do cbager Courant Naar het land van Ster en Halve Maan. uwe! "5 BEU LEI DE MODERNE DANS GOUDEN KETENEN Tweede Blad. oscoop, oscoop. rbaa 1 len er, ie, Feuilleton. .Zaterdag 29 October 1927 70ste Jaargang. No. 8143. door SANTOS CAS ANI. „The Teacher of Teachers". mg, osit °l 2 /O 4 /O HOOFDSTUK II. Kde moderne dans m vb balzaal. Ine dagen dat „'kunnen dansen" iets bijzonders, iets f exceptioneels was, en het aantal personen, de dans kunst machtig, zoo gering, dtat men op ieder bal et- Lctëke „muurbloempjes" moest aanschouwen-, behooren sng tot het verleden. Tegenwoordig is het een uitzon dering, als iemand niet danst, en muurbloempjes zijn in onze dagen in de balzaal een vrijwel onbekende plantensoort. De oorzaak van deze gunstige verandering is niet ver te zoeken. De moderne dahs is gebaseerd op het ge wone loopen, en aangezien het meerendeel der mensch- Jieid deze kunst wel maohtig is, kan ook iedereen de danspassen van tegenwoordig leeren uitvoeren. Een oed „Iooper", dat wil zeggen, iemand die een on,ge- wongen houding en een soepelen gang heeft, wordt zonder <le minste inspannig een goed danser, wanneer hij of zij zich slechts de moeite geeft, zich de nieuwe passen eigen te maken. De zoogenaamde „beurtdansen" van vroeger - Lan- ciers en Quadrille - vereischten heftige inspanning, en bijgevolg vofiden zij, die den zestien of zeventien jarigen [leeftijd reeds gepasseerd waren, de vermoeienissen van dit «noogen e! spoedig groot; maar tegenwoordig; !bü het ir'voudig rhythme van den Fox-Trot en den licht wiegenden cadans van de wals, telt leeftijd: niet mee, en zoo zien wij nagenoeg iedereen.' tussdhen de 1 en 70 genieten van de moderne dansen, tot heil '.ffiest en lichaam. ÏTVf -^u kunnen een paar practische wenken het genoe- •*-' j gafc dat U en Uw partner beleven aan een bal of er, t thé-öansant, aanmerkelijk vergrooten. Ik neem aan, dat U de passen van Fox-Trot en Wals kent, en dat, nu U deze fundamenteele passen machtig is, de charle ston. de Blaak-Bottom en thans de Yale U geen moei lijkheden meer in den weg leggen. Het beheerschen van de passen alleen echter maakt van iemand no.g geen goed danser, al wordt ten onrechte vaak daarop alleen .gelet. Er zijn edhter ook nog andere factoren in het spel. Zoo mag men b.v. niemand als een goed danser bestempelen, die zijn partner niet correct vasthoudt. Een paar opmerkingen daarom over de eènig juiste danshouding. De rechterarm van den man moer een steunpunt voor het meisje vormen; zijn rechterhand moet hij plaatsen een centimeter of vier onder het schouderblad van zy'n partner, en (hij moet zorgen dat zijn lichaam vry is en rechtop. Parade-effeoten zijn absoluut onnoodig. Het meisje mag niet den minste druk uitoefenen op den rechterschouder of -arm van haar danseur - dit maakt imvr evenwicht, en daardoor gelijkmatig dansen on mogelijk. Indien men maar eenmaal de juiste methode va houden te pakken heeft, is het haast niet denkbaar èt men uit den pas raakt of, wat even erg is, gaat Bpèpen. De been en worden recht gehouden bij de moderne dansen, niet stijf, maar ook vooral niet /bungelend", !om een gemeenzamen, maar raken term te gebruiken fle stijve beenen beduidt, een gebrek aan soepelheid, en LH is het fataalste, wat den danser van tegenwoordig sn overkomen. De hielen moeten vlak bij elkander ge houden worden, zoowel in vooruit- als achteruitgaan de beweging, zoodat de verschillende passen een ge acheveerd karakter krijgen. U zult wel weten, dat zy, die op de hielen plegen te loopen, vaak betiteld wior- 'jen nis ganzen-mardheerders. Als U eens een gans ga- j «flaat, op weg naar een vijver, dan zult- U bemerken, leaer m juist deze benaming is. Een ganzenpas te hebben a voor een danser minstens even fataal als een houten km hebben voor een voetballer. een correcten gang en de juiste wijze van vast houden, heeft een danser zijn partner bijna pal tegen- zich, en hy stuurt - dwz. geeft de aanduiding van de richting, waarin hy wenscht te gaan - door een lichte beweging van zyn lichaam, die te vergelijken is met de wijze, waarop men een fiets bestuurt. Hij duwt of sleept zijn dans niet, en ook mag hij haar niet lei den, door zijn rechterarm te gebruiken. Het gracieuse dansen bestaat voor het grootste deel hierin, dat 'het meisje haar partner volgt, zonder dat deze eenige uiter lijke beweging behoeft te maken buiten de danspas sen. Niets staat leelyker dan slecht sturen, en geen danser, dien naam waardig, zal zyn stijl bederven door slordigheid in dit opzicht. Ik ben nu gekomen tot een punt, dat van zeer groot belang is voor beide partners. Noch „hij" noch „zy" mag egoistisch zyn ten opzichte van de ander. Het is verkeerd van den man, fantasie-passen te wil len maken tot ongenoegen van het meisje, dat ze mis schien niet kent, en evenmin moet laatstgenoemde fi guren beproeven, die haar partner onbekend kunnen zijn. Dat is een vorm van zelfzuchtigheids Een an dere, evenzeer verderfelijke, waarvoor „hy" speciaal verantwoordelijk gesteld moet worden, is dwars tegen andere paren in te gaan dansen, louter uit een zucht om op te vallen. Laat ik in dit verband herinneren aan een spreekwoord, dat nergens zoo goed van toepassing is, als in de danszaal: Wat gij niet wilt, dat U ge schiedt, doe dat ook aan een ander niefcl IH Smyrnal Welke Hollander voelt niet iets in zich tril len wanneer hy dezen naam hoort, een naam die reeds eeuwen lang geassocieerd is met dien van Holland. Eigenlijk moest ik zeggen met dien der Nederlan den, want ook Vlaanderen kan trotscjh zijn op haar associatie met Smyrna. -Heet de Neder]andschen Consul in Smyrna niet nog altijd Filemen (Vlaming) Consoles I Zeker nu wordt er wel eens gezegd1: Hol lands Consolos toch is de populaire naam gelezen voor den Nederlandschen' vertegenwoordiger. Het was natuurlijk in onze Gouden eeuw, dat de betrekkingen die in Nederland in Smyrna bestonden, verre uitblonken boven de betrekkingen van andere landen met die stad. Het was ook in die eeuw en wel in het jaar 1665, dat het Nederlandsche Hospitaal te Smyrna gesticht werd. Het stond op een groot terrein, waar trotsch het Oranje, Blanche Bleu, de oude nationale driekleur wap perde. Op dit terrein stond de woning van de vertegen woordiger der Republiek der Vereenigde Nederlanden, tevens vertegenwoordiger van de machtige kooplieden organisaties. In by gebouwen woonden de ondergeschik ten. De kawassen, de gewapende bedienden, waren op Turksche wijze gekleed en bewapend, doch droegen de kleuren der Republiek. Op het ook uit die dagen stammende Nederlandsche kerkhof leest men op de grafmonumenten goedklin- kenden Hollandsche namen. Hollandsche families als i van Dam, van Isselt en van Lennep, de Hugenooten- familie, de Hochepied hebben ons land op voorbeel dige wijze gediend. Ook de namen de Sturler, van dier Zee, de Jongh, van Heemstra, Keun en Mock zijn met ER dê ier, EVN, 30. een ig. vani pelend, Cofr -eenigif contf n), nel# gaaf vs" dit bl»i 'rug. door E. PHILIPS OPPENHEIM, Schrijver van: „Rijk en geen Geld, Millionair tegen wil en dank", e.a. Geautoriseerde vertaling d. DICKY WAFELBAKKER. Hij knikte. „Ja, en het eenige, wat ik wensch is daar *?er heen te kunnen gaan. Daar kon ik tenminste al- 1W mijn hoofd boven water houden, maar Londen is jen ellendige stad. Ik veronderstel, dat het komt, om dat ik me hier niet thuis voel," voegde hij er pein zend aan toe. „In elk geval ben ik hier alles wat ik jwzat, kwijtgeraakt." Ze vervolgde het gesprek zonder de minste interesse, naar eenvoudig omdat het haar wat tijdelijke aflei- bracht. „Waarom kwam U over?" inforcneerde ze. «ÏÏet was een idiote geschiedenis," antwoordde hy. «J*leende een man wat geldhet was eigenlijk een speculatieen ik reisde hierheen om te zien, hoe het «mee stond." «En ik veronderstel dat hij het allemaal verloren fcft?" merkte ze op. «Hij is' zelf verloren," antwoordde' de maan, „en dat «ongeveer even erg. Ik wilde, dat ik hem maar te «na k°n krijgen. Ik zou tenminste op de een of ««tere manier nog iets terug kunnen krijgen, van het- my toebehoort." „Londen is een groote stad," wierp ze tegen. „Het verre van gemakkelijk, hier menschep te vinden, nzy men alles van hen afweet." »Die man verliet Zuid-Afrika nog slechts enkele 'panden geledenHy gaf me een adres op, waar ik m altijd zou kunnen vinden. Ik ben daar dan ook by- a eiken dag geweest. Hy schijnt er verschillende ma- ie1ffrer l en z^n ^durende zijn aankomst. Nu «wt men hem er evenwel in twee maanden niet meer waen en men heeft er geen flauw idee van, waar hij fcö uithangen." j>Weet u zelf niet eens, of de speculatie (gelukkig of 'gelukkig is geweest vroeg het meisje. zodv1 s?, ,de neerslachtig het hoofd. „Die heeft, voor er ik kan nagaan, bitter weinig opgeleverd. En. als succes heeft gehaxi, dan is hij er vandoor gegaan ,:j r®wuist. Wanneer dit niet het geval is, dan noudt S^uil, uit vrees dat ik myn geld zal verug- eerwej het ook zy, het is een lamme geschie- nHoe heet hij?" vroqg ze lusteloos. Smyrna verbonden en leven nog in de herinnering of in het heden voort. De Levant heeft steeds een groote- aantrekkings kracht op de Nederlanders uitgeoefend, ondanks de moeilijkheden aan vestiging en handel verbonden. By het reizen her- en derwaarts waren Duinkerker ka pers en Algerijnsche zeeroovers te vreezen, en menig ondernemend Hollandsch koopman bereikte nimmer Smyrna, omdat hetzij de Duinkerker kaper hem had doen „voetjes spoelen" of de Bey van Algiers hem tot galeislaaf vernederd had1. Doch gelukte de tocht heen en weer dan had de avonturier een vermogen te boeken. Zoo verdiende een Alkmaarder Nicolaas de Wit in het begin van de 17e eeuw een vermogen door als kapitein en koopman op zyn eigen schip op de Levant te varen. Hij was in later jaren de gevaren, aan zulk een reis verbonden/ niet vergeten en noemde in een voorloopige overeenkomst met paus Urbanus VIII ala een der doeleinden van dit contract bet los knopen van Christenslaven uit de handen der Al gerijnsche zeeroovers. Eeuwen lang heeft er to Riome een soort Hol landsch fonds bestaan om Hollandsche slaven het zij los te koopen of indien zij hadden weten te ont vluchten on Italië te bereiken, hen verder te hel- ■pen. i!<. Algerijnsche zeeroovers! Wie denkt daar nu nog aan, terwijl gij gemakkelijk op een dekstoel uit-y gestrekt ligt en over de blauwe zee naar de kust staart! Misschien zijn onze dagen niet minder barbaarsch, dan vroeger eeuwen. In die lang ver vlogen dagen ging bet ten minste man tegen man, terwijll de Diuitsche duikbooten passagiersschepen „Zyn werkelijke naam was precies zooals de uwe... ik hoorde tenminste, hoe de oude mevrouw Towsly U met juffrouw Sincflair aansprak." Ze keek hem eenige seconden aan, zonder iets te zeggen. Niettegenstaande hij niet iemand was, die gauw iets begreep, kon hij toch duidelijk het verschil zien van de uitdrukking, welke er nu over haar gezicht lag. Haar mond was half geopend en haar oogen schit terden plotseling met een hartstochtelijk vuur. Het leek, alsof haar geheele gelaat was opgeklaard. Ze was niet meer een vermoeide, ontmoedigd' uitziende jonge vrouw met een schijnbaar slecht humeur. Ze 'zag er vriendelijker uit en het scheen, alsof er eens klaps nieuw leven in haar was gekomen. „Zijn ware naam is SinflQair," herhaalde ze zachtjes. „Hy kwam uit Zuid-Afrika. Vertel me eens wat meer van hem." „Waarom?" vroeg1 hy kortaf. „Omdat my'n naam Ruby Sinclair is en ik hier ben met hetzelfde doel als Ualleen met dat verschil, dat IK weet, waar mijn oom is. Mij'is het ibekendi, wat er van hem geworden is. Ik zoek echter naar andere dingen." Hy liep van het raam weg en ging op het kleedje voor den haard naast haar staan. Iets van haar opwin ding was op hem overgeslagen. „Dat zou heel toevallig zijn," riep hy uit. „Als er maar geen vergissing in het spel isWanneer hy dezelfde man is, dan kunnen wij elkander misschien helpen. Ik zoek_ naar een zekéren diehard Sinclair. Hy was ongeveer vyftig jaar oud, goudzoeker en een echte avonturier. Hy heeft al in aardig wat moeilykheden gezeten." „Wat kwam by hier in Engeland! uitvoeren?" vroeg ze. Even aarzelde de jonge man. „Ik zie ook eigenlijk niet in, wat er voor kwaad in kan steken het je te vertellen," zei hy. „Denk er echter om, dat ik het al leen doe in ruil voor inlichtingen van jou kant. Ik leg je nu het geheele zaakje bloot." „Ik zal je straks alles vertellen, wat je weten wilt," viel ze hem in de rede, „Ga voort." „Nu dan," zei de jenge man, „hy kwam hierheen om een goudmjjn op té eischen, waarop hy recht meen de te hebben." „Een goudmijn?" herhaalde het jonge meisje adem loos. „Was heft een .rijke......een heel rijke mijn, be doel ik?» „Dat zou ik wel zeggen. Het was een ingewikkelde geschiedenis.de myn is in andere handen, weet je, maar Sinclair meende, dat hy er nog recht op had. In elk geval verwachtte hy voor een groot bedrag afge kocht te rullen worden of eer. syndicaat te kunnen vin den, dat v»w zaak ter hand zou nemen. Hy kwam op getogen van blydschap bij me. Mijn naam is Heffe- romHy en ik waren heel dikwijls maatjes en al hoewel wij heel wat zaken samen deden, zijn wij toch goede vrienden met elkaar gebleven. Hij kwam zoo als ik je zeg, bij mij in Kaapstad, en vertelde me, wat er aan de hand was. Hij had twee of drie honderd pond noodig om hierheen te gaan en het zaakje be hoorlijk aan het rollen te brengen. Nu, ik dacht er eens over na, en niettegenstaande het bedrag dat hij vroeg, mijn heele fortuin op de wereld' uitmaakte, heb ik het hem toch gegeven. Hij vertrok naar Engeland. Ik ontving een brief van hem, waarin hij me berichtte veilig en wel geland te zyn, en verder hoorde ik geen woord van hem. Ik telegrafeerde, doch vernam taal noch teeken. Ik begaf me zelf naar Engeland, want Sinclair had nauwelijks Kaapstad verlaten, of de zaak waarby ik betrokken was, ging mis en ik verloor elke penny, die ik bezat. Ik kwam dus hierheen en ben miu al veertien dagen in Engeland en zooals ik zooeven al zei, het lijkt wel, alsof Sinclair geheel en al van den aardbodem is verdwenen. Het ergste van alles is, ging hij voort, „dat ik schoon aan den haak ben. Ik moet vandaag hier vandaan, omdat ik niets over heb om de rekening te betalen, en ik heb er geen flauw idee van, waar ilc een beetje geld kan opnemen." Het gevoel voor humor kreeg even by het meisje de overhand. „En je diamanten dan?" herinnerde ze hem. „Ik hoorde je een paar avonden geleden aan het diner beweren, dat een van deze wel honderd pond waard was." „Bluf en opsnijderij," antwoordde hy dadelijk. „Ze zyn allemaal valsch. Ék sprak zoo om moeder Towsley er toe te krijgen my nog een week uitstel te geven, maar ze sdhijnt er niet over te denken. Nu heb ik mijn verhaal gedaan. Vertel jij me nu eens, waarom je er zoo op gesteld1 was dit alles te weten." „Ja, dat zal ik doen," zei ze. „Re heet Ruby Sin clair en ben de nicht van den man, dien jy hier in Engeland bent komen zoeken." Hij uitte een vloek em, vergat daarvoor excuus te vragen. „Je weet waar hy is," riep hy uit. „Kom, denk er om, dat wy eerlyk hebben afgesproken onze weder- zydsche inlichtingen te zullen wisselen." „Hij is dood," klonk het. De jonge man wankelde even. Zyn eerste gevoel van verbazing duurde slechts enkele seconden. Woede en teleurstelling traden daarvoor inplaats. „Dood!" riep hy uit. „En hoe staat het met zijn geld? Wat hy na gelaten heeft, komt mij toe. Dat kan gemakkelijk ge noeg uitgemaakt worden, want ik kan je zijn schuld bekentenis laten zien." „Je deed' 'beter met even te wachten," zei ze koel, „totdat ik je alles verteld) heb. Re vermoed, dat je de couranten niet leest." „Nooit," verklaarde hy. „Welk nut zou ik daarvan kunnen hebben?" „In deze omstandigheden zou het misschien wel het met vrouwen en kinderen aan boord uit de verte ten ondergang doenden. De Wat uit Alkmaar was zelf bewapend en wist wat hem te wachten stond, de Tubantia, naar Zuid-Amerika onderweg, vervoerde passagiers, die slechts aan huis en haard, kinderen die slechts aan hun kinderleventje dachten. tBif den ingang van de baad van Smyrna, als het ware beneden de bergspitsen, die men de Twee Ge broeders noemt, ligt een sterk Turksch fort om de „Parel van de Levant" te verdedigen tegen even tueel© vijandelijke aanvallen. De Turk is niet agres sief en wil het liefste in vrede werken, maar om hem heen stookt en spookt het, Op zijn Perzische grens waren veertien dogen geleden invallen ge daan, de Russische Sovjets ztln evenmin prettige buren en wat dan te denken van Grieken, Serviërs en Bulgaren. Sofia, de hoofdstad der laatsten, doet denken aan een ingepekeld vuur. Zal het uitgaan of zal het opvlammen? De Serviërs en Grieken sturen leelijk klinkende nota's naar Sofia. Zijn de Bulgaren werkelijk ver antwoordelijk voor de moord- en roofpartijen aan hun grenzen? Het is bijna onmogelijk, hen verant woordelijk te stellen, omdat daar, waar die euvel daden geschieden, een van have en goed verdreven bevolking samengestroomd is en van rustige land arbeiders refugie's geworden zijn, ongeilukkigen zon der middel van bestaan. Ongedukkigen, opgejaagd), omdat er in den Balkan een eeuwigen rassenhaat, een eeuwigen volkshaat heerscht en deze menachen •toevallig niet passen in de begrenzing van het land waar zij rustige landbouwers waren. De heerschers van dat land dulden hen niet binnen hun grenzen en hebben hen met ruw geweld weggejaagd over de grenzen en zoo zijn zij evenals vee dat naar de groote abattoirs van Armour of Swift te Chicago ge dreven wordt, opgezweept en samengeperst in een landstreek begrensd door Bitolia, Uskuh en Salo- nika. Desperado's, waarvoor geen regeering de verant woordelijkheid op zich kan nemen. De Turken zien met groote belangstelling toe hetgeen daar te Sofia geschiedt en hebben slechts één wensch, er buiten te kunnen blijiven. Eien familid van mij, 'eertijds hoofdofficier onder Thomson, in Albanië, zei eens het volgende: „De Turken zijn de eenige fatsoenlijke kerels in den Balkan. Indien de rest elkaar onderling uitroeiden, zou er kans op vrede in Europa komen." Het ziet er naar uit, dat die uitroeipartij zal be ginnen. Zullen de Roemenen ook meedoen en ook uitgeroeid worden? Wat zuilen de Hongaren vurig bidden dat dit zal geschieden en ook hun aarts vijanden gedecimeerd zullen worden. Het Balkan-vuur is nog met asch bedekt, men ziet slechts hier en daar een iklein vlammetje. Zal dat vlammetje oplaaien? Ik hoop vurig van niet, want ook al vrees Rt, dat mijn familielid gelijk had en Europa slechts tot vrede zal komen, indien die Balkan-rakkers elkaar uitgerooid hebben en geloof mij!, dat nu noch vrouwen noch kinderen door de overwinnende scharen gespaard zullen worden huiver ik bij da gedachte: weer oorlog! Hoe kan het ook anders. Wanneer men het schrikbeeld van den oorlog wil zien, behoeft imen slechts twee minuten aan land te zijn in Smyrna* Rondom de nieuw opgöbouwde douaneloods op de havenmuuir: ruïnes. 'Wandelende 'langs de mooie haai, rechts ruïnes van huizen; die eertijds op deze mooie plek met een verrukkelijk uitzicht op de baai en de daarachter liggende hooge bergen gebouwd waren. Hier stonden fraaie hotels, mooie consulaatsge bouwen, groote kantoorgebouwen, luxieuse wonin gen van Europeanen, Armeniërs en* Grieken. Veelal staan de voorgevels nog recht overeind, de gaten van deuren en ramen zijn met steen en puin toegestopt, zoodat ge niet kunt zien hoe het er ach- 4fcer uitziet Hier en daar is een huis nieuw opgetrokken, el ders is men bezig op de plek waar een groot hotel stond, een nog grooter hotel te bouwen, maar ove rigens ruines, een rij van ruines, tot men eindelijk komt hetzij naar het Zuiden aan de Konak, het Turk sche Gouvernementsgebouw of in het Noorden aan de z.g.n. Bellevue. Daar is.alles nog intact. Tussohen douaneloods en Konak ligt de haven, eerst de haven der groote scheepvaart, dan die der zeilschepen en visschersvaartuigen. Een flinke golf- brekende dam beschermt hier de kleine vaartuigen en lichters tegen eiken golfslag. De haven en de kaden langs de baai zijn door een Fransche familie, die reeds enkele generaties in Smyrna gevestigd is Guiffray genaamd ge bouwd. De concessie heeft haar tot 1956 voorrechten gegeven, waaronder het heffen van haven- en tou- wengeld ook'van die schepen, welkë pp de reede blij ven- liggen. Eén blik op de talrijke schepen in de haven en op de reede doen begrijpen, dat die fami lie een behoorlijk burgermansinkomen geniet. En fin, ondernemingsgeest moet m.i. beloond worden. Men heeft toch buitendien het risico geloopen. We staan op het plein van de Konak, de residen- geval zijn geweest. Die berichten zouden wellicht ge holpen hebben om niet zooveel tyd te verknoeien. M^jn oom werd in het Universal Hotel vermoord door een zekeren Rowan." De jonge man vloekte weer heftig en zoo lang, tot dat zyn vocabulaire uitgeput scheen te zyn. Toen hy geëindigd was, lag er een blos van opwinding op zyn wangen en een vreemde schittering in zyn oogen. „Door RowanBasil Rowan?" riep h(j uit. „Hy was by ons, toen wij daarginds naar goudi zochten in Newey Valley. Kydfl eens hier: jij en ik moeten dat zaaikje zien op te knappen. Je' zegt, dat hij vermoord werd? Nu, ik ben de man, die wel eenig licht in deze zaak kan brengen. Wat is er met Rowan gebeurd? Heeft hij iets gezegd?" ijk zal jé alles mededeelen, wat my bekend is," zei het meisje. „Zoodra hy in Engeland! aankwam, schreef hy me. Hij geweerde, dat hij in Afrika geluk 'had ge- hadi, d'at hij gekomen was om bezit te nemen van een groot fortuin en mij binnenkort by zich zou laten ko men om met hem samen in te wonen. Daar hij geen andere familieleden bezat, verzekerde hy me, dat ik voor het verdere gedeelte van mijn leven geborgen zou zyn. Ik antwoordde natuurlijk en vroeg, of ik niet da delijk kon overkomen. Hy schreef my wederom en zei, dat ik een paar dagen moest wachten, totdat zyn zaken geregeld waren. Daarna hoorde ik niets meer. Ik wacht te en schreef opnieuw. Nog eens zond ik een brief, doch er kwam weer geen antwoord. Later ontdekte ik, dat mijn brieven nooit gehaald waren geworden van het adres, waarheen ik ze op zijn verzoek geadres seerd had. Toen op een goeden dag zei een vreemde ling die in Rakney vertoefde, tot mijn oom, dat hy de dagbladen eens moest doorlezen. Daarin vonden wij het verhaal van den moord. Hij was al eenigen tyd dood." „Rowan werd natuurlijk gevangen genomen, veron derstel ik vroeg de jonge man. „Heeft hy ook gezegd, welk motief hem tot de daad had gedreven? Werd hij ter dood' gebracht?" „Hy hield vol, dat het een twist was," zei het meisje. „Ik geloof hem echter niet. Hij werd schuldig bevon den, doch in vrijheid gesteld. lik las in de bladen van gisterenavond, dat hy uit de gevangenis ontslagen is. Ik geloof, dat hij nog sledhts enkele dagen te leven heeft." „En wat doe jij hier?" vroeg hy. „Ik kwam naar Londen om bezit te nemen van het geen mijn oom heeft nagelaten," zei ze langzaam. „Heb je alles?" vroeg hij ademloos. „Ja." „Waren er ook papieren onder?" „Enkele," antwoordde zer, „maar geen stuk van eeni ge beteekenis." Hij keek haar wantrouwend aan. Ze haalde haar schouders op. „Luister eens," zei ze, ,jk vertel je de waarheid.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 5