llitiici Niens-
Uit de Historie van Callantsoog.
GOUDEN KETENEN
atreaf
dates
Eerste Blad.
Feuilleton.
Binnenlandsch Nieuws.
Het bezoek aan de Zuiderzeewerken.
tra!
300%,
eenigi
waartc
Eiar vy
inlafc,
od d»
im
ersonei
len
vonden
plat®
►ep jog
timiM
vei
chaun
jrd.
Donderdag 3 November 1927.
SCÏÏÏlR
W ueTV.rW|fi^0ofidi
70s4e Jaargang No. 8146.
COURANT.
blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, wSWTOBi^lSder-
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, './orden Adver-
tentién nog zooveel mogelijk in het eersiuitkomend nummer geplaatst.
UitgeversN.V. v.h. TRAPMAN <5 Co., Schagen.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden fl.85. Losse nummers 0 cont. ADVERTEN-
TïöN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bowljana
inbegrepen). Groote lettors worden naar plaatsruimte borekond.
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
ei
m
o 1 dateg
De bewering, dat Callantsoog door een zekeren
Ogerrus gesticht zou zijn, zal hoogstwaarschijnlijk
wel naar het Rijk der fabelen verwezen moeten
worden en vermoedelijk haar oorsprong vinden in
eenverkeerde verklaring van de laatste lettergreep
„oog", dat eiland beteek ent en in deze beteekenis ook
nog voorkomt in Schiermonnikoog, Rottumeroog en
Ndf inde namen der Duitscbe eilanden Langeoog, Spieker
oog, Wangeroog.
Callantsoog werd in den eersten tijd van zijn be-
itaan „Callmge" genoemd; van „oog" was nog geen
ke, omdat het aanvankelijk geen eiland go-
it is, doch zich daartoe eerst omstreeks 1200
[mnde.
een »r.h»nkbrJef van Graaf Dirk I, de eerste
il van Holland, en van zijn vrouw Geva, worden
ichillende goederen aan de door hem gestichte
■k te Egmond geschonken, waaronder ook goederen
villa Callinge begrepen waren. Deze schenking
rd op 26 Juli 1083 door Graaf Dirk V bevestigd.
Het eerst geraakt dus iets omtrent Callantsoog uit
iicieele bron bekend, als het Hollandsche Huis aan
bewind komt. Het ontstaan van Callantsoog moet
i in nog vroegere tijden gezocht worden.
Tot reoht begrip van hetgeen zal volgen, in het bij-
kken 1 ander van de vorming der vrije heerlijkheid Cal-
er l&t* antsoog, is een korte uiteenzetting noodig van de
Bestanden, welke in dien tijd hier te lande heersch-
en. De tijd der 11e tot en met de 13e eeuw, wel eens
Is de Riddertijd aangeduid, kenmerkte zich door de
HEID Ipverheerschende positie, welke de edelen innamen. Dit
jadden zij eensdeels te danken aan de verschillnde be
neficia (rechten, ambten, gronden, enz.), welke zij
an hun Leenheer, den Graaf, verkregen, waardoor
[vJdezc trachtte hen meer aan zich te verplichten, en
liet t«
w anderdeels aan de omstandigheid, dat, als gevolg van
de aanhoudende twisten tusschen de edelen onder-
en zeker ook, reeds vroeger, door de invallen der
oormannen, de kleine grondbezitters bescherming
bten bij de edelen, waarvoor zij hunne eigendom-
aan hen afstonden om deze vervolgens weder in
of ten gebruike terug te ontvangen,
idanig werd de macht der'edelen door deze ge-
tenissen versterkt, dat zij zich tenslotte niet meer
federdanig aan hun Leenheer, den Graaf, beschouw-
doch hun leen als erfelijke bezitting en zich zelf
hooffafck beer en meester van hun grondgebied,
van dei De overdracht door de kleine grondbezitters van
tbanke bun eigendommen aan de edelen had echter tenge-
Ie zot folge, dat daardoor een zekere afhankelijkheid en na-
irynsch lerhand onderworpenheid aan die Heeren ontstond,
Ulo ha toestand, welke zich in die tijden reeds in meer
Aere mate voordeed onder de lijfeigenen en hoorigen.
igd: he Het lijfeigenschap verdween hier te lande in de 10e,
;wedd i 11e en 12de eeuw; de lijfeigenen werden met de hoo
nielrigen gelijkgesteld. Doch ook deze laatste categorie
dat wrdween, vooral door invloed van de kerk, in de 13e
tot «s teuw zoo goed als geheel. De positie der bewoners
iar ooi wrd van lieverleden gelijk aan die der vrije boeren,
ièm li« In Holland en Zeeland „welgeboren lieden" genoemd,
shof t Al deze standen smolten tenslotte samen tot één
wetbM «tand, die der dorpers, op wie eveniwel nog langen
tegev«|j(l met een zekere minachting werd neergezien door
die zich 'hooger waanden.
ials reeds gezegd, beschouwde de adellijke zich
lotte als heer en meester zijner woonplaats. De
OUT van Amstel werd niet meer als zoodanig
raid. Zijn titel verandert in HEER van Amstel.
Lize
irfd kil
moeilj
g-emaall
iloot bij
drieg®
-gen,
rd.
liep®
zelfs
door E. PHILIPS OPPENHEIM,
Schrijver van: „Rijk en geen Geld,
Millionair tegen wil en dank", e.a.
veriefkautoriseerde vertaling d. DICKY WAFELBAKKER.
SI.
.Het is te weinig", verklaarde Hefferom. „De
aijn is wel tienmaal zooveel waard—- de mijn en
aar nj|ouw positie."
„Als ik je die som geef," vroeg Deane, „kan ik dan
innemen, dat daarmede de zaak afgeloopen is? Je
ooet ergeten, dat ik niet toegeef zelfs ook
j &ar de acte, waarover je spreekt gezien te hebben,
•lijkeponderstel eens, dat iemand anders het bewuste
1de, ocument in handen heeft."
5 and® De jonge man lachte sarcastisch. „Wij kunnen je
n dat) garandeeren, dat dit niet het geval is", ver-
te v« laarde hij.
„Dat is gemakkelijk gezegd," protesteerde Deane,
dat fp ®&ar ik zie niet in op welke manier dat zou kun-
jea gebeuren. Luister: ik zal volmaakt openhartig
.ter dai )n. Ik bezit dat document niet. Als het nog be-
dschrii taat en tegen mij gebruikt werd, nadat ik je die som
eld betaald had, zou ik in heel ongunstige omstan-
iem nH ll8heden zijn".
eld,. di „Daarvoor bestaat niet de minste vrees", zei Hef-
h#i Mom. „BovendienV
was p„Bovendien wat?" vroeg Deane van zijn lessenaar
Prijkend.
g«r n is volstrekt niet te zeggen, dat het eigendoms-
tevorë *tit een zekerheid is," zei hij langzaam. „De wet is
^uurlijk wat ingewikkeld en het zou van beide kan-
jn chö i met getuigen bewezen moeten worden, wat de zaak
iet V* 0n d°en vallen."
„Het zou dunkt mij afhangen van het feit, aan wiens
Jij je ging scharen," zei Deane bedaard. „Ik weet,
1 wanneer jij wilde, jij die acte vrijwel waardeloe~
DJ maken."
Je b® Misschien zou ik dat in mijn macht hebben," zei Hef-
lie vit? ier°m ruw.
jkhriru' Je ^oen, wanneer deze ooit tegen my ge-
alïw» 5°^ Worcten?" vroeg Deane. „Vergeet niet, dat
gtötoS-SF c'-a^ 3e me niet gelooven zult, het feit
W bestaan, dat niettegenstaande ik Rowan
■^wigd heb, ik dat document niet in mijn bezit heb".
Het Ambtenaarschap, dat een zekere onderdanigheid
aan den Graaf veronderstelde, werd genegeerd. Zoo
troffen we in dezen tijd in Holland o.m. aan de HEE
REN VAN BREDERODE, die een lange reeks van
jaren 1328 tot 1568 tevens Heeren der vrije heer
lijkheid Caallantsoog zijn geweest.
Te eentonig zou het worden al deze Heeren en hun
ne verrichtingen ten aanzien van de heerlijkheid Cal
lantsoog te vermelden. Genoeg zij het hieronder eenige
bijzonderheden aan te halen, welke hun positie tegen
de bewoners ©enigszins illustreeren.
Als eerste Heer van Brederode wordt in 1325 ge
noemd Hendrik van Brederode, gehuwd met Isabella
de Fontainos. Op „Zaterdag na onzer Vrouwendag te
Middonoogst 1325" (17 Augustus) de tegenwoordige
dateering is wel zoo eenvoudig verleenden zij te
zamen aan hunne „getrouwe luden in den Ooge"
eenige voorrechten en gaven zij „den Wavel totten
lampe mede te lichten", waarmede bedoeld werd, dat
de Jewel met al zijn toebehooren '(een deel der ge
meente Callantsoog) aan de Kerk ten geschenke werd
gegeven.
Reinoud van Brederode verklaarde op 21 Mei 1388,
dat alle inwoners gelijk zullen gelden in alle on
recht, schattingen en beden; een aanwijzing, dat ook
hier het verschil in stand tusschen de bewoners on
derling wordt opgeheven.
Schatting of schot was een vaste belasting, welke
oorspronkelijk op onvrij-en rustte, dus een persoon
lijke belasting, omdat rekening werd gehouden met
de positie van den persoon. Want ieder,
die niet bewijzen Ikon, dat 'hij van vrije ouders af
stamde, moest deze (belasting opbrengen, was „Schot-
boortig". Door huwelijken van schofcboortigen met wel
geboren lieden ontsonden evenwel allerlei gevallen,
welke tot moeilijkheden met de heffing aanleiding ga
ven Om deze moeilijkheden te boven te komen, werd
sinds de 13e eeuw bepaald, dat „schotbaar" land schot-
baar moest blijven, waardoor deze belasting het ka
rakter kreeg van een zakelijke belasting, omdat zij
niet meer rustte op den persoon maar op de zaak;
het land, zelve, een soort grondbelasting dus.
Beden waren buitengewone heffingen, die reeds uit
den Karolingischen tijd dagteekenden.
Walraven van Brederode gaf op 19 April 1415 aan
de inwoners voor de kerk een windmolen ten ge
schenke. Maar... met een molen alleen kon men niet
werken. Hij gaf er dus ook den w ind bij!
Eveneens wordt op 19 November 1461 toegestaan
om ten behoeve der 'kerk van elke last haring of meer
aan land gebracht, een gulden en van elke zeevaart
en afslag een leliaart te heffen, welk recht op 23
November 1478 werd uitgebreid met de heffing van
een duit van elke ton schol en een stuiver van elk
honderdtal kabeljauwen.
Op 21 Februari 1487 op ,,St' Pietersavond ad cadhe-
dram, naar den loop des Hoves van Hollant" belooft
Reijnout van Brederode aan de onderzaten van zijn
dorp en heerlijkheid van den Oige, te zullen betalen
een jaarlijksche rente van 50 Rijnsche guldens van
40 groot Vlaams het stuk en zulks voor de door hem
ontvangen penningen bij gelegenheid van zijn huwe
lijk met Margaretha van Bursele. 'Hij verbond zich
daarbij om deze rente binnen 6 jaren af te lossen en
van het dom geeni beden, schattingen of hulp te vra
gen, alvorens deze rente zou zijn afgelost.
De uitdrukking „naar den loop des Hoves van Hol
lant" duidt op de tijdbepaling van het hof van Hol-
Hefferom leunde voorover in zijn stoel. „Luister eens,
Deane," zei hij. „Ik iben hier niet gekomen oan over
dat wonderlijke document te bluffen. Misschien is het
niet het papier waard, waarop 'het geschreven' werd'.
In elk geval geef ik je mijn woord, dat ik er voor-zal
zorgen, dat er geen actie tegen jou wordt ingesteld op
grond van dat document en dat in vijf minuten tijd
de zaak in jouw voordeel is beslecht."
„Is die acte valsoh?" informeerde Deane.
Hefferom antwoordde niet.
„Of zit het hem in den datum?" vervolgde Deane.
Hefferom bleef nog steeds het stilzwijgen bewaren.
Toen zei hij na een korte pauze: „Het is niet noodig
alles in ronde woorden te zeggen. Je hebt alleen te
zorgen, dat het geld er komt, en al je moeilijkheden zul
len ten einde zijn."
Deane drukte op de bel, die naast hem stond. „Ik
vrees, dat de jouwe pas beginnen," zei hij sarcastisch.
De gordijnen achter in de kamer werden plotseling
terzijde geschoven. Een lange, magere man stapte naar
voren. Deane wendde zich tot hem.
„Rechercheur," zei hij, „ik verzoek U dien maai ge
vangen te nemen op grond van het feit, dat hij openlijk
een poging deed dhantage tegenover mij te plegen. U
heeft alles gehoord, wat hij heeft gezegd1. Ik geloof
niet, dat ik er iets meer aan toe te voegen heb.'
Hij drukte voor de tweede maal op de bel naast hem.
Een OQgemblik verstreek en vanuit het bediendenkan
toor kwam een politieagent te voorschijn. Hefferom,
die overeind gesprongen was, keek de beide mannen
wit van woede aan.
„Dus dat is je spelletje, Deane!" riep hij uit. „Bij
God, daar zult je voor boeten. Jij waagt het de politie
op mij af te sturenjij, die Rowan als een betaalde
handlanger uitzond om Sinclair te vermoorden."
„Lage laster," antwoordde. Deane bedaard. „Be had
geenerlei belang bij Sinclairis dood'."
„Dat is een vervloekte leugen," riep Hefferom uit.
„Als je iemand wilt arresteeren, neem dan dien man
mee," schreeuwde hij met een van zijn dikke vingers
wijzend naar de plaats, waar Deane stond. Deze was
zooals gewoonlijk chic gekleed en droeg een bosje vi
ooltjes in zijn knoopsgat. „Ik zeg U, dat hij de man is,
die Rowan betaalde, om Sinclair in het Universal hotel
te vermoorden. Be beweer, dat ik dit kan bewijzen. Ik
kan aantoonen, dat Sinclair zes maanden geleden Zuid-
Afrika verliet met het eigendomsbewijs van de Kleine
Anna Goudmijn, hetwelk deze man gewaagd heeft min
der dan een half jaar geleden te verkoopen, alsof dit
ibew\js van L.-.m was, vóór een bedrag van bijna een
millioen pond. Ik kan U nog meer vertellen
Ze brachten hem de kamer uit, terwijl hij voortging
land, naar welke het jaar met Paaschdag begon. Eerst
bij ordonnantie van 16 Juli 1575 ia deze regeling in
getrokken.
De Rijnsche gulden was in dezen tijd hier de meest
gangbare muntspecie, die in 1388 evenwel nog maar
35 groten (een groot was ongeveer een halve stuiver),
maar allengs tot de waarde van 40 groten gestegen
was en dus met het Pond van 40 groten Vlaams gelijk
gesteld en daarmee verwisseld werd.
Op Op 31 Augustus 1512 verkrijgen de (bewoners
van Walraven van Brederode het recht tot heffing van
exue ten bedrage van de 20e penning (5 zooals
de stad Haarlem die vorderde. Dit reoht werd gehe
ven van goed, dat door vertrek van den eigenaar of bij
erfenis uit de stad of het dorp werd meegenomen.
Dat de inwoners nog weinig zelfstandigheid beza
ten blijkt ook wel uit de simpele gunst, die hun op
5 April 1520 door Walraven van Brederode werd ver
leend, n.1. dat zij hunne molens, wanneer deze omver-
gerwaaid of door ouderdom ingestort waren, weer
mochten opbouwen of herstellen.
Op 9 September 1548 vergunt Walraven van 'Bre
derode aan do inwoners, dat men op hooge feestdagen
geen rechtspraak zal houden.
De laatste Heer van Brederode, tevens Heer van Cal
lantsoog, Hendrik, overleed kinderloos op 10 Februari
1568 als banneling te Emden. Hij had zich openlijk
aan het hoofd der Calvinistische beweging zijner da
gen gesteld en maakte deel uit van de edelen, die
Margaretha van Panna het bekende verzoekschrift
aanboden. Daardoor zag hij zich genoodzaakt uit te
wijken naar Emden, het toevluchtsoord der Holland
sche uitgewekenen in die benarde tijden.
Hij vermaakte Callantsoog aan Hendrik, Graaf van
Schouwenburg. Deze liet hij zijn dood de heerlijkheid
na aan zijn zoon Joost Heiman.
In 1611 werd de heerlijkheid verkocht aan David
Colterman, Philips Doubleth, Johan Colterman en Al-
bert de Veer, die op 14 Januari 1611 door Ridder
schap, Edelen en Steden van Holland en West-Vries
land elk voor 1/4 deel met ,,'t Goed in 't Oogh", zijnde
de heerlijkheid Callantsoog, beleend werden. Vanaf
15 September 1616 werden verschillende nakomelin
gen dier heeren met doelen van de heerlijkheid be
loond.
De geheele heerlijkheid werd tenslotte op1 15 No
vember 1876 in publieke veiling te Al'kmaar Verkocht
aan Marie Prosper Theodore Prévinaire, overleden
op 15 Januari 1900, de bezittingen nalatende aan zijn
•drie dochters, waarvan de nog in leven zijnde, Eugenie
Prévinaire, gehuwd met Jhr. Charles van de Poll, de
tegenwoordige eigenaresse is.
o
Zooals reeds in den aanvang gezegd werd, was Cal
lantsoog vóór 1200 geen eiland. Geulen in de duinen
kwamen nog niet voor. Doch de hooge stormvloeden
sloegen in den loop der jaren gaten in de duinenrij,
die zich ten Noorden en Zuiden van Callinge tot geu
len verbreedden. Het Ooghe, eiland, vormde zich in het
einde de 12e eeuw. Een en ander speeld zich af in
denzelfden tijd, waarin de Waddenzee en Zijpe ont
stonden.
De bewoners van Callantsoog hebben vele jaren een
harden strijd moeten voeren om have en goed tegen
de golven te beschermen, doch waarin zij herhaalde
lijk het onderspit moesten delven.
Door den eersten Allerheiligenvloed in 1170 werd
het eerste dorp vernield. Het water kwam bij dien
vloed tot zelfs onder de muren der stad Utrecht Ook
in 1421 teisterde een stormvloed het dorp. De dijk bij
Petten scheurde vaneen, waardoor ook dit dorp een
prooi der golven werd. De Noordzee stond door de
Zijpe in volledige verbinding met de Waddenzee. In
1494 was Callantsoog een flink dorp- De Pastoor Jan
de Veent verklaarde in genoemd jaar, dat het dorp
150 huizen telde en met 6 pinken ter haringvangst
werd uitgevaren, een aantal dat in 1510 tot 36 geste
met schreeuwen. Bij de deur wendde hij zich om. „Het
is een brutaal spelletje, Deane," riep hij uit, „maar ik
verzeker je, dat wij gauw quitte zuiden zijn. Je denkt
dat je een aanklacht tegen mij kunt indienen. Ik ben
echter zeker van één ding, namelijk dat je een nagel
in je eigen doodkist gedreven hebt. Als ik maar bij
je kon komen, jij...schurk."
Zijn oogen waren met bloed doorloopen. Hij worstel
de en wrong om los te komen uit den greep der ibeide
politiebeambten.
„Ik zou je vermoorden op de plaats waar je staat,"
riep hij uit. „Denk je, dat ik me zoo maar laat afsche
pen? Veronderstel je, dat de waarheid niet aan het
licht zal komen? De menschen zullen het weten, en
zoolang ik nog adem héb, zal ik het blijven rondver
tellen."
Deane luisterde naar hem met onbewogen gezicht.
Eindelijk kregen ze hem naar buiten. Hij hooide, hoe
hij voortdurend protesteerend langs dien corridor werd
gevoerd. Toen ging hij weer zitten.
„Het is een brutaal spelletje," zei hy nadenkend tot
zichzelf, „en todh, als zij werkelijk die acte niet heb
ben, viel er niets anders te doen."
HOOFDSTUK DL
Lord Nunneley is openhartig.
„Ik vroeg je met mij In dé club te lunchen," zei
Lord Nunneley, „omdat ik dacht, dat wij hier konden
praten, zonder gestoord te worden. Als ik je in Caven-
dish Square had uitgenoodigd, zou Oiive je kalm van
tafel weggehaald hebben, en wanneer ik dan gezegd
had, dat ik je even alleen wilde spreken, had) ik een
waren 'stortvloed van vragen moeten beantwoordden."
Deane keek eenigszins nieuwsgierig op. Voor de eer
ste maal drong het tot hem door, dat dit niet een ge
wone uitnoodiging was geweest. Zijn aanstaande schoon
vader had hem inderdaad iets heel belangrijks te zeg
gen.
„Was er iets, wat U wenschte te bespreken?" vroeg
Deane. „Ik behoef zeker niet te zeggen, dat ik ge
heel tot Uw depositie ben."
Lord Nunneley schoof zdjn «sigarettenkoker over de
tafel heen. Ze waren bijna aan het einde van een uit
stekende lunch.
„Ja, er zijn een 'paar dingen, die ik wilde zeggen,"
gaf hij te kennen. „Het zakenleven is niet langer voor
ons nietsdoeners een gesloten boek, Deane. Wij ont
moeten dagelijks mensdhen, wier eenige bezigheid schijnt
te zijn zooveel mogelijk geld te verdienen. Ik heb bui
ten jou nog andere vrienden, die eveneens in den han
gen was, terwijl toen ook onder den wal veel visch
gevangen werd. Uit de „Informacie upt stuck der
Verpondinghe" van 1514, (blijkt dat het dorp in dat
jaar 150 haardsteden en 500 communicanten telde;
het 'lag rondom in zee en was 200 morgen groot Daar
na werd het dorp weer noordelijker verplaatst, waar
het omstreeks 1540 een aanzienlijk dorp was, bestaan
de uit ruim 300 huizen en een groote 'kerk, met leien
gedekt Er waren 36 pinken en 1 scholvaartuig. De
visscherij was dus voor velen der bewoners langen
tijd een voornaam middel van bestaan.
De (haringvisscherij nam dan ook in dezen tijd in
Holland en Zeeland zeer toe en in de 16e eeuw had
zij voor deze landen een groote beteekenis. Het getal
haringbuizen bedroeg in 1562 in Holland 400, in Zee
land 200. „Meer goud en zilver dan andere volkeren
met zwaren arbeid uit den grond delven, visschen do
Hollanders uit de zee", sprak de lijfarts van Karei V.
Reeds ongeveer 1452 moet de visscherij voor Cal
lantsoog van eenige beteekenis zijn geweestbüjkena
het reeds eerder genoemd recht om ten behoeve der
kerk geld te heffen van ieder last haring, zeevaart
en afslag, welke heffing op 23 November 1478 werd
uitgebreid voor elke ton schol en elk honderdtal kabel
jauwen. Verschillende inwoners brachten de versche
haring ver landwaarts in, tot zelfs naar 's-Hertogen-
bosch, Geervliet, Veere, Arnemuiden, en dichterbij ge
legen plaatsen. Uit een verklaring van 1520 blijkt ook
wel, dat de visscherij en vischhandel van eenigen
omvang is geweest, want op 14 Januari van dat jaar
verklaarde Lijsbeth, weduwe van Al ex Hendrix onder
eede, dat zij 28 jaren met haar eersten man in
't Ooch gewoond heeft en nering in versche en gezou
ten visch, bokking, enz. gedreven heeft en dat haar
man meermalen met deze waren gevaren is door
Spaarndam, Haarlem, Gouda, Gorinchem, voorbij
Geervliet, Veere en Arnemuiden, zonder op die plaat
sen, op vertoon van een certificaat van het gerecht
van 't Ooch, dat hij aldaar buurman was, ooit tol
te moeten betalen. Zij verklaarde verder, dat haar man
Schout in het dorp geweest is en voor de „huiren"
vele dergelijke certificaten gezegeld heeft. Ook Albert
Jansz uit Alkmaar legde een dergelijke verklaring af.
Hij bracht omstreeks 1520 tweemaal met zijn schip
versche haring naar 's-Hertogenbosch voor inwoners
uit 't Ooch. Door andere personen, poorters van. Mid
delburg, werd ten overstaan van Burgemeesters, Sche
penen en Raad dier stad op 6 April 1526 op verzoek
van Jan Yeux en Pieterszoon uit het Ooch, onder eede
verklaard, dat zij nooit gezien hebben, dat inwoners
van 't Ooch te Arnemuiden eenige tol hadden te be
talen, doch dat de tollenaar hen op vertoon van hun
tolbrief vrij liet passeeren.
Woed* vervoledl
Bezoeken van scholleren komen roorloopifl niet ln
'De directie der Zuiderzeewerken maakt, naar aan
leiding van een in de vorige week in eenige dagbla
den verschenen bericht betreffende een voorgeno
men bezoek van leerlingen der verschillende H. B.
Scholen te 's Gravenhage aan de Zuiderzeewerken
in Maart a.s., welk bezoek zou worden voorafgegaan
door bijeenkomsten van de deelnemers, waar inge
nieurs van de Zuiderzeewerken als sprekers zullen
optreden, de opmerking, dat omtrent deze plannen
met haar geenerlei overleg is gepleegd en zij der
halve van dit bericht niet zonder verwondering
heeft kennis genomen.
del zijn en men hoort dingen,... praatjes... ik bedoel
losse uitlatingen, etc."
Het was alsof Deane zich plotseling wat terugtrok.
Zijn 'gastheer bemerkte dse verandering en beschuldig
de zichzelf van gebrek aan tact. Daar hü evenwel be
gonnen was, ging hij voort:
„Je moet niet vergeten, Deane, dat Olive mijn eenige
dochter is en daarom wordt men des te voorzichtiger.
Die chantage-geschiedenis heeft de menschen aan het
praten gebracht. Natuurlijk geloof ik, dat jij volko
men in het gelijk bent. Het was een dappere en spor
tieve daad van je door op een dergelijke wijze tegen
dien kerel op te treden. De man1 zal voor de rechtbank
verschijnen en hij wordt gestraft; daaraan bestaat
geenerlei twijfel. Dit neemt evenwel niet weg, dat er
verscheidene menschen zijn, die er op een dergelijke
manier over denken als ik."
„Dat spreekt vanzelf," stemde Deane toe. „Men kan
'bijna nooit een positie als de mijne bekleeden zonder
vijanden te hebben. Evenals in -gezelschapskringen zijn
er in de financieele wereld' geheimzinnige machten, die
in het duister werken, Lord Nunneley. Er bestaan ver
schillende mannen, die als roofdieren azen op mijn po
sitie en honderden leegloopens en parasieten, welke
maar al te blij zouden zijn, als ik die kwijtraakte."
^„Volkomen juist," gaf Lord Nunneley toe. „Natuur
lijk was d)e houding van dien Hefferom beslist vijan
dig en ®ijn advocaten weten blijkbaar maar al te goed',
wat ze doen, door met zijn verdediging te waditen.
Vertel me eens, of Sinclair, toen hij je eerst kwam be
zoeken werkelijk geen papieren bij zich had, welke jou
in! ongelegenheid zouden kunnen brengen?"
„Hij (hadi een origineele daim op de de Kleine Anna
Goudmijn," gaf Deane toe, „doch deze was verloopen,
voordat ik de mijn in mijn bezit nam. De verklaring
was het papier niet waard, waarop deze geschreven
stond."
,Toch had hij het papier, niet waar?" vroeg de oude
aristocraat.
^Ongetwijfeld," antwoordde Deane.
„Je hebt er, veronderstel ik, geen flauw idee van
waar het bewuste document is?" vroeg Lord Nunneley.
„Niet in het minst," verzekerde Deane hem. „Ik weet
alleen dat het niet bij zijn -bezittingen werd gevonden."
„Zou het van eenig belang voor jou zijn geweest, dit
document te bemadhtigen?" ging Lord Nunneley voort.
,Jk zou er een paar hondierd pondmisschien een
paar duizend' pond voor gegeven hebben," antworrddle
Deane, gedeeltelijk als curiositeit, gedeeltelijk om mij
te dekken voor eventueel© onaangenaamheden."
Wordt vervolgd.