chagerCourant
WEERWOLVEN.
DE MUZIEKKENNER.
VOOR DE KINDEREN.
WAT PIM EN PUK OVERKWAM.
Zaterdag 29 October 1927.
70ste Jaargang. No. 8143.
ellen
ijd op
Het bijgeloof, dat menschen zich in wolven
mden veranderen, en dan weerwolven genoemd wer-
was in de middeleeuwen wijd en zijd verbreid,
joe men aan den naam weerwolf kwam? Hij was
fojngcstcid uit wolf en een oud-Germaansch woord
dat, man beteekende. Reeds bij de Skyten, een
ftsjtain uit de Grieksche oudheid, kwam het ge-
of aan een weerwolf voor. Ook Grieksche genees-
jntUgen verhalen van een soort waanzin (lykan-
epio)i die daarin bestond, dat de lijder 's nachts
pdltep en als een wolf huilde, en de Romeinen spre-
van „versipel'les", als van menschen, die zich in
rolven konden veranderen. In de middeleeuwen werd
reeds bij den aanvang is gezegd, algemeen
m weerwolven geloofd. Tegenwoordig komt. het nog
joradisch voor in verschillende streken van Zuid-
liland, Walachije en bij de Zuid-Slaven; het ka-
jtar van den Zuid-Slavischen weerwolf gaat echter
[ar in dat. van de vampier. Volgens de oudste Ger-
ISChe begrippen, zooals men die bijv. in de
ffimga-sage aantreft, werd de verandering van een
jlf bewerkt door een om 'het lichaam gebonden riem
gordel) of door het aantrekken van èen wolfs-
jemd (ulf-hamr). De weerwolf onderscheidde zich
een echten wolf door zijn afgehakte staart.
Dat dit bijgeloof ook slachtoffers geëischt heeft is
Joelij'k, daar de menschen uit die dagen altijd
'moesten hebben waaraan ze de een of andere
;enis konden wijten, indien deze hun natuur-
Wstand te boven ging. Kwam men er daar
achter, dat iemand zich soms in een wolf ver
fde, dan werd hij verbrand of op andere wijze
Ook in de geschiedenis van ons land zijn
[paar dergelijke gevallen bekend.
[Zoo onderging dat lot te Asperen een zekere
Stoop, die den llden September 1657 ten
veroordeeld werd, omdat hij bekend had „op
jvelsche quartieren" geloopen te hebben in de ge-
ite van een weerwolf. „Op duijvelsche quartieren"
jkende: op handen en voeten,
jij gebrek aan een geheel wolfsvel, deed ook vaak
it een riem, van het vel gemaakt. Zoo'n riem
te een wolfsriem. Tal van verhalen waren er in
nloop, dat iemand een wolfsriem bezat en dien zoo
en dan omgordde, om als wolf het een of ander
raad te bedrijven. Het geloof aan die dwaasheid was
durende deMiddeleeuwen en nog later, tot in de 17e
18e eeuw, schier onuitroeibaar.
In Sleeswijk woonde een oude vrouw, die haar
[G&teri des Zondags vleesch voorzette, zonder dat
gekocht had. Een jonge knecht wilde daar meer
Nou mot je dien kerel tocl
es gevaarlijk zien zittel!!
van weten en verstopte zich op den hooizolder, toen
de anderen naar de kerk gingen.
Hij zag dat de vrouw een wolfsriem voor den dag
haalde en dien omdeed. Zij veranderde in een wolf,
liep het huis uit en kwam een poosje later terug met
een schaap in den bek. De jongen was van meening,
dat zij wel wat meer vleesch bij het eten kon geven,
als het zoo gemakelijk ging, eraan te komen.
De vrouw deed het vleesch in den pot en zei als
gewoonlijk:
Ach, Du leewe Gott, war ich bi Dirl
Toen riep de jongen van boven:
Nun und in Ewigkelt kommt du nit to mi.
Warum denn nioh, Du leewer Gott? klaagde
de vrouw, waarop zij tot antwoord kreeg:
Du gifst dem Volk nit nog in Pot.
Ei, so will ik Mier mi, beloofde de vrouw.
Waarop de jongen weer antwoordde:
Ja gewis, dat raed ik di.
Terstond deed de vrouw een grooter stuk vleesch
in den pot.
De jongen kon zijn mond niet 'houden en vertelde
het geval aan ieder, die het hooren wilde. En toen
de vrouw den volgenden Zondag, weer in een wolf
veranderd, een schaap haalde, werd zij onderweg op
gewacht
Men wilde haar vangen, maar dat gelukte niet. En
een kogel, op haar afgeschoten, trof haar niet.
Gewone 'kogels hadden doorgaans geen vat op een
weerwolf, ze moesten van aangeërfd goud of zilver
zijn, om doel te treffen. a
Oorspronkelijke schets door SIROLF,
naar een Engelsch gegeven.
i
(NaJdruk verboden. Alle rechten voorbehouden).
1
Het schitterende Beethoven-concert was in vollen
gang. De muziek had juist een prachtige aria ge
speeld en nu klonk alleen oen heel zachte viool-
solo, die een wonderlijk mooie melodie in de zaal
weende. Allen zaten In volmaakt* «tilte, ontroerd
.te luisteren
Op een der eerste rijen zat een modern meisje.
Naast haar zat een jongeman, die ontegenzegge
lijk let» dierlijks over zich had. Ten minste hij had
weelderige haren, manen, als een loouw. En zijn
gezicht vertoonde voortdurend' een flauw glim
lachje van zelfvoldaanheid, dat bepaald herinne
ringen aan een Bchaap opwekte. Ongetwijfeld was
hij een groot artlat, eon muziekkenner. Het meisje
zag smachtend naar hem op en fluisterde zóói hard,
dat de menschen in de zaal omkeken.
O, 'Bank, vin je 'het niet snoeoeoezig? Ik hen ge
woonweg gek op die muziekooncerfcen, jiji ook niet?
Ja, ik ook, zei het schaap en glimlachte zelfvol
daan.
Zlog, Bank, enno.... weet Je wat ik zoo ontzet
tend heerlijk vin?
Nu?
Dat ik met jou ernaar toe ga, om ervan te genie
ten, om het te begrijpen, ik vin het toch zoo zaaaaa-
lig, om er met jou naar toe te gaan, omdat jij zoo
veel van muziek afweet, dan begrijp je er veel meer
van, is 't niet zoo, Hank?
Jaja, blaatte het schaap met de leeuwenmanen.
O, zag Bank, wat een aaaaaardig wijsje speelt
'die man daar, het lijkt precies dat zalige refreintje
van Toon Piepers: „Waarom, o, waarom, liet je mij
alleen?", je weet wel dat fijne dingetje waar je zoo
dol op kan charlestonnen!
jO ja, hèhè, mekkerde het lam.
Van wie is dat wijsje, zeg Hank?
Van die Beethoven natuurlijk, Miep!
O, zag, Hank, wat ben je toch vriesseluk knap,
dat je zóómaar dadelijk kan hooren, ongelooflijk,
wet een genie, zag Hank, hoe kün je het zoo! Wat
ontzettend interessant! En o, zag, Hank, wat is dat
eigënlijk voor een tiep, die Beethoven?
Och, dat is zoo'n ouwe componist, die leefde in
Heer: Wacht maar even, ik
ben zoo terug.
Taxi-chauffeur (die den be
roemden advocaat naar de gevan
genis heeft gereden)Dat ze
me verleden jaar ook iemand
maar die zit er nogl Eerst bèta
lfcn, vadertie!
Ken jij den lichtgewicht
kampioen van deze stad
Ja zeker! Dat is mijn krui
denier!
die ouwe tijd, toen ze allemaal van die ouwe klas
sieke muziek schreven en zool
O, ik begrijp je, Hank, ik voel wat je zeggen
wil, is het niet zalig, verrukkelijk? Je bedoelt, dat
hij in die ouwe tijd leefde van Mozart en Lohengrin
en de „Koopman van Venetië" van Louis Bouw
meester?
Ja, in die tijd zoowat.
O, zag Hank, zou die Beethoven ook zoo'n ènge
jas gedragen hebben als die Koopman van Venetië?
Ik denk het wel, Miep.
O, zag Hank, wat vriesseluk Intressantl Hoe wéét
Je dat allemaal zoo! Wat moet het toch heerlijk
zijn, zóóveel te weten van muziek als jij! Wat ik
vragen wilde, Hank, wat is dat eigenlijk voor een
vent, die daar, met dat ijseelijke gezicht, die met
zijn armen staat te zwaaien zie Je wel? Hij' kijkt
aldoor naar ons, zie je wel? Is dat soms «en har
pist? Op het programma staat, dat er ook een har
pist in meespeelt!
Dat kan wel, Miep.
O, zag Hank, wat ben Jij toch „bij"', dat je da
delijk die harpist er uit haalt, kolossaal, zag. O, ja,
wat ik zeggen wil, Hank, wat is dat eigenlijk, een
^harpist?
O, dat heeft geloof ik iets met walvisschen te mar
ken, Miep, dat is zoo'n kerel, die gooit een harpoen
naar zoo'n walvisch en dan vangt ie 'm en dan ma
ken ze geloof ik, vioolsnaren uit zijn tong, een moei
lijk karweitje, heur, niets voor mij!
O, wat machtig-verrukkelijk, Hank, hoe kün je
dat allemaal zoo onthouden?
Och ja, hè, je moet een beetje goeie hersens heb
ben, hè; ik heb er laatst een boek over gelezen:
Drie weken bij de Eskimo's.
Heerlijk, zag, dat die Eskimo's zoo muzikaaJl zijn,
zou je niet zeggen, hè, ze kunnen zoo komiek op de
film spelen. Is het niet zaaaaaaalig, Hank, om zóó
veel van mnziek te weten, als jij?
„Och ja, Miep, het is natuurlijk een kwestie van
beschaving, hè. Iedereen is er niet vatbaar voor",
glimlachte het schaap, met een starende blik uit
zijn lodderoogen.
Doek.
msobe i
'flet,
ieze as
enkele
3-Ajna
Er W
tuur#
n
Hoi 1«
209. Hoor eens Pim, zegt Puk, wees
nou es een verstandige jongen. En ga
even tegen Opoe zeggen, dat je d'r spijt
van hebt en dat je je eigen erg schaamt.
Dan praat Opoe er niet tegen Vader en
Moeder over.
210. Met hangende ooren gaat Pim
naar Opoe toe en zegt: Opoe, 't was
heusch een ongelukje. Ik kon er niks aan
doen. En ik heb er erge spijt van. Zoo,
zegt Opoe. Nou, dan is het goed. Je
lust zeker nog wel een pannekoek, hè?
211.. Pimj is erg dankbaar voor Opoe's
goedheid en vooral wegens de panne-
koek. Hij neemt al de wijze lessen van
Opoe zoet aan en hapt intusschen in het
heerlijke gebak. Nu eens kijken of
Puk al in de kuil gezakt is, denkt de
berouwvolle Pim..
212. Maar Puk speelt een heel eind van
de gevaarlijke plek. Dat zou nog niet
zoo erg zijn, maar wat ziet Pim daar?
Sijtüen Sappelaar de postbode komt aan
rijden, recht op de kuil toe,, die Pim voor
zijn lieve tus gegraven had.
h dern
is, en
brf*të
re.
vw
die f
L
odig. G
yor oi
pareloof
beklad
i, omds'
irste bo
nten
m
213. Voor dat Pim kan waarschuwen
rijdt Hljrwn Sappelaar met zijn voorwiel
in de kuil. Hij maakt de tnorkwaardig-
sto luchtsprong die ooit door een fat
soenlijke haas is uitgevoerd. Maar hij is
•r heelemaal niet trotech op. Want hij
bezeert zich leelijk bij 't neerkomen.
214. Opoe snolt toe on zot den goval-
lon postman weer overeind. Gelukkig is
er niets gebroken of gekneusd. Maar
Sljmen's pijp is kapot en ook zijn fiets
heeft schade opgeloopen. 't Is dus geen
wonder dat de poetman erg kwaad le.
215. Als het gebleken is, dat Pim ooft
dit ongeluk op zijn booze geweten heoft,
voelt Sijmen Sappelaar zich dadelijk
geroepen om aan Plm's verwaarloosde
opvoeding te werken. HIJ doet hert zóó
hard, dat Pim moord en brand schreeuwt
210. En Opoe wil na deze nieuwe streek
van haar ondeugondon kleinzoon niets
«n niemtendal meer met hem te maken
hebben. Ga maar gauw naar huis,
zegt ze en doe de complimenten aan jé
Vader, dat Je niet meer hier hoeft te ko
men.