do
cbager Courant
Naar het land van Ster en Halve Maan.
uwe!
"5
BEU
LEI
DE MODERNE DANS
GOUDEN KETENEN
Tweede Blad.
oscoop,
oscoop.
rbaa 1
len
er,
ie,
Feuilleton.
.Zaterdag 29 October 1927
70ste Jaargang. No. 8143.
door
SANTOS CAS ANI.
„The Teacher of Teachers".
mg,
osit
°l
2 /O
4 /O
HOOFDSTUK II.
Kde moderne dans m vb balzaal.
Ine dagen dat „'kunnen dansen" iets bijzonders, iets
f exceptioneels was, en het aantal personen, de dans
kunst machtig, zoo gering, dtat men op ieder bal et-
Lctëke „muurbloempjes" moest aanschouwen-, behooren
sng tot het verleden. Tegenwoordig is het een uitzon
dering, als iemand niet danst, en muurbloempjes zijn
in onze dagen in de balzaal een vrijwel onbekende
plantensoort.
De oorzaak van deze gunstige verandering is niet ver
te zoeken. De moderne dahs is gebaseerd op het ge
wone loopen, en aangezien het meerendeel der mensch-
Jieid deze kunst wel maohtig is, kan ook iedereen de
danspassen van tegenwoordig leeren uitvoeren. Een
oed „Iooper", dat wil zeggen, iemand die een on,ge-
wongen houding en een soepelen gang heeft, wordt
zonder <le minste inspannig een goed danser, wanneer
hij of zij zich slechts de moeite geeft, zich de nieuwe
passen eigen te maken.
De zoogenaamde „beurtdansen" van vroeger - Lan-
ciers en Quadrille - vereischten heftige inspanning, en
bijgevolg vofiden zij, die den zestien of zeventien jarigen
[leeftijd reeds gepasseerd waren, de vermoeienissen van
dit «noogen e! spoedig groot; maar tegenwoordig;
!bü het ir'voudig rhythme van den Fox-Trot en den
licht wiegenden cadans van de wals, telt leeftijd: niet
mee, en zoo zien wij nagenoeg iedereen.' tussdhen
de 1 en 70 genieten van de moderne dansen, tot heil
'.ffiest en lichaam.
ÏTVf -^u kunnen een paar practische wenken het genoe-
•*-' j gafc dat U en Uw partner beleven aan een bal of
er, t thé-öansant, aanmerkelijk vergrooten. Ik neem aan, dat
U de passen van Fox-Trot en Wals kent, en dat, nu
U deze fundamenteele passen machtig is, de charle
ston. de Blaak-Bottom en thans de Yale U geen moei
lijkheden meer in den weg leggen. Het beheerschen van
de passen alleen echter maakt van iemand no.g geen
goed danser, al wordt ten onrechte vaak daarop alleen
.gelet. Er zijn edhter ook nog andere factoren in het
spel. Zoo mag men b.v. niemand als een goed danser
bestempelen, die zijn partner niet correct vasthoudt.
Een paar opmerkingen daarom over de eènig juiste
danshouding.
De rechterarm van den man moer een steunpunt voor
het meisje vormen; zijn rechterhand moet hij plaatsen
een centimeter of vier onder het schouderblad van zy'n
partner, en (hij moet zorgen dat zijn lichaam vry is
en rechtop. Parade-effeoten zijn absoluut onnoodig. Het
meisje mag niet den minste druk uitoefenen op den
rechterschouder of -arm van haar danseur - dit maakt
imvr evenwicht, en daardoor gelijkmatig dansen on
mogelijk. Indien men maar eenmaal de juiste methode
va houden te pakken heeft, is het haast niet denkbaar
èt men uit den pas raakt of, wat even erg is, gaat
Bpèpen.
De been en worden recht gehouden bij de moderne
dansen, niet stijf, maar ook vooral niet /bungelend",
!om een gemeenzamen, maar raken term te gebruiken
fle stijve beenen beduidt, een gebrek aan soepelheid, en
LH is het fataalste, wat den danser van tegenwoordig
sn overkomen. De hielen moeten vlak bij elkander ge
houden worden, zoowel in vooruit- als achteruitgaan
de beweging, zoodat de verschillende passen een ge
acheveerd karakter krijgen. U zult wel weten, dat zy,
die op de hielen plegen te loopen, vaak betiteld wior-
'jen nis ganzen-mardheerders. Als U eens een gans ga-
j «flaat, op weg naar een vijver, dan zult- U bemerken,
leaer m juist deze benaming is. Een ganzenpas te hebben
a voor een danser minstens even fataal als een houten
km hebben voor een voetballer.
een correcten gang en de juiste wijze van vast
houden, heeft een danser zijn partner bijna pal tegen-
zich, en hy stuurt - dwz. geeft de aanduiding van
de richting, waarin hy wenscht te gaan - door een
lichte beweging van zyn lichaam, die te vergelijken is
met de wijze, waarop men een fiets bestuurt. Hij duwt
of sleept zijn dans niet, en ook mag hij haar niet lei
den, door zijn rechterarm te gebruiken. Het gracieuse
dansen bestaat voor het grootste deel hierin, dat 'het
meisje haar partner volgt, zonder dat deze eenige uiter
lijke beweging behoeft te maken buiten de danspas
sen. Niets staat leelyker dan slecht sturen, en geen
danser, dien naam waardig, zal zyn stijl bederven door
slordigheid in dit opzicht.
Ik ben nu gekomen tot een punt, dat van zeer
groot belang is voor beide partners. Noch „hij" noch
„zy" mag egoistisch zyn ten opzichte van de ander.
Het is verkeerd van den man, fantasie-passen te wil
len maken tot ongenoegen van het meisje, dat ze mis
schien niet kent, en evenmin moet laatstgenoemde fi
guren beproeven, die haar partner onbekend kunnen
zijn. Dat is een vorm van zelfzuchtigheids Een an
dere, evenzeer verderfelijke, waarvoor „hy" speciaal
verantwoordelijk gesteld moet worden, is dwars tegen
andere paren in te gaan dansen, louter uit een zucht
om op te vallen. Laat ik in dit verband herinneren aan
een spreekwoord, dat nergens zoo goed van toepassing
is, als in de danszaal: Wat gij niet wilt, dat U ge
schiedt, doe dat ook aan een ander niefcl
IH
Smyrnal Welke Hollander voelt niet iets in zich tril
len wanneer hy dezen naam hoort, een naam die
reeds eeuwen lang geassocieerd is met dien van
Holland.
Eigenlijk moest ik zeggen met dien der Nederlan
den, want ook Vlaanderen kan trotscjh zijn op haar
associatie met Smyrna. -Heet de Neder]andschen
Consul in Smyrna niet nog altijd Filemen (Vlaming)
Consoles I Zeker nu wordt er wel eens gezegd1: Hol
lands Consolos toch is de populaire naam gelezen voor
den Nederlandschen' vertegenwoordiger.
Het was natuurlijk in onze Gouden eeuw, dat de
betrekkingen die in Nederland in Smyrna bestonden,
verre uitblonken boven de betrekkingen van andere
landen met die stad. Het was ook in die eeuw en wel
in het jaar 1665, dat het Nederlandsche Hospitaal te
Smyrna gesticht werd.
Het stond op een groot terrein, waar trotsch het
Oranje, Blanche Bleu, de oude nationale driekleur wap
perde.
Op dit terrein stond de woning van de vertegen
woordiger der Republiek der Vereenigde Nederlanden,
tevens vertegenwoordiger van de machtige kooplieden
organisaties. In by gebouwen woonden de ondergeschik
ten. De kawassen, de gewapende bedienden, waren op
Turksche wijze gekleed en bewapend, doch droegen de
kleuren der Republiek.
Op het ook uit die dagen stammende Nederlandsche
kerkhof leest men op de grafmonumenten goedklin-
kenden Hollandsche namen. Hollandsche families als
i van Dam, van Isselt en van Lennep, de Hugenooten-
familie, de Hochepied hebben ons land op voorbeel
dige wijze gediend. Ook de namen de Sturler, van dier
Zee, de Jongh, van Heemstra, Keun en Mock zijn met
ER dê
ier,
EVN,
30.
een
ig.
vani
pelend,
Cofr
-eenigif
contf
n), nel#
gaaf vs"
dit bl»i
'rug.
door E. PHILIPS OPPENHEIM,
Schrijver van: „Rijk en geen Geld,
Millionair tegen wil en dank", e.a.
Geautoriseerde vertaling d. DICKY WAFELBAKKER.
Hij knikte. „Ja, en het eenige, wat ik wensch is daar
*?er heen te kunnen gaan. Daar kon ik tenminste al-
1W mijn hoofd boven water houden, maar Londen is
jen ellendige stad. Ik veronderstel, dat het komt, om
dat ik me hier niet thuis voel," voegde hij er pein
zend aan toe. „In elk geval ben ik hier alles wat ik
jwzat, kwijtgeraakt."
Ze vervolgde het gesprek zonder de minste interesse,
naar eenvoudig omdat het haar wat tijdelijke aflei-
bracht. „Waarom kwam U over?" inforcneerde
ze.
«ÏÏet was een idiote geschiedenis," antwoordde hy.
«J*leende een man wat geldhet was eigenlijk een
speculatieen ik reisde hierheen om te zien, hoe het
«mee stond."
«En ik veronderstel dat hij het allemaal verloren
fcft?" merkte ze op.
«Hij is' zelf verloren," antwoordde' de maan, „en dat
«ongeveer even erg. Ik wilde, dat ik hem maar te
«na k°n krijgen. Ik zou tenminste op de een of
««tere manier nog iets terug kunnen krijgen, van het-
my toebehoort."
„Londen is een groote stad," wierp ze tegen. „Het
verre van gemakkelijk, hier menschep te vinden,
nzy men alles van hen afweet."
»Die man verliet Zuid-Afrika nog slechts enkele
'panden geledenHy gaf me een adres op, waar ik
m altijd zou kunnen vinden. Ik ben daar dan ook by-
a eiken dag geweest. Hy schijnt er verschillende ma-
ie1ffrer l en z^n ^durende zijn aankomst. Nu
«wt men hem er evenwel in twee maanden niet meer
waen en men heeft er geen flauw idee van, waar hij
fcö uithangen."
j>Weet u zelf niet eens, of de speculatie (gelukkig of
'gelukkig is geweest vroeg het meisje.
zodv1 s?, ,de neerslachtig het hoofd. „Die heeft, voor
er ik kan nagaan, bitter weinig opgeleverd. En. als
succes heeft gehaxi, dan is hij er vandoor gegaan
,:j r®wuist. Wanneer dit niet het geval is, dan noudt
S^uil, uit vrees dat ik myn geld zal verug-
eerwej het ook zy, het is een lamme geschie-
nHoe heet hij?" vroqg ze lusteloos.
Smyrna verbonden en leven nog in de herinnering of in
het heden voort.
De Levant heeft steeds een groote- aantrekkings
kracht op de Nederlanders uitgeoefend, ondanks de
moeilijkheden aan vestiging en handel verbonden.
By het reizen her- en derwaarts waren Duinkerker ka
pers en Algerijnsche zeeroovers te vreezen, en menig
ondernemend Hollandsch koopman bereikte nimmer
Smyrna, omdat hetzij de Duinkerker kaper hem had
doen „voetjes spoelen" of de Bey van Algiers hem tot
galeislaaf vernederd had1. Doch gelukte de tocht
heen en weer dan had de avonturier een vermogen te
boeken. Zoo verdiende een Alkmaarder Nicolaas de
Wit in het begin van de 17e eeuw een vermogen
door als kapitein en koopman op zyn eigen schip op
de Levant te varen.
Hij was in later jaren de gevaren, aan zulk een
reis verbonden/ niet vergeten en noemde in een
voorloopige overeenkomst met paus Urbanus VIII
ala een der doeleinden van dit contract bet los
knopen van Christenslaven uit de handen der Al
gerijnsche zeeroovers.
Eeuwen lang heeft er to Riome een soort Hol
landsch fonds bestaan om Hollandsche slaven het
zij los te koopen of indien zij hadden weten te ont
vluchten on Italië te bereiken, hen verder te hel-
■pen. i!<.
Algerijnsche zeeroovers! Wie denkt daar nu nog
aan, terwijl gij gemakkelijk op een dekstoel uit-y
gestrekt ligt en over de blauwe zee naar de kust
staart! Misschien zijn onze dagen niet minder
barbaarsch, dan vroeger eeuwen. In die lang ver
vlogen dagen ging bet ten minste man tegen man,
terwijll de Diuitsche duikbooten passagiersschepen
„Zyn werkelijke naam was precies zooals de uwe...
ik hoorde tenminste, hoe de oude mevrouw Towsly U
met juffrouw Sincflair aansprak."
Ze keek hem eenige seconden aan, zonder iets te
zeggen. Niettegenstaande hij niet iemand was, die gauw
iets begreep, kon hij toch duidelijk het verschil zien
van de uitdrukking, welke er nu over haar gezicht
lag. Haar mond was half geopend en haar oogen schit
terden plotseling met een hartstochtelijk vuur. Het
leek, alsof haar geheele gelaat was opgeklaard. Ze
was niet meer een vermoeide, ontmoedigd' uitziende
jonge vrouw met een schijnbaar slecht humeur. Ze
'zag er vriendelijker uit en het scheen, alsof er eens
klaps nieuw leven in haar was gekomen.
„Zijn ware naam is SinflQair," herhaalde ze zachtjes.
„Hy kwam uit Zuid-Afrika. Vertel me eens wat meer
van hem."
„Waarom?" vroeg1 hy kortaf.
„Omdat my'n naam Ruby Sinclair is en ik hier ben
met hetzelfde doel als Ualleen met dat verschil,
dat IK weet, waar mijn oom is. Mij'is het ibekendi, wat
er van hem geworden is. Ik zoek echter naar andere
dingen."
Hy liep van het raam weg en ging op het kleedje
voor den haard naast haar staan. Iets van haar opwin
ding was op hem overgeslagen.
„Dat zou heel toevallig zijn," riep hy uit. „Als er
maar geen vergissing in het spel isWanneer hy
dezelfde man is, dan kunnen wij elkander misschien
helpen. Ik zoek_ naar een zekéren diehard Sinclair. Hy
was ongeveer vyftig jaar oud, goudzoeker en een echte
avonturier. Hy heeft al in aardig wat moeilykheden
gezeten."
„Wat kwam by hier in Engeland! uitvoeren?" vroeg
ze.
Even aarzelde de jonge man. „Ik zie ook eigenlijk
niet in, wat er voor kwaad in kan steken het je te
vertellen," zei hy. „Denk er echter om, dat ik het al
leen doe in ruil voor inlichtingen van jou kant. Ik leg
je nu het geheele zaakje bloot."
„Ik zal je straks alles vertellen, wat je weten wilt,"
viel ze hem in de rede, „Ga voort."
„Nu dan," zei de jenge man, „hy kwam hierheen
om een goudmjjn op té eischen, waarop hy recht meen
de te hebben."
„Een goudmijn?" herhaalde het jonge meisje adem
loos. „Was heft een .rijke......een heel rijke mijn, be
doel ik?»
„Dat zou ik wel zeggen. Het was een ingewikkelde
geschiedenis.de myn is in andere handen, weet je,
maar Sinclair meende, dat hy er nog recht op had. In
elk geval verwachtte hy voor een groot bedrag afge
kocht te rullen worden of eer. syndicaat te kunnen vin
den, dat v»w zaak ter hand zou nemen. Hy kwam op
getogen van blydschap bij me. Mijn naam is Heffe-
romHy en ik waren heel dikwijls maatjes en al
hoewel wij heel wat zaken samen deden, zijn wij toch
goede vrienden met elkaar gebleven. Hij kwam zoo
als ik je zeg, bij mij in Kaapstad, en vertelde me, wat
er aan de hand was. Hij had twee of drie honderd
pond noodig om hierheen te gaan en het zaakje be
hoorlijk aan het rollen te brengen. Nu, ik dacht er
eens over na, en niettegenstaande het bedrag dat hij
vroeg, mijn heele fortuin op de wereld' uitmaakte, heb
ik het hem toch gegeven. Hij vertrok naar Engeland.
Ik ontving een brief van hem, waarin hij me berichtte
veilig en wel geland te zyn, en verder hoorde ik geen
woord van hem. Ik telegrafeerde, doch vernam taal
noch teeken. Ik begaf me zelf naar Engeland, want
Sinclair had nauwelijks Kaapstad verlaten, of de zaak
waarby ik betrokken was, ging mis en ik verloor elke
penny, die ik bezat. Ik kwam dus hierheen en ben miu al
veertien dagen in Engeland en zooals ik zooeven al
zei, het lijkt wel, alsof Sinclair geheel en al van den
aardbodem is verdwenen. Het ergste van alles is, ging
hij voort, „dat ik schoon aan den haak ben. Ik moet
vandaag hier vandaan, omdat ik niets over heb om de
rekening te betalen, en ik heb er geen flauw idee van,
waar ilc een beetje geld kan opnemen."
Het gevoel voor humor kreeg even by het meisje de
overhand. „En je diamanten dan?" herinnerde ze hem.
„Ik hoorde je een paar avonden geleden aan het diner
beweren, dat een van deze wel honderd pond waard
was."
„Bluf en opsnijderij," antwoordde hy dadelijk. „Ze
zyn allemaal valsch. Ék sprak zoo om moeder Towsley
er toe te krijgen my nog een week uitstel te geven,
maar ze sdhijnt er niet over te denken. Nu heb ik
mijn verhaal gedaan. Vertel jij me nu eens, waarom
je er zoo op gesteld1 was dit alles te weten."
„Ja, dat zal ik doen," zei ze. „Re heet Ruby Sin
clair en ben de nicht van den man, dien jy hier in
Engeland bent komen zoeken."
Hij uitte een vloek em, vergat daarvoor excuus te
vragen.
„Je weet waar hy is," riep hy uit. „Kom, denk er
om, dat wy eerlyk hebben afgesproken onze weder-
zydsche inlichtingen te zullen wisselen."
„Hij is dood," klonk het.
De jonge man wankelde even. Zyn eerste gevoel van
verbazing duurde slechts enkele seconden. Woede en
teleurstelling traden daarvoor inplaats. „Dood!" riep
hy uit. „En hoe staat het met zijn geld? Wat hy na
gelaten heeft, komt mij toe. Dat kan gemakkelijk ge
noeg uitgemaakt worden, want ik kan je zijn schuld
bekentenis laten zien."
„Je deed' 'beter met even te wachten," zei ze koel,
„totdat ik je alles verteld) heb. Re vermoed, dat je de
couranten niet leest."
„Nooit," verklaarde hy. „Welk nut zou ik daarvan
kunnen hebben?"
„In deze omstandigheden zou het misschien wel het
met vrouwen en kinderen aan boord uit de verte
ten ondergang doenden.
De Wat uit Alkmaar was zelf bewapend en
wist wat hem te wachten stond, de Tubantia, naar
Zuid-Amerika onderweg, vervoerde passagiers, die
slechts aan huis en haard, kinderen die slechts aan
hun kinderleventje dachten.
tBif den ingang van de baad van Smyrna, als het
ware beneden de bergspitsen, die men de Twee Ge
broeders noemt, ligt een sterk Turksch fort om de
„Parel van de Levant" te verdedigen tegen even
tueel© vijandelijke aanvallen. De Turk is niet agres
sief en wil het liefste in vrede werken, maar om
hem heen stookt en spookt het, Op zijn Perzische
grens waren veertien dogen geleden invallen ge
daan, de Russische Sovjets ztln evenmin prettige
buren en wat dan te denken van Grieken, Serviërs
en Bulgaren. Sofia, de hoofdstad der laatsten, doet
denken aan een ingepekeld vuur. Zal het uitgaan
of zal het opvlammen?
De Serviërs en Grieken sturen leelijk klinkende
nota's naar Sofia. Zijn de Bulgaren werkelijk ver
antwoordelijk voor de moord- en roofpartijen aan
hun grenzen? Het is bijna onmogelijk, hen verant
woordelijk te stellen, omdat daar, waar die euvel
daden geschieden, een van have en goed verdreven
bevolking samengestroomd is en van rustige land
arbeiders refugie's geworden zijn, ongeilukkigen zon
der middel van bestaan. Ongedukkigen, opgejaagd),
omdat er in den Balkan een eeuwigen rassenhaat,
een eeuwigen volkshaat heerscht en deze menachen
•toevallig niet passen in de begrenzing van het land
waar zij rustige landbouwers waren. De heerschers
van dat land dulden hen niet binnen hun grenzen
en hebben hen met ruw geweld weggejaagd over de
grenzen en zoo zijn zij evenals vee dat naar de
groote abattoirs van Armour of Swift te Chicago ge
dreven wordt, opgezweept en samengeperst in een
landstreek begrensd door Bitolia, Uskuh en Salo-
nika.
Desperado's, waarvoor geen regeering de verant
woordelijkheid op zich kan nemen. De Turken zien
met groote belangstelling toe hetgeen daar te Sofia
geschiedt en hebben slechts één wensch, er buiten
te kunnen blijiven.
Eien familid van mij, 'eertijds hoofdofficier onder
Thomson, in Albanië, zei eens het volgende: „De
Turken zijn de eenige fatsoenlijke kerels in den
Balkan. Indien de rest elkaar onderling uitroeiden,
zou er kans op vrede in Europa komen."
Het ziet er naar uit, dat die uitroeipartij zal be
ginnen. Zullen de Roemenen ook meedoen en ook
uitgeroeid worden? Wat zuilen de Hongaren vurig
bidden dat dit zal geschieden en ook hun aarts
vijanden gedecimeerd zullen worden.
Het Balkan-vuur is nog met asch bedekt, men ziet
slechts hier en daar een iklein vlammetje. Zal dat
vlammetje oplaaien?
Ik hoop vurig van niet, want ook al vrees Rt, dat
mijn familielid gelijk had en Europa slechts tot
vrede zal komen, indien die Balkan-rakkers elkaar
uitgerooid hebben en geloof mij!, dat nu noch
vrouwen noch kinderen door de overwinnende
scharen gespaard zullen worden huiver ik bij da
gedachte: weer oorlog! Hoe kan het ook anders.
Wanneer men het schrikbeeld van den oorlog wil
zien, behoeft imen slechts twee minuten aan land
te zijn in Smyrna* Rondom de nieuw opgöbouwde
douaneloods op de havenmuuir: ruïnes. 'Wandelende
'langs de mooie haai, rechts ruïnes van huizen; die
eertijds op deze mooie plek met een verrukkelijk
uitzicht op de baai en de daarachter liggende
hooge bergen gebouwd waren.
Hier stonden fraaie hotels, mooie consulaatsge
bouwen, groote kantoorgebouwen, luxieuse wonin
gen van Europeanen, Armeniërs en* Grieken.
Veelal staan de voorgevels nog recht overeind, de
gaten van deuren en ramen zijn met steen en puin
toegestopt, zoodat ge niet kunt zien hoe het er ach-
4fcer uitziet
Hier en daar is een huis nieuw opgetrokken, el
ders is men bezig op de plek waar een groot hotel
stond, een nog grooter hotel te bouwen, maar ove
rigens ruines, een rij van ruines, tot men eindelijk
komt hetzij naar het Zuiden aan de Konak, het Turk
sche Gouvernementsgebouw of in het Noorden aan
de z.g.n. Bellevue. Daar is.alles nog intact.
Tussohen douaneloods en Konak ligt de haven,
eerst de haven der groote scheepvaart, dan die der
zeilschepen en visschersvaartuigen. Een flinke golf-
brekende dam beschermt hier de kleine vaartuigen
en lichters tegen eiken golfslag.
De haven en de kaden langs de baai zijn door een
Fransche familie, die reeds enkele generaties in
Smyrna gevestigd is Guiffray genaamd ge
bouwd. De concessie heeft haar tot 1956 voorrechten
gegeven, waaronder het heffen van haven- en tou-
wengeld ook'van die schepen, welkë pp de reede blij
ven- liggen. Eén blik op de talrijke schepen in de
haven en op de reede doen begrijpen, dat die fami
lie een behoorlijk burgermansinkomen geniet. En
fin, ondernemingsgeest moet m.i. beloond worden.
Men heeft toch buitendien het risico geloopen.
We staan op het plein van de Konak, de residen-
geval zijn geweest. Die berichten zouden wellicht ge
holpen hebben om niet zooveel tyd te verknoeien. M^jn
oom werd in het Universal Hotel vermoord door een
zekeren Rowan."
De jonge man vloekte weer heftig en zoo lang, tot
dat zyn vocabulaire uitgeput scheen te zyn. Toen hy
geëindigd was, lag er een blos van opwinding op zyn
wangen en een vreemde schittering in zyn oogen.
„Door RowanBasil Rowan?" riep h(j uit. „Hy
was by ons, toen wij daarginds naar goudi zochten in
Newey Valley. Kydfl eens hier: jij en ik moeten dat
zaaikje zien op te knappen. Je' zegt, dat hij vermoord
werd? Nu, ik ben de man, die wel eenig licht in deze
zaak kan brengen. Wat is er met Rowan gebeurd?
Heeft hij iets gezegd?"
ijk zal jé alles mededeelen, wat my bekend is," zei
het meisje. „Zoodra hy in Engeland! aankwam, schreef
hy me. Hij geweerde, dat hij in Afrika geluk 'had ge-
hadi, d'at hij gekomen was om bezit te nemen van een
groot fortuin en mij binnenkort by zich zou laten ko
men om met hem samen in te wonen. Daar hij geen
andere familieleden bezat, verzekerde hy me, dat ik
voor het verdere gedeelte van mijn leven geborgen zou
zyn. Ik antwoordde natuurlijk en vroeg, of ik niet da
delijk kon overkomen. Hy schreef my wederom en zei,
dat ik een paar dagen moest wachten, totdat zyn zaken
geregeld waren. Daarna hoorde ik niets meer. Ik wacht
te en schreef opnieuw. Nog eens zond ik een brief,
doch er kwam weer geen antwoord. Later ontdekte
ik, dat mijn brieven nooit gehaald waren geworden
van het adres, waarheen ik ze op zijn verzoek geadres
seerd had. Toen op een goeden dag zei een vreemde
ling die in Rakney vertoefde, tot mijn oom, dat hy de
dagbladen eens moest doorlezen. Daarin vonden wij het
verhaal van den moord. Hij was al eenigen tyd dood."
„Rowan werd natuurlijk gevangen genomen, veron
derstel ik vroeg de jonge man. „Heeft hy ook gezegd,
welk motief hem tot de daad had gedreven? Werd hij
ter dood' gebracht?"
„Hy hield vol, dat het een twist was," zei het meisje.
„Ik geloof hem echter niet. Hij werd schuldig bevon
den, doch in vrijheid gesteld. lik las in de bladen van
gisterenavond, dat hy uit de gevangenis ontslagen is.
Ik geloof, dat hij nog sledhts enkele dagen te leven
heeft."
„En wat doe jij hier?" vroeg hy.
„Ik kwam naar Londen om bezit te nemen van het
geen mijn oom heeft nagelaten," zei ze langzaam.
„Heb je alles?" vroeg hij ademloos.
„Ja."
„Waren er ook papieren onder?"
„Enkele," antwoordde zer, „maar geen stuk van eeni
ge beteekenis."
Hij keek haar wantrouwend aan. Ze haalde haar
schouders op.
„Luister eens," zei ze, ,jk vertel je de waarheid.