiden bengels echter al een koekje, zoodat het „wachten tot de sprits oud was" eigenlijk nooit plaats vond. Reeds voor dien tijd was de koek in den letter lijken zin des woords op en werd er door Jan en Karei uitgerekend, over hoeveel dagen de Sprite- man weer zou komen. Met hem stonden z\j altijd op don besten vo^t, trwiil zij met Mina, het dienstmeisje, dat al van Vader en Moeders trouwen af bij hen wat, wel eens overhoop lagen. Hoo dat kwam, zouden zij zelf niet hebben kunnen zeggen, want eigenlijk moohten zij Mina wel lijden. Mina wier vader nogal veel fruitboomen in zijn tuin had staan, braoht voor de jongens wel eens wat appels en peren mee en dan was Mina heel aardig natuurlijk. Maar diezelfde Mina mopperde, als ze alweer dat slechte geheugen I vergaten voeten te vegen en op haar sohoonen nlooper, dien ze „oige-zellevers geklopt had," alijke sporen van zand of modder achter lieten. En Mina keek wel eens boos, wanneer ze uit school kwamen en aan de bel rukten, alsof er minstens brand was. Dat deden ze graag: Mina laten sohrikken. En of Moeder nu al herhaalde maleu gezegd had, dat ze 't niet mochten doen, hen er zelfs voor aatraft had, zij schenen het maar piet te kunnen ■ten. Telkens bedachten zii weer wat andera, waardoor Mina het, zooals zij het zelf uitdrukte, „door die kwajongens op haar zenuwé's kreeg." Op zekeren dag gingen meneer en mevrouw van Buren samen uit, iets wat de jongens zich niet herinnerden, dat ooit gebeurd was. Meestal mochtenze mee, als Vader en Moeder samen één of meer dagen uitgingen, 't Werd dan altijd zoo geschikt, dat het in de vacantie of op een Zondag viel. Maar nu kwamen Oom Kees en Tante Nans uit Indië terug en zou de geheele jamilio de groote mensohen ten minste gamenkomen in het huis, dat Oma met de Tantes de Keizersgracht in Amsterdam bewoonde. Jan en Karei bleven dus alleen thuis met Min*^ I die een oogje in het zeil zou houden, dat ze niet I in zeven slootan tegelijk liepen. Overdag gingen I ze naar sohool, ze zouden uit eten gaan, 's avonds I hadden ze hun huiswerk te maken en den vol- I geilden dag zouden Vader en Moeder aJ weer I bijtijds thuis zijn. Moeder was haastig van huis gegaan en zou Vader aan het station treffen. Niet, dat Moeder zich verlaat had, maar er was plotseling een 1 telefoontje gekomen, dat de boot heel spoedig verwacht werd en Moeder was toen hals over I kop weggehold, haastig afscheid nemende van de jongens. Het was dus niet te verwonderen, dat zij vergat hen nog eens te helpen onthouden, Mina tooh vooral niet te plagen of te laten schrik-1 ken. Pas toen zij in den trein zat, dacht zij er aan, maar toen wap het natuurlijk te laat. „We zullen er maar het beste van hopen," dacht Moeder.„Mina kan heel aardig met hen omspringen en ze hebben door hun sohooi en hun huiswerk niet veel tjjd om kattekwaad uit te voeren." Toen de jongens dien middag bij Tante Jenny en Oom Guus gegeten hadden, waren zij dadelijk na tafel naar huis gegaan om hun huiswerk te maken en hun lessen voor den volgenden dag te leeren. Toevallig hadden zij dien avond nogal veel te doen en Mina vond de jongens dan ook heel qverig aan het werk, toen zij hun om acht uur een kopje thee braoht. „Schieten jullie al op?" vroeg ze vriendelijk. „Nou Mien, frjnl We zijn bijna al klaar, Weet lij nog, wanneer Karei de Groote leefde?" vroeg Jan. „Nooit van gehoord, ten minste ik herinner het mij niet meer, moest Mina bekennen. „Of wanneer de Tachtigjarige Oorlog uitbrak?" „Mij te geleerd, hoor}" antwoordde Mina en zij slofte weer naar haar keuken, naar haar potten en pannen, waarmee ze beter vertrouwd was dan met de jaartallen uit de Vaderlandsche Geschiedenis. Na een tijdje was het huiswerk klaar en zaten de lessen er nagenoeg in. „Morgen nog even overkijken!" zei Jan, terwijl Karei en hij hun boeken opruimden. Twee minuten later- staken de jongens hun j hoofden om den hoek der keukendeur, riepen: j „Dag Mien" en stormden naar boven, niet omdat zij zoo'n haast hadden om onder de wol te kruipen, i maar meer uit gewoonte. Onder 't uitkleeden had Jan plots een inval. „Zeg Karei," begon hij, „ik gèlooi, dat Mina al heel weinig van Geschiedenis afweet, 'k Durf wedden, dat ze nooit van de Maagd van Orleans gehoord heeft." „Nou ja, wat zou datj" vroeg Kavel, die slaap begon te krijgen, j „Dat wij een voorstelling moeten geven, een voorstelling van de Maagd van Orleans. Ais ze *t eens gezien heeft, onthoudt ze 't vast." „Hoe bedoel je?" „Wel, we slaan allebei een laken om ons heem H Is heeJ eenvoudig." „Maar er waren toch geen twee Maagden van Orleans!?" „Doet er niet toe. Als ze *t tweemaal ziet, zal ze 't beter onthouden. We gaan boven aan de trap staan en dan roepen we haar. Vooral tn licht maken, hoor 1 Want dan ziet ze dadelijk, DAT MAG NIET. Zachtjes op zijn kousevoetjes gaat ons kind de kamer in, op zijn kleine kouseyoetjes; o, hij heeft vandaag zoo'n zin ln een lekker chocolaadje, ên hij kreeg het niet van Maatje, *t Kind was stout: hij heeft geknepen Bennie, die hem nooit iets doei Altijd speelt die leuke Bennie, houdt hij 't kleine broertje zoet; nu mag Ben niet met hem spelen en hij moet zich maar vervelen» Op den divan kWmt vestje met zijn duimpje ln zijn moaa ligt hij stilletjes te kijken heel de kamer ln hot rond} - niemand zegt een aardig woordje, niomond, kleine plaaggeest, hoort ia, Als Je daar nu ligt te druilen en maar mokt om chocola doen we je als het te lang duurt allen nog veel harder na. Maar 't wordt stil wij kijken oilua, Hertle is in slaap govallon. TRUUS 8 ALOMONS. N „Zou ze zou zo d dood zijn?" waagde Karei het eindelijk ontsteld te fluisteren. „Zou ze iets gebroken hebben?" daoht Jan hardop. Eindelijk -r- daar sloeg Mina de oogen op. O, de jongens hadden haar wel een zoen willen geven uit louter dankbaarheid, maar ze durfden niet: Mina zou wel heel, heel boos op hen zijn, „W waar ben ik? Wat wat ia er ge beurd?" stamelde Mina even later. „N r— niets, niets Mien, er is niets f" Met deze woorden trachtte Jan haar te kal meer en, „Maar hoe lig Ik dan aoo op eens hier?" vroeg Mina weer. „Dat zullen wij Je later wel eens vertellen, Was Karei zoo verstandig te antwoorden. „Sta nu eerst maar eens op. Waar heb je pijn?" „Overall O, ik kan niet ópstaan, 't gaat niefcl" Jammerde Mina. Daar werd plotseling gebeld. 't Was Oom Guus, cue eens kwam óf de jongens in bed lagen en niet weinig vert>i was, toen Jan hem, half uitgekleed, opendeed. „Wat is hier te doen?" vroeg hij verwonderd en Jan vertelde nu zonder omwegen, hoe Mina dat wij 't zijn. De maan geeft genoeg licht door door hun toedoen van de trap was gevallen, t gangraam." j Oom Guus, die dokter was, stuurde de jongens „rijn, man!" zei Karei, wiens slaap nu heele-1 naar boven en onderzocht Mina. maal over was. Op den rand van hun bed zaten Jan en Karei Het duurde niet lang meer, of aan weerszijden elkaar angstig aan te kijken. Wat zou Oom Guus van de trap stond oen in het wit gehulde Jeanne 1 zeggen? Hij was zoo knap. Zou hij Mina beter 4'Are, die wel niet heel veel op de heldin uit de Fransche Geschiedenis leek, maar er tooh voor j moest doorgaan. „Mien, kom 'a effen!" riep Jan. Bijna proeette hij het uit van het laohen om het malle gezioht, dat Karei trok. „We willen je nog wat laten zienl" voegde de laatste er aan toe. „Ja, hoor) Ik kom' zoo. 'k Moet boven tooh 1 nu plecl effen sluiten op de groote slaapkamerI" riep Bohrikken.1 kunnen maken? Zij vonden ,dat er geen einde aan het onderzoek kwam. Maar eindelijk, eindelek tooh, kwam Oom Guus boven en zei nij: „Gelukkig heeft Mina niet gebroken; alleen aal zij verscheiden blauwe plekken krijgen, 't Is nog goed afgeloopen, jongens. Maar wat hadden jullie op je geweten kunnen hebbenBeloof me ahtig, dat je haar nooit weer zult laten Mina terug, die van den prins geen kwaad ver- i moedde en van de Maaga van Orleans niet op „Nee Oom, we zullen haar stellig nooit meer laten schrikken!" zei Jan. „Eigenlijk is 't mjjn sohuld, want ik had het bedachtI" de hoogte was 't was ook al zoo heel lang ge leden, dat zij school had gegaan I Slof, alofi daar kwam Mina aan. Gelukkig maar, dftt het donker was, want de jongens konden woordde, zich bijna niet goed meer houden. Reeds was Mina onder op de trap, daar kwam ze om den hoekmet een breed gebaar onder het witte laken wilde Jan juist iets zeggen, toenhoe het precies gebeurde, heeft hij nooit geweten, Mina met een luiden gil van de trap viel. Van sohrik had zij waaraohqnlijk »»'t Was een ongeluk, jongens," zei zq, toen de leuning losgelaten en waa zij aohterover ge- de boetvaardige bengels voor zioh zag staan, vallen. j En dat vonden zo zoo aardig van Mina, dat Nu was het de beurt van de jongens om te eigenlijk niet konden begrijpen, hoe ze zoo schrikken. Doodeliik ontsteld gooiaen zij de lakens ondoordacht hadden kunnen zijn. licht op enzagen Mina Toen Vader en Moeder thuis kwamen en alles „Beloof jij het ook, Karei?" vroeg Oom Guus. „Natuurlek, Oom!" was alles, wat Karei ant- Den volgenden dag had Mina een massa ge voelige en blauwe plekken, maar ae waa toóh niet boos. Plot Bartcla (die tn bet huls tegi-.nover hot ooaa woont) dat hij een jonden kende die zijn konijnen uit-verkookt" en dat we een „pracht-oxcmphiar voor vijftig oeii/t van liera kondon koopen. Piet had den vorigan dag juist eon kwartje gekregen. Als lik nu ook een kwartje had, zouden wij het dus samen kunnen koopen. Geld voor oen hok hadden we niet noodjg, w&nt Tiet in het bezit van een leeg hok dat het eigendom, van zijn 'broertje was geweest. Nu was ik gelukkig Juist twee dubMitjêe en vfjf oan/ten rijk. We gingen 't was Woensdag* middag er du® samen op uit. Oii9 konijn waa werkelijk een prciohkip; dfteav We droegen het om beurten. Zoo kwamen wo veilig tihuia met ons kostbaar bezit. Moeder vond het heel mooi ZIJ gaf mij geld om wortels te koopen en daar de moeder van Plet allerfel afval gaif, vonden wf], dat het koniln het al heel goed bij cxns had en er stellig op vooralt was gegaan. Het duurde echter niet lang, of <fe eerste moei- itjkhedd deed zioh voor. Ik merkte namelijk al heel gauw, dat Plet van „mijn konijn" begon te spréken. Ook Het hij het aJtüd zien aan do jongens van zijn klas, als ik er niet bij was, Daardoor kwam het eigenlijk; mei „het" bedoel Ik de mogelijkheid. Op eep avond, toen Ik al naar bed was. kwa men er twee vriendjes van Piet bij het hok. Toen ik hét den volgenden dag hoorde, was ik boos, want hij wilde nooit hebben, dat ik vriendinno- tjes meebracht om naar het lieve dier ie kijken, In mijn kwaadheid zei ik van aüerlc' en wo kregen hooggaande ruzie. En wat denk Je, dat die akelige jongen deed? Hij zed mij, dat het konijn hem verveeld o en hij zijn doel aan Ham Revers, die wel een hall uur ver woont, wilde verkoopen. Han had zoll een hok. Jullie begrijpt, hoe het laad heb. Plot bt» weent maar steeds, dat hij de meeste reohtea op he konijn heft en het dus verkoopen mag. Maar ik vind het toch heel onaardig van hem» dat hy zün helft niet aan mij wil verkoopen. Q! kan er tooh de meeste aanspraak op maken. Wat moet ik doen? Zeggen juffie het tooh al»». Jehlieft, want ik ben ten einde raad. weg, knipten het licht op en.. a ae gang, vlak voor de trap liggen. „Mina! Mi nal Mien! Mientjel" Geep antwoord. 't Was of Jan en Karei zagen Mina riepen zij. lood in hun ie zij anders schoenen hadden en zij de trap, in een ommezien afrenden, slechts langzaam, heel langzaam konden afloopen. Eindelijk waren zij beneden, riepen opnieuw: „Minal" maar kregen nog altijd geen antwoord Zij stonden duizend angsten uit en de vijf minuten, die er verliepen, voor Mina de oogen opsloeg, leken hun een eeuwigheid, waarin zq ziohzelven de vreeselijkate verwijten deden, dat ze Mina zoo hadden laten schrikken, „Minal'tIsnietel Wq zqn het: Jan en Karei" zei de laatste. „Mina! Heb je je pqn gedaanl" vroeg Jan. Nog steeds geen antwoord. De jongens waren ten einde raad en zouden er hun geheelen spaar pot voor over gehad hebbe^ als Mina eenig teeken van leven gegeven had. gehoord hadden, gaven zij maar al te gaarne hun toestemming, dat de jongens hun spaarpotten I aanspraken en daaruit een mooie zilveren Droche kochten voor Mina, die deze voortaan 's Zondags op haar zwarte japon droeg. Dat zii woord gehouden hebben en haar nooit meer hebben laten sohrikken, spreekt vanzelf. Een lastig geval. Het is een lastig geval, een heal lastig frerval en ik begrijp ln de verste verte niet, hoe het opgelost kon worden, tenminste zoo opgeloat, dat ik er tevreden mee ben. Ik zal Juffie allee haarfijn vartellen en lk hoop, dat je me raad kunt geven. A heel lang heb ik een konijntje verlangd. Ver scheiden keeren heb lk er voor gespaard, maar telkens weer had ik het geld, nog vóór lk genoeg bij elkaaT had voor mijn konijntje, voor iet® anders uitgegeven. Op die manier zou ik het dus .wel nooit krijgen. B& au Jutel jmcttea degoa geleden Klndje's Vrlndjea Heb mlke beste vrtndjosl 1 "k noem je oen drietal mtuu; die eotgen onverdroten I voor mij woor leder Joaa 1 I Het kootje In do woldo goeft melk inlj bij hot brood, net kipje lorgt voor oitjoo, I loo word Ut Btork en groot Hot b IJ t J o gooft mij honing, dat la oon lokkurnlj, ze maakt mijn liertje vrooHJJs, mijn oogjes bolder, blij. I Zoo zorgen olkon morgen *y samun voor 't ontbljtl 1 gijn dkt goen bealo vrindjotrt heb lk te veel gozeldt HERMANHA. VAN ALLES WAT. Balspel. De spelenden eoharim zich tn een krtrg. Vtnn wordt er afgeteld, wlo ln het midden mat) staan. Dat is natuurlijk een prettig plaatsje, want dogono, die daar staat, mag don bal otrgi hoog weipan en den naam roepen van één <1c© andoren. De geroepene moot dan trachten don Nd V». vangen. Is dit mis, dan wordt er een andor of» geroopon, net zoo lang tot één dor geroepauug, den bal vangt. Dan komt deze ln het midden te staan NOt 1 pflAipi frijn byj plqftte te faipfl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 17