I Onze omgeving in vroegere eeuwen. '<gërö>- Uit lang vervlogen tijden. KC EERST VERGUNNING EN DAN BOUWEN. De 24-jarige kruidenier 'Pieter D. te St. Maarten had op zijn erf een schuurtje van schaalhout neer gezet. zonder daartoe echter vergunning te hebben. Hierdoor had hij de bouwverordening overtredon en wordt deswege tot f 6 boete of 0 dagen hechtenis veroordeeld. j VRACHTAUTO OF PERSONEN-AUTO. De Heldersche aannemer, Franciscus v. d. V., zou vanaf Den Helder zijn werkvolk per auto naar het werk in den Anna Paulowna hebben vervoerd, waarvoor de auto echter niet was goedgekeurd, al thans niet was gekeurd. Verdachte zegt, dat dit geenszins het geval was. De auto werdj op het werk gebruikt, en ging eiken dag heen en terug naar Den Helder. Dat de menschen er mee gingen, was hun zaak. In ieder geval hun eigen vrije wil. Een en ander Is aanleiding, dat de zaak tot den 17den November wordt aangehouden. TERUG VAN DEN ARBEID EN DAN BEKEURD. De los werkman Dirk St. te Schagen, zou juist van de fiets afstappen om zijn woning binnen te gaan, toen hij bekeurd werd, omdat hij geen licht op zijm fiets bad. Verdachte dacht, dat het vijf uur was. maar het was zes. zei hij. terwijl het in wer kelijkheid half zeven was. Pikkedonker dus, meende de kantonrechter, die St. tot f 2 boete of 2 dagen hecht, veroordeeld. DE' VERKEERD® KLOS'. De uitvoerder van grondwerken, Hendrik' Wil lem KL. was tegen het vonnis van f 60 boete of GO dagen hechtenis in verzet gekomen, omdat ze den verkeerden Klos te pakken hadden. Door twee werklieden wordt dat bevestigd. Zij hadden in den broer van verdachte altijd hun pa troon gezien. De volgende keer zullen we dus van voren af aan met deze zaak beginnen, alleen met een anderen voornaam van verdachte. Wegens niet-verschljninff werden hij verstek ver oordeeld: K. Jonker, overtr. Motor- en Rijwielregle ment f 3 of 3 dg.; Vriesman, id f 3 of 3 dg.; Buur man id. f 3 of 3 dg.; Paans, id. f 4 of 4 dg.; A. Vll- mer, id. f4 of 4 dg.; L. Groot, id. f4 of 4 dg.; Blee- ker, id. f 4 of 4 dg.; Zoon. id. f 4 of 4 dg.; N. de Geus, id. f 3 of 3 dg.; J. K. Slot. id. f 4 of 4 dg.; Borgo, id. f 4 of 4 dg.; Dellen, id. f 4 of 4 dg.; S'choe>- huis. id. f 4 of 4 dg.; B'orst, id. f 4 of 4 dg.; Huis man, id. f of 4 dg.; Wind, id. f 4 of 4 dg.; Otus. id. f 4 of 4 dg.; Spigt, id. f 4 of 4 dg.; Groot. id. f 4 of 4 dg.; Pronk, id. f 4 of 4 dg.; Kliffe, id. f 4 of 4 dg.; Blankendaal. ld, f 4 of 4 dg.; Ursem, id. f 4 of 4 dg: Blaauboer, id. f 4 of 4 dg.; Heddes, id. 4 of 4 dg.t Hartland, id. f 4 of 4 dg.; Smit. id. f 4 of 4 dg.; Baars, id. f 4 of 4 dg.; Johannes, id. f 4 of 4 dg.; Alders, id. f 4 of 4 dg.; C. id. f 4 of 4 dg.; Lutje- harms, overtr. Visscherljwet, f 3 of 3 dg., met ver beurdverklaring der in beslag genomen hengels; Schagen. overtreding Ongevallenwet f 5 of 5 dg.; IJff, id. f 5 of 5 dg.; A: Liefhebber, overtr. Arbeids wet f 5 of 5 dg. Vroeger slechts weinige stuks massief zilver, thans voor het zelfde bedrag een complete installatie Gero-zilver. Welk een bron van dagelijksch genot I Vraagt onze brochure Standaard-cassettes Waar eens de Zuiderzee een groote vlakte land was, daar joegen thans weer de onstui mige zoute wateren boven den ouden zand- en kleigrond van het haf, gelijk duizende jaren van te voren. Hollands Noord- en West-kust strekten zich aanvan kelijk als een onafgebroken duinen reeks uit, aanzienlijk verder zeewaarts gelegen als thans. Achter deze duinenreeks verrees in den loop der tij den uit het zich tevoren gevormde haf of strandmeer, dat allengs door het instroomende rivierwater verzoet werd, een drassige moerassige vlakte (laagveenvor- ming), welke eenigszins boven den waterspiegel uit stak. Daarop vormde een uitgestrekt grastapijt zich tot een stevige zode, waarop de mensch zich bewegen kon. Grazige vlakten met bosschen en struikgewas be zet, wisselden af met poelen en moerassen, waardoor de rivieren en hare vertakkingen zich steeds moeilij ker een weg baanden. Het land vermeerderde van jaar tot jaar ten koste van het natte element. De Rijn en de IJsel stonden dedtijds nog in geene verbinding met elkander. De Rijn had mede vertakkin gen, waarvan vele zich tot in Holland voortzetten. Door al deze meren en meertjes, armen en takken van den Rijn waren deze landstreken verdeeld in een me nigte eilanden van allerlei grootte. Deze takken en ar men vereenigden zidh in hun verderen afloop met de stroombedding van de IJsel of wel zij naderden op zichzelf de zee en holden killen uit, waardoor zij de Noordzee gelegenheid begonnen te bieden bij stormvloe den deze streken te overstroomen. Hoewel aangaande de geschiedenis van ons land en vooral vóór de komst der Romeinen op vele punten nog in het duister wordt getast, zoo is toch wel be kend, dat in het bijzonder de geologische gesteldheid van het alluviale gedeelte van ons land aan zeer vele weken schenen verdwenen te zijn. Slechts één enkel ding veronrustte hem van tijd tot tijdhet niet ver schenen va« Winifred Rowan. Sedert die paar seconden van ongekende opwinding, toen ze tegenover elkaar hadden gestaan in de duis ternis gehulde kamer van het hotel had hij niets meer van haar gehoord of gezien. Hy kon het evenwel levendig begrijpen, dat zij haas tig het hotel verlaten had. Hij had het kunnen plaat sen, als zij een of twee dagen was weggebleven, doch thans was er een heele maand verloopen, en zij had niet de minste moeite gedaan zich met hem in ver binding te stellen. Hij had nauwkeurige instructies ach tergelaten, hoe gehandeld moest worden, voor het_ ge val dat zij op het kantoor zou komen, terwijl hij in Schotland vertoefde. H\j gaf opdracht dat al zijn particuliere brieven aan hem zouden worden toegezonden, ten einde niet de kans te loopen, dat een epistel van haar hem niet be reikte. Er lag iets onheilspellends in deze stilzwijgend heid, iets, wat hem soms zoodanig .beangstte, dat het hem tot nadenken stemde en hem zichzelf deed afvra gen, of er wellicht achter die stille, bedaarde houding iets verborgen was, waarmede hij geen rekening had gehoudenof ze misschien in werkelijkheid niet een intrigante was en het voornemen had zoo goed moge lijk gebruik te maken van deze gelegenheid, welke zich bij toeval aan haar had voorgedaan. Een klerk trad binnen en stond naast hem. ,»Er is een dame om U te spreken, mijnheer," kon digde hij aan. „Juffrouw Rowan." „Juffrouw Rowan," herhaalde Deane werktuigelijk. „Ja, mijnheer," zei de jonge man. „Wij hadden in structies U dadelijk te laten weten, wanneer ze zich mocht aanmelden." Deane leunde achterover in zijn stoel. Met een paar korte woorden zond hij zijn secretaris weg. „Je kunt juffrouw Rowan binnenlaten," zei hij. Eenige momenten later trad zij binnen. Deane keek haar met een geheel nieuwe belangstelling aan, ter wijl hij uit zyn stoel overeind kwam. Ze was even stem mig gekleed als gewoonlijk, even bleek en haar oogen waren bijna voortdurent op het karpet gericht. Er was een eigenaardige tegenstrijdigheid in haar voorkomen. Iets gedwongens leek het hem toe. Het weelderige bruine haar, dat in het morgenzonlicht van Rakney als goud geglinstexxi had, was strak naar achteren getrok ken en verborgen, alsof het haar eenige wensch was, dat dit aan de aandacht mocht ontsnappen. Haar klee- ren waren niet onaardig, maar ze maakten een heel eenvoudiger indruk. Haar oogen, die werkelijk heel mooi waren, hielden zich voortdurend; afgewend, zoodat de veranderingen onderhevig is geweest. Verschillende fac toren werkten daartoe mede. De stroomgebieden der rivieren werden nog door geen waterkeeringen bepaald. Het land werd door verscheidene oorzaken als dalen van den bodem in den loop der tijden, getijdenstroo- men en springvloeden aan de verwoestende aanvallen van de Noordzee blootgesteld. In Holland treft men veenlagen aan, 19 meter beneden den waterspiegel ge legen. Wel een bewijs, dat onze bodem sedert het be gin der laagveenvorming aanzienlijk gedaald moet zijn. In deze tijden zetten van jacht en visscherij en la ter ook van veeteelt levende volksstammen zich hier neder. Zij bedienden zich nog van steenen en beenen gereedschappen en wapenen. Op de hoogere streken hij Medemblik woonden de Tusië of Toesië, wier naam nog overgebleven zou zijn, in die van Opperdoes en voor heen Lager- of Nederdoes. De Marsiaten (Marsioten, Marezaten, Marsehen) hielden verblijf op de lagere dee- len van Holland en Zeeland, terwijl in de duinstreken dë Caninefaten zidh gevestigd hadden. Een indruk, op welke wijze dé lage streken bij de zee bewoond werden, verkrijgt men, wanneer men leest, wat de Romein Plinius van het volk der Cauchen verhaalt. Deze woonden in het Noorden van het land, alwaar de zee langs een grooten inham gedurende el ke dag en nacht tweemalen wijd en zijd naar binnen stroomde, het eeuwige onderscheid tusschen den aard der zaken bedekkende, waardoor het twijfelachtig was of dit land een gedeelte der aarde of een gedeelte der zee genoemd moest worden. Het armoedig volk woon de op hoogten, met dë hand gemaakt, om zijn hutten daarop te stellen, waardoor zij, volgens de ondervin ding, van den hoogsten vloed' bevrijd waren, doch ge lijkende dan op varende luiden en schipbreukelingen, totdat het water wederom afzakte. Aldus Plinius. Ten tijde der Romeinen lagen hier tal van dorpen door wegen en muren verbonden, verspreid. Zelfs lag tusschen Texel en Wieringen aan het Eimerzwin de stad Grebbe. Aan een beschrijving van het eiland Wie- ringen door F. Allan, ontleen ik het volgende: ,,'t Is zoo, aan het bestaan dier stede Grebbe werd vroeger zeer veel getwijfeld, althans zeer veel ge twist. De opsporingen edhter van den geleerden Rut- gerus Paludanus en meer andere oudheidkundigen, heb- schoonheid daarvan verloren ging. Zoowel door haar uiterlijk als haar optreden maakte zij dien morgen den indruk van een vrouw te willen schijnen, die onge merkt door het leven verlangde te gaan. „Eindelijk," merkte hy op, terwijl hij haar vriende lijk de hand toestak. „Ik heb U al geruimen tijd ver wacht, juffrouw Rowan." „Heeft U my verwacht?" herhaalde ze, thans haar oogen tot hem opheffend. „Wat vreemd." „Waarom vreemd?" antwoordde hij, de kamer rond kijkend en zijn stem een weinig dempend. „Herinnert U zich niet, dat U mij bij onze laatste ontmoeting be loofde mijn thee een paar uur later te zullen brengen? Sedert heb ik U niet meer gezien, noch,heeft U iets van zich laten hooien." Ze hief haar oogen nogmaals op en keek hem aan. Het waren buitengewoon mooie oogen, doch hij begreep niet de eenigszins verbaasde uitdrukking, welke hier in lag. „Ik begrijp U niet," zei ze bedaard. Deane zou geirriteerd zyn geweest, maar er was iets in haar optreden, wat hem eigenaardig voorkwam en daarom werd hy slechts hoe langer hoe meer ver baasd. „Kom," zei hij. „U zult toch niet willen beweren, dat ik gedroomd heb, of dat U er last van heeft, dat Uw geheugen U wel eens in den steek laat? Dat schijnt tegenwoordig mode te zijnU weet toch heel goed, dat U mij in het Universal Hotel heeft ont moet?" Zonder een spier van haar gelaat te vertrekken, ant woordde ze: „Ik ben nooit in mijn leven in het Uni versal Hotel geweest." Deane keek haar met wijd open mond van verba zing aan. „Mijn beste jonge dame," protesteerde hij, „wilt U me zéggen dat „U verward me met iemand anders, vermoed ik," zei ze bedaard. „Er loopen zooveel meisjes rond, die op my lyken. Als U er niets op tegen heeft, zullen wy daarover edhter op het oogenblik niet praten. Ik kom met een boodschap van mijn broer by U." „En?" zei Deane. „Mijn broer is vrij," ging ze voort „Hij werd van morgen om negen uur in vrijheid gesteld. De dokter van de gevangenis teekende een certificaat, waarbij verklaard werd, dat hij hoogstens nog een maand te leven heeft Hij is vrij onder de bepaling, dat hij naar de een of andere stille plaats in het Zuiden gaat. Hij kwam een uur geleden bij mij em het is op zyn ver zoek dat ik hier ben." „Gaat U voort," zei Deane bijna ruw. Wordt vervolgd. 'U'vr, twiJfe' opgeheven en plaats doen maken voor zekerheid, terwijl ik m eene (zoo ik meen onuitgege ven) verhandeling, waarin mede over deze zaax ge wag wordt gemaakt, lasdat er zeer vele, geheel nieuwe berichten, aangaande genoemde stad aanwezig zijn. Deze stad lag ongeveer een half uur .gaans, Noordwaarts van het eiland Wieringen, aan het tegen woordige Amsteldiep. In 1710 was er eene groote hoe veelheid muurwerk overig, welke hoeveelheid voormaals veel grooter moet zyn geweest, naardien men om streeks het midden der zeventienden eeuw van daar veel duif steen heeft opgehaald, welke met kaagschepen naar Amsterdam vervoerd is, om aan de cementmo- lens afgeleverd te worden. Dat deze landstreken, welke thans bekend staan onder den naam van „het meer bezuiden Wieringen", alsmede die, over welke zich ver der de Balg tot aan den zuidwal bij het tegenwoordige Nieuwe Diep uitstrekt, oudtijds bewoond en bebouwd land moet geweest zyn, bljjkt duidelijk uit de vele over blijfselen van dijken, wegen, straten en muurwerk Zoo heeft men onder andere dëzelve nagespoord van de straat van Texel, zuidoostwaarts naar de Koog, door de geheele Wieringerwaard, over de Gammels en ten noorden van Stavoren in de Zuiderzee. Naar men zegt, bestaat de weg in den Wieringerwaard, welke men ter lengte van 1300 roeden heeft kunnen volgen, uit duifsteen en kan hy wellicht in verband worden ge bracht met dén oudën weg, uit de Zuiderzee door Friesland loopende, wélke waarschijnlijk mede van Ro- meinschen afkomst is." Het schijnt dat tijdens de indijking van den Anna Paulownapolder eveneens overblijfselen van genoemden muur gevonden zyn. De aanwezigheid dezer overblijfse len, welke op genoemde plaatsen gevonden zyn, ver klaart Paludanus als volgt (Ontleend aan de beschrij ving van Den Helder door J. van Dam den Boumees- ter)„Vooreerst dan meent men, dat de muur heeft gediend tot afscheiding van grondgebied, als van de Marsaten, Frisiabonen en meer anderen, die hier mis schien vroeger met der woon zyn gevestigd geweest. Er bestaan meer voorbeelden van afscheidingen door muren. In Engeland heeft men nog overblijfselen ge vonden van eenen muur waardoor Schotland! van het zelve was gescheiden. Men denke tevens aan de meer dan vierhonderd mijlen langen muur benoorden China. In de tweede plaats meent men, dat de muur voor eene zeewering gediend; heeft. Naar ons inzien bestaat er voor deze gissing weinig grond, want dan moest dezelve langs onze stranten heen, in eene tegenover gestelde richting loopen. Immers de muur loopt in eene zoodanige richting, dat de Noordzee, op het land komende, niet tegen dien muur aan, maar aan weers zijden van denzelven moest omloopen, terwijl het Noord westelijke eind zeewaarts aan lag. Ook kan men niet zeggen, dat de Zuiderzee of dat gedeelte van dezelve, dat thans tegen den Anna PaulownapoldterWinkel, enz. aanstaat, door den muur moest afgekeerd worden, dewy'1 zulks bewoond land geweest is. In de derde plaats denkt men, dat dezelve gebouwd is tot eene afkeering van. binnenwateren of rneeren. Ten vierde zijn er enkele die denken, dat dezelve ge diend hebbe om het afloopend Rijnwater te bedwingen, hetzelve van loop te doen veranderen en denzelven naar dë Noordzee te doen nemen. Onzes bedunkens ech ter, had men het dan op eene geheel andere plaats moeten brengen. Eindelijk ten vyfde meent men, dat genoemde muur tot eenen weg gediend heeft. Als men de toenmaals lage ligging van den Wieringer waard en Anna Paulownapolder nagaat, dan bestaat er eene zeer natuurlijke reden, waarom men hier eenen weg gemaakt heeft, langs welken men ten min ste altyd, ten tijde der eb, te paard en te voet van de eene naar de andere plaats kon komen." Meerdere dorpen lagen in deze omgeving verspreid!: Terdorp, Zuidwest van Grebbe; Lemoer, tusschen Lam- mersdhaag en Wieringen; ALmer; SchJ.ph.orn of Schul- horn, dicht by de Nieuwe Sluis in Wieringerwaard; en (de stad?) Gonseind, waar nu Winkel ligt. Toch bood het gevormde land den mensch geen vei lige woonplaats. De zee deed zijn verwoestende aan vallen geregeld gelden. De strandwal bezweek op ver schillende plaatsen en 'breede geulen werden daarin uit gescheurd. Het Iaagveen werd goeddeels uiteen ge slagen, ver landwaarts in tot aan dë diluviale gron den. Een waddenzee tusschen de Zype en Eems en groote inhammen als Dollart, Lauwerzee (Labeki) en Middelzee (Bordine) werden gevormd. Steeds zuidelij ker drong de zee het land binnen totdat zij zich ver- eenigd had met het in den loop der jaren ontstane en zich iutbreidënde Almeri, aanvankelyk het meer Flevo met zyn eiland en uitmonding van dien naam, waar aan eens de Romeinsche nederzetting Flevum langen tijd hare omgeving beheersdhte. (Bekend door het be leg der Friezen in het jaar 28, toen zij in ostanid kwamen tegen den Romeinschen veldheer Olennius. Overblijfselen'dezer nederzetting zyn waargenomen op het langen tyd aanwezig gebleven en later tot een zandplaat gevormde eilandje De Griend of Grint, nabij Terschelling) De Zuiderzee was ontstaan. Waar eens een groote vlakte land zich bevond, daar joegen thans weer de onstuimige zoute wateren boven den ouden zand- en kleigrond van het haf, gelijk duizend© jaren van te voren. De tijden, waarin de genoemde steden en dorpen en bouwwerken verwoest werden, zyn niet met zekerheid aan te geven. Aangenomen kan worden, dat dit heeft plaats gevonden in een of meer der stormvloeden in de jaren 333, 350, 533, 695, 733 e.a. Ook de storm vloed van 857 bracht hier te lande vele veranderingen, teweeg. Wanneer men de kaarten van de Nederlanden in den Romeinschen tijd, in het begin der Nederlanden en by dien aanvang der 12e eeuw vergelijkt, wordt het duidelijk, welke verandering in deze omgeving hebben plaats gevonden. In den loop der 5e eeuw vestigden de Friezen zich in deze streken. De namen der oude stammen als van Bataven, Caninefaten, enz. verdwijnen. Deze stammen lossen zich op in grootere verbonden. De duinstreek, waar aanvankelyk de Caninefaten zich vestigden, ge raken naderhand bekend als Kinhem (Kennemerland) een der gouwen, waarin Karei de Groote zijn mach tig rijk verdeelde. Hoe deze streken er tijdens Karei de Groote uit gezien moet hebben, wordt op interessante wijze ver haald door W. J. Hofdijk in zyn werk „Het Voorge slacht". Na ons door verschillende streken van ons land geleid te hebben, tot reeds voorbij Alcmare (Alk maar) vertelt hy verder: Aldus nadert gij opnieuw een hooge boschstreek, waarachter hooge duinen zich statig verheffen. Te mid den van dat rijke lommer en gedeeltelijk naar den mierzoom gericht, zult ge Bergan (Bergen) vinden en verder Noordwaarts Scoronlo (Schoorl), beiden in een jagtrivier, zoo rijk als ergens te zoeken, en beiden on der hunne landerijen een aantal bunders tellende, waar van de abdy van Fulda het eigendom bezit. Bergan heeft een kapelle, Scorolo daarentegen een moeder kerk, waaraan die kapelle ondergeschikt is. Hier moet ge de duinen op. Het is niet, dat ik louter vergasten wil op een dëin- gezicjht of een landschapstafereel, hoewel dat-alleen U reeds de moeite van 't naar boven zwoegen langs de zandige helling beloonen zal; maar beter gelegenheid doet zich gewis niet voor, om kennis te maken met een landstreek, van wier inwendigen toestand zeer weinig, en slechts dit het best bekend is - dat er het reizen met groote moeilijkheden gepaard gaat. Hebt ge met inspanning en zweet een der hoogste duintoppen bereikt, en wendt ge het oog oost- en zuid- oost-waarts, dan breidt zich een frisch en afwisselend panorama voor U uit. Aan de groene weivelden en bouwakkers, die, doormengd met veelkleurig heide- en moisehland en drooge zandige hoogten - de zoogenaam de Scoronlo»sche nollen - zich onmiddellijk als aan.' Uwen voet uitstrekken, sluiten zich de lage draslandën, de sappige groene weiden, die van den blaauwen Ri- dhara- of Reeckervloed worden doorstroomd. Donker verheft zich daarachter en gedeeltelijk zelfs reeds dwars daarover heen, het weelderig en hoog geboomte lS Me< van het Scorlewald, welks dichtheid alleen wordt derbroken door kleine meiran, waarvan «ie p)| slechts hier en daar als spiegelend staal tussehi donkergroene loovermaasa doorschemert. Het Waard-meir, welks westelijke oever van hier uit ter het groote woud verscholen ligt, strekt als grijs-blaauwe vlakte verder oostwaarts op, tot de andere oever nevelt aan de kim, en u meer doet vermoeden dan wel te zien geeft. Dat land is een voortzetting van de goo Wi linga, welks gebied aan de overzijde van den Rc eigendlyk aanvangt; een woest water- en wei-, der woudrijk landschap, met een arme maar en vryheidzieke bevolking. In het noorden, aan mond van den waterloop de Leek, die daar in een tak van het meir Almeri zeewaart of in de Koi straat het Flie uitstroomt, ligt de hoofdplaats, demelacha (Medemblik), waar ge, naar ik ve: zéker een tolhuis, en waarschijnlijk ook een gel van den muntslag zult vinden; aan een kerk zal dus wel het minst ontbreken. Zuid waart strekt goo zich uit tot over de Scirmeire (Schermer), watervlak gij thands zuidoostwaarts van u nog fli wig en dampig ziet opdoemen, en dat aan de W; meir verbonden is door een smal, van hier onz. baar stroompjen, met hier en daar doorwaadbare dat den naam van Ockenvoorde of Ottervoorde (0| leek bewaart daarvan nog de naam) draagt; een uitstek welige plaats voor dat op viscih azend dierte, dat hier in de doortrekkende scholen overvlo en rij dom vindt. Intusschen hebt ge nu van Westerlinga een genoi saam overzicht gehad om het daarbij te laten, en n het veel belangrijker Kinhem de kennis ruim geno genaakv, ov over Kar.agon (Hargen; met zijn v« L. malig giewyd woud en zyne huidige kloosterlanderijt en vervolgends langs het daaraan palende en weia f minder boschrijke Pethem (Petten) thans den duinzoc verder af te wandelen tot waar de Reeoker, op s \r weg naar zee door de duinen brekende, de goo t: noorden begrenst en afsnijdt van Texla. Wanneer ge niet te ongeduldig zyt en bedaard zo ken wilt, zult ge ontwijfelbaar in de zeer onregelm tige stroomkil een doorwaadbare plaats vinden, die met luttel moeite en slechts een weinig voorzicht!; heid tot overgang biedt. Dan is Callinge (Thans voor een deel Callantséo; de naaste plaats aan den anderen oever der Richari in de goo Texla. Vette en vruchtbare akkers, ry] fluweelen graslanden omringen de hoeven, tot nog t door de hooge zandheuvelen voor de dreigende ban door het breede duinwoud voor de kille scherpte d zeewinden beschut; weidende runderen en schapen vi levendigen de eentonigheid der vlakke velden en herder legt zich onder de breede takken eens klate popels, gerust, dat op zyn vredig eiland het vee veiligheid grazen mag: Lief tooneel van genoegen, Van welvaart en vlijt, Bij den vreemdeling met ^eerbied te naadren. Wy laten hem die gegronde overtuiging, en wende; ons westwaart langs den stroom, tot waar het za& dig duin weer boven het bonte kreupelhout rijst, ons daar het mulle pad naar het vochtige noorden getroosten. Daar ligt Husiduna (Huisduinen) aan de geele z&nl helling, naby het vochtige strand. Driftig dringen tt golven van het Maresdiep hier tusschen het groote e kleine eiland door, om zich te vereenigen met d brakke binnenwateren; het groote eiland: want aan 4 overzijde van dezen breeden waterstroom doemt bê eigendlijke Texla op, en geeft van verre genoeg zien, om u tot de overtuiging te brengen, dat daar niet ontbreekt aan bosschen, die zidh van westelijke heuvel oostwaart over de geheele vlakte uil breiden, al liggen er ook vlakke velden genoeg, waai onder de voormaligen van dën Fries Gerwic thand den stifte van Fulda toekomen. Be geloof, dat gij bes doet om den wijden, dikwerf verbolgen plasch raaa niet over te steken, en ook het nederige Kinnum o een derde eiland, door den Fliestroom van het grod Texla gescheiden, stil te laten waar het ligt, daar ht Mll zeer waarschijn]ijk de bezwaren van een uitstap jen dè. waart niet beloonen zal. 3-1 't Zal alzoo goed zyn, om van Husiduna landwaait in te gaan over den meestal lagen, slechts etóïeie malen ry zenden bodem, en tusschen donkere broekig» rraslanden, ruig begroeide rietvelden, stoppelige stnii- een en yl kreupelhout door, u te begeven naar da oostelijken eilandzoom, ter hoogte waar zich de zuidt lyke tong van het Maresdiep splitst om zidh in door gaanden gang naar de Richara, in afwijkende richtinj naar het Flie te spoeden. Daar ter plaatse aan dtt luttel belommerden, misschien veiligheidshalven eenigs zins beschoeiden oever liggen de hoeven en visschen hutten die het eenzame Bredhem of Bretenheim (Reed vroeger misschien by een der eerste inbraken in Zype, verdronken, en sedert niet weer herbouwd, de zestiende eeuw leefde het nog in de herinneri van den omwoner) uitmaken, waar Ratolt de Fries j gantsche-vaderlijke erf scha den Benediktyners van Fi da vermaakte. Plaatst ge u aan den wal, dan hebt ge aan de zyde van den wierryken stroom wederom een eik voor u, aan welke zuid-einde gij den huiselijken n der hoeven van Kynloson opwaart ziet kronkelen, t< wyl aan de oostelyke punt, op de moerige klei, rieten daken van Ostmore (Evenals Bredhem door zeewater bedekt) zidh nog duidelijker voor uw oog wikkelen. In beide deze plaatsen bethooren sommige ven en landen weer aan de Fuldasche abdy, die Bonifacius dank voor te wieten heeft Een deel der op deze binnenwateren zwalkende t scherskanen behoort te Ostmore thuis, maar een arw deel ook hier te Bredhem; daarom is er allicht visscher of vaarman te vinden, willig om u tegen J geringe vergoeding over te zetten naar het noordel van Ostmore en oostelyk van Bredhem gelegen eiis Wiron, dat een goo op zich-zelf schijnt te zyn. i Maresdiep spoelt recht op het hooger deel van eiland aan, en het kan dus wel zeer voordeelig zyn barbaarsdh recht, dat de Utrechtsche kerk bezit, recht van zeevang, strandrecht, jus naufragii, dat nu schen en goederen van een gestrand schip de bt maakt van hem, wien de kust in eigendom behoo waar het onheil voorvalt. Ook de Benediktijners v Fulda hebben hier groote eigendommen: hoeven, li zen, eigenhoorigen, bosschen, akkers, velden, wat«rt weiden, en hooilanden, onder welke laatsten er i twintig voeders of twintig wagenvrachten opbrengi Hebt ge nu op dit vruchtbaar eiland Strude (Stro bezocht, van welks kapelle, den heiligen Willebrord wijd, men wil, dat zij eenmaal een heiligdom der 01 heidenen was; hebt ge u de reeds bekende wijze selbarnen of zoutbereiding in oogenscfliouw genon een bedfyf dat hier der Utrechtsdie Kerke voordtf is zoo weet ik u van de hier en daar verspi liggende hoeven niets bijzonders meer mede te dee dan dat een deel daarvan met een zaalhoeve het d Alintlo uitmaken, welks inwoners lijfeigenen van Maarten zyn. Nogmaals te schepe thands, en het Flie over i Gankdhala (Thans waarschijnlijk de. Gammels, in Zuiderzee) Dit eiland, dat wellicht tot de goo Texla schijnt vroeger Romeinsche gebouwen missdhieni wel een deel van den over de moerassen van FJ aangelegden straat te hebben gedragen, waarv; bouwvallen, „zware muragie" in deze oorden niet saam zijn; maar alles is hier sinds veel verandert Aan den oostelijken zoom van Gankchala staander ge u slechts door een betrekkelijk smallen stroom scheiden van de groote Friesche goo Westraga, wanneer ge u ter juister plaatse doet over» treedt ge tegenover Hinoahlop (Hindëlopen) op al-ouden Frieschen bodem aan wal." De del ii] g vin Mei nabij Slooi circa IQ! van twee m t< aan SCH den A.P. B. met i jjger b

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 6