Courant Brieven uit Rome. I HET KWARTJE VAN K0BUS. Derde Blad. >ars, Gemengd Nieuws. Een statistiek over korte haren. Trouw lot aan het graf. Een oudheidskenner? winterhanden-wintervoeten schrale lippen-ruwe huid •verzacht en geneest* De domme gans. Zaterdag 3 December 1927. 70ste Jaargang. No. 8163. De vorige week was hier een congres waar niet min der dan veertig nationaliteiten vertegenwoordigd wa ren, een vrouwencongres waar de opvoeding van de meisjes 'besproken werd en de ontwikkeling van het huishoud-onderwijs, met alles wat daaraan annex is als 'het economisch omgaan met vuur en licht; het voordeelig en smakelijk koken; het opricihten van vak scholen waar de meisjes tot zuinige huismoeders op geleid worden en leeren goed te tuinieren en het fokken van pluimvee lucratief te maken. Ook uit Nederland waren ruina vijftig vrouwen ge- komen, die voornamelijk ons huish oud-onderwijs re- presenteerden. Veel te leeren viel er niet voor hen op «en congres waar natuurlijk de Italiaansche vrouiw het meest wilde praten, maar het minst kon laten zien of meedeelen van wat er hier op dit gebied gedaan wordt, daar zij nog pas haar eerste poging in deze richting begint. Onze landgenooten liepen dan ook liever door Rome dan zich in een vergaderzaal op te sluiten, en op de tentoonstelling van huis-industrie, die geopend werd ter opluistering, en waar verschillende landen zoo uitstekend voor den dag kwamen met een rijke uit stalling van handenarbeid of een overzicht van wat er in hun vakscholen gedaan wordt; daar maakte ons zaaltje al een heel poveren indruk. Als verontschuldi ging kan zeker aangevoerd worden, dat ze bij ons slechts 3ie weken te voren gewaarschuwd werden en dat ig dan wel de reden zijn, dat onze inzending zoo beduidend mogelijk is. Intusschen was het voor de Italiaansche vrouw leer- jjk in aanraking te komen en van gedachten te wis- len met zeer veel beteekenende Amerikaansche, Fraa ie en Belgische vrouwen, die op het gebied van onder- in alles wat op de huishouding en de ontwifkke- van het kind betrekking heeft hunne sporen ver- ienden. Dit jonge land is immers in veel ten achter en eerst kort geleden begon hier de vrouw wakker te worden, kreeg zy verlof om aan de universiteit te gaan studeeren en begon ze middelen te verzinnen om pj baar eigen brood te verdienen. Zoo is hier dan ook nu een kern van jonge vrouwen, die met groote toewij ding en enthousiasme bezield zyn voor alles wat het huishoud-onderwijs betreft, en voor deze was zeker de k p tentoonstelling van „Economia domestica" heel ileer- tijk. Vooral de af deeling der Zweden waar zoo sterk cp den voorgrond treedt, dat de Staat een levendig aan deel neemt aan alles wat hier op dit gebied gedaan wordt. Hij stic/ht hier scholen voor huis-industrie, kook- S| scholen en inrichtingen waar de kippenikultuur geleerd MjP wordt, en de jonge fascistische vrouwen bewonderen deze dingen en zeggen. Zóó zal het bij ons ook worden; het vierde Italië wil immers ook niet alleen de oude Mikten en theaters weer opgraven uit het stof, maar nog andere herinneringen aan het eerste Italië wak ker roepen! Toen het oude Rome de wereld verover de had o.a. de kippenkultuur, waarmede hier nog al- ty'd schatten te verdienen zou zijn, een groote hoogte Ejreikt en de huisvlijt stond 'by de oude Romeinen oog in aanzien. In de dagen van Rome's rijkdom en macht, droegen de voornamen toga's, die by hen in huis geweven waren. In het Romeinsche huis werd hard gewerkt; Sallustianus schreef, dat het huis van Romein niet een plek van verpoozing maar van arbeid was; er moest geproduceerd worden. Cicero beschrijft het huis van den Romein Crasso, het kon naar zijn verhaal te oordeelen vergeleken wor den bij een bijenkorf; de slaven kochten 6toffen uit het Oosten en kostbare metalen en maakten daar on der zijn toezicht mooie dingen van, en de vrouwen za ten onafgebroken te weven en te spinnen, heel den langen dag. De Italiaansche huisvlijt, waarvan we hier groote inzendingen vinden, is allertreurigst; het is een rom melzooi die van een kwartjes-bazaar bij elkaar ge sleept schy'nt, daartu88chen komt als een verkwikking handenarbeid die op het platteland gemaakt is. We kun- nèn hier nog eens weer constateeren (als we door eigen aanschouwing niet de karakterlooze smakelooze interieurs van de Italiaansche familie kenden 1) dat hier alles overtroffen wordt wat we aan smakeloosheid ver zinnen kunnen. Het is dan ook altijd een soort be zoeking voor ons in een Ittaliaansche salon op de vrouw des huizes te moeten wachten! Maar jonge Italiaansche artiesten hebben ons ver zekerd, dat dit alles beter zal worden; zij hebben Mus- solini voor het plan gewonnen om in de groote steden van Italië scholen op te richten waar de mooie han denarbeid der Renaissancisten weer bestudeerd en ge leerd zal worden, en op die wyze hopen zy een ver betering en hergeboorte der toegepaste kunsten te krijgen, hetgeen het aspest van het Italiaansche in terieur zeker zeer ten goede zal komen. Deze tentoon stelling van huis-industrie heeft ook ten doel de be langstelling van de vrouw niet alleen voor het huis houd-onderwijs, maar ook voor de inrichting van het huis zelve te wekken, misschien zal zij dan ook met tertijd leeren eenige gezelligheid aan haar woonkamer te geven en iets te scheppen wat een aestetisdhe vreug de kan geven aan den bezoeker, die dan als bij in tuïtie voelen zal, dat hij in een evenwichtig harmonius gezin binnenkomt... Het fascistische Italië heeft uitgesproken, dat het gezonde maatschappelijke leven gebaseerd wordt op het economisch goed bejheeren van het gezin, in de landen waar de famjiie-banden, losgemaakt worden» zal de staat aan innerlijke kracht verliezen. Het fascistische Italië wil daarom door het oprich ten van vakscholen voor het huishond-onderwijs, de vrouw zich in deze richting zich laten ontwikkelen, en zoowel het internationale congres als de tentoonstel ling toonen weer dat dit gouvernement een veelzijdige belangstelling heeft voor alles wat het sociale leven be treft, en dat er een verfrisschende wind over Italië waait. E. P. WAAROVER DE MANNEN BLIJKBAAR NIET VEEL TE ZEGGEN HEBBEN. Eigenlijk moest het wbobbed hair" reeds lang afge daan hebben, want de friseurs en fabrikanten van haarspelden hebben op bun laatste jaarUjksche con gres besloten, de kortharige onbetamelijkheid met wortel en al uit te roeien .Maar de Amerikaansche vrouwen verzetten zich voorloopig met band en tand tegen een nieuwe haardracht, die de vlecht in eere zou herstellen. Miss Gerkrugi Lane, die een groot vrouwenblad uitgeeft, heeft uitgerekend, dat er in Amerika veertien mlllioen. vrouwen met korte haren rondloopen. Alsof bet zoo gemakkelijk was om 14 millioen vrouwen te dwingen, hun haar weer te laten groeien, nadat zijl het gemak van de ,3obs" hebben Ingezien,. Sedert de invoering van het bob- bed hair zijn niet minder dan 3400 ton haar van vrouwelijke hoofden afgeknipt. Deze cijfers spreken voor zich. zelf en het voldongen feit is van zulk een gewicht, dat het zich niet gemakkelijk omver zal laten stooten. Het bewijs voor de juistheid van haar statistische gegevens is miss Lane echter schuldig gebleven. Steekproeven in kapperswinkels dienden als grondslag voor baar berekeningen. Maar daar uit zou de tegenpartiji vermoedelijk heel gemakke lijk het tegendeel hebben kunnen bewijzen. Veertien millioen vrouwen met kort haar? Welnu, een reden te meer, zal menigeen zeggen, om de vrouwen, die den moed bezitten tegen den stroom in te zwemmen, des te meer te bewonderen, Eén milltard 800 milli oen dollar wordt er jaarlijks door de Ameriaansche vrouwen aan* schoonheidsmiddelen besteed. Poeder en schmink staan daarbij: in de voorste rij:. „Kort geknipt en roodgeschminkt" klinkt het als een uit daging aan deze 20ste eeuw. En de mannen hebben er blijkbaar ndeta over te zeggen. Pio Barros Perez, in de Spaansche hoofdstad Ma drid, had zich 54 jaar lang op dit ondermaansche op gehouden en voelde nu zijn eindje naderen. Hij ging daarom naar het ziekenhuis en wachtte gedul dig af, tot zijn stervensuur zou zijn geslagen. Op den 19den October 's avonds laat verliet de ziel het zwak ke lichaam van den boer. Matea Redondo had de last van haar 53 Jaar reeds door vele landen gedragen, toen zij door de herfst- getinte laan naar de deur van het hospitaal voort strompelde, om voor haar verouderde lichaam nog eenmaal genezing te zoeken. De kunst der chirur gen bleek niet bij machte in dit geval den dood met succes te bestrijden en in den vroegen morgen van den 20sten October nam Matea Redondo afscheid van dit aardsche tranendal, waarop zij zooveel had meegemaakt. De zaalwachters droegen haar lijk naar het kerkhof en legden het in het lijkenhuisje neer. Ook Barros Perez' stoffelijk overschot had in het eenvoudige wit gepleisterde huisje*een plaats ge vonden. Vredig rustten de man en de vrouw dicht naast elkander in dezen laatsten nacht op aarde. Dan kwam de rechter om de officieele overlijdingsacte op te maken: Geboren Gedoopt 1 Getrouwd 1 Gestorven Wie vermocht antwoord te geven op deze vragen? Wie wist ook maar iets van het leven dezer twee doode vreemdelingen? Maar de rechter verlangde een antwoord, teneinde zijn acte te kunnen opmaken en toen bleek, dat niemand hem kon inlichten, ging hij zelf op onderzoek uit. Totdat de pastoor kwam, die te vertellen wist, dat Matea Redondo reeds zeer vroeg getrouwd was, maar om haar man onmiddellijk weer te verlaten. Voor dertig jaren terug was zij reeds met een anderen man naar Amerika vertrokken. De echtgenoot uit haar jeugdjaren heette Pio Barros Perez. Het was dezelfde man, naast wien haar lijk dien laatsten nacht in het doodenhuisje gerust had. Trouw tot aan het graf. EEN HELM, DIE HIJ VOOR EEN KOOKPOT AANZAG, Toen de landbouwer Georgl Pechlivanow op een avond in het jaar 1924 met de noodige zwaarte in zijn hoofd en zwaarte in zijn knieën het dorpscafé van Kovatschovica (Bulgaarsch Macedonië) verliet, wilde hij zijn weg naar huis wat bekorten en ging daarom over het kerkhof. De torenklok sloeg juist Een Sinterklaasvertelling door H. G. CANNEGIETER. (Nadruk verboden.) Toen Kobus van huis ging, om het vetplantje te koopen, dat hij Moeder op Sinterklaas geven zou, moest hij voor haar eerst nog even een brief naar de bus brengen. Hij moest oppassen, dat hij de brief niet verloor en daarom had hij hem goed opgeborgen in lies zak, waarin ook de zakdoek zat en de tol en het louw en het kwartje, waarvoor hij het plantje zou loopen. Gelukkig was Kobus nog juist op tijd, want de be- iteller kwam er al aan. Op zijn gewone holletje draafde Kobus naar den bloemist, maar toen hij het ilantje betalen wou, was hij zijn kwartje kwijt. Hij laaide den zakdoek uit de zak en de tol en het touw, ön hij keerde de voering binnenste buiten, maar het kwartje was nergens te vinden. Verdrietig kon Ko bus naar nuis sukkelen, -maar hij zei tegen niemand wat, want Kobus was een dapper klein kereltje. Hij »u er nog wel iets op vinden, want het ging toch met aan, dati Moedei' haar vetplantje niet op Sin- jterklaas krijgen cou! Juist toen hij thuiskwam, vroeg moeder hem, mee te gaan winkelen. Ze wou wel eens weten, in wat ivoor winkel hij toch dat vreemdsoortig stuk speel- -gezien had, waarover hij 't altijd maar had. Het een aap, die je op zijn stok op en neer kon be ogen, maar moeder had nog nooit zulk ehn aap jezien. Voor verschillende speelgoedwinkels stonden ze til en overal lagen wel apen. 'Maar nooit was die ééne tóp er bij, die Kobus zoo graag van Sinterklaas zou willen hebben. Moeder begreep maar nooit, dat het Mst die aap wezen moest, precies zóó en zóó moest het Frans -maar eens vragen, want die wist het ook en die zou hem ook zoo graag willen nebben. Frans had den vreemdsoortigen aap wel nooit zelf je-zien, maar hij had hem Kobus zoo dikwijls hooren ■eschrijven, dat het net- was, of hij hem zelf had gezien. .Maar waar ia dan toch die geheimzinnige winkel? Jongen, ik geloof, dat je gedroomd hebt". «Heusch moeder, ik weet het zeker, 't Was in een klein zijstraatje en er lagen vóór 't winkelruit alle maal van die dingen, die je nergens anders ziet, zulke mre doosjes en malle plaatjes en dan was er bij de aap ook nog een pauw van spaanders. Die wou ik ook wel van Sinterklaas vragen, als ik de aap niet «Gek, dat we dien winkel niet kunnen vinden. Was een groote winkel?" ..0, nee! een heel kleintje. Met maar één raam en er stond een oud wijfje in en dat kwam naar bui ten en zei tegen mijl: Dagjongeheerl Maar ik weet met meer waar het precies was en hoe je er komen tóoet. Jammer, dat 'ben ik vergeten". De besteller had de bus weer gesloten, toen hij op -fcsteenen een kwartje zag blinken. Een kwartje! He, Inkomt dèt daar? •ttr zal het maar meenemen", dacht de besteller, •{Is ik het niet opraap., doet een ander het toch, en «ben tenminste een eerlijk man". Maar wat moest de besteller doen met zijn kwartje? Gebruiken wou hij het niet, want het was niet van hem. Zou hij het bij de politie als gevonden voor werp aangeven? Maar is dat voor een kwartje de moeite wel waard? De besteller had het toch al zoo druk tegen Sinterklaas, dat men van hem niet kon vergen, alleen om dat kwartje nog eens naar de politie te gaan. Voorloopig stak de besteller het kwartje maar in zijn vestzak. Even dacht hij er aan, of het zijn ambts plicht niet was, het in het postkantoor af te geven. Doch hij begreep, dat hij hiermee de administratie geen dienst zou doen. Onder welk hoofd moest het gevonden kwartje worden geboekt? Als toevallige bate? Ais gift? Het rijk aanvaardt van zijn ambtena ren geen giften. Het was een moeilijk geval. Zou hij het kwartje maar niet weer op straat smij ten? Dan zou een voorbijganger het vinden, die min der gauw last had van zijn geweten. Maar den eer sten den besten schurk gunde de besteller het ge vonden kwartje toch ook weer niet Hoe een verstandig mensch toch over een kleinig heid kan gaan tobben! Maar de besteller was niet alleen ambtenaar en had als zoodanig plichtsgetrouw te blijven, hij was ook huisvader, en moest zijn kinde ren het voorbeeld geven. Zou 'hij het tegenover hen kunnen verantwoorden, een gevonden -geldstuk zelf te behouden? Een gevonden geldstuk zelf 'houden is diefstal, dit had hij zoo vaak aan zijn eigen jongens op 't hart gedmkt Hij wou, dat hij dat kwartje maar nooit daar op straat had zien liggen. Het fleurig wijsje van een draaiorgel hielp hem ge lukkig van zijn getob af. De besteller was lid van de Postfanfare en blies daarbij nog wel de trombone. Hij was zulk een hartstochtelijk muziekliefhebber, dat, als hij onderweg een slagersjongen een deuntje hoorde fluiten, zijn hand onwillekeurig de schuiven de beweging ging maken, waarmee hij de zoete to nen aan zijn instrument placht te ontlokken. Eens had hij, bij het hooren van een melodie, waarvan hij solo-partij blies, met een brief in de hand op de stoep van een huis, waar hij reeds aangebeld had, staan blazen en schuiven zonder dat hi| den bewo ner gemerkt had, die hem had opengedaan. Deze was ■bang geworden, dat de inan plotseling zijn verstand had verloren. Maar nu.... een draaiorgel, en dat nog wel de Cavalleria speelde! Verrukt bleef de besteller staan luisteren, ofschoon hij al over zijn Tijd was. Zóó was hij in die muziek verdiept, dat de man met het bakje driemaal moest rammelen, voordat hij hem in de gaten had. „Je bint toch niet doof, sjeg?!", vroeg hem de man. Deze vraag ontnuchterde den besteller. Zoodra hij zijn tegenwoordigheid van geest had herkregen, schoot hem een prachtig denkbeeld door 't hoofd. Dit was de oplossing! En tot verbazing van den centen-ophaler liet hij een zilveren kwartje in t"bakje rinkelen. Toen nam hij de beenen, en haalde zijn verloren tijd in. „Die man is mesjokke!", zei de centen-ophaler te gen zijn maat, toen ze hun orgel verder duwden. „Een vijviel Wie geeft er nou een vijvie voor 't piere ment?!" „Hij mot 't wetel", antwoordde de wijsgeerige maat. Ze hadden al een heelen dag gemaakt met hun orgel en namen er een oogenblik hun gemak eens van. De oenten-ophaler, die nu op zijn beurt draaier zou worden, had nog zoo'n schik in het zonderlinge geval met dat kwartje, dat 'hij het geldstuk tusschen de centen uitvischte en in de hoogte stak.. Hij tuur twaalf uur; ln heilige aanbidding vrierp Georgi zich ter aarde. Schijnbaar was de raki (brandewijn met rozijnen, vijgen en dadela) wat sterk geweest, want Georgi kwam nogal onzacht neer. De onschuldige grafsteen, waarop hij' terecht gekomen was, ergerde hem geweldig, en met zijn harde hoerenknuistetv sloeg hiji er wild op los. Plotseling scheen het hem toe, dat de slagen hol klonken, als bevond zich on der den steen een holle ruimte. In het gebied van Nevrokop, waarin het dorp Kovatschovica -ligt. gaat nog altijd de sage yan de ouden goudschat- en van goudmijnen in de bergen. Georgi zegende het toeval en zette een teeken hij de plaats, om den volgenden avond te onderzoeken, of daar niet de verborgen schat was begraven. Den volgenden avond verliet hij reeds vroeg het café om zijn onderzoekingstocht te beginnen. Wat bijl er gevonden -heeft, ia mén niet aan de weet kunnen komen, maar wel bracht hij' voor zijn vrouw een nieuw stuk vaatwerk voor de keuken mee, een kookpot, zooala hiji meende, waarin hij; wenschte, dat zijn vrouw zou koken, maar bij welke aanbieding de laatste zóó boos werd, dat zij hem den pot naar het hoofdj wierp. Instinctief had zij de juiste plek getroffen, want de „kookpot" bleek de oudste helm uit den Macedonischen tijd te zijn, die men ooit te voren in dit gebied gevonden had. Hij' prijkt thans als één der vele oudheden in het nationale museum te Sofia. Dit voorval droeg, er inmiddels niet toe bij om de oudheidkundige kennis van Pechlivano hoog te houden. Wie dikwijls een café bezoekt, kan zeer zeker ook die typische stille oogenblikken, die van tijd tot tij-i els een sluier over de geheele ruimte neervalt. Het schijnt dan, alsof de menschen zachter spreken, of als zwegen zij stil, en de kellners hebben het eens klaps minder druk. Op zoo'n stil oogenblik nu trad voor eenige dagen terug in een koffiehuis van een Roemeensche 9tad een gans binnen, een sneeuw witte, men had wel kunnen zeggen opgesmlukte gans. Deze gans trok aan een, oim haai' hals bevestigd, blauw-zij-den band een, in het geheel niet van iemand van het aanwezige gezelschap ln de zaal verschil lend heer achter zich aan, die, steeds met de gans voorop, dwars door de langgebouwde ruimte van de koffiezaal ging, zich, als ware het de meest natuur lijke zaak van de wereld, aan één der tafeltjes neer- zete en een koffie bestelde. Inmiddels nam -de gan3, die bij dezen heer behoorde, rustig als bevond zij zich in haar gewone om-geving, een plaatsje onder tofel aan de voeten van haar gebieder in. Men kan zich de stilte voorstellen, die bij deze zeldzame ver schijning algemeen intrad; zij had met de oorspron kelijke stilte, die van te voren geheerscht had, niets gemeen; zij scheen eerder de voorbode van een op handen zijnde „praat-storm", welke met het oog op de talrijke aanwezige dames zeer goed verklaarbaar was, die in deze gans minstens een niet te vergelij ken'voorwerp van gesprek, zoo niet een groote aan trekkelijkheid voor -het oogenblik zagen. Mijnheer met zijn gan9 had inmiddels zijn kopje koffie uitgedronken, betaalde en ging heen. Niet buiten de stad, maar naar de drukste deelen, waar hem, daar nog altijd zijn gans voor hem uitliep, wel dra een groote menschenmenigte volgde, waarvan ieder op zijn manier zijn bewondering of verbazing over dezen vreemden wandelaar in meer of minder krachtige termen te kennen gaf. Hetgeen tenslotte een agent van politie naderbij lokte, die den heer allervriendelijkst uitnoodigde, hem met zijn gans naar 't politiebureau te volgen. Zoo stapten dan de vreemde -sinjeur met naast hem de politieman, ach ter hem een- honderdkoppige mlenigte en vóór hen allen met onvergelijkelijke bedaardheid, de wagge lende gans, naar de naastbijzijnde politiepost, waar de commissaris eerst het rapport van zijn onderge schikte, en daarna de verklaringen van diens arres tant met nog steeds de gans voor zich, -in ontvangst nam. Na lang en zeer ingespannen nadenken, of de gans niet ergens onder de bepalingen van de wet viel, of toch minstens onder één van de vele dui zenden politieverordeningen, die over elk van onze de er naar, of het ding op de eene of andere ma nier de onbegrijpelijke gulhartigheid van dien mesjok ken besteller verklaren kon. ,,'k Bin er, Pietl", riep hij opeens vergenoegd uit 't Is omm-ers overmorgen Sinterjanklaas!" „Je hebbe gelijk, Ari, dat zal 't hem weze!" Ari vond nu de mop zoo kostelijk, dat hij wel een minuut lang met open muil grinnikte. Daar kon Piet niet tegen en ook hij begon mede te ginnegap pen. Ze staarden elkander met glazige oogen aan, sloegen zich op de knieën en barstten telkens weer uit in een gichelbui. „Kom, vent, we gane weer!", zei Piet tenslotte. Samen brachten ze de zware kar in beweging en douwden het ding voort, totdat ze op den hoek van de straat en een steegje halt hielden om te gaan draaien. Met een aapachtig gebaar greep Ari de -kruk en Piet, die het geldbakje in ontvangst had genomen, slenterde de straat over om bij de huisdeuren zijn inzameling te beginnen. Toen ze eenmaal werktuiglijk met hun dagwerk op gang waren, waren ze het avontuur met het kwartje alweer vergeten, dat spoedig onder de centen in het bakje bedolven lag, Huis aan huis stond; Piet geduldig te wachten, tot dat de juffrouw of de meid of mijnheer zelf kwam aansloffen met een zuur gezicht de verschuldigde cent in het bakje lei. Dan tikte Piet aan zijn pet, keek i eens de lucht in, of er van de bovenverdieping ook soms een cent naar beneden gemikt werd, ving die op als een geboren jongleur, tikte weer aan zijn pet en ging Ari helpen om het orgel alweer een eind verder te douwen. In het steegje kreeg Ari de beurt van centen opha len. „Je motte bij mijn niet weze, kameraad", zei een oud moedertje", dat in een winkeldeur stond, „'k heb selvers geen cinte". „Dan sel je ze vandaag ereis van mijn hebbel", antwoordde Ari parmantig. Hij had ineens een idee in zijn ból, en grinnikte van prei ,,'k Heb een boffie gehad met mijn maat", lei hij uit. .Laat ik nou ers royaal weze. Gane je zake zoo slecht, moedertje? Dan zal ik ereis wat bij je koope vandaag. Wat kost dat apie op een stokkie, dat daar in 't raam leit?„ „Dertig cente, maar omdat jij zoo'n reuze-beste jon gen bin, kun je 't voor een maffie krij-ge". „Nou, kijk dan eris hier!" En Ari -graaide onder de centen vandaan het blin kende kwartje, dat hij het moedertje in de hand duw de. „Maar nou mijn apie!" „Dat sel Je hè, jong!" En het moedertje haastte zich, om het stuk speelgoed uit de uitstalling te ha len. .,Wa hè-je nou?l", vroeg Piet, toen Ari met een gekke grimas op zijn grinnekend bakkes kwam aan zetten. „We zullen het pierament verslepe ter eere van Sinterjanklaas!" En Ari stak het aapje triomfantelijk op zijn orgel, en douwde, uit louter opgewondenheid zoo hard, dat de wijsgeerige Piet od een holletje mee moest Ze waren nog bij lange na niet aan 't eind van hun tocht Maar het viel hun niet moeilijk, ln hun 'hu meur te blijven. De groote winkelstraten waren zoo vrooliik en de menschen waren zoo gul, dat de -bei de draaiorgelmannen ook geheel in de Sinterklaas- stemming raakten. Nog nooit waren de populaire opera's in zulk een snel tempo ten gehoore gebracht als vanmiddag. „Kijk moeder!", riep midden in het gedrang een kleine jongen, „déér heb ie nou het aapje, dat ik be- doell Dé£r op dat draaiorgel. Toe, kom 'es gauw meel" En Kobus sleurde zijn moeder mee, zoodat ze bij na onder een auto geraakte en ternauwernood aan een aanrijding door een fietser ontsnapte. Aan de overzijde van de straat gekomen, moest zij met Kobus het aapje op een stokje bewonderen. D i t was nu heusch het echte aapje, dat hij in dat kleine winkeltje had zien, liggen, waarvan moeder meende, dat hij maar gedroomd had. Maar nu zag ze het zélf! „Zou dat aapje te koop zijn?", fluisterde Kobus, ter wijl hij zich schuchter tegen zijn moeder aandrong, zelf durfde hij het den draaiorgelman niet vragen. Toen de man met het bakje kwam, vroeg Moeder het hem. „Nee, Juffrouw, dat beessie is niet te koop", ant woordde Ari. „Het is een heel bizonder beessie, daar we kasueel an gekomme benne. Te koop is het niet, maar omdat uw zoontje zoo'n brave jongen is, krijgt hij 't van Ari voor Sinterjanklaas!" En tot verrassing yan Kobus en zijn moeder haalde de orgelman het aapje van 't orgel en drukte het Kobus in de hand. „Asseblieft, goed oppassen, Jongeheer, en lief zijn voor 't arreme beessie!" En, aan zijn pet tikkend, keerde hij zich om en was zoo weer in het gedrang verdwenen. Nu had Kobus dus 't aapje, waarnaar hij zoolang had verlangd. Dadelijk toen hij met zijn moeder thuis waa gekomen, holde hij naar Frans, pm dezen het wonderdier te laten bekijken. En Frans vond het even prachtig als Kobus en 't speet hem, dat Kobus niet aan den orgelman had gevraagd, waar deze het speel goed gekocht had. Dan wisten ze 't winkeltje weer en zou Frans ook zoo'n aapje op een stokje kunnen koopen. Want Frans had van Oma een kwartje ge kregen, toen ze verleden week op bezoek was ge weest, en daarmee mocht hij doen wat hij wou. Toen Frans dit van 't kwartje gezegd had, was 't Ko bus opeens, of hij niet langer in zijn aapje pleizier had. Want toen schoot hem te binnen, dat hij zijn eigen kwartje verloren had en dat hij nu moeder niet met het vetplantje zou kunnen verrassen, dat ze zoo graag op Sinterklaas zou willen hebben. Nu had Kobus zijn aapje, maar Moeder haar vetplantje niet En plotseling wist Kobus,wat hij moest doen. „Je kunt voor je kwartje mijn aapje koopen", zei hij tot Frans. „Meen je dat?!" Frans Juichte het uit en sprong van pleizier wel een meter de lucht in. Onmiddellijk haalde hij zijn kwartje uit den zak en gaf het aan Kobus. Toen draafde hij naar zijn huis om zijn zus je het kostbare speelgoed te laten bewonderen. Met een beteuterd gezicht staarde Kobus zijn vriendje na. Hij voelde een brok in zijn keel komen en dacht, dat hij zou gaan schreien. Maar dat wou hij niet. Hij wou een dappere jongen zijn. En, de tranen, die in zijn oogen waren geschoten, afwisschend, stapte hij moedig naar den bloemist, die hem nu het vetplantje meegaf, dat hij een paar uur te voren moest laten staan, omdat hij geen geld had. Zoo had Kobus' moeder op Sinterklaas haar vet plantje, maar Kobus zijn aapje niet Toen moeder hem vroeg, waar zijn aapje gebleven was, zei hij, dat hij het Frans op Sinterklaas had gegeven. „Jij bent een schat van een jongen", zei moeder, ^en we zullen samen net zoolang zoeken, totdat we het winkeltje hebben gevonden. Dan krijg je van mij een nieuw aapje cadeau."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 9